Ridders Ridders komen veel voor in spannende verhalen van vroeger. Ook zie je vaak heldhaftige ridders in de film. Deze les gaat over ridders. Om een goed idee te krijgen van wat een ridder was, wat zijn taken waren, zijn plaats in de samenleving, zullen je het bestuurssysteem van de middeleeuwen moeten begrijpen. Dit systeem noemen we het feodaal stelsel. Het feodaal stelsel is ontstaan nadat het Romeinse rijk verdwenen was en er een nieuw bestuurssysteem moest komen. De periode na de Romeinen [5e eeuw] tot de tijd dat het feodaal stelsel goed werkte [9e/10e eeuw] wordt wel 'de donkere middeleeuwen' genoemd. In die tijd bestond geen centrale overheid. Europa was na het verdwijnen van de Romeinen verdeeld in een groot aantal 'koninkrijkjes', die voortdurend met elkaar in oorlog waren. Op de meeste plaatsen was de macht overgenomen door Germaanse stammen uit noord en midden Europa. Voorbeelden hiervan zijn de Angelen en de Saxen in Engeland [= land van de Angelen], en de Franken in, natuurlijk, Frankrijk. Deze volkeren waren allemaal op een bepaalde manier georganiseerd. Familie was erg belangrijk. Een familie organiseerde zich altijd in een dorp of een aantal dorpen. In tijd van oorlog werden er legers gevormd uit mannen van die dorpen, zodat zo’n leger bijna altijd uit familieleden bestond. Omdat in de legers van de Germanen de familiebanden heel sterk waren, streden ze ook heel fanatiek. Vluchten in een gevecht was een grote schande, omdat je dan je familie in de steek liet. Er werd trouw gezworen aan de groep en de leider. Deze gewoonten zien we later terug in de Riddercode. De Franken Van alle Germaanse stammen zijn de Franken de groep die de meeste invloed had op het feodaal systeem. Deze groep heerste uiteindelijk, na veel veroveringen, over het gebied wat nu Frankrijk, België, Nederland en Zuidwest Duitsland is. Zij zorgden voor goed georganiseerde leiderschap met duidelijke wetten en machtsverdeling. De beroemdste Frankische vorst is Keizer Karel de Grote of Charlemagne [768814]. Hij organiseerde voor het eerst een groep soldaten als beroepssoldaten. Dit waren ruiters die zowel te voet als te paard konden strijden. Deze soldaten legden een eed van trouw aan de keizer af, zoals dat voor de Germanen gebruikelijk was. Daardoor werden zij een ‘vazal” van de koning. Daarmee legde Karel de Grote de basis voor de ridder die wij kennen. Hoe het feodaal stelsel werkte Als je in het leger van keizer Karel de Grote wilde, moest je veel geld hebben. Je zorgde voor je eigen wapens, paarden enzovoort. De mannen die in het leger zaten kregen als beloning voor hun inzet een stuk land van de keizer te leen. De keizer werd leenheer en de ridder leenman. Omdat hij dat land niet zelf kon bewerken, moesten de boeren die op dat land woonden een stuk land voor de ridder bewerken of een deel van de oogst afstaan als een soort belasting. Als beloning hoefde de boer in geval van oorlog niet te vechten. Dit is het belangrijkste van het feodaal stelsel: al het werk werd verdeeld en uitgevoerd door de specialist. De priester bad voor iedereen. De ridder vocht voor iedereen. De arbeiders werkten voor iedereen. Zo ging het tijdens de hele middeleeuwen. Invloed van de Noormannen Van ongeveer het jaar 800 tot 1000 werd heel Europa overspoeld door een ander volk. De noormannen kwamen van de kusten van Scandinavië en met hun snelle boten, drakars genaamd, zwermden ze naar Ierland en Engeland in het westen, Rusland en Byzantium in het Oosten tot aan Sicilië in het Zuiden. In het begin vielen ze 'alleen' rijke steden aan, plunderde en roofde deze leeg en vertrokken weer naar huis. Later vestigden veel groepen zich voor goed in de veroverde gebieden. Enkele gebieden groeide uit tot machtige koninkrijken, zoals Normandië (de naam zegt het al) in Frankrijk, Koninkrijk Moskovie in Rusland en Koninkrijk Sicilië. Vanwege hun knappe oorlogvoering namen de andere volken hun wapens en tactieken al snel over. Ook werden een aantal van hun ideeën over erfrecht overgenomen. Bij de noormannen erfde de oudste zoon alles. Toen de zoon van Karel de Grote stierf werd zijn grote rijk verdeeld onder zijn 3 zoons, het machtige rijk werd in 3 stukken verdeeld. Het Klassenstelsel Later ging men geloven dat God had bepaald wie bij de ridder groep, de priester groep of de werker groep hoorde. In de tijd van de Franken kon een boer die goed kon vechten, zich moedig gedroeg in het gevecht, tot ridder gemaakt worden. Of zichzelf tot ridder maken, door veel land te