WIJZIGING VAN DE LEEFLOON - EN STEUNCATEGORIEËN EN RECHT OP OCMW- TUSSENKOMST VOOR HET BETALEN VAN DE BIJDRAGE VOOR EEN GEPLAATST KIND Het Arbitragehof vernietigt in zijn arrest nr. 123/2006 van 28 juli 2006 een onderdeel van art.14, §1, 3° van de RMI-wet waardoor er weer geraakt wordt aan de categorieën van leefloon- en steungerechtigden. Daarnaast wordt art. 68quinquies van de OCMW-wet gedeeltelijk vernietigd. Dit artikel gaat over de specifieke hulp voor het betalen van onderhoudsgelden ten gunste van kinderen. Over de gevolgen hiervan voor de OCMW’s verscheen ondertussen op 1 september 2006 een omzendbrief van de federale Minister van Maatschappelijke Integratie Dupont. Deze omzendbrief past het arrest van het Arbitragehof toe maar blijft beperkt in de toelichting omtrent de praktische gevolgen. In de punten 1. en 2. gaan we eerst in op de wijzigingen zelf. In punt 3. komen dan de praktische gevolgen van dit arrest voor de OCMW’s aan bod. 1. Aanpassing categorieën van leefloon- en steungerechtigden De wijziging gaat over de categorie ‘persoon die uitsluitend samenwoont met een gezin ten laste’. Voor de categorieën alleenstaande en samenwonenden verandert er niets. Het Arbitragehof vernietigt het woord ‘uitsluitend’ in de omschrijving van deze categorie. Volgens het Hof mag de wetgever beslissen om kinderlast al dan niet in aanmerking te nemen bij het bepalen van het bedrag van het leefloon (want er is daarnaast ook de kinderbijslag die dient om de kosten van de opvoeding te dekken). Verder mag de wetgever ook beslissen om enkel met de aanwezigheid van een kind/een gezin zonder meer rekening te houden en niet met het aantal kinderen/personen in dat gezin. Maar eisen dat de persoon met gezinslast alleen met het gezin samenwoont, is een ongeoorloofde discriminatie want dat betekent dat de gezinslast wel meetelt bij alleenstaanden (alleenstaande met kind krijgt categorie gezinslast) en niet bij samenwonenden die geen koppel zijn (samenwonende met kinderen krijgt categorie samenwonende). De federale overheid volgt de stelling van het Arbitragehof. De omzendbrief bepaalt dat de personen die één of meer ongehuwde minderjarige kinderen ten laste hebben en die samenwonen met anderen dan diegenen die behoren tot de categorie van gezin ten laste, niet langer van de derde categorie uitgesloten zijn. De alleenstaande moeder van een minderjarig ongehuwd kind die samenwoont met een ver familielid, heeft voortaan dus recht op de categorie ‘persoon die samenwoont met een gezin ten laste’. Het verre familielid heeft recht op categorie samenwonende. De dossiers moeten dus voor de derde keer in ongeveer 4 jaar tijd aangepast worden. Toch stellen we vast dat de equivalentieverhoudingen tussen de categorieën slecht blijven. Zo is bijvoorbeeld het leefloonbedrag hetzelfde voor de alleenstaande met kinderen en voor het koppel met kinderen. De stap terug op vlak van de individualisering van rechten wordt niet ongedaan gemaakt en ook het samenwonen wordt niet gestimuleerd. Het is ook niet uitgesloten dat er nog arresten van het Arbitragehof volgen. Daarom pleiten wij voor een grondige herziening (lees vereenvoudiging) van de leefloon- en steuncategorieën. 317568090 - LABP - 15 september 2006 - 1/3 We vragen ook bijkomende praktische toelichting van de federale overheid. Een aantal situaties roept immers vragen op waarop de omzendbrief geen antwoord biedt. 1) Wat bij samenwoonst over meerdere generaties? Bijvoorbeeld een koppel met hun drie kinderen waarvan één zoon gehuwd en met minderjarige kinderen, één dochter minderjarig maar met kind en één meerderjarige zoon. Volgens VVSG krijgen dan categorie gezinslast: de gehuwde zoon met vrouw en kinderen alsook de minderjarige dochter en haar kind (ontvoogd door het moederschap) en krijgen het koppel en de meerderjarige zoon elk categorie samenwonende. We zouden dit graag bevestigd zien door de POD MI. 2) Wat bij samenwoonst tussen een leefloon- of steungerechtigde cliënt met minderjarige kinderen en een aan een opvangcentrum of LOI toegewezen asielzoeker? Volgens de OCMW-wet (art. 57ter) hebben aan een opvangcentrum of LOI toegewezen asielzoekers geen recht op maatschappelijke dienstverlening door een OCMW. Zij kunnen voor het verkrijgen van maatschappelijke dienstverlening enkel terecht in het opvangcentrum of LOI. Kan er nu dan toch categorie gezinslast worden toegekend? Volgens VVSG zou dat zo moeten zijn maar ook dit zouden wij graag bevestigd zien door de POD MI. 3) Deze aanpassing biedt ook geen antwoord op de vraag welke categorie moet worden toegekend aan een persoon die samenwoont met een illegaal verblijvende vreemdeling. De overheid wil vermijden dat het leefloon of de steun onrechtstreeks ten goede komt aan iemand die illegaal verblijft. Dat betekende bijvoorbeeld dat een vader die samenwoonde met de illegaal verblijvende moeder van zijn kinderen, niet categorie gezinslast maar categorie samenwonende kreeg, wat onlogisch is aangezien de overheid verdedigt dat het aantal personen in het gezin niet in rekening wordt gebracht maar wel de aanwezigheid zonder meer van een gezin. Samenwoonst met illegalen werd dus feitelijk bestraft. Het is onduidelijk of deze aanpassing invloed zal hebben op dit standpunt van de overheid. Het lijkt onlogisch dat de alleenstaande vader die met zijn broer gaat samenwonen categorie persoon met gezinslast krijgt en de broer categorie samenwonende terwijl de vader die met de illegale moeder van zijn kinderen gaat samenwonen, categorie samenwonende krijgt. 