Protocol 2a Bodemorganische stof en bodemvochtgehalte Deze bepalingen zijn gecombineerd omdat ze aan dezelfde monsters gedaan kunnen worden. Voor de organische stofbepaling moet het monster toch gedroogd worden Met iets meer werk stellen we dan gelijk het vochtgehalte vast. De bepalingen gaan in twee stappen. Eerst bepalen we de hoeveelheid bodemvocht door het water te verdampen. In de tweede stap bepalen we het organische stofgehalte door de organische stof te verbranden. Deel 1 Bodemvochtgehalte Doel Het meten van het vochtgehalte op verschillende dieptes in een bodemprofiel. Hoe vaak meten Eenmalig bij de profielbeschrijving Benodigde materialen Droogstoof of heteluchtoven Thermometer (tot 110° C) Monsterbakjes die in de droogstoof kunnen Weegschaal / balans (tot 0,1 gr nauwkeurig) Ovenwanten Liniaal Permanente merkstiften SOIL MOISTURE DEFINITION SHEET Diepte profiel Schepje Grondboor 5 monsterbakjes (afsluitbare zakjes, jampotjes oid) Benodigde voorkennis Het protocol van bodembeschrijving. grond bestaat uit drie fasen: vaste delen water lucht Tussen de vaste delen (zandkorrels, klei, organische stof) komen ruimtes voor (poriën) die gevuld zijn met lucht en/of water. De hoeveelheid water kan bepaald worden door het water te verdampen. De hoeveelheid organische stof kan bepaald worden door deze te verbranden. Bodemvochtmonsters verzamelen in een diepteprofiel Doel Het verzamelen van bodemmonsters van een diepte van 0-5 cm, 10 cm, 30 cm, 60 cm en 90 cm. Na het drogen worden deze monsters gebruikt voor de bepaling van organische stof. Benodigde materialen Werkblad ‘Bodemvochtmonsters verzamelen (diepteprofiel) Schepje Grondboor 5 bakjes voor grondmonsters (van te voren zonder deksel, gewogen en genummerd) Pen en/of potlood Werkwijze In het veld 1. Gebruik het werkblad ‘Bodemvochtmonsters verzamelen (diepteprofiel)’. Voer het eerste gedeelte hier van uit. 2. Bepaal je monsterpunt bij de plaats van de profielbeschrijving (binnen 1 à 2 meter hier vandaan) en verwijder gras en ander organisch materiaal rondom dit punt. 3. Graaf met het schepje een gat met een diameter van 10 – 15 cm en een diepte van 5 cm. Laat de aarde los in het gat liggen. 4. Verwijder van deze losse aarde steentjes die groter zijn dan 5 mm in doorsnede, grote takjes, wormen en dergelijke. 5. Vul met het schepje het monsterbakje met tenminste 100 gram losse aarde. Sluit het bakje onmiddellijk af zodat het vochtgehalte niet verandert. 6. Noteer op je werkblad het nummer en de vooraf bepaalde massa van het bakje, het meetpunt en de diepte waarop het bodemmonster is genomen. 7. Gebruik het schepje om de aarde tot een diepte van 8 cm te verwijderen. 8. Vul een nieuw monsterbakje met aarde uit de laag 8 – 12 cm diep met tenminste 100 gram losse aarde. Verwijder van deze losse aarde steentjes die groter zijn dan 5 mm in doorsnede, grote takjes, wormen en dergelijke. Sluit het bakje onmiddellijk af zodat het vochtgehalte niet verandert. 9. Noteer op je werkblad het nummer en de vooraf bepaalde massa van het bakje, het meetpunt en de diepte waar het bodemmonster is genomen. 10. Voer deze procedure met behulp van de grondboor uit voor de dieptes 30, 60 en 90 cm. 11. Uiteindelijk heb je nu 5 monsterbakje uit een gat. Maak het gat dicht met de overgebleven grond. Bodemvochtgehalte bepalen Doel Het wegen, drogen en opnieuw wegen van bodemmonsters om het vochtgehalte vast te stellen. Benodigde materialen Droogstoof of heteluchtoven Thermometer (tot 110° C) Bodemmonsters in bakjes geschikt voor de droogstoof Weegschaal / balans (nauwkeurig op 0,1 gr; capaciteit van min. 400 gr) Ovenwanten Ingevuld werkblad ‘Bodemvochtgehalte’ Pen en/of potlood Werkwijze In het lab 12. Kalibreer de weegschaal. Noteer de standaard massa die je gebruikt bij het kalibreren. 13. Verwijder de deksels van alle bodemmonsters. 14. Weeg het bodemmonster zonder de deksel. Noteer de gegevens (nummer monster + massa nat gewicht) in je werkblad. 15. Doe dit voor alle bodemmonsters. 16. Droog de monsters in de droogstoof. 17. Noteer de droogtijd en droogmethode op je werkblad. 18. Haal de monsters voorzichtig uit de droogstoof. Gebruik de ovenwanten hierbij. 19. Weeg het bodemmonster. Noteer de gegevens (nummer monster + massa droog gewicht) in je werkblad. 20. Doe dit voor alle bodemmonsters. 21. Maak alle monsterbakjes schoon en droog deze af. De aarde kan verzameld worden om later naar de onderzoeksplek te worden teruggebracht. Deel 2 Bodemorganische stof (en bodemvocht) Dit protocol bestaat uit twee varianten: een voor scholen die een oven tot hun beschikking hebben en een voor scholen zonder oven. Doel Het meten van de hoeveelheid organische stof en bodemvocht in de bodem. Hoe vaak meten Één keer bij het opstellen van de profielbeschrijving. Voer de organische stofbepaling uit voor alle monsters waarvan je het vochtgehalte hebt bepaald. Neem per monster drie submonsters waarvan je het organische stofgehalte bepaalt en bereken daarvan het gemiddelde Voorkennis Grond bestaat uit drie fasen: vaste delen water lucht Tussen de vaste delen (zandkorrels, klei, organische stof) komen ruimtes voor (poriën) die gevuld zijn met lucht en/of water. De hoeveelheid water kan bepaald worden door het water te verdampen. De hoeveelheid organische stof kan bepaald worden door deze te verbranden. a) oven Benodigde materialen: Oven Droog grondmonster (zie techniek vochtgehalte) Analytische balans Smeltkroes (klein rond porseleinen bakje) Veiligheidsbril Pen en papier Knijper (kroezentang) Werkwijze 22. Zeef per monster de gedroogde grond over een zeef van 2mm 23. Pak met een kroezentang een leeg genummerd porseleinen kroesje en weeg dit op de analytische balans. Noteer het gewicht in 4 decimalen (mk= massa kroesje) Raak het kroesje niet met de handen aan, maar alleen met de kroezentang anders heeft het werken met de analytische balans geen zin. 24. Weeg van het monster ongeveer 10 gram af met een nauwkeurigheid van 4 decimalen. Zorg ervoor dat je 1 cm van de bovenrand van het kroesje vrij laat om het kroesje met een tang te kunnen oppakken zonder het gedroogde monster aan te raken. Noteer het gewicht van het kroesje met gedroogde grond in 4 decimalen (mk + d). 25. Plaats het kroesje met gedroogde grond in de gloeioven. Doe dit voor alle monsters waaraan de organische stof moet worden bepaald. Tijdsduur anderhalf uur bij 800 ºC. 26. Haal de kroesjes met de tang uit de oven en laat ze 10 minuten afkoelen. Weeg de kroesjes andermaal op de analytische balans. Noteer de gevonden waarde in 4 decimalen (mk + g = massa kroesje plus gegloeide grond) b) ver assing Benodigde materialen Droog grondmonster (zie techniek: Vochtgehalte) Analytische balans Weegschaal Brander Smeltkroes (klein, rond porseleinen bakje) Stukje ijzerdraad Veiligheidsbril Driepoot Gaas Pen en papier Knijper (kroezentang) Werkwijze (+ werkblad) Zeef per monster de gedroogde grond over een zeef van 2mm Pak met een kroezentang een leeg genummerd porseleinen kroesje en weeg dit op de analytische balans. Noteer het gewicht in 4 decimalen (mk= massa kroesje) Raak het kroesje niet met de handen aan, maar alleen met de kroezentang anders heeft het werken met de analytische balans geen zin. Weeg van het monster ongeveer 10 gram af met een nauwkeurigheid van 4 decimalen. Zorg ervoor dat je 1 cm van de bovenrand van het kroesje vrij laat om het kroesje met een tang te kunnen oppakken zonder het gedroogde monster aan te raken. Noteer het gewicht van het kroesje met gedroogde grond in 4 decimalen (mk + d).Doe het monster in de smeltkroes. Gloei de grond uit door de smeltkroes boven een brander te verhitten. Zet de smeltkroes daartoe op het gaas dat op de driepoot ligt. Roer af en toe met een stukje ijzerdraad in het monster. Houd bij het gloeien de smeltkroes met een knijper vast en zet een veiligheidsbril op. Door het roeren versnel je de uitgloeiing. Het monster is uitgegloeid als er geen zwarte of opgloeiende deeltjes meer aanwezig zijn. Tijdsduur ongeveer 20 minuten. Laat de smeltkroes en de inhoud ongeveer 10 minuten afkoelen. Weeg de kroesjes andermaal op de analytische balans. Noteer de gevonden waarde in 4 decimalen (mk + g = massa kroesje plus gegloeide grond) Het gewicht noteer je. Bereken met het onderstaand schema het organische stofgehalte. Massa kroesje nr… met gedroogde grond (mk+d) Massa kroesje + gegloeide grond (mk+g) Massa gloeiverlies (mk+d – mk+g) % organische stof c/a x 100% = …. Gram (a) …. Gram (b) …. Gram (c) …. % Bepaal met onderstaand schema het gemiddelde organische stof gehalte van elke laag. Horizont nr. Organische stof Organische stof Organische stof Gemiddelde nr. 1 nr. 2 nr. 3 organische stof 1 (0-5 cm) 2 (10 cm) 3 (30 cm) 4 (60 cm) 5 (90 cm)