maartensmagazine | herfst 2012 Moeilijk te bestrijden bacteriën Onverklaarbare variatie in behandelingen MM | herfst 2012 3 In beeld Marente van Vliet “Vóór mijn 18e zou het over zijn” “ Ik ben geboren met juveniele idiopathische artritis (JIA), een vorm van reuma. De artsen zeiden vroeger dat het vóór mijn achttiende wel over zou zijn. Helaas is de ziekte alleen maar verergerd, het zit in al mijn gewrichten. Op de middelbare school ben ik bijvoorbeeld noodgedwongen een jaar lang thuis gebleven. Na mijn opleiding tot schoonheidsspecia­ liste heb ik in verschillende salons gewerkt. Soms was het erg zwaar, maar ik kon geen ‘nee’ zeggen tegen mijn baas. Daardoor ging het op een gegeven moment helemaal mis. Ik ben uiteindelijk geopereerd aan beide knieën en ik heb 1,5 jaar in de ziekte­ wet gezeten. Toen heb ik besloten dat ik nooit meer voor een baas ging werken: ik wilde zelf iets opstarten. Daarbij ben ik geholpen door de Bart de Graaff Foundation. Ik had me namelijk opgegeven voor de Bikkel van het jaar-prijs 2011, voor jongeren met een beperking die een eigen bedrijf willen opstarten. Bij de ‘Coen en Sander show’ op 3FM werd uitein­ delijk bekendgemaakt dat ik had gewon­ nen! Ik kreeg een mooi startkapitaal én ondersteuning bij het opstarten van mijn salon voor huidverbetering in Woerden. In september 2011 heb ik salon PUUUR geopend. Dit was de eerste keer dat de reuma mij iets goeds heeft gebracht. Sinds een jaar gaat het weer echt goed. Ik heb de juiste medicijnenmix gekregen van mijn reumatoloog bij de Sint Maartens­ kliniek en ik sport regelmatig. Ik doe wat ik wil. Ik kom liever drie dagen ergens van bij, dan dat ik het niet doe. Dat is mijn manier om ermee om te gaan. ” 4 MM | herfst 2012 06Klacht over het planningsproces Paul Höppener kreeg een knieprothese in de Sint Maartens­ kliniek. Het proces tussen eerste consult en operatietafel verliep echter niet vlekkeloos. Hij stuurde een klacht naar het ziekenhuis. 26 24 10Hachelijk avontuur in Oeganda De afdaling van een 5100 meter hoge berg in Oeganda werd een pijnlijke nachtmerrie voor Peter van Oene. “Binnen een paar seconden hing ik op twaalf meter diepte.” 20Tien vragen over infectieorthopedie Sommige patiënten krijgen na het plaatsen van een nieuwe heup of knie een infectie rondom de prothese. Wat zijn de eerste signalen daarvan, wat zijn de risico’s en wat houdt de behandeling in? 10 26Hoge dwarslaesie door snowboarden “Ik viel voorover met mijn gezicht in de sneeuw”, vertelt Tobias de Swart. Hij hoorde ‘knak’ en kon vervolgens niet meer overeind komen. 20 Colofon Het MaartensMagazine verschijnt vier keer per jaar en wordt verspreid onder patiënten, medewerkers, oudmedewerkers en externe relaties van de Sint Maartenskliniek. In het MaartensMagazine vindt u nieuws en actuele ontwikkelingen binnen de Sint Maartenskliniek. De Sint Maartenskliniek is een gespecialiseerd ziekenhuis voor orthopedie, reumatologie en revalidatiegeneeskunde. Voor reacties, suggesties of het doorgeven van adreswijzigingen kunt u contact opnemen met de afdeling Communicatie, Postbus 9011, 6500 GM Nijmegen, telefoon: (024) 365 91 76, of mail: [email protected]. Voor het aanvragen van een gratis abonnement op het MaartensMagazine bezoekt u www.maartenskliniek.nl/mm. MM | herfst 2012 5 Inhoud Column Raad van Bestuur column Benieuwd naar uw (on)tevredenheid 09 06 16 22 Verder… 9 12 14 15 16 22 24 25 28 30 31 Uit de oude doos Andere kijk op kwaliteit Dokter! Dokter! Neuromonitoring In beeld: Centrale Sterilisatie Afdeling Behandelprotocollen Reumatologie Tuinieren als therapie Acute zorgpoli Dagboek Het apparaat Contactinformatie Redactie Aart-Jan de Looff, Robert Janssen, Wouter van der Meer, Marije van Vooren Fotografie Dennis Vloedmans (cover, 2, 3, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 30, 31, 32), Frans van den Aardweg (10, 11) en de afde­ ling Commercie, Marketing & Communicatie Vormgeving Wunderbar Visuele Communicatie, Nijmegen Druk Van Eck & Oosterink communicatieregisseurs, Dodewaard Bezoek onze website: www.maartenskliniek.nl Uit recent onderzoek blijkt dat 16% van de zorggebrui­ kers wel eens een klacht heeft ingediend en zeven van de tien artsen (71%) wel eens een klacht heeft gekregen over de zorgverlening. Het gaat hierbij om zowel formele als informele klachten. Nog geen vier van de tien (38%) zorggebruikers zeggen te weten waar ze met een klacht terecht kunnen. En slechts 5% heeft het idee dat de gezondheidszorg open is wanneer er iets niet goed is gegaan. Deze resultaten vragen om actie. Ook in de Sint Maartenskliniek gaat er soms iets mis of zijn er dingen die beter kunnen. Durft u dit aan te kaarten bij onze medewerkers? En als dat niets oplevert of als u daarbij hulp wilt, weet u dan de patiënten­ contactpersoon of de – onafhankelijke – klachten­ commissie te vinden? Graag nodigen we u uit om het ons te laten weten als het niet goed gaat. Ook ogen­ schijnlijk kleine dingen kunnen belangrijk zijn. Zodat we ervan kunnen leren en onze zorg kunnen verbete­ ren, voor u en voor anderen. Dus hebt u een klacht? Vertel het ons! Natuurlijk zijn we ook geïnteresseerd in wat er goed gaat. Dus ook als u tevreden bent, zijn we benieuwd naar uw ervaringen. U kunt die ervaringen delen met ons en met anderen, bijvoorbeeld op Zorgkaart.nl. De oude tegeltjeswijsheid ‘Bent u ontevreden, vertel het ons. Bent u tevreden, vertel het anderen’ gaat ook voor de zorg op. Berthe de Jong, Raad van Bestuur 6 MM | herfst 2012 Organisatie Klacht over het planningsproces “Waarom loopt die geoliede machine hierop vast?” Oud-huisarts Paul Höppener (74 jaar) uit Heerlen koos vorig jaar voor de Sint Maartenskliniek toen hij een knieprothese nodig had. Het proces tussen eerste consult en operatietafel verliep echter niet vlekkeloos en hij stuurde een klacht naar het ziekenhuis. “Het planningsproces was een smet op de patiëntvriendelijkheid van de Sint Maartenskliniek.” “Ik werd op de wachtlijst gezet voor een knieoperatie na mijn eerste afspraak bij de orthopeed”, vertelt Höppener. “Op de website had ik de wachttijd van de operatie al bekeken. Van de patiëntenplanning zou ik nog horen wanneer ik geopereerd ging worden. Drie weken vóór de operatie zou ik daarover een brief thuisgestuurd krijgen. Maar, er kwam geen brief. Ik zat maar naar de brievenbus te kijken en ondertus­ sen raakte mijn planning in de war. Ik wist niet of en wanneer ik dingen kon afspreken.” Wanneer naar de OK? Na contact met de planners bleek de wachttijd langer dan op de website stond vermeld. Höppener: “En voor patiënten die – bewust of onbewust – aan een speci­ fieke chirurg waren gekoppeld, zoals ik, kon het nog veel langer duren. Terwijl het mij niet uitmaakte door wie ik geopereerd zou worden. Ik vond het vooral vervelend dat ik geen duidelijkheid kreeg over hoe lang ik nog moest wachten. Bovendien moest ik er zelf contact over opnemen. Het verbaasde mij dat de ver­ der zo geoliede machine die de Sint Maartenskliniek is, hierop vastliep.” De irritatie over het plannings­ proces zorgde ervoor dat hij uiteindelijk een brief schreef naar het ziekenhuis. “Als er iets gebeurt waar “Ik wilde bovenal duidelijkheid over hoe lang ik nog moest wachten op de operatie” Paul Höppener, patiënt Paul Höppener: “Het planningsproces was een smet op de patiënt­ vriendelijkheid van de Sint Maartenskliniek.” anderen ook last van hebben, dan houd ik niet mijn mond”, aldus Höppener. Serieus genomen “Op mijn brief kreeg ik een keurige reactie”, zegt Höppener. “Met daarin uitleg en een erkenning dat het niet goed was wat er was gebeurd. En zes weken na mijn geslaagde operatie heb ik ook nog een gesprek gehad met twee mensen van het ziekenhuis. We bespraken de punten die ik niet goed vond gaan in het proces. Dat was een fijn en serieus gesprek. Ik heb wel bewondering voor de manier waarop de Sint Maartenskliniek is omgegaan met mijn klacht.” Wachttijden terugdringen Paul Höppener is niet de enige patiënt met opmerkin­ gen over het planningsproces (en de communicatie die daarbij hoort) van het Orthopediecentrum in MM | herfst 2012 7 Nijmegen. De Sint Maartenskliniek onderneemt hier dan ook gericht actie op met het project ‘Gemini’. “Met dit project willen we onder andere de wacht­ tijden van de OK terugbrengen tot maximaal acht tot tien weken”, vertelt projectleider Ilse Schasfoort, tevens hoofd Bedrijfsbureau van het Reumacentrum. “Dit betekent dat een patiënt minder lang op een operatie hoeft te wachten als hij of zij eenmaal op de polikliniek is geweest.” Meteen een afspraak maken “Verder vinden we het belangrijk dat de patiënt op het juiste moment de juiste zorg krijgt en daarover ook tijdig wordt geïnformeerd”, gaat Schasfoort verder. “Zo streven we ernaar dat patiënten, nadat ze de indi­ catie ‘operatie’ hebben gehad, meteen – op inloop – terechtkunnen voor de preoperatieve screening of dat ze anders hiervoor een datum meekrijgen. Bovendien moeten ze binnen één week een OK-datum krijgen. Dit laatste gebeurt nu pas drie weken vóór de operatie en dat vinden veel patiënten te laat.” Nieuwe afdeling Zorglogistiek Een goede capaciteitsplanning is een voorwaarde om het proces te kunnen verbeteren. Hoe kunnen we de poli, de OK en het beddenhuis zo goed mogelijk benutten? Schasfoort: “Om daarvoor te zorgen, rich­ ten we in 2013 de nieuwe afdeling Zorg­logistiek op, “Om excellent te zijn, kunnen de planning en zorglogistiek niet achterblijven bij de zorg. Daarom zijn we nu volop bezig om dit op te lossen” Ilse Schasfoort, Sint Maartenskliniek waar de planning van Orthopedie en Reumatologie samen wordt geregeld.” Dit najaar start de Sint Maartenskliniek bovendien met een test van de nieuwe OK-planning bij een specialisme (behandel­ unit) binnen Orthopedie. “We bekijken dan of we voor nieuwe patiënten het gewenste proces kunnen invoeren”, legt Schasfoort uit. “Als het goed gaat bij die unit, kunnen we dat ook zo doen bij de andere units.” Inhaalslag Schasfoort benadrukt dat de planners van Orthopedie keihard werken. “Maar het proces werkt gewoon niet goed. We willen als ziekenhuis excellent zijn, maar dan kunnen de planning en zorglogistiek niet achter­ blijven bij de zorg. Daarom zijn we nu volop bezig om dit op te lossen. Het is complex en we moeten met veel zaken en belangen rekening houden, maar ik ben ervan overtuigd dat we er gaan komen.” • Klachten gebruiken om de zorg en processen te verbeteren Patiënten bepalen zelf of hun klacht over de zorg, het proces of het verblijf in de Sint Maartenskliniek terechtkomt bij de klach­ tencommissie of de patiëntencontactper­ soon. De onafhankelijke klachtencommissie communiceert voornamelijk schriftelijk. Terwijl Martine Scholten, de patiënten­ contactpersoon in Nijmegen, de meeste mensen opbelt en oplossingsgericht aan de slag gaat. “Dat persoonlijke contact is be­ langrijk”, zegt ze. “Zo’n gesprek lucht vaak al op voor mensen. Ook krijgen ze meteen het idee wat ermee gedaan wordt.” Na dat eerste contact neemt de leiding­ gevende van de afdeling waarover de klacht gaat doorgaans het contact met de patiënt over. Scholten houdt de regie over de afhandeling van een klacht. “Mijn doel is dat de patiënt weer tevreden is en het vertrouwen in de Sint Maartenskliniek be­ houdt”, vertelt ze. Zij ziet een klacht vooral als een mogelijkheid om te leren en de zorg en processen te verbeteren. “De meeste mensen benaderen ons zodat andere patiënten er geen last meer van hebben. Het gaat er ook niet om wie er gelijk heeft. Als een patiënt iets niet als goed ervaart, dan is het ook niet goed.” 8 MM | herfst 2012 Kort nieuws G Onderzoek CZ: Maartensapotheek geeft de beste uitleg over medicijnen De Maartensapotheek van de Sint Maartenskliniek geeft de beste voor­ lichting over het gebruik, de werking en bijwerking van geneesmiddelen. Dat blijkt uit een groot landelijk patiëntenonderzoek onder meer dan 14.000 patiënten die zijn verzekerd bij zorgverzekeraar CZ. Het onderzoek liet ook zien dat patiënten de Maartens­ apotheek aanbevelen aan andere patiënten, dat er structureel voorlich­ ting wordt gegeven en dat de Maartens­ apotheek goed met privacy omgaat. Van alle onderzochte apo­theken was de Maartens­apotheek de enige apo­ theek die op elk domein een voldoende scoorde. “We hebben als team heel bewust ge­ kozen voor intensieve begeleiding van mensen die geneesmiddelen moeten gebruiken”, zegt Bart van den Bemt, poliklinisch apotheker van de Maartens­ apotheek. “Dat is niet voor niets. In Nederland worden jaarlijks 16.000 mensen in het ziekenhuis opgenomen vanwege vermijdbare problemen met geneesmiddelen. Daarnaast blijkt dat de helft van alle Nederlanders die een ge­ neesmiddel gebruikt, deze niet volgens het voorschrift van de arts gebruikt. Goede begeleiding van geneesmid­ delgebruik is essentieel. Daarom is het onze missie als Maartensapotheek om samen met de patiënt te zorgen dat het geneesmiddel wordt ingepast in zijn of haar dagelijks leven.” Het team van de Maartensapotheek doet dit onder meer door standaard voorlichting te geven bij zowel de eerste als tweede uitgifte van een geneesmiddel. Van den Bemt: “Daar­ naast werken we intensief samen met artsen en hebben we speciale genees­ middelspreekuren, voorafgaand aan het consult van de patiënt met de arts.” De Maartensapotheek heeft ook een telefonische begeleidingsservice voor mensen die specialistische reumagenees­ middelen gebruiken. Sportpoli in Woerden voor amateurs en toppers Tennissers, voetballers, hardlopers en andere sporters: menig wachtkamer zit er op maandag, na een sportief weekend, vol mee. Om deze sportievelingen snel en deskundig te kunnen behandelen, openen de Sint Maartenskliniek in Woerden en Sportgeneeskunde Woerden een gezamenlijke sportpoli. Anderson (links) en Van Rooijen (rechts) Vanaf 4 september kunnen amateuren topsporters iedere dinsdagmiddag terecht op de sportpoli. Waar? Op de locatie van Sportgeneeskunde Woerden aan de Zaagmolenlaan 12, tegenover het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis in Woer­ den. Sportorthopeed Anderson van de Maartenskliniek en sportarts Van Rooijen van Sportgeneeskunde Woerden houden dan gezamenlijk spreekuur. “Sporters stellen specifieke eisen aan de behandeling van letsels en blessures. Door als sportarts en sportorthopeed gelijktijdig te werken, kunnen we nog beter aan deze eisen voldoen”, aldus Anderson. De sportpoli voorkomt dat sporters die met een blessure bij de sportarts komen, maar toch orthopedische hulp blijken nodig te hebben, niet opnieuw twee weken hoeven te wachten. Van Rooijen: “De sportarts en sportorthopeed vul­ len elkaar zo, of andersom, goed aan. Bovendien kunnen we sporters na een blessure of operatie ook beter begelei­ den terug het veld of de baan op.” Een verwijzing van de huisarts is nodig voor de sportpoli. MM | herfst 2012 9 Uit de oude doos Laboratorium jaren ’30 - ’40 De microscoop is een blijvertje Bijzondere installaties, een grote gasfles en heel veel glazen flesjes met verschillende vloeistoffen erin. O ja, en een rekje met reageerbuizen. Dit moet een laboratorium zijn. Nog specifieker: dit is het laboratorium van de Sint Maartenskliniek in de jaren dertig en veertig. Wat natuurlijk meteen in het oog springt, zijn de twee onherkenbare zusters. Maar ook de glazen potjes met vloeistof, het warmhoudplaatje en de verder enorm lege werktafels. Tegen­ woordig staan de tafels in het labora­ torium helemaal vol met ingenieuze, technische apparaten. Apparaten waar de vloeistoffen al in verwerkt zitten. Die flesjes zijn er dus niet meer, maar het gekke warmhoudplaatje heeft de strijd tegen de voortschrijdende tech­ niek – voorlopig – overleefd. De analis­ ten gebruiken het vandaag de dag nog steeds om stoffen beter te laten oplos­ sen in een vloeistof. Dunne plakjes rattenlever Waar nu veel automatisch gebeurt in het laboratorium, werd vroeger alles met de hand gedaan. De analisten telden witte bloedcellen en thrombo­ cyten (zorgen voor de bloedstolling) stuk voor stuk onder de microscoop. Voor het testen op reuma bij een patiënt zette het laboratorium enkele vreemde, doch effectieve, hulpmiddelen in. Zo konden de analisten eventueel aan­ wezige autoantistoffen in het bloed bepalen, als dat bloed op dungesneden plakjes ratten­lever was aangebracht. Nog opmerkelijker was het gebruik van wangslijmvliescellen van de analisten. Bij gebrek aan externe donoren ston­ den zij ’s ochtends vóór het werk met een schuursponsje hun wangen leeg te schrapen! Tegenwoordig gebeuren die bepalingen met ander materiaal dat aan de strenge hedendaagse voorschriften voldoet. Want ook de kwaliteit en veilig­ heid op laboratoriumgebied zijn sterk verbeterd. Razendsnelle bloeduitslag Toen reumapatiënten goudinjecties kregen als medicijn tegen de pijn, was het belangrijk om eerst enkele bloed­ parameters te bepalen, voordat ze de injectie opnieuw toegediend kregen. Vandaag de dag gebeurt iets soortge­ lijks. De bloeduitslag van reumapatiën­ ten moet binnen een uur na het prikken al bij de reumatoloog liggen, voordat de patiënt bij hem/haar naar binnen stapt. Opschieten dus. Op termijn is dat geen probleem meer, want dan komen er waarschijnlijk apparaten die meteen na de bloedafname de uitslag kunnen geven. Voor de nostalgische analist is het maar goed dat het warmhoudplaat­ je, de reageerbuis en de microscoop blijvertjes zijn. • Voor het hele ziekenhuis Het laboratorium verricht onderzoeken voor Reumatologie, Orthopedie én Revalidatiegeneeskunde, en participeert ook in wetenschappelijk onderzoek. De analisten onderzoeken met name bloed en urine. Bijvoorbeeld om te onderzoeken of iemand ontstekingen heeft of om te testen of een patiënt niet te veel bloed heeft verloren bij een operatie. Het testen van uitwerpselen gebeurt tegenwoordig buiten de deur. Dit tot ‘opluchting’ van de analisten. 10 MM | herfst 2012 Patiëntervaring Hachelijk avontuur in Oeganda “Mijn kuiten scheenbeen waren brokjes” In juni 2010 beklom Peter van Oene (53 jaar) uit Arnhem samen met zijn zwager Frans de 5100 meter hoge Margherita-top in het Rwenzori-gebergte van Oeganda. Op de vijfde dag van de trektocht bereikten ze via twee gletsjers de top, samen met hun gids. Na een half uur genieten van de serene rust boven op de berg begonnen ze aan de afdaling. Een afdaling die zou uitmonden in een pijnlijke nachtmerrie. Peter: “Het gebeurde in een flits; ik ga nooit meer het ijs op.” “We zaten met z’n drieën aan elkaar vast met twaalf meter lange touwen”, vertelt Peter. “De gids voorop, ik in het midden en Frans achteraan. Het was een route met veel gletsjerspleten waar je overheen moest stappen bij het smalste stuk. Nadat ik over een van die spleten was gestapt, gleed ik plotseling uit. Ineens ging het heel snel; ik kon me niet meer vastklampen en ik gleed zo de volgende gletsjerspleet in.” Binnen een paar seconden hing hij op twaalf meter diepte onder in die krappe, koude ruimte. Met bovendien enorm veel pijn aan zijn linkerbeen. Peter: “Het onder­ been bungelde er raar bij. Frans was door mijn val een stuk meegesleurd en was hard op zijn gezicht terecht­ gekomen. Hij was even bewusteloos geweest. Na vijf lange minuten had ik eindelijk contact met hem en de gids. Helaas konden ze mij met z’n tweeën niet omhoog trekken.” Op de billen de berg af De gids ging terug naar het eerstvolgende kamp om hulp te halen. Maar dat kamp lag niet om de hoek. Zes uur lang hing Peter daar met zijn verbrijzelde onderbeen. Met alleen maar ijs om hem heen en een klein beetje zonlicht in de verte boven hem. “Geluk­ kig kon ik nog met Frans communiceren. We conclu­ “Zes uur lang hing ik daar op twaalf meter diepte met mijn verbrijzelde onderbeen” deerden dat we de taxi terug naar Kampala niet meer gingen redden”, grapt Peter. “Toen de gids eindelijk terugkwam met twee anderen hadden ze mij er zo uit. Met klimstokken spalkten we mijn been en op mijn billen schoof ik vervolgens naar beneden. Een helse tocht, want pijnstillers had ik niet. Op 4800 meter hadden we een noodkampje opgezet om te overnach­ ten. Ik was verkleumd en probeerde in de slaapzak warm en droog te worden. Bewegen was geen optie, dat was te pijnlijk.” Plassen in een colafles “Ruim dertig uur na mijn valpartij arriveerde het reddingsteam pas bij mij. Zij moesten helemaal vanaf het startkamp komen”, legt Peter uit. “Ze droegen me naar het dichtstbijzijnde kamp, waar we erachter kwa­ men dat het gelukkig geen open breuk was. Wel wist ik dat het behoorlijk fout zat. Onderaan bij de enkel zaten enorme bloeduitstortingen. En mijn kuitbeen en scheenbeen waren brokjes.” Peter kreeg antibiotica en paracetamol en werd helemaal ingesnoerd voor de tocht naar het startkamp. “Ik kon alleen nog maar plassen in een colafles. Daarom nam ik slechts een beetje water en fruit. Ze hebben me uiteindelijk prima gedragen, want onderweg heb ik weinig pijn gehad.” Operatie geslaagd In het ziekenhuis in Kampala kreeg hij gips en hebben ze hem transportgereed gemaakt. Peter: “De breuk was al vijf dagen oud, bovendien had ik een behoorlijke zwelling. Ik wilde liever naar huis om in Nederland MM | herfst 2012 11 geopereerd te worden.” Ondertussen had zijn vriendin gebeld met de Sint Maartenskliniek in Nijmegen. Door de zwelling kon hij daar pas een week later geope­ reerd worden. “Het was een zeer complexe breuk. De orthopeed is uiteindelijk zes uur bezig geweest om mijn onderbeen met verschillende platen en schroeven weer succesvol in elkaar te zetten”, aldus Peter. Scootmobiel “Omdat ik het been niet mocht belasten, heb ik uitein­ delijk een half jaar in een rolstoel gezeten”, zegt hij. “Zo kon het bot weer aan elkaar groeien. In december 2010 ging het gips eraf en in juni 2011, een jaar na het ongeval, kon ik eindelijk weer lopen en fietsen. Ik was altijd heel actief, dus een jaar liggend en zittend doorbrengen was geen makkie. Ik had ook helemaal geen beenspieren meer.” Een scootmobiel zorgde ervoor dat Peter weer de deur uit kon en min­ der afhankelijk was van anderen. “Als je je alleen per rolstoel of scootmobiel kunt voortbewegen, weet je ook hoe het voelt om gehandicapt te zijn. Ik kon bijna niets. Gelukkig wist ik dat het maar tijdelijk zou zijn.” Niet meer parachutespringen “Het uitglijden en vallen gebeurt in luttele seconden, maar daarna duurt het heel lang voordat alles weer oké is”, vervolgt Peter zijn verhaal. “Gelukkig groeit het bot goed aan elkaar. Het lopen gaat steeds beter, ook al zit hardlopen er voorlopig nog niet in. Verder is de pijn minder en mijn spieren zijn weer een beetje terug. Ik kan zelfs weer autorijden.” Er zit nu nog één Met de klok mee: het Rwenzori-gebergte in Oeganda; de gletsjerspleet waarin Peter verdween; noodkamp