Opdracht Visitatiecommissie Waterketen, ter vaststelling in de Stuurgroep Water van 12 juni 2013 Aanleiding en context Gemeenten en waterschappen hebben in 2010 afspraken gemaakt over regionale samenwerking in de afvalwaterketen met het doel om in 2020 de kosten te beheersen, de kwaliteit te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Ook is de afspraak gemaakt dat de drinkwaterbedrijven de jaarlijkse kosten verder zullen beheersen. In 2011 zijn deze afspraken, en nog enkele andere afspraken opgenomen in het Bestuursakkoord Water (BAW). Volgens het BAW kan doelmatigheid in de waterketen nog aanzienlijk worden vergroot door het beheer verder te professionaliseren en kennis en capaciteit te bundelen. Een regionale aanpak, een sterkere focus op kennis en innovatie en verbetering van de feitelijke werkprocessen staan hierbij centraal. Het bestuursakkoord is ondertekend door het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. Op basis van het Feitenonderzoek Doelmatig Waterketenbeheer uit 2010 is geconstateerd dat de verwachte autonome kostenontwikkeling binnen de waterketen sterk gereduceerd kan worden met de juiste maatregelen. Afgesproken is dat gemeenten en waterschappen een besparing in de afvalwaterketen gaan realiseren, oplopend tot jaarlijks 380 miljoen euro per jaar in 2020 ten opzichte van de autonome kostenstijging (omgerekend in percentages van de jaarlijkse kosten in 2020 is dit circa 12,5% van de kosten in de afvalwaterketen). Drinkwaterbedrijven realiseren gezamenlijk een besparing oplopend tot 70 miljoen euro per jaar in 2020 ten opzichte van de autonome kostenontwikkeling (omgerekend 5% van de jaarlijkse kosten in 2020). In totaal kan hiermee een besparing van 450 miljoen euro worden bereikt. Om de landelijk afgesproken doelen in 2020 te bereiken zullen, zoals eerder gesteld, gemeenten onderling en samen met de waterschappen hun kennis en capaciteit slim moeten bundelen. Ook zal de kennis en ervaring van de drinkwaterbedrijven zo goed mogelijk benut moeten worden, en wordt de investeringsprogrammering waar mogelijk op elkaar afgestemd. De waterketenpartijen zijn aan zet om de doelen te realiseren. De basisgedachte achter de afspraken uit het BAW (voor de letterlijke tekst van het hoofdstuk ‘waterketen’, zie bijlage 1) is dat de partijen zelf het beste in staat zijn om te bepalen hoe aan deze afspraken invulling gegeven kan worden binnen de unieke context van de 60+ regio’s. Invulling vindt plaats door een proces ‘van onderop’. De regio’s bestaan uit een of meer zuiveringskringen, waar een variërend aantal gemeenten meestal samenwerkt met een waterschap en eventueel een drinkwaterbedrijf. Binnen de voorzieningsgebieden van de tien drinkwaterbedrijven die Nederland telt, zijn dus meerdere regionale samenwerkingsverbanden actief. De regionale inzet en samenwerking die nodig is om deze doelstellingen te behalen is niet vrijblijvend. In het BAW is daarom eveneens opgenomen dat in 2011 een verkenning plaats zou vinden naar de mogelijkheden om de samenwerking verder te stimuleren en af te dwingen: “Onderdeel hiervan is de voorbereiding van wetgeving, voor het geval de uitvoering van de afspraken in het BAW over de waterketen onvoldoende resultaat en voortgang heeft. Deze wetgeving wordt uiterlijk 1 januari 2013 in procedure gebracht. Als de resultaten wel tijdig worden bereikt kan inwerkinstelling van die wetgeving achterwege blijven.” In 2011 heeft een verkenning plaatsgevonden naar de mogelijkheden voor het invullen van dit zogenaamde stok-achter-de-deur principe. Dit heeft geresulteerd in de interventieladder welke door de waterketenpartners is vastgesteld in de Stuurgroep Water van 13 december 2012. De eerste trede van deze interventieladder is het stimuleren, ondersteunen en aanspreken van de regio’s. Deze trede is al sinds 2010 in werking en heeft onder andere geresulteerd in de website 1 www.samenwerkenaanwater.nl, en verschillende landelijke bijeenkomsten. In 2012 zijn kenniscoaches geselecteerd die de regio’s kunnen begeleiden bij het uitvoeren van de afspraken. De tweede trede uit de interventieladder is de instelling door de minister van een deskundige en onafhankelijke visitatiecommissie die de voortgang in de verschillende regio’s zal inventariseren, beoordelen en stimuleren. De derde, en meest verregaande trede in de interventieladder is interbestuurlijk toezicht door de provincies op de waterschappen en gemeenten. Deze trede zal alleen in werking treden als blijkt dat er na het visitatieproces nog partijen met onvoldoende voortgang zijn. Een van de uitgangspunten van de interventieladder is echter dat deze laatste stap niet genomen hoeft te worden wanneer het in de regio goed gaat. Opdracht De opdracht aan de visitatiecommissie is drieledig en op hoofdlijnen in de tweede trede van de interventieladder geformuleerd: 1. Inventariseren Het verkrijgen van een onafhankelijk landelijk beeld van de voortgang bij de implementatie van de waterketen afspraken uit het BAW, waarbij in kaart wordt gebracht wat wel goed gaat, en wat niet, en welke goede voorbeelden te onderscheiden zijn. 2. Beoordelen Aan de hand van het regionale referentiekader beoordelen van de voortgang van de verschillende regio’s en partijen bij de uitvoering van de doelen uit het BAW 3. Stimuleren Het stimuleren en adviseren van de achterblijvende regio’s en partijen zodat een extra impuls wordt gegeven aan het bereiken van de doelen uit het BAW. De opdracht aan de visitatiecommissie zal in twee stappen worden uitgevoerd. De eerste stap is een schriftelijke inventarisatie waarmee de visitatiecommissie de voortgang in de verschillende regio’s geobjectiveerd inzichtelijk zal maken; welke ambities zijn er geformuleerd, zijn de ambities vastgelegd in een maatregelenprogramma, en worden deze maatregelen ook daadwerkelijk uitgevoerd? De visitatiecommissie zal daarbij ook een aantal regio’s bezoeken om een goed beeld te krijgen van de problematiek en de opgave. Tevens zal de commissie een beoordeling geven van de genomen maatregelen in de regio’s, waarbij van belang is dat wordt nagegaan of effectieve maatregelen worden genomen (‘de goede dingen doen’), en of de geformuleerde ambities te realiseren zijn. De beoordeling vindt plaats aan de hand van het regionale referentiekader (zie bijlage 2, de commissie kan dit eventueel nog verder aanscherpen), dat is afgeleid van het landelijke referentiekader. De schriftelijke inventarisatie en beoordeling resulteert in een regiospecifieke terugkoppeling gericht aan de bestuurlijke trekkers van de regio’s alsmede de besturen van gemeenten en waterschappen. De rapportages bieden handvatten voor eventuele verbeterstappen. Na de terugkoppeling van de visitatiecommissie hebben regio’s circa drie maanden om de opmerkingen/aanbevelingen van de commissie ter harte te nemen en waar nodig de regionale samenwerking verder op te pakken of bijvoorbeeld extra informatie aan te leveren. Hierna wordt de stand van zaken door de commissie geactualiseerd en ontstaat een genuanceerd beeld van voorlopers, peloton en achterblijvers. De stuurgroepen Water en DRAB worden in deze fase eveneens geïnformeerd over de voortgang in de regio’s. De visitatiecommissie besluit op basis van de voortgang in de regio’s hoe de tweede stap, de daadwerkelijke visitaties, vorm krijgen en bij welke partijen deze zullen plaatsvinden. De commissie zal regio’s met minder voortgang stimuleren en adviseren en daarbij regio’s ook wijzen op manieren 2 waarop duurzame en innovatieve kansen kunnen worden verzilverd. Hierdoor ontstaat alsnog zicht op realisatie van de afspraken uit het BAW. Na afronding van de eerste visitaties krijgen de partijen van de achterblijvende regio’s circa zes maanden om verbeterpunten op te pakken en de daarbij behorende voortgang aan de commissie aan te leveren. Indien de commissie dit nodig acht vindt een tweede visitatie plaats. Het eindbeeld van de 60+ regio’s, zijnde het eindrapport, zal de visitatiecommissie rapporteren aan de regionale besturen en aan de stuurgroepen Water en DRAB. Werkwijze De werkwijze voor de schriftelijke inventarisatie en de visitaties is in grote lijnen uitgewerkt in de interventieladder (zie sectie 3.3 van het raamwerk interventieladder). Wel dient er nog een concretiseringslag gemaakt te worden, waarbij de commissie zelf aan zet is. De werkwijze die gehanteerd zal worden om regio’s te adviseren en stimuleren is nog in mindere mate uitgewerkt in de interventieladder, en staat open voor invulling door de commissie zelf. De minister van IenM heeft tijdens de Stuurgroep Water voorgesteld om de koepelorganisaties te betrekken bij het verdere traject. Dit kan bijvoorbeeld door bij de verdere invulling van de werkwijze van de commissie gebruik te maken van de inzichten van de koepelorganisaties. De commissie bepaalt zelf in welke mate hiervan gebruik zal worden gemaakt, en ze houdt de volledige vrijheid om te schrijven wat zij nodig acht. De visitatiecommissie heeft ook de mogelijkheid om gebruik te maken van deskundigen of de diverse kennisplatforms, wanneer dit wenselijk wordt geacht voor het uitvoeren van kwalitatief goede inventarisaties en visitaties. Samenstelling commissie De samenstelling van de visitatiecommissie is gebaseerd op de shortlist van de stuurgroep DRAB en zal worden bepaald in afstemming met de voorzitter van de commissie. Wanneer de samenstelling bekend is zal de commissie formeel worden aangesteld door de Stuurgroep Water. De commissie zal naast de voorzitter bestaan uit een (nog nader vast te stellen) aantal deskundigen en een vaste secretaris. Eventueel kan er ook een aparte ondersteunende secretaris worden ingezet die geen plaats zal nemen in de commissie zelf. De commissie zal een team vormen, waarin een aantal competenties en disciplines aanwezig is. Verder is het van belang dat de commissie als gezaghebbend en competent wordt ervaren, om draagvlak bij alle partijen te hebben. Het instellingsbesluit zal worden vastgesteld door de minister op basis van de hier voorliggende opdracht. Hierin zullen de taken, rollen en verantwoordelijkheden worden vastgelegd. Om geen twijfel te laten bestaan over de onafhankelijkheid van de commissie zullen er geen vertegenwoordigers van de waterketenpartners in plaatsnemen. Financiering De visitatiecommissie en de uitvoering van het visitatietraject zal bekostigd worden door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het lastig om een exacte schatting te maken van de totale kosten vanwege enige mate van onzekerheid over de precieze werkwijze van de commissie en het aantal visitaties dat zal worden uitgevoerd. Wel moeten de totale kosten binnen het beschikbare budget van 450.000 euro blijven. Tijdsplanning De visitatiecommissie zal zich voor de zomer van 2013 kunnen voorbereiden en daarna starten met de eerste inventarisatieronde. Een snelle start is wenselijk (zolang dit niet ten koste gaat van de zorgvuldigheid) omdat er tussen de twee inventarisatieronden en tussen de twee visitaties vooralsnog een periode van respectievelijk circa drie en zes maanden is ingepland. Hierdoor worden de partijen in de regio in staat gesteld om met de adviezen van de visitatiecommissie aan de slag te 3 gaan. Het streven is om voor het gehele visitatietraject anderhalf jaar uit te trekken en het proces eind 2014 af te ronden. 4 Bijlage 1: tekst Bestuursakkoord Water, onderdeel Waterketen Doelmatig beheer van de waterketen De waterketen bestaat uit de productie en levering van drinkwater door de drinkwaterbedrijven, het inzamelen en afvoeren van gebruikt drinkwater en overtollig regenwater en grondwater door de gemeenten, en het transporteren en zuiveren van dit afvalwater door de waterschappen. Het beheer van de waterketen ligt kwalitatief op een hoog niveau. Vanuit deze goede basis maken we afspraken over het verder vergroten van de doelmatigheid. De waterketen staat niet op zichzelf, maar heeft een belangrijke relatie met het watersysteem en de leefomgeving. Zo kan tijdelijke berging van water in de openbare ruimte kostbare investeringen in de riolering en zuivering voorkomen. Een doelmatig beheer van de waterketen zorgt er niet alleen voor dat de taken worden uitgevoerd tegen de laagste maatschappelijk kosten, maar draagt tevens bij aan het verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewater, met name in stedelijke gebieden, wat als doelstelling is opgenomen in het regeerakkoord. Tevens geldt als kernwaarde de borging van de publieke belangen en de volksgezondheid. Mede op basis van het Bestuursakkoord Waterketen (2007) zijn de afgelopen jaren al goede resultaten bereikt in de samenwerking tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. De doelmatigheid in de waterketen kunnen we nog aanzienlijk vergroten door het beheer verder te professionaliseren en kennis en capaciteit te bundelen. Een regionale aanpak, een sterkere focus op kennis en innovatie en verbetering van de feitelijke werkprocessen staan hierbij centraal. Kosteneffectievere investeringsbeslissingen en systematischer en efficiënter uitvoeren van operationele taken moeten hier tot resultaten leiden. De regio’s zijn nu aan zet om invulling te geven aan de afspraken in dit bestuursakkoord. Gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven concretiseren de verbetermogelijkheden. Op basis daarvan kunnen we verandertrajecten inzetten. De provincies kunnen de samenwerking binnen de waterketen stimuleren afhankelijk van de regionale wensen en situatie. Besparingen in de waterketen Begin 2010 is het Feitenonderzoek Doelmatig Waterbeheer uitgevoerd en aangeboden aan de Tweede Kamer. Wij onderschrijven de conclusies uit het feitenonderzoek en bevestigen de afspraken van april 2010 om een besparing te realiseren in de afvalwaterketen (riolering en zuivering) oplopend tot 380 miljoen euro per jaar in 2020. Partners in de afvalwaterketen maken regionaal afspraken met de drinkwaterbedrijven over gebruik en benutting van hun ervaring en kennis. De drinkwaterbedrijven zullen mede op basis van deze afspraken zelf 70 miljoen euro besparen op de jaarlijkse kosten in 2020. De afvalwaterketen is het vertrekpunt, maar verdergaande samenwerking levert naar verwachting nog meer voordelen op. Van cruciaal belang is dat integratie binnen de waterketen niet leidt tot een vorm van suboptimalisatie en kostenverschuiving. Hierbij is met name de relatie tussen de waterketen en de inrichting van de openbare ruimte en het watersysteem van belang (regionaal maatwerk). Cultuurverandering In de sector is sprake van een lopend traject van cultuurverandering. Het vertrekpunt was een cultuur van normatief gedreven investeringsbeslissingen onder gescheiden verantwoordelijkheden. Het wenkend perspectief is een cultuur van het oplossen van vraagstukken op korte en lange termijn onder gezamenlijke verantwoordelijkheid. De uitdagingen van het komende decennium vragen een aanpak waarbij innovatie, de kosteneffectiviteit van maatregelen en efficiëntie in de uitvoering voorop staan: ‘de goede dingen goed doen’. Dit vraagt om meer kennis in de regio over effectiviteit van maatregelen en een betere toepassing van kennis in de praktijk. In het perspectief van de lopende 5 cultuurverandering hebben partijen binnen de waterketen de ruimte om op basis van nieuwe kennis en inzichten in de lokale situatie, bestaande afspraken over te nemen investeringen te heroverwegen. Capaciteit en kennis bundelen en operationele taken professionaliseren De afspraken in de afvalwaterketen hebben als doel de doelmatigheid te verhogen, de kwaliteit van het beheer te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Om dit te bereiken zullen gemeenten onderling en samen met de waterschappen kennis en capaciteit slim bundelen. De VNG en de Unie van Waterschappen stimuleren dat in de regio een vertaling plaatsvindt van de bevindingen uit het feitenonderzoek en de resultaten van de benchmarks van de drinkwaterbedrijven, de gemeenten en de waterschappen. Hierbij worden de kennis en ervaring van de drinkwaterbedrijven op gebieden als assetmanagement, planvorming, klantcontacten en operationele taken zo goed mogelijk benut en wordt de investeringsprogrammering op elkaar afgestemd (werk-met-werk maken). Investeringsprogrammering De doelmatigheid wordt verder vergroot door het bundelen van kennis van en capaciteit op het gebied van investeringsprogrammering. Dit