Opdracht Visitatiecommissie Waterketen

advertisement
Opdracht Visitatiecommissie Waterketen, ter vaststelling in de Stuurgroep Water van 12 juni 2013
Aanleiding en context
Gemeenten en waterschappen hebben in 2010 afspraken gemaakt over regionale samenwerking in
de afvalwaterketen met het doel om in 2020 de kosten te beheersen, de kwaliteit te verbeteren en
de kwetsbaarheid te verminderen. Ook is de afspraak gemaakt dat de drinkwaterbedrijven de
jaarlijkse kosten verder zullen beheersen. In 2011 zijn deze afspraken, en nog enkele andere
afspraken opgenomen in het Bestuursakkoord Water (BAW).
Volgens het BAW kan doelmatigheid in de waterketen nog aanzienlijk worden vergroot door het
beheer verder te professionaliseren en kennis en capaciteit te bundelen. Een regionale aanpak, een
sterkere focus op kennis en innovatie en verbetering van de feitelijke werkprocessen staan hierbij
centraal.
Het bestuursakkoord is ondertekend door het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en
drinkwaterbedrijven.
Op basis van het Feitenonderzoek Doelmatig Waterketenbeheer uit 2010 is geconstateerd dat de
verwachte autonome kostenontwikkeling binnen de waterketen sterk gereduceerd kan worden met
de juiste maatregelen. Afgesproken is dat gemeenten en waterschappen een besparing in de
afvalwaterketen gaan realiseren, oplopend tot jaarlijks 380 miljoen euro per jaar in 2020 ten opzichte
van de autonome kostenstijging (omgerekend in percentages van de jaarlijkse kosten in 2020 is dit
circa 12,5% van de kosten in de afvalwaterketen). Drinkwaterbedrijven realiseren gezamenlijk een
besparing oplopend tot 70 miljoen euro per jaar in 2020 ten opzichte van de autonome
kostenontwikkeling (omgerekend 5% van de jaarlijkse kosten in 2020). In totaal kan hiermee een
besparing van 450 miljoen euro worden bereikt.
Om de landelijk afgesproken doelen in 2020 te bereiken zullen, zoals eerder gesteld, gemeenten
onderling en samen met de waterschappen hun kennis en capaciteit slim moeten bundelen. Ook zal
de kennis en ervaring van de drinkwaterbedrijven zo goed mogelijk benut moeten worden, en wordt
de investeringsprogrammering waar mogelijk op elkaar afgestemd. De waterketenpartijen zijn aan
zet om de doelen te realiseren. De basisgedachte achter de afspraken uit het BAW (voor de letterlijke
tekst van het hoofdstuk ‘waterketen’, zie bijlage 1) is dat de partijen zelf het beste in staat zijn om te
bepalen hoe aan deze afspraken invulling gegeven kan worden binnen de unieke context van de 60+
regio’s. Invulling vindt plaats door een proces ‘van onderop’. De regio’s bestaan uit een of meer
zuiveringskringen, waar een variërend aantal gemeenten meestal samenwerkt met een waterschap
en eventueel een drinkwaterbedrijf. Binnen de voorzieningsgebieden van de tien
drinkwaterbedrijven die Nederland telt, zijn dus meerdere regionale samenwerkingsverbanden
actief.
De regionale inzet en samenwerking die nodig is om deze doelstellingen te behalen is niet
vrijblijvend. In het BAW is daarom eveneens opgenomen dat in 2011 een verkenning plaats zou
vinden naar de mogelijkheden om de samenwerking verder te stimuleren en af te dwingen:
“Onderdeel hiervan is de voorbereiding van wetgeving, voor het geval de uitvoering van de afspraken
in het BAW over de waterketen onvoldoende resultaat en voortgang heeft. Deze wetgeving wordt
uiterlijk 1 januari 2013 in procedure gebracht. Als de resultaten wel tijdig worden bereikt kan
inwerkinstelling van die wetgeving achterwege blijven.” In 2011 heeft een verkenning
plaatsgevonden naar de mogelijkheden voor het invullen van dit zogenaamde stok-achter-de-deur
principe. Dit heeft geresulteerd in de interventieladder welke door de waterketenpartners is
vastgesteld in de Stuurgroep Water van 13 december 2012.
De eerste trede van deze interventieladder is het stimuleren, ondersteunen en aanspreken van de
regio’s. Deze trede is al sinds 2010 in werking en heeft onder andere geresulteerd in de website
1
www.samenwerkenaanwater.nl, en verschillende landelijke bijeenkomsten. In 2012 zijn
kenniscoaches geselecteerd die de regio’s kunnen begeleiden bij het uitvoeren van de afspraken.