op 4800 meter; zwager Frans gewond aan zijn gezicht; ingesnoerd voor tocht naar startkamp plaat in zijn been. Dat weerhoudt hem er echter niet van om weer fulltime aan het werk te zijn als docent tuin- en land­ bouwtechniek. Peter: “Ik ben niet zo snel in paniek en heb er ook geen trauma aan overgehouden. Wel moet ik voorzichtig zijn, dus gekke dingen als parachute­ springen of bungy jumpen daar begin ik niet meer aan. Ook ga ik niet meer het ijs op. Achteraf ben ik blij dat die voet er nog aanhangt en dat ik weer aardig wat dingen kan doen, die ik voorheen ook deed. Ik heb wel veel geluk gehad, het had heel anders kunnen aflopen!” • Peter in 2012 12 MM | herfst 2012 Kwaliteit Verschillend perspectief, zelfde streven Patiënten en professionals kijken anders naar kwaliteit Er is tegenwoordig veel aandacht voor kwaliteit in ziekenhuizen. Natuurlijk hielden ziekenhuizen zich daar voorheen ook mee bezig, maar de laatste jaren wordt de kwaliteit vaker transparant gemaakt en gepubliceerd. Patiënten en professionals (behandelaars) kijken vanuit een ander perspectief naar kwaliteit; zij interpreteren de kwaliteit anders. Het ene perspectief weegt niet zwaarder dan het andere en een ziekenhuis moet vanuit alle perspectieven kwaliteit inzichtelijk maken. Ook de Sint Maartenskliniek. Patiëntperspectief Patiënten zijn klanten van het ziekenhuis. Ze hebben een mening over hoe ze in het ziekenhuis zijn ontvan­ gen, bejegend en behandeld. Patiënten kunnen hun mening over de Sint Maartenskliniek of hun behan­ delaar onder andere geven in patiënttevredenheids­ onderzoeken. Wij onderzoeken periodiek (met vragen­ lijsten of interviews) wat patiënten goed en minder goed hebben ervaren. De uitkomsten hiervan worden binnen het ziekenhuis geëvalueerd en moeten leiden tot verbeteringen. Daarnaast werkt de Sint Maartens­ kliniek met tipkaarten. Hiermee geven patiënten ons tips over dingen die we kunnen verbeteren. Rapportcijfer geven Maar patiënten kunnen hun mening over de kliniek ook openlijk kenbaar maken. Zo is het mogelijk om op de website van de Sint Maartenskliniek een mening over de orthopedische behandelingen achter te laten. Patiënten geven dan rapportcijfers (0 tot 10) voor de onderdelen ‘algemene tevredenheid’, ‘communicatie door medewerkers’, ‘deskundigheid van artsen en behandelaars’ en ‘de faciliteiten binnen de Sint Maartenskliniek’. Bovendien kunnen zij een toelich­ting geven bij die scores. Inmiddels hebben bijna Schermafbeelding van www.zorgkaartnederland.nl vijf­honderd patiënten gebruikgemaakt van deze mogelijkheid om hun behandeling te beoordelen. Zoover voor de zorg Niet alleen op de website van de Sint Maartenskliniek zelf kunnen patiënten hun mening geven. Ook op onafhankelijke websites, zoals ZorgkaartNederland (www.zorgkaartnederland.nl), kunnen zij een beoor­ deling over zorgaanbieders plaatsen. ZorgkaartNeder­ land is te vergelijken met een website als Zoover waar reizigers een beoordeling over vakanties weergeven. Veel patiënten gebruiken nu al dit soort onafhankelijke websites om zich te oriënteren op een ziekenhuis of behandelaar. Ook zorgverzekeraars onderzoeken hoe patiënten de zorg beleven. Dit doen zij door een groep patiënten, na het bezoek aan een ziekenhuis voor een specifieke behandeling, vragen te stellen over hoe zij de zorg hebben ervaren. De resultaten daarvan wor­ den in een rapportage opgenomen, die vervolgens met het ziekenhuis wordt besproken. MM | herfst 2012 13 Professioneel perspectief Externe partijen, zoals de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ), stellen eisen aan de kwaliteit in het ziekenhuis. De Sint Maartenskliniek moet jaarlijks aan de IGZ rapporteren over een groot aantal ‘indicatoren’ (gegevens die je kunt meten). Deze indicatoren hebben betrekking op hoe een ziekenhuis de kwaliteit en veiligheid heeft gewaarborgd en op de minimale eisen waaraan het ziekenhuis moet voldoen. Bijvoor­ beeld: in hoeverre bewaakt het ziekenhuis of er sprake is van ondervoeding bij patiënten die zijn opgenomen? Of tijdens hoeveel procent van de operaties is een time-out-procedure uitgevoerd? Vragen over specifieke aandoeningen Ook het landelijke programma Zichtbare Zorg (opge­ zet door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) vraagt jaarlijks kwaliteitsgegevens op bij ziekenhuizen. De indicatoren van dit programma zijn vooral gericht op hoe de zorg voor een aantal specifieke aandoeningen is georganiseerd. Voor de Sint Maartenskliniek betreft dit onder andere de behandeling van reumatoïde artritis, de meniscusoperatie en de vervanging van een heup en knie. Over de behandeling van reumatoïde artritis wordt bijvoorbeeld gevraagd of er gespecialiseerde reuma­ verpleegkundigen zijn en hoe de verschillende behandelaars met elkaar samenwerken. Eigen kwaliteit onder de loep Het zijn echter niet alleen externe partijen die kwali­ teitsindicatoren uitvragen. Binnen de Sint Maartens­ kliniek gelden ook kwaliteitsregels en indicatoren. Zo stellen we onder andere eisen aan het minimaal aantal patiënten met een bepaalde aandoening dat een arts moet behandelen, het melden van complica­ ties, het voorschrijven van medicatie en infectieper­ centages na operaties. De kwaliteitsfunctionarissen in het ziekenhuis meten of we aan de externe en interne kwaliteitseisen voldoen. En als het nodig is, brengen zij samen met de artsen verbeteringen aan. • Kortom, er zijn veel partijen die – vanuit verschillende invalshoeken – naar de kwaliteit van een ziekenhuis kijken. Eén ding hebben ze in ieder geval gemeen: ze streven allemaal naar een zo hoog mogelijke kwaliteit van de zorg voor patiënten. Maartensfacts De mate waarin een patiënt goede kwaliteit beleeft en de wijze waarop de arts en de organisatie kwaliteit leveren, kunnen van elkaar verschillen. Dat komt omdat ze vanuit een verschillend perspectief naar kwaliteit kijken. Er is nu een trend waarbij de bele­ ving van de patiënt en de medische uitkomst meer met elkaar in verband staan. De Sint Maartenskliniek werkt aan deze ontwikkeling mee onder de naam ‘Maartensfacts’. Wat is dat? Wij vragen patiënten om voorafgaand aan een behandeling aan te geven in hoeverre zij pijn hebben, beperkt worden in hun mobiliteit en welke score zij aan hun kwaliteit van leven geven. Dit doen we aan de hand van wetenschappelijk gevalideerde vragen­ lijsten. Na de behandeling stellen we deze vragen opnieuw. Daardoor kunnen we beoordelen in hoeverre de problemen van de patiënt ook daadwerkelijk zijn verholpen en in hoeverre de ingreep tot een verbetering voor de patiënt heeft geleid. Uitgangspunten van de patiënt Vanuit professioneel oogpunt kan de behandeling goed zijn verlopen, maar het blijft de vraag of de patiënt dat ook zo ervaart. Dit heeft mede te maken met de uitgangs­ punten van de patiënt zelf. Zo zal een sporter na een ingreep tevreden zijn wanneer hij/zij weer op het sportveld staat en een vijfenzeventigjarige wanneer hij/zij weer zelfstandig naar de winkel kan gaan. Patiënt en behandelaar kijken vanuit een verschillend perspectief naar kwaliteit 14 MM | herfst 2012 Vraag en antwoord De artsen van de Sint Maartenskliniek krijgen dagelijks vele vragen van patiënten. Vragen over gezond bewegen, over opbouwen na een operatie, over toekomstverwachtingen, over leefstijl en over pijnbestrijding. In Dokter! Dokter! beantwoorden onze specialisten de meest gestelde vragen. ? Dokter! Dokter! Het kraakbeen in mijn knie is versleten. Is er een alternatief voor een prothese? Jazeker. Als de slijtage zich beperkt tot één zijde van de knie en er