2. Specifieke hulp voor het betalen van onderhoudsgelden Het Arbitragehof zegt dat de wetgever discrimineert wanneer hij specifieke OCMW-hulp voorziet voor personen die onderhoudsgeld betalen en niet voor personen die een bijdrage moeten betalen voor een geplaatst kind. Ook de voorwaarde dat het kind in België moet wonen, wordt vernietigd. Die voorwaarde had tot doel om een onderzoek naar de behoeftigheid mogelijk te maken. Het Hof zegt daarvan dat de behoeftigheid van het kind niet ter zake doet. Het OCMW moet de behoeftigheid van de betaler van het onderhoudsgeld nagaan, niet die van het kind. De federale overheid legt zich neer bij de stelling van het Arbitragehof. Volgens de omzendbrief moet artikel 68quinquies vanaf 1 september 2006 als volgt worden gelezen: “§ 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is belast met het toekennen van een specifieke hulp voor het betalen van onderhoudsgelden ten gunste van kinderen of van bijdragen voor een geplaatst kind. § 2. Het recht op hulp voor het betalen van onderhoudsgelden ten gunste van kinderen of van bijdragen voor een geplaatst kind wordt verleend wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn: 1° de onderhoudsplichtige heeft recht op het leefloon of op een gelijkwaardige financiële maatschappelijke hulp; 2° de onderhoudsplichtige is een persoon die : - ofwel onderhoudsgeld voor zijn kinderen verschuldigd is, vastgelegd hetzij in een uitvoerbare gerechtelijke beslissing, hetzij in een overeenkomst bedoeld bij artikel 1288, 3°, van het Gerechtelijk 317568090 - LABP - 15 september 2006 - 2/3 Wetboek, hetzij in een uitvoerbare schikking bedoeld in artikelen 731 tot 734 van het Gerechtelijk Wetboek; - ofwel onderhoudsgeld verschuldigd is op basis van artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek; - ofwel bijdragen voor een geplaatst kind verschuldigd is; 3°( vernietigd door het arrest nr. 123/2006 van het Arbitragehof van 28 juli 2006) 4° de onderhoudsplichtige levert het bewijs van de betaling van dit onderhoudsgeld of van deze bijdrage. § 3. De specifieke hulp voor het betalen van onderhoudsgelden of van bijdragen voor een geplaatst kind bedraagt 50 pct. van het bedrag van de betaalde onderhoudsgelden of bijdragen, met een maximum van 1 100 EUR per jaar. § 4. De Koning bepaalt de regels voor de indiening van de aanvraag bij het bevoegd centrum, voor de kennisgeving van de beslissing en voor de uitkering van de specifieke hulp voor het betalen van onderhoudsgelden ten gunste van kinderen of van bijdragen voor een geplaatst kind. Hij bepaalt de te volgen procedure in geval van onbevoegdheid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarbij de aanvraag wordt ingediend. § 5. De Staat kent het bevoegd centrum een toelage toe, gelijk aan 100 pct. van het bedrag van de specifieke hulp voor het betalen van onderhoudsgelden ten gunste van kinderen of van bijdragen voor een geplaatst kind. Voorschotten in mindering van het bedrag dat door de Staat ten laste wordt genomen, kunnen toegekend worden onder de voorwaarden en volgens de regels bepaald door de Koning.” 3. Praktische gevolgen voor de OCMW’s Een arrest van het Arbitragehof waarbij wetgeving vernietigd wordt, geldt als een wet vanaf de publicatie in het Staatsblad. Dit arrest werd op 1 september 2006 gepubliceerd. Nieuwe beslissingen vanaf 1 september 2006 moeten in overeenstemming met deze nieuwe bepalingen genomen worden. De lopende beslissing moeten ambtshalve herzien worden en deze herziening moet ingaan op 1 september 2006. Wat met de termijnen? RMI-wet: Om geen terugbetalingen te verliezen, moet het OCMW vanaf 1 oktober 2006 zijn nieuwe beslissingen doorgeven binnen een termijn van 45 dagen volgend op het einde van de maand waarin de beslissing werd genomen. Wat betekent dit voor beslissingen genomen na 1 oktober die ingaan op 1 september 2006? Financiële steun: Van de steunverlening moet binnen de 45 dagen kennis gegeven worden. Betekent dit dan dat alle wijzigingen tegen half oktober binnen moeten zijn? Ook herzieningen met terugwerkende kracht? Een vernietigingsarrest van het Arbitragehof geldt niet alleen als wet vanaf de publicatie in het staatsblad. Het heeft ook terugwerkende kracht alsof de vernietigde bepaling én haar gevolgen er nooit geweest zijn. Om die ongewenste rechtonzekerheid te vermijden, kan het Hof de terugwerkende kracht van een vernietigingsarrest beperken. Dat is hier evenwel niet gebeurd. Wat wordt er van de OCMW’s vereist wanneer een cliënt naar de arbeidsrechter stapt en rechtzetting voor het verleden vraagt? VVSG dringt er bij de federale overheid op aan dat de nodige praktische toelichting snel gegeven wordt en dat er soepel zal worden omgegaan met de termijnen. Ook vragen wij een financiële tegemoetkoming van de federale overheid om de kosten verbonden aan de zoveelste herziening van de dossiers te dekken (overuren, aanpassing informatica, opleiding enz.). Fabienne Crauwels 18 september 2006 317568090 - LABP - 15 september 2006 - 3/3