De tweede trede uit de interventieladder is de instelling door de minister van een deskundige en
onafhankelijke visitatiecommissie die de voortgang in de verschillende regio’s zal inventariseren,
beoordelen en stimuleren.
De derde, en meest verregaande trede in de interventieladder is interbestuurlijk toezicht door de
provincies op de waterschappen en gemeenten. Deze trede zal alleen in werking treden als blijkt dat
er na het visitatieproces nog partijen met onvoldoende voortgang zijn. Een van de uitgangspunten
van de interventieladder is echter dat deze laatste stap niet genomen hoeft te worden wanneer het
in de regio goed gaat.
Opdracht
De opdracht aan de visitatiecommissie is drieledig en op hoofdlijnen in de tweede trede van de
interventieladder geformuleerd:
1. Inventariseren
Het verkrijgen van een onafhankelijk landelijk beeld van de voortgang bij de implementatie van
de waterketen afspraken uit het BAW, waarbij in kaart wordt gebracht wat wel goed gaat, en wat
niet, en welke goede voorbeelden te onderscheiden zijn.
2. Beoordelen
Aan de hand van het regionale referentiekader beoordelen van de voortgang van de
verschillende regio’s en partijen bij de uitvoering van de doelen uit het BAW
3. Stimuleren
Het stimuleren en adviseren van de achterblijvende regio’s en partijen zodat een extra impuls
wordt gegeven aan het bereiken van de doelen uit het BAW.
De opdracht aan de visitatiecommissie zal in twee stappen worden uitgevoerd. De eerste stap is een
schriftelijke inventarisatie waarmee de visitatiecommissie de voortgang in de verschillende regio’s
geobjectiveerd inzichtelijk zal maken; welke ambities zijn er geformuleerd, zijn de ambities
vastgelegd in een maatregelenprogramma, en worden deze maatregelen ook daadwerkelijk
uitgevoerd? De visitatiecommissie zal daarbij ook een aantal regio’s bezoeken om een goed beeld te
krijgen van de problematiek en de opgave.
Tevens zal de commissie een beoordeling geven van de genomen maatregelen in de regio’s, waarbij
van belang is dat wordt nagegaan of effectieve maatregelen worden genomen (‘de goede dingen
doen’), en of de geformuleerde ambities te realiseren zijn. De beoordeling vindt plaats aan de hand
van het regionale referentiekader (zie bijlage 2, de commissie kan dit eventueel nog verder
aanscherpen), dat is afgeleid van het landelijke referentiekader.
De schriftelijke inventarisatie en beoordeling resulteert in een regiospecifieke terugkoppeling gericht
aan de bestuurlijke trekkers van de regio’s alsmede de besturen van gemeenten en waterschappen.
De rapportages bieden handvatten voor eventuele verbeterstappen.
Na de terugkoppeling van de visitatiecommissie hebben regio’s circa drie maanden om de
opmerkingen/aanbevelingen van de commissie ter harte te nemen en waar nodig de regionale
samenwerking verder op te pakken of bijvoorbeeld extra informatie aan te leveren. Hierna wordt de
stand van zaken door de commissie geactualiseerd en ontstaat een genuanceerd beeld van
voorlopers, peloton en achterblijvers. De stuurgroepen Water en DRAB worden in deze fase
eveneens geïnformeerd over de voortgang in de regio’s.
De visitatiecommissie besluit op basis van de voortgang in de regio’s hoe de tweede stap, de
daadwerkelijke visitaties, vorm krijgen en bij welke partijen deze zullen plaatsvinden. De commissie
zal regio’s met minder voortgang stimuleren en adviseren en daarbij regio’s ook wijzen op manieren
2
waarop duurzame en innovatieve kansen kunnen worden verzilverd. Hierdoor ontstaat alsnog zicht
op realisatie van de afspraken uit het BAW.
Na afronding van de eerste visitaties krijgen de partijen van de achterblijvende regio’s circa zes
maanden om verbeterpunten op te pakken en de daarbij behorende voortgang aan de commissie
aan te leveren. Indien de commissie dit nodig acht vindt een tweede visitatie plaats. Het eindbeeld
van de 60+ regio’s, zijnde het eindrapport, zal de visitatiecommissie rapporteren aan de regionale
besturen en aan de stuurgroepen Water en DRAB.
Werkwijze
De werkwijze voor de schriftelijke inventarisatie en de visitaties is in grote lijnen uitgewerkt in de
interventieladder (zie sectie 3.3 van het raamwerk interventieladder). Wel dient er nog een
concretiseringslag gemaakt te worden, waarbij de commissie zelf aan zet is. De werkwijze die
gehanteerd zal worden om regio’s te adviseren en stimuleren is nog in mindere mate uitgewerkt in
de interventieladder, en staat open voor invulling door de commissie zelf.
De minister van IenM heeft tijdens de Stuurgroep Water voorgesteld om de koepelorganisaties te
betrekken bij het verdere traject. Dit kan bijvoorbeeld door bij de verdere invulling van de werkwijze
van de commissie gebruik te maken van de inzichten van de koepelorganisaties. De commissie
bepaalt zelf in welke mate hiervan gebruik zal worden gemaakt, en ze houdt de volledige vrijheid om
te schrijven wat zij nodig acht.
De visitatiecommissie heeft ook de mogelijkheid om gebruik te maken van deskundigen of de diverse
kennisplatforms, wanneer dit wenselijk wordt geacht voor het uitvoeren van kwalitatief goede
inventarisaties en visitaties.
Samenstelling commissie
De samenstelling van de visitatiecommissie is gebaseerd op de shortlist van de stuurgroep DRAB en
zal worden bepaald in afstemming met de voorzitter van de commissie. Wanneer de samenstelling
bekend is zal de commissie formeel worden aangesteld door de Stuurgroep Water. De commissie zal
naast de voorzitter bestaan uit een (nog nader vast te stellen) aantal deskundigen en een vaste
secretaris. Eventueel kan er ook een aparte ondersteunende secretaris worden ingezet die geen
plaats zal nemen in de commissie zelf. De commissie zal een team vormen, waarin een aantal
competenties en disciplines aanwezig is. Verder is het van belang dat de commissie als
gezaghebbend en competent wordt ervaren, om draagvlak bij alle partijen te hebben. Het
instellingsbesluit zal worden vastgesteld door de minister op basis van de hier voorliggende
opdracht. Hierin zullen de taken, rollen en verantwoordelijkheden worden vastgelegd.
Om geen twijfel te laten bestaan over de onafhankelijkheid van de commissie zullen er geen
vertegenwoordigers van de waterketenpartners in plaatsnemen.
Financiering
De visitatiecommissie en de uitvoering van het visitatietraject zal bekostigd worden door het
ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het lastig om een exacte schatting te maken van de totale
kosten vanwege enige mate van onzekerheid over de precieze werkwijze van de commissie en het
aantal visitaties dat zal worden uitgevoerd. Wel moeten de totale kosten binnen het beschikbare
budget van 450.000 euro blijven.
Tijdsplanning
De visitatiecommissie zal zich voor de zomer van 2013 kunnen voorbereiden en daarna starten met
de eerste inventarisatieronde. Een snelle start is wenselijk (zolang dit niet ten koste gaat van de
zorgvuldigheid) omdat er tussen de twee inventarisatieronden en tussen de twee visitaties
vooralsnog een periode van respectievelijk circa drie en zes maanden is ingepland. Hierdoor worden
de partijen in de regio in staat gesteld om met de adviezen van de visitatiecommissie aan de slag te
3
gaan. Het streven is om voor het gehele visitatietraject anderhalf jaar uit te trekken en het proces
eind 2014 af te ronden.
4
Bijlage 1: tekst Bestuursakkoord Water, onderdeel Waterketen
Doelmatig beheer van de waterketen
De waterketen bestaat uit de productie en levering van drinkwater door de
drinkwaterbedrijven, het inzamelen en afvoeren van gebruikt drinkwater en overtollig
regenwater en grondwater door de gemeenten, en het transporteren en zuiveren van dit
afvalwater door de waterschappen. Het beheer van de waterketen ligt kwalitatief op een
hoog
niveau. Vanuit deze goede basis maken we afspraken over het verder vergroten van de
doelmatigheid.
De waterketen staat niet op zichzelf, maar heeft een belangrijke relatie met het
watersysteem en de leefomgeving. Zo kan tijdelijke berging van water in de openbare
ruimte
kostbare investeringen in de riolering en zuivering voorkomen. Een doelmatig beheer
van de waterketen zorgt er niet alleen voor dat de taken worden uitgevoerd tegen de
laagste maatschappelijk kosten, maar draagt tevens bij aan het verbeteren van de
kwaliteit van oppervlaktewater, met name in stedelijke gebieden, wat als doelstelling is
opgenomen in het regeerakkoord. Tevens geldt als kernwaarde de borging van de
publieke belangen en de volksgezondheid.
Mede op basis van het Bestuursakkoord Waterketen (2007) zijn de afgelopen jaren al goede resultaten bereikt
in de samenwerking tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. De doelmatigheid in de
waterketen kunnen we nog aanzienlijk vergroten door het beheer verder te professionaliseren en kennis en
capaciteit te bundelen. Een regionale aanpak, een sterkere focus op kennis en innovatie en verbetering van de
feitelijke werkprocessen staan hierbij centraal. Kosteneffectievere investeringsbeslissingen en systematischer
en efficiënter uitvoeren van
operationele taken moeten hier tot resultaten leiden.
De regio’s zijn nu aan zet om invulling te geven aan de afspraken in dit bestuursakkoord. Gemeenten,
waterschappen en drinkwaterbedrijven concretiseren de verbetermogelijkheden. Op basis daarvan kunnen we
verandertrajecten inzetten. De provincies kunnen de samenwerking binnen de waterketen stimuleren
afhankelijk van de regionale wensen en situatie.
Besparingen in de waterketen
Begin 2010 is het Feitenonderzoek Doelmatig Waterbeheer uitgevoerd en aangeboden aan de Tweede Kamer.
Wij onderschrijven de conclusies uit het feitenonderzoek en bevestigen de afspraken van april 2010 om een
besparing te realiseren in de afvalwaterketen (riolering en zuivering) oplopend tot 380 miljoen euro per jaar in
2020. Partners in de afvalwaterketen maken regionaal afspraken met de drinkwaterbedrijven over gebruik en
benutting van hun ervaring en kennis. De drinkwaterbedrijven zullen mede op basis van deze afspraken zelf 70
miljoen euro besparen op de jaarlijkse kosten in 2020. De afvalwaterketen is het vertrekpunt, maar
verdergaande samenwerking levert naar verwachting
nog meer voordelen op. Van cruciaal belang is dat integratie binnen de waterketen niet leidt tot een vorm van
suboptimalisatie en kostenverschuiving. Hierbij is met name de relatie tussen de waterketen en de inrichting
van de openbare ruimte en het watersysteem van belang (regionaal maatwerk).
Cultuurverandering
In de sector is sprake van een lopend traject van cultuurverandering. Het vertrekpunt was een cultuur van
normatief gedreven investeringsbeslissingen onder gescheiden verantwoordelijkheden. Het wenkend
perspectief is een cultuur van het oplossen van vraagstukken op korte en lange termijn onder gezamenlijke
verantwoordelijkheid. De uitdagingen van het komende decennium vragen een aanpak waarbij innovatie, de
kosteneffectiviteit van maatregelen en efficiëntie in de uitvoering voorop staan: ‘de goede dingen goed doen’.
Dit vraagt om meer kennis in de regio over effectiviteit van maatregelen en een betere toepassing van kennis in
de praktijk. In het perspectief van de lopende
5
cultuurverandering hebben partijen binnen de waterketen de ruimte om op basis van nieuwe kennis en
inzichten in de lokale situatie, bestaande afspraken over te nemen investeringen te heroverwegen.
Capaciteit en kennis bundelen en operationele taken professionaliseren
De afspraken in de afvalwaterketen hebben als doel de doelmatigheid te verhogen, de kwaliteit van het beheer
te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Om dit te bereiken zullen gemeenten onderling en samen
met de waterschappen kennis en capaciteit slim bundelen. De VNG en de Unie van Waterschappen stimuleren
dat in de regio een vertaling plaatsvindt van de bevindingen uit het feitenonderzoek en de resultaten van de
benchmarks van de drinkwaterbedrijven, de gemeenten en de waterschappen. Hierbij worden de kennis en
ervaring van de drinkwaterbedrijven op gebieden als assetmanagement, planvorming, klantcontacten en
operationele taken zo goed mogelijk benut en wordt de investeringsprogrammering op elkaar afgestemd
(werk-met-werk maken).
Investeringsprogrammering
De doelmatigheid wordt verder vergroot door het bundelen van kennis van en capaciteit op het gebied van
investeringsprogrammering. Dit betreft niet alleen de initiële kosten maar ook de beheerkosten om
voorzieningen in stand te houden. Bij de investeringsprogrammering zullen we een goede balans moeten
vinden tussen optimalisatie in de afvalwaterketen en optimalisatie van de inrichting van de openbare ruimte en
de riolering. De kosteneffectiviteit van investeringsbeslissingen staat hierbij centraal.
De gezamenlijke investeringsprogrammering van gemeenten en waterschappen op de schaal van
zuiveringskringen vormt de basis voor de eigen plannen van gemeenten en waterschappen. Wij verkennen in
2011 nut en noodzaak van het aanpassen van de bestaande voorschriften voor het Gemeentelijk Rioleringsplan.
Uitvoering operationele taken
Bij uitvoering van operationele taken professionaliseren we het beheer verder en benutten we schaalvoordelen.
We stellen voor operationele taken in het afvalwaterketenbeheer op te schalen naar de gebiedsgrootte van het
waterschap tenzij dat vanuit doelmatigheid ongewenst is. Hiermee worden efficiëntiewinst en
kwaliteitsverbetering bereikt. Het betreft werkprocessen zoals inspectie en onderhoud van voorzieningen, het
doen van metingen, gegevensbeheer, sturing/gemalenbeheer en storingsdienst.
Mijlpalen
Per zuiveringskring hebben de deelnemende gemeenten en het waterschap in 2010 een duo van bestuurlijke of
ambtelijke trekkers benoemd om het regionale uitwerkingsproces te starten en te leiden. Op 31 december 2011
zijn voor de kringen of werkeenheden bindende afspraken gemaakt over de juridische vormgeving van de
samenwerking in de afvalwaterketen tussen gemeenten onderling en met waterschappen. Op 31 december
2012 wordt in meer dan 75% van de kringen of werkeenheden effectief en doelmatig samengewerkt.
Kennis intensiveren
Om tot de juiste afwegingen te komen bij het nemen van concrete investerings- en beheerbeslissingen, moet
beschikbare kennis lokaal toepasbaar worden gemaakt. Die beslissingen vragen een diepgaand inzicht in het
functioneren van het systeem en betrokkenheid van topdeskundigen (‘kenniscoaches’) bij het lokaal afwegen
van maatregelen en investeringen. Het rijk zal de inzet van deze kenniscoaches mede financieren.
Wij werken in 2011 samen met de kennisinstellingen Stichting Rioned, Stowa en KWR een kennisagenda uit. De
kosten voor realisatie van de kennisagenda worden gedekt door bestaande budgetten. De kennisinstituten
komen op basis hiervan tot een gezamenlijke kennisprogrammering voor de waterketen en het stedelijk
waterbeheer, waar nodig met andere kennisinstituten. Dit is inclusief de benodigde regionale doorwerking van
de kennis ten behoeve van gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven.
De benchmarks binnen de waterketen leveren ook een bron aan informatie voor de kennisagenda en worden
actief betrokken.
Innovatie in de waterketen
De langetermijnvisie ´Verbindend water’, die is opgesteld in het kader van het Bestuursakkoord Waterketen, en
de daaraan gekoppelde Routewijzer Innovatie schetsen een beeld hoe de waterketen duurzamer kan worden
ingericht met terugwinning van energie en reststoffen. Hierbij is een aantal vragen gesteld die betrekking
hebben op energiewinning uit afvalwater, de mogelijkheden voor hergebruik van slib en gezuiverd afvalwater,
het sluiten van ketens waarbij reststoffen weer grondstoffen worden, het centraal of juist lokaal zuiveren van
afvalwater, het minimaliseren van de
blootstelling aan medicijnresten en hormoonverstorende stoffen en de bijdrage van tijdelijke waterberging aan
de kwaliteit van de leefomgeving. Om deze vragen te beantwoorden, is zowel een integratie binnen de keten als
6
een integratie met energie en de leefomgeving vereist. Het is de uitdaging om het verhogen van de
duurzaamheid te koppelen aan het verhogen van de doelmatigheid. In de regio’s agenderen we genoemde
vragen en creëren ruimte voor de ontwikkeling en verkenning van innovatieve oplossingen. Waar mogelijk
worden aan de hand van pilots nieuwe
mogelijkheden onderzocht. Verder spreken we af dat voorafgaand aan investeringsbeslissingen op het gebied
van energie een analyse wordt gemaakt van de gehele (afval)waterketen om de meest geschikte aanpak te
bepalen.