tevens een afwijkende beenstand aanwezig is, is correctie van de stand (de zogeheten osteotomie) een mogelijk alternatief. De correctie zal leiden tot minder belas­ting van het versleten gewrichtsvlak, waardoor de klachten afnemen. Een ander alternatief is de gewrichts­ distractie. Hierbij wordt de knie zes weken lang met een frame enkele millimeters opgerekt. Hierdoor wordt het versleten kraakbeen ontlast en krijgt het tijd te herstellen. Bij ruim zeventig procent van de patiënten leidt dit tot een duidelijke vermindering van klachten. Bovendien is gebleken dat het kraakbeen in volume toeneemt. Omdat kniedistractie een nieuwe behan­ delmethode is, wordt deze alleen nog in onderzoeksverband toegepast. Hierbij wordt gewrichtsdistractie vergeleken met ofwel de osteotomie, ofwel de knie­ prothese. Om aan dit onderzoek deel te mogen nemen, moet wel aan bepaalde selectiecriteria worden voldaan. Bovendien wordt door loting bepaald welke behande­ ling een patiënt krijgt. Het onderzoek vindt plaats in de Sint Maartenskliniek in Woerden. Bent u geïnteresseerd in (deelname aan) het onderzoek? Neem dan contact op met arts-onderzoeker Karen Wiegant, via e-mail: [email protected]. operatie juist liever slapen. De anesthesio­ loog dient dan via het infuus een slaap­ middel toe, zodat de patiënt niets van de operatie merkt. Dat is dan geen narcose, maar vergelijkbaar met de slaap ’s nachts thuis. Sander Spruijt, orthopedisch chirurg Sommige operaties moeten onder narcose omdat het niet anders kan. Maar wanneer het mogelijk is, zal de anesthesioloog bij een orthopedische operatie altijd voor een regionale verdoving kiezen, waarbij de patiënt op verzoek dus ook kan slapen. Krijg je bij een orthopedische operatie altijd een algehele verdoving? Nee, integendeel. Bij orthopedische opera­ ties gaat de voorkeur juist uit naar een regionale verdoving, zoals een blokverdo­ ving of een ruggenprik. Een van de belang­ rijkste redenen hiervoor is de pijn na de operatie. Orthopedische ingrepen zijn pijnlijk en daarom is een goede pijnstilling noodzakelijk. Met een regionale verdoving is de pijn na de operatie veel beter te bestrijden dan met bijvoorbeeld tabletten of morfine-injecties. Een andere reden is dat de eigen afweer van het lichaam met een regionale verdoving beter behouden blijft, waardoor de kans op een wond­ infectie minder groot is. Een hardnekkig misverstand is dat je wakker moet blijven en alles meemaakt als je onder een regionale verdoving wordt geopereerd. Dat mag wel, maar het moet niet! De meeste mensen willen tijdens de Ruud Stienstra, anesthesioloog Sander Spruijt, orthopedisch chirurg Ruud Stienstra, anesthesioloog Heeft u een medische vraag aan de dokter? Mail deze naar [email protected] en wie weet staat uw vraag er volgende keer tussen. MM | herfst 2012 15 Uitgelicht Neuromonitoring: controleren van patiënt tijdens operatie Risico? Prikkels versturen! De chirurg plaatst een schroef in de wervelkolom. Hij wil een bevestiging krijgen dat alles goed gaat met de patiënt. Die bevestiging komt er, van de assistent neuromonitoring. In de Sint Maartenskliniek werken drie van deze assistenten, waarvan één nog in opleiding. Ilona Racz (links op de foto) doet dit werk zeven jaar. “Tijdens de operatie van een wervelkolompatiënt controleren we of het ruggenmerg en de zenuwen nog goed functioneren.” “Neuromonitoring betekent eigenlijk het in de gaten houden van het zenuwstelsel van de patiënt tijdens een operatie”, legt Ilona uit. “In de Sint Maartens­ kliniek zetten we neuromonitoring alleen in bij wervelkolomchirurgie. Via vier naalden in de hoofd­ huid van de patiënt versturen we prikkels die zorgen voor spiersamentrekkingen in het lichaam. Met onze apparatuur kunnen we vervolgens zien of de spieren onder het operatieniveau goed reageren op de prik­ kels.” De assistent neuromonitoring verstuurt de prikkels vooral bij de risicovolle handelingen, zoals het indraaien van een schroef. Ilona: “Het ruggenmerg is bijzonder gevoelig, als daar iets fout mee gaat dan kan het grote gevolgen hebben, bijvoorbeeld een dwarslaesie. Neuromonitoring is dan ook een extra instrument om ervoor te zorgen dat dat niet gebeurt.” Toonaangevend De drie assistenten neuromonitoring werken onder supervisie van dr. Journée, internationaal toonaange­ vend op dit gebied. Deze specialist van het Universitair Medisch Centrum Groningen heeft hen ook opgeleid. Hij heeft bovendien een deeltijdcontract bij de Sint Maartenskliniek. Ilona: “Bij sommige operaties is hij zelf aanwezig, soms moet hij telefonisch bereikbaar zijn en meestal kunnen we het zelf. De orthopeed be­ paalt dat aan de hand van het risico van de operatie.” Dr. Journée is ook de ontwikkelaar en bouwer van de bijzondere apparatuur voor neuromonitoring die we in de Sint Maartenskliniek gebruiken. “Het apparaat gaat al een tijdje mee, maar het doet wel alles wat we willen. Meer dan de nieuwe apparaten die we tegen­ komen”, aldus Ilona. Wakker worden! De meerwaarde van neuromonitoring is dat de chirurg meteen kan ingrijpen als er iets niet goed gaat of dreigt te gaan. Kortom, de operaties zijn veiliger geworden dankzij de ruggenmergbewaking. “In de Sint Maartens­ kliniek gebruiken wij deze methode al sinds 1987”, vertelt Ilona. “Vóór die tijd werd de patiënt wakker gemaakt tijdens de operatie. Terwijl de rug open lag, moest de patiënt dan bijvoorbeeld de voeten bewegen. Dat gebeurt overigens nog steeds op sommige plekken. Neuromonitoring wordt namelijk nog lang niet overal toegepast. Ook niet in Nederland.” • Supersystematisch De Sint Maartenskliniek werkt heel erg systematisch op het gebied van neuromonitoring. Dat is uniek in de wereld. Vóór de operatie voeren we altijd staps­ gewijs enkele metingen uit en die registreren we ook nauwkeurig. We meten onder andere het optimale voltage van de prikkels en hoeveel prikkels we het best vlak na elkaar kunnen geven. Bij iedere patiënt is dat namelijk weer anders. 16 MM | herfst 2012 In beeld Nieuwe apparatuur voor CSA MM | herfst 2012 17 Van vuil naar steriel in drie stappen Instrumenten die tijdens een operatie zijn gebruikt, moeten worden gereinigd en gesteriliseerd. Dat gebeurt op de Centrale Sterilisatie Afdeling (CSA). De CSA van de Sint Maartenskliniek heeft onlangs vier nieuwe was­ machines en sterilisatoren gekregen, die sneller en ruimer zijn dan de vorige modellen. Niet onbelangrijk, want de instrumenten moeten binnen ongeveer vier uur weer terug kunnen zijn op de OK. Iedereen kent wel scalpels en klemmen, maar orthopedisch chirurgen gebruiken heel wat meer instrumenten. Bij veel operaties loopt dat zelfs in de tientallen. Al die instrumenten moeten voor een operatie steriel zijn. Dit betekent dat er geen micro-organismen (zoals bacteriën en virussen) op zitten die iemand ziek kunnen maken. Het steriliseren gebeurt op de CSA. Daar worden gebruikte instrumenten in een proces van vuil, via schoon (maar nog niet steriel), naar steriel verwerkt. Elk van deze drie stappen vindt plaats in een aparte ruimte. Wassen op negentig graden Het gebruikte materiaal komt binnen in de ‘vuile ruimte’. Daar gaan de instrumenten, na een voor­behandeling, de wasmachine in. Na reiniging en thermische desinfectie (op negentig graden) komen de instrumenten er aan de andere kant van de was­machine uit, waar ze als bruik­ bare instrumentennetten samengesteld, ingepakt en van naam voorzien worden. Die netten gaan vervolgens in een andere ruimte de sterilisator in. Zijn de netten steriel? Dan gaan ze naar de opslagruimte. En van daaruit worden ze weer klaargezet voor de OK’s. Van uitkookpannetje naar sterilisatoren De drie sterilisatoren en twee wasmachines die we hebben vervangen, gaan naar het Floresti-ziekenhuis in Moldavië. Ze gebruiken daar nu nog uitkookpannetjes (!) om te steri­ liseren. Voor hen is het dan ook een enorme stap vooruit. • 18 MM | herfst 2012 Kort nieuws In het zonnetje gezet Dit jaar zijn er 150 hoogwaardige zonnepanelen gemonteerd op de sporthal van de Sint Maartens­kliniek. Een investering die past in de energiestrategie van de Sint Maartenskliniek. De zonnepanelen leveren energie die direct wordt omgezet in stroom. De panelen leveren dus stroom terug de wandcontactdoos in. Opgesteld in tien rijen van ieder vijftien stuks leveren deze panelen ongeveer 35.000 kWh per jaar. Dit komt overeen met het energieverbruik van tien eengezins­ woningen, en de jaarlijkse besparing op CO² bedraagt ongeveer 19.427 Kg. Dit is weliswaar een relatief klein deel van het totale aantal kWh dat de Sint Maartens­ kliniek verbruikt, maar alle beetjes helpen om te ver­ duurzamen. Onderzoek naar therapie­trouw DMARD’s De Sint Maartenskliniek in Woerden werkt mee aan een onderzoek naar therapietrouw van patiënten die voor hun reumatische aandoening DMARD’s (speciale reumageneesmiddelen) krijgen: de PREDICT-studie. Voor het onderzoek volgt de Sint Maartenskliniek veertig patiënten een jaar lang. Deze patiënten heb­ ben reumatoïde artritis, ongediffe­ rentieerde artritis of artritis psoria­ tica en gaan de DMARD’s voor het eerst slikken. Zij vullen elke drie maanden een vragenlijst in. Op basis daarvan wordt onderzocht welke factoren een rol spelen bij het wel of niet innemen van de medi­ cijnen. Daarnaast vindt er nog een meting plaats met een zogeheten ‘MEMS’ (Medication Event Monito­ ring System). Dat is een soort pil­ lenpotje met een chip in het deksel, dat iedere keer registreert wanneer een patiënt het potje opendraait. Omdat we de zorg voor onze patiën­ten continu willen aanscher­ pen, werken we mee aan dit onder­ zoek. Uit eerder onderzoek (2005) van apotheker Bart van den Bemt van de Maartensapotheek bleek namelijk dat de therapietrouw van reumapatiënten gering is. Als een reumapatiënt de DMARD’s niet goed neemt, wordt de ziekte daar­ door in sommige gevallen niet goed geremd. De reumatoloog schrijft vervolgens duurdere medicatie voor, terwijl dat dan dus niet nodig is. Ook stoppen patiënten vaak met innemen als het beter gaat, zonder overleg met hun reumatoloog. Een betere therapietrouw is dan ook zeer wenselijk. Eigen verpleeg­ afdeling in Woerden De Sint Maartenskliniek in Woerden heeft een nieuwe – eigen – verpleeg­ afdeling. De oude afdeling bestond uit 24 klinische bedden (met zes structu­ rele bedden bij Chirurgie) in het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis. Dit aantal was helaas onvoldoende om een oplossing te bieden voor onze patiënten. Op de nieuwe verpleegafdeling beschikken we over 34 klinische bedden. Om de gewenste zorg en veiligheid te kunnen garanderen, hebben we zeven nieuwe verpleegkundigen aangenomen. Voordeel van een grote eigen afdeling is dat we onze patiënten op één afde­ ling kunnen verzorgen, volgens onze eigen standaarden. En dat we ze de kwaliteit van de Sint Maartenskliniek kunnen bieden. Onze patiënten met dagbehandeling liggen doorgaans in het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis, waarmee we goede samenwerkingsafspraken hebben gemaakt. MM | herfst 2012 19 Column | Over pillen enzo Aspirientje Revalidatiearts fakkeldrager tijdens de Paralympische Spelen Na de Olympische spelen stond er in Londen nog een mooi sportevenement op het programma: de Paralympische Spelen. Gehandicapte sporters van over de hele wereld gingen in augustus en september de strijd met elkaar aan. Ook voor de Paralympische Spelen werd een fakkel gebruikt om tijdens de openings­ ceremonie (op 29 augustus) het vuur te ontsteken. Viola Altmann, revalidatiearts en onderzoeker van de Sint Maartenskliniek, was een van de fakkeldragers. Altmann droeg de fakkel vlak voor de openingsceremo­ nie. Ze was hiervoor benaderd, omdat ze al dertien jaar een bijdrage levert aan het rolstoelrugby. Als ‘classifier’ deelt ze sporters op basis van hun beperking in een bepaalde klasse in. Altmann: “Op die manier kun je presteren en winnaar zijn in je sport door talent, training, inzicht, motivatie et cetera. Net als in gewone sporten. De winnaar wordt hierdoor dus niet degene die toevallig ‘het minst gehandicapt’ is.” Paralympi­ sche sport is de laatste jaren enorm geprofessionali­ seerd. Viola Altmann vindt dat classificatie op een net zo hoog niveau moet zijn als de sport en de sporters zelf. “Daarom voer ik sinds 2009, samen met de afde­ ling Research, onderzoek uit naar verbetering van het classificatiesysteem voor rolstoelrugby. Dit onderzoek richt zich op de invloed van rompfunctie op rolstoel­ vaardigheden.” De revalidatiearts van de Sint Maartenskliniek vond het een grote eer dat ze de fakkel mocht dragen. Ook vindt ze het een erkenning van het werk dat ze doet voor paralympische sport en rolstoelrugby in het bijzonder. “De Paralympische Spelen zijn net zo spannend en mooi als de Olympische Spelen. Ik hoop dat ik het vuurtje dat ik zelf voel voor paralympische sport bij anderen heb kunnen aanwakkeren”, zegt ze. Als ik vroeger hoofdpijn had, kreeg ik van mijn moeder een ‘aspirientje’. Gelukkig gaf ze mij niet echt een Aspirine®, maar paracetamol. Want het gebruik van aspirine als pijnstiller is zelden meer aan te raden. De ouderwetse aspirine geeft veel meer (maag)bijwerkingen dan paracetamol, ibuprofen, diclofenac of naproxen. Paracetamol is met stip de eerste keus pijnstiller voor de meeste vormen van pijn. Het is de meest voorgeschreven pijnstiller ter wereld. Desondanks wordt paracetamol toch nog ondergewaardeerd. Waarom? Omdat de meeste mensen een te lage dosis gebruiken. Ze proberen slechts één enkel tabletje en zeggen dan dat ze onvoldoende effect merken. Echter, vaak is één tablet paracetamol onvoldoende om de pijn te stillen. Het is door­ gaans aan te raden om drie of vier keer per dag twee tabletten paracetamol van 500 mg te slikken. Gelukkig zijn er tegenwoordig ook paracetamol­ tabletten van 1000 mg verkrijgbaar op dokters­ recept (deze worden meestal vergoed door de verzekering). Hierdoor hoef je die drie of vier keer per dag slechts één tablet, in plaats van twee tabletten, in te nemen. Toevoegingen aan paracetamol hebben overigens nauwelijks effect. Dus paracetamol met coffeïne of met codeïne werken niet beter dan paracetamol alleen. Wel kunnen ze meer bijwerkingen geven. Bij ontstekingsreuma zoals reumatoïde artritis of de ziekte van Bechterew werken ontstekings­ remmende pijnstillers (bijvoorbeeld naproxen, diclofenac en ibuprofen) trouwens beter dan paracetamol. Dit omdat paracetamol geen effect heeft op de ontsteking. Ook bij menstruatiepijn werkt een ontstekingsremmende pijnstiller vaak beter. Voor zenuwpijn worden overigens weer totaal andere pijnstillers gebruikt. En aspirine? Die blijkt met name zinvol om beroertes en hart­ infarcten tegen te gaan. Bart van den Bemt, apotheker 20 MM | herfst 2012 Kennis Moeilijk te bestrijden bacteriën Tien vragen over infectieorthopedie De ene infectie is de andere niet. Zo heeft een onschuldige keelontsteking doorgaans veel minder gevolgen dan een infectie rondom een prothese. In dat laatste geval is een simpel ‘kuurtje’ niet de oplossing. De orthopeden Gijs van Hellemondt en Jon Goosen zijn gespecialiseerd in infectieorthopedie. Zij beantwoorden tien vragen hierover. Wat is infectieorthopedie? “De tak van de orthopedie die zich bezighoudt met infecties van de gewrichten en botten. Al dan niet na een orthopedische ingreep, zoals een prothese­ plaatsing of fractuurbehandeling.” Hoe lopen orthopediepatiënten infecties op? “Dat kan grofweg op twee manieren. Via de huid direct in de wond, binnen drie maanden na de ope­ ratie. Dat is een vroege infectie. Of langer dan drie maanden na de operatie, via het bloed van andere locaties, zoals een tandontsteking of wondje: de late infectie. De kans op een vroege infectie is hoger dan een late infectie. De kans op een infectie van een prothese onder ideale omstandigheden ligt tussen de één en drie procent. De infectiekans is echter hoger bij bijvoorbeeld een open breuk van het been.” Loopt de ene patiënt meer risico dan de andere? “Patiënten met een minder goede afweer, zoals dia­ betes- of reumapatiënten, hebben een grotere kans op infectie. Net als patiënten met meerdere operaties ter plaatse. Ook leeftijd speelt een rol. Bij oudere mensen neemt de weefselkwaliteit af rond het bot. En dat zorgt voor een hogere infectiekans. Factoren als roken en medicijngebruik verhogen de kans op problemen met wondgenezing en dus ook de kans op infectie.” Wat zijn de eerste signalen van een infectie? “Lekkage van de wond langer dan tien dagen na de operatie, roodheid rond de wond, koorts, pijn en zwel­ ling. Als wij een infectie vermoeden, doen we bloed­ onderzoek. Als de ontstekingswaarden in het bloed te hoog zijn, in combinatie met de eerder genoemde factoren, is er een grote kans op infectie. Hoe eerder we erbij zijn, hoe beter de kansen om een prothese te behouden. Daarom informeren we patiënten altijd over de eerste symptomen en kunnen ze 24 uur per dag terecht bij de dienstdoende arts.” Wat zijn de risico’s van een infectie? “Een infectie van een gewricht met prothese betekent meestal een nieuwe operatie, met schoonmaken van het gewricht. Als dat niet werkt, kan de patiënt de prothese verliezen. Het gevolg daarvan is dat de patiënt op termijn een nieuwe prothese krijgt of dat het been vastgezet moet worden. Of, in het ergste en zeldzaamste geval, een amputatie.” Wat houdt de behandeling van een infectie in? Gijs van Hellemondt Jon Goosen “De behandelwijze van een gewricht met prothese hangt van een aantal dingen af. Bij een vroege MM | herfst 2012 21 kunde en Infectiologie, Microbiologie en soms ook Plastische Chirurgie. Dat vereist een goed team en een goede teamspirit.” Wekelijkse infectie­ bespreking bij het Orthopediecentrum Nijmegen Hoe is dat in de Sint Maartenskliniek geregeld? infectie spoelen we altijd het gewricht en nemen we kweken van het weefsel om de bacterie aan te tonen. Vervolgens starten we met antibiotica. Als alleen het spoelen niet genoeg is, verwijderen we ook de pro­ these. Dezelfde procedure geldt voor een late infectie die korter dan drie weken aan de gang is. Is de late infectie langer dan drie weken bezig, dan verwijderen we altijd de prothese, wordt de patiënt behandeld met antibiotica en krijgt hij/zij een tijdelijke prothese met antibiotica. Als het goed gaat, krijgt de patiënt dan na circa zes weken een nieuw implantaat.” Wat is de kans op volledige genezing? “Vroege infecties hebben een hogere kans op genezing dan late infecties. Met name late infecties die al langer dan drie weken actief zijn, zijn vaak moeilijker te genezen. Uit onderzoek blijkt dat de kans op genezing met behoud van de prothese in de Sint Maartens­ kliniek vrij hoog is: tussen de 90 en 95 procent.” Is het een lastige behandeling? “Implantaatinfecties hebben een aparte status. Bacteriën gaan namelijk op het implantaat zitten en zijn daardoor moeilijk te verwijderen. Daarvoor zetten we onder andere speciale antibiotica in. Het is bovendien complex omdat er meerdere specialismen aan te pas komen, zoals Orthopedie, Interne Genees­ “Ons multidisciplinaire team overlegt elke woensdag. Alle aanwezigen brengen dan hun specialistische kennis in. Het team beslist over de verdere behande­ ling van iedere afzonderlijke infectiepatiënt. Want een standaardbehandeling voor alle infectiepatiënten bestaat niet. De Sint Maartenskliniek behandelt jaarlijks ongeveer tachtig patiënten met infecties na een nieuwe knie of heup. Zo’n zestig daarvan zijn geopereerd in andere ziekenhuizen.” Hoe kan het ziekenhuis infecties voorkomen? “We houden ons aan de daarvoor opgestelde proto­ collen en instrueren alle mensen goed. Bijvoorbeeld over handen wassen of het gebruik van handschoenen. Verder zetten we vóór de operatie al neuszalf en pre­ ventief antibiotica in. Uiteraard zorgen we er tijdens een operatie voor dat alles zo steriel mogelijk is. En afhankelijk van de operatie en de patiënt gebruiken we na de operatie ook preventief antibiotica.” • Uniek: infectieafdeling De Sint Maartenskliniek neemt infecties zeer serieus. Daarom starten we eind 2012 als eerste Nederlandse ziekenhuis met een infectieafdeling. Alle infectiepatiënten komen dan op een aantal kamers bij elkaar te liggen. Zij worden daar uitsluitend geholpen door personeel met expertise op het gebied van infecties. Dus niet alleen de medisch specialisten, maar bij­ voorbeeld ook de verpleging en fysiotherapeuten. Zij krijgen – waar nodig – extra scholing op dat gebied. 22 MM | herfst 2012 Kwaliteit Behandelprotocollen voor beste behandeling reumapatiënten “Onze afdeling is nu bewust onbekwaam” Hoe zorg je als ziekenhuis voor de beste kwaliteit van alle behandelingen die je biedt? Het Reumacentrum van de Sint Maartenskliniek heeft de afgelopen jaren hard gewerkt aan het antwoord op deze vraag en om dit ook door te voeren in de praktijk voor de patiënten. De oplossing heeft het Reumacentrum gevonden in het opstellen en toepassen van behandelprotocollen, waarvan deze zomer de laatste in gebruik is genomen. Volgens medisch hoofd en reumatoloog Alfons den Broeder zijn de protocollen maar één kant van het verhaal: “De protocollen goed toepassen is nog veel belangrijker. Het is bijvoorbeeld heel belangrijk om te beseffen dat we als Reumacentrum soms eerst bewust onbekwaam moeten zijn om te kunnen verbeteren.” “Natuurlijk wisten we dat we als Reumacentrum goede behandelingen leverden, maar we wisten ook dat er ruimte voor verbetering was”, stelt Den Broeder. “Dat bedoel ik met dat we ‘bewust onbekwaam zijn’. Dat je als arts beseft dat je sommige dingen misschien helemaal niet zo goed doet. Een bewezen manier om dit soort processen te verbeteren, is om protocollen te gebruiken. Je ontwikkelt dan als het ware voor iedereen een handboek dat de beste behandelmethode aangeeft. We hebben nu protocollen ontwikkeld voor de behandeling van ruim 95% van onze patiënten.” “Mannelijke reumatologen bleken veel vaker een ander merk voor te schrijven dan vrouwelijke reumatologen” Reumatoloog Alfons den Broeder Wat zijn die protocollen dan? Een behandelprotocol start na het stellen van de diagnose. Het protocol zelf is een soort handleiding en checklist voor de reumatoloog om de behandeling van de patiënt te ondersteunen. “Dan kun je bijvoorbeeld denken aan wanneer de reumatoloog het beste welke medicijnen in welke volgorde kan voorschrijven aan een patiënt. De protocollen zijn gebaseerd op de meest recente kennis uit de wetenschappelijke literatuur, landelijke richtlijnen en natuurlijk onze eigen erva­ ringen en ‘best practices’ binnen de Sint Maartens­ kliniek”, aldus arts en onderzoeker Nienke Lesuis. Onverklaarbare variatie Protocollen die aangeven wat de beste behandeling is, zijn niet voldoende