betreft niet alleen de initiële kosten maar ook de beheerkosten om voorzieningen in stand te houden. Bij de investeringsprogrammering zullen we een goede balans moeten vinden tussen optimalisatie in de afvalwaterketen en optimalisatie van de inrichting van de openbare ruimte en de riolering. De kosteneffectiviteit van investeringsbeslissingen staat hierbij centraal. De gezamenlijke investeringsprogrammering van gemeenten en waterschappen op de schaal van zuiveringskringen vormt de basis voor de eigen plannen van gemeenten en waterschappen. Wij verkennen in 2011 nut en noodzaak van het aanpassen van de bestaande voorschriften voor het Gemeentelijk Rioleringsplan. Uitvoering operationele taken Bij uitvoering van operationele taken professionaliseren we het beheer verder en benutten we schaalvoordelen. We stellen voor operationele taken in het afvalwaterketenbeheer op te schalen naar de gebiedsgrootte van het waterschap tenzij dat vanuit doelmatigheid ongewenst is. Hiermee worden efficiëntiewinst en kwaliteitsverbetering bereikt. Het betreft werkprocessen zoals inspectie en onderhoud van voorzieningen, het doen van metingen, gegevensbeheer, sturing/gemalenbeheer en storingsdienst. Mijlpalen Per zuiveringskring hebben de deelnemende gemeenten en het waterschap in 2010 een duo van bestuurlijke of ambtelijke trekkers benoemd om het regionale uitwerkingsproces te starten en te leiden. Op 31 december 2011 zijn voor de kringen of werkeenheden bindende afspraken gemaakt over de juridische vormgeving van de samenwerking in de afvalwaterketen tussen gemeenten onderling en met waterschappen. Op 31 december 2012 wordt in meer dan 75% van de kringen of werkeenheden effectief en doelmatig samengewerkt. Kennis intensiveren Om tot de juiste afwegingen te komen bij het nemen van concrete investerings- en beheerbeslissingen, moet beschikbare kennis lokaal toepasbaar worden gemaakt. Die beslissingen vragen een diepgaand inzicht in het functioneren van het systeem en betrokkenheid van topdeskundigen (‘kenniscoaches’) bij het lokaal afwegen van maatregelen en investeringen. Het rijk zal de inzet van deze kenniscoaches mede financieren. Wij werken in 2011 samen met de kennisinstellingen Stichting Rioned, Stowa en KWR een kennisagenda uit. De kosten voor realisatie van de kennisagenda worden gedekt door bestaande budgetten. De kennisinstituten komen op basis hiervan tot een gezamenlijke kennisprogrammering voor de waterketen en het stedelijk waterbeheer, waar nodig met andere kennisinstituten. Dit is inclusief de benodigde regionale doorwerking van de kennis ten behoeve van gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. De benchmarks binnen de waterketen leveren ook een bron aan informatie voor de kennisagenda en worden actief betrokken. Innovatie in de waterketen De langetermijnvisie ´Verbindend water’, die is opgesteld in het kader van het Bestuursakkoord Waterketen, en de daaraan gekoppelde Routewijzer Innovatie schetsen een beeld hoe de waterketen duurzamer kan worden ingericht met terugwinning van energie en reststoffen. Hierbij is een aantal vragen gesteld die betrekking hebben op energiewinning uit afvalwater, de mogelijkheden voor hergebruik van slib en gezuiverd afvalwater, het sluiten van ketens waarbij reststoffen weer grondstoffen worden, het centraal of juist lokaal zuiveren van afvalwater, het minimaliseren van de blootstelling aan medicijnresten en hormoonverstorende stoffen en de bijdrage van tijdelijke waterberging aan de kwaliteit van de leefomgeving. Om deze vragen te beantwoorden, is zowel een integratie binnen de keten als 6 een integratie met energie en de leefomgeving vereist. Het is de uitdaging om het verhogen van de duurzaamheid te koppelen aan het verhogen van de doelmatigheid. In de regio’s agenderen we genoemde vragen en creëren ruimte voor de ontwikkeling en verkenning van innovatieve oplossingen. Waar mogelijk worden aan de hand van pilots nieuwe mogelijkheden onderzocht. Verder spreken we af dat voorafgaand aan investeringsbeslissingen op het gebied van energie een analyse wordt gemaakt van de gehele (afval)waterketen om de meest geschikte aanpak te bepalen. Regelgeving De huidige, vernieuwde regelgeving stimuleert de samenwerking in de afvalwaterketen. Door adequate samenwerking kunnen gemeenten en waterschappen de wettelijk geboden beleidsvrijheid in de Waterwet optimaal benutten om het afvalwaterbeheer naar de eisen en wensen van burgers, bedrijven en de fysieke leefomgeving vorm te geven. Het uitgangspunt is samenwerken op basis van afspraken en gelijkwaardigheid in plaats van op basis van eenzijdige voorschriften en vergunningen. Een aantal bestaande instrumenten is hiermee overbodig. Hierover maken wij de volgende afspraken: De zorgplicht voor inzameling van stedelijk afvalwater wordt aangepast, zodat geen provinciale ontheffing nodig is wanneer de gemeente om doelmatigheidsoverwegingen besluit in een deel van het buitengebied geen afvalwater in te zamelen; Waterschappen passen de aansluitverordening niet meer toe. In aanvulling hierop richten gemeenten en waterschappen hun verordeningen zo in dat de wederzijdse taakuitoefening niet belemmerd wordt en doelmatig plaats kan vinden. Bij de Tweede kamer is een wetsvoorstel aanhangig om het specifieke toezicht door de provincies op het Gemeentelijk Rioleringsplan te laten vervallen. In de regelgeving worden soms nog praktische belemmeringen gevonden voor een goede samenwerking in de waterketen of voor de benodigde innovaties. Voor 1 november 2011 maken we afspraken over het wegnemen van deze belemmeringen. Eventuele wetgeving om belemmeringen weg te nemen wordt voorbereid in 2012. In 2011 vindt een verkenning plaats naar de mogelijkheden om de samenwerking verder te stimuleren en af te dwingen. Onderdeel hiervan is de voorbereiding van wetgeving, voor het geval de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord Water over de waterketen onvoldoende resultaat en voortgang heeft. Deze wetgeving wordt uiterlijk 1 januari 2013 in procedure gebracht. Als de resultaten wel tijdig worden bereikt, kan inwerkingtreding van die wetgeving achterwege blijven. 7 Bijlage 2: Regionaal referentiekader maatregelenprogramma (bron: Raamwerk interventieladder) Beleidsvoorbereiding en investeringsprogrammering Gezamenlijke visievorming over de fysieke inrichting van de waterketen en mogelijkheden voor een meer duurzame inrichting. Gezamenlijk planproces afvalwaterplan in nauwe relatie met planvorming op het gebied van wegbeheer, inrichting openbare ruimte en watersysteembeheer. Gezamenlijke optimalisatiestudies afvalwaterketen met kostentoedeling van investeringsopgaven. Stroomlijnen/uniformeren kostendekkingsplannen riolering om vergelijkbaarheid te vergroten. Het afwegen van beheerinspanningen en investeringen in relatie tot de functie van de beschikbare voorzieningen en risico’s bij disfunctioneren. Bijvoorbeeld: optimaliseren vervangingsstrategie voorzieningen riolering, zuivering en/of drinkwaterleidingen op basis van grondig inzicht in feitelijke toestand en functioneren en afgewogen tegen risico’s. Overwegen benutten alternatieven voor vervanging (renovatietechnieken). Heroverwegen verbeterinvesteringen waterberging, bergbezinkbassins, afkoppelen e.d. Heroverwegen beleid lozingen buitengebied en vervangingsstrategie voorzieningen. Operationeel beheer en onderzoek Gezamenlijk beheerplan. Implementeren van een meet‐ en monitorstrategie in de afvalwaterketen. Beschikbaar maken/hebben van gekalibreerde en actuele rekenmodellen. Gezamenlijk onderzoek om onzekerheden te reduceren, bijvoorbeeld onderzoek naar effecten van lozingen op lokaal/regionaal water. Onderzoek naar innovatieve technieken om de waterketen te verduurzamen. Plannen van aanpak voor het bundelen van kennis en capaciteit op operationele taken zoals gegevensbeheer (meten, databeheer en analyse), gemalen beheer en procesautomatisering. Benutten kennis en expertise bedrijfsleven. Verkennen opschalen deelprocessen zoals inkoop energie, laboratorium, slibverwerking en procesautomatisering. Proces De kennis en ervaring van drinkwaterbedrijven wordt benut bij het opstellen en uitwerken. Van het maatregelenprogramma. 8