Regelgeving
De huidige, vernieuwde regelgeving stimuleert de samenwerking in de afvalwaterketen. Door adequate
samenwerking kunnen gemeenten en waterschappen de wettelijk geboden beleidsvrijheid in de Waterwet
optimaal benutten om het afvalwaterbeheer naar de eisen en wensen van burgers, bedrijven en de fysieke
leefomgeving vorm te geven. Het uitgangspunt is samenwerken op basis van afspraken en gelijkwaardigheid in
plaats van op basis van eenzijdige voorschriften en vergunningen. Een aantal bestaande instrumenten is
hiermee overbodig. Hierover maken wij de volgende afspraken:
 De zorgplicht voor inzameling van stedelijk afvalwater wordt aangepast, zodat geen provinciale
ontheffing nodig is wanneer de gemeente om doelmatigheidsoverwegingen besluit in een deel van het
buitengebied geen afvalwater in te zamelen;
 Waterschappen passen de aansluitverordening niet meer toe. In aanvulling hierop richten gemeenten
en waterschappen hun verordeningen zo in dat de wederzijdse taakuitoefening niet belemmerd wordt
en doelmatig plaats kan vinden.
 Bij de Tweede kamer is een wetsvoorstel aanhangig om het specifieke toezicht door de provincies op
het Gemeentelijk Rioleringsplan te laten vervallen.
In de regelgeving worden soms nog praktische belemmeringen gevonden voor een goede samenwerking in de
waterketen of voor de benodigde innovaties. Voor 1 november 2011 maken we afspraken over het wegnemen
van deze belemmeringen. Eventuele wetgeving om belemmeringen weg te nemen wordt voorbereid in 2012.
In 2011 vindt een verkenning plaats naar de mogelijkheden om de samenwerking verder te stimuleren en af te
dwingen. Onderdeel hiervan is de voorbereiding van wetgeving, voor het geval de uitvoering van de afspraken
in het Bestuursakkoord Water over de waterketen onvoldoende resultaat en voortgang heeft. Deze wetgeving
wordt uiterlijk 1 januari 2013 in procedure gebracht. Als de resultaten wel tijdig worden bereikt, kan
inwerkingtreding van die wetgeving achterwege blijven.
7
Bijlage 2: Regionaal referentiekader maatregelenprogramma (bron: Raamwerk interventieladder)
Beleidsvoorbereiding en investeringsprogrammering
 Gezamenlijke visievorming over de fysieke inrichting van de waterketen en mogelijkheden
voor een meer duurzame inrichting.
 Gezamenlijk planproces afvalwaterplan in nauwe relatie met planvorming op het gebied van
wegbeheer, inrichting openbare ruimte en watersysteembeheer.
 Gezamenlijke optimalisatiestudies afvalwaterketen met kostentoedeling van
investeringsopgaven.
 Stroomlijnen/uniformeren kostendekkingsplannen riolering om vergelijkbaarheid te
vergroten.
 Het afwegen van beheerinspanningen en investeringen in relatie tot de functie van de
beschikbare voorzieningen en risico’s bij disfunctioneren. Bijvoorbeeld: optimaliseren
vervangingsstrategie voorzieningen riolering, zuivering en/of drinkwaterleidingen op basis
van grondig inzicht in feitelijke toestand en functioneren en afgewogen tegen risico’s.
 Overwegen benutten alternatieven voor vervanging (renovatietechnieken).
 Heroverwegen verbeterinvesteringen waterberging, bergbezinkbassins, afkoppelen e.d.
 Heroverwegen beleid lozingen buitengebied en vervangingsstrategie voorzieningen.
Operationeel beheer en onderzoek
 Gezamenlijk beheerplan.
 Implementeren van een meet‐ en monitorstrategie in de afvalwaterketen.
 Beschikbaar maken/hebben van gekalibreerde en actuele rekenmodellen.
 Gezamenlijk onderzoek om onzekerheden te reduceren, bijvoorbeeld onderzoek naar
effecten van lozingen op lokaal/regionaal water.
 Onderzoek naar innovatieve technieken om de waterketen te verduurzamen.
 Plannen van aanpak voor het bundelen van kennis en capaciteit op operationele taken zoals
gegevensbeheer (meten, databeheer en analyse), gemalen beheer en procesautomatisering.
 Benutten kennis en expertise bedrijfsleven.
 Verkennen opschalen deelprocessen zoals inkoop energie, laboratorium, slibverwerking en
procesautomatisering.
Proces
 De kennis en ervaring van drinkwaterbedrijven wordt benut bij het opstellen en uitwerken.
Van het maatregelenprogramma.
8
Download