om de beste kwaliteit te garande­ ren. Volgens Den Broeder is het nog veel belangrijker om de betrokken artsen en medewerkers daarbij goed te coachen en een soort bewustwordingsproces te creëren. “De gemiddelde arts – net als andere profes­ sionals – is heel goed opgeleid en uitgebreid getraind voor zijn werk”, zegt hij. “Dan is het heel menselijk om ervan uit te gaan dat zo’n professional automatisch de beste aanpak kiest voor patiënten. Maar als je goed kijkt naar wat er gebeurt bij de behandeling zie je veel variatie. Variatie die vaak niet rationeel te verklaren is.” Iedereen is anders Nienke Lesuis neemt het stokje over: “Iedereen snapt dat elke patiënt anders is. Ook al hebben tien ver­ schillende mensen dezelfde ziekte, het blijven tien verschillende mensen met elk hun eigen klachten en behandeldoelen. Gek genoeg wordt dat van artsen niet gedacht. Maar artsen verschillen onderling wel dege­ lijk. Elke arts heeft een eigen persoonlijkheid en een geheel eigen verzameling van ervaringen die hij of zij tijdens het werk heeft opgedaan.” Voorkeur voor verpakking Een mooi voorbeeld levert een Scandinavisch onder­ zoek, waarin werd gekeken naar het voorschrijfbeleid van reumatologen van een bepaald type genees­middel. MM | herfst 2012 23 Er kwam een opvallend verschil naar voren: mannen bleken veel vaker een ander merk voor te schrijven dan vrouwelijke reumatologen. Den Broeder: “Dat onderscheid kon nergens door worden verklaard. Het kon bij wijze van spreken te maken hebben met het ontwerp van de verpakkingen. Zo zagen wij in onze eigen behandelingen ook allerlei variaties in aanpak. Wat was nu de beste behandeling? Wat zijn onze persoonlijke voorkeuren en gewoontes die mis­ schien een negatief effect hebben op de behandeling van een patiënt? En nog veel belangrijker, zijn we met elkaar bereid om die persoonlijke en ‘vertrouwde’ gewoontes en voorkeuren te laten vallen om met elkaar dezelfde en beste aanpak – in de vorm van een protocol – te kiezen? Dit soort vragen waren uiteraard niet in één of twee afdelingsoverleggen beantwoord.” Flexibel mee omgaan “Alleen protocollair handelen is trouwens ook niet goed”, benadrukt Den Broeder. “Het protocol mag niet belangrijker worden dan de arts. De arts mag zeker een afwijking van het protocol maken als hij of zij dit kan onderbouwen. Het gaat erom dat je als arts heel bewust bezig bent met het zoeken naar de beste oplossing voor je patiënt. Een eerste stap in dat proces is dus dat je weet waar je zwaktes kunnen zijn; het besef dat je bewust onbekwaam bent. De volgende stap is dat je bewust bekwaam wordt: dat je bijvoor­ beeld ziet dat het protocol geen uitkomst biedt voor een bepaalde patiënt en dat je een andere, betere oplossing hebt gevonden.” • Effectiviteit voor patiënten onderzoeken Rond 2009 is het Reumacentrum van de Sint Maartens­ kliniek begonnen met de invoering van de eerste behandel­ protocollen. Inmiddels zijn er protocollen voor de behan­ deling van de meeste ziektebeelden, waaronder reumatoïde artritis, jicht, ziekte van Bechterew, artritis psoriatica en spierreuma. Deze worden dagelijks gebruikt. Nienke Lesuis onderzoekt dat gebruik. “Nu gaat dat nog met name om de toepassing van het protocol”, zegt ze. “Maar in de toekomst willen we natuurlijk de effectiviteit voor patiënten onder­ zoeken. We zijn ervan overtuigd dat dit de beste methode is, maar om het echt te weten, moet je het natuurlijk nog verder onderzoeken… 24 MM | herfst 2012 Uitgelicht ‘Groene’ behandeling van Activiteitentherapie Tuinieren als therapie Sint Maartenskliniek, midden augustus… In aangepaste tuinbakken op verschillende hoogtes groeien radijsjes, wortels, sla, tomaten en aardbeien, maar ook prachtige bloemen en planten. We zijn hier in de tuin van de afdeling Activiteitentherapie. Een fijne plek om te zitten en rond te kijken, maar ook om in te werken; ieder in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier. Activiteitentherapie behandelt revalide­ rende patiënten van verschillende afde­ lingen. Eén van de behandelactiviteiten is het werken in de tuin. Revalidanten van de Cognitieve Behandel Unit, een behandelgroep van Neurologie, doen dat bijvoorbeeld één keer in de week in groepsverband, als onderdeel van hun programma. Het tuinieren helpt patiënten die revalideren van bijvoor­ beeld een beroerte of een dwarslaesie om hun motorische en/of cognitieve vaardigheden te oefenen. Ook is de behandeling gericht op het welzijn en positieve energie. En wellicht ontdekken ze zo ook een nieuwe hobby. Kortom, tuinieren als therapie. Planten mee naar huis In de tuin kunnen revalidanten het gehele proces van zaaien, planten en oogsten meemaken en uitvoeren. Afhankelijk van de behandeldoelen en de hulpvraag stemmen de behandelaars met de revalidant af wat hij wil en kan doen in de tuin. Er zijn hierbij mogelijk­ heden om te tuinieren op verschillende hoogtes, zowel staand als zittend. Ook ligt er allerlei (aangepast) tuingereed­ schap klaar. Soms mogen revalidanten planten meenemen naar huis, om het tuinieren daar als tijdsbesteding te kun­ nen voortzetten. Bovendien mogen ze allemaal regelmatig meegenieten van de oogst en de fleurige bloemen. Passen en meten Vanaf september 2012 start de afdeling met een nieuwe indeling van de tuin: het zogenaamde ‘tuinieren op een vier­ In geuren en kleuren… Mart te Pest (zie foto) verloor door een zwelling in zijn ruggenmerg het gevoel in zijn lichaam vanaf zijn nek. Dat ge­ voel komt nu langzaamaan weer terug. “Werken in de tuin van Activiteiten­ therapie is voor mij een goede therapie en het helpt me om de fijngevoeligheid in mijn vingers terug te krijgen”, vertelt Te Pest. “Het buiten bezig zijn, biedt mij bovendien ontspanning en afleiding van pijn en beperkingen. Het liefst plant ik kleurrijke en lekker ruikende planten. Dat maakt de tuin nog levendiger dan hij al is. Ik kijk ernaar uit om de tuin­ activiteiten voort te zetten in mijn eigen tuin als ik weer thuis ben.” kante meter’. Dit zorgt voor structuur en overzicht. De revalidant werkt in zijn eigen tuin op één vierkante meter en gebruikt een kleurcoderingsysteem om te kijken welke groenten en bloemen hij naast elkaar kan planten. • MM | herfst 2012 25 Organisatie Eerste hulp bij orthopedisch trauma Acute zorgpoli: nieuwe naam, zelfde letsels Meer dan 1500 mensen worden jaarlijks behandeld op de Acute zorgpoli van de Sint Maartenskliniek in Nijmegen. Tot voor kort was deze afdeling nog bekend als de Spoedeisende Orthopedische Hulp (vaak afgekort tot SOH). Wat biedt deze afdeling en waarvoor kunnen patiënten er terecht? In juli kreeg de afdeling een nieuwe naam: Acute zorgpoli. Ludo Penning is orthopedisch chirurg en eerste eindverantwoordelijke voor de dagelijkse behande­lingen op deze poli. “Alleen de naam is ver­ anderd,” zegt hij, “het zorgaanbod is exact hetzelfde gebleven. We hebben voor Acute zorgpoli gekozen, omdat die naam nog beter past bij wat we doen. We leveren snelle en makkelijk toegankelijke zorg voor mensen met een orthopedisch trauma. Denk aan fracturen, bandletsels en verdraaiingen of kneuzingen van gewrichten. Dus patiënten die bijvoorbeeld acute hart- of longklachten hebben, worden geholpen op de Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) van een regulier ziekenhuis. Mogelijke verwarring met ons zorgaanbod onder de oude noemer ‘SOH’ wordt nu voorkomen.” Van voeten tot vingers Verpleegkundige Marijke van Kerkhof werkt al jaren­ lang op deze afdeling. “De poli is vanaf het begin opgezet voor patiënten met acuut enkelzijdig letsel aan het