veroveren. Maar al snel het was voor een boer niet meer mogelijk om ridder te worden, hij was niet van de goede familie, niet van adel. Op deze manier werd ridder niet langer een beroep maar een titel, een naam die iemand had. Deze titel ging over van vader op zoon, en soms zelfs van vader op dochter. De ridder was niet langer iemand die alleen meevocht in het leger, maar hij kreeg ook de taak om de mensen die op zijn land woonden te beschermen. Later gebeurde het dat de ridder zoveel land had dat hij weer mannen uitkoos om zijn vazallen te zijn. Hij leende zijn land (dat hij van de koning had geleend) weer uit. Deze nieuwe ridders zworen dus trouw aan hun hertog of graaf, zoals een zo’n belangrijke ridder dan werd genoemd. Een ridder kon veel geld en land krijgen door oorlogsbuit, verovering van land of door met een vrouw te trouwen die veel land bezat. Zo ontstonden heel machtige hertogen en baronnen die soms nog machtiger dan hun eigen koning waren! Dit systeem leidde tot veel oorlog en ruzie, juist tussen families en bloedverwanten. Zelfs zonen die met elkaar en hun vader oorlog voerden om de troon van een land. Als mensen nu tot een familie van ridders, baronnen, graven, prinsen of koningen behoren, zeggen we dat die mensen van adel zijn. Het zijn 'adellijke' families, of horen bij de 'adelstand'. Vroeger dachten men ook echt dat die families 'edeler', en beter waren dan het gewone volk. Later, vooral na de Franse revolutie, zijn veel mensen daar anders over gaan denken. Wapenuitrusting De eerste ridders vochten in maliënkolders. Dit was een soort pak dat van kleine ringetjes gemaakt was. Het materiaal was buigzaam en bedekte alles heel goed. Maar het pak bood niet genoeg bescherming, want een pijl of ander wapen kon er zo doorheen gaan. Vanaf het einde van de 13de eeuw gingen de ridders zich bedekken met stalen platen. In de volgende honderd jaar werden er steeds meer platen toegevoegd. De mannen vooraan in de groep gebruikten meestal pijl en boog. Vervolgens had je de ridders met hun lans die ze konden gebruiken om de vijand van zijn paard af te stoten. Daarnaast had je ook ridders die vochten met zwaarden, knotsen, speren en bijlen. Deze wapens werden gebruikt om te voet tegen de vijand te vechten. Om de stoten van de lans en slagen/ steken van het zwaard op te vangen, gebruikte de ridder zijn schild. In de twaalfde eeuw was dit nog maar een eenvoudig, een driehoekig stuk hout met leer bedekt. Daarna kreeg het schild een metalen knop in het midden, bedoeld om de scherpe aanvalwapens er op te laten uitglijden. Verder werd het schild met metalen stroken beslagen. In de loop van de veertiende eeuw werden de schilden kleiner en handiger. Tenslotte maakte men ze rond. Al die ijzeren vechtjassen te paard leken erg op elkaar. Het werd moeilijk om in de strijd vriend van vijand te onderscheiden. Men ging daarom zoeken naar een herkenningsteken. Daarom bedacht men het wapenteken. Zo herkende iedereen elkaar. Het wapenteken werd overal opgezet. Bijvoorbeeld op het schild van een ridder. Over de wapenuitrusting werd vaak een mantel gedragen om de kostbare wapenuitrusting te beschermen tegen weer en wind. Op die mantel werd het wapenteken door vrouwen geborduurd. Op de banier, een soort vlaggetje, stond ook het wapenteken. Toernooien Veldslagen waren gevechten die gehouden werden tijdens oorlogen. Ongeveer 800 jaar geleden begonnen ridders schijngevechten tegen elkaar te houden. Dit deden ze om te oefenen en aan elkaar te laten zien wat ze konden. In het begin werden er ruwe massagevechten gehouden, die noemde ze mêlee. Maar als heel snel werden er regels opgesteld. Het terrein waar de toernooien gehouden waren werden versierd met vaandels en wapenschilden, daarnaast werden er ook tribunes gebouwd. De wapenrusting van de ridders waren ook rijk versierd. Bij een toernooi kon een jonge ridders bekend worden, waardoor hij misschien wel een huwelijk kon sluiten met een rijke (adellijke) jonkvrouw. Ridders trokken op deze manier van land naar land om bekend te worden en rijk te worden. Het populairste gevecht was het steekspel. Dan probeerde men met een lans elkaar uit het zadel te stoten. De winnaar kreeg een wapenrusting of goud. Een toernooi was dan wel een vriendschappelijk gevecht, toch konden daar wel eens doden bij vallen. Beschrijf, in je eigen woorden, wat wordt bedoeld met het ‘feodaal stelsel’: Omschrijf wat we met een leenheer en een leenman bedoelen: Ontwerp een schild en teken daarop je eigen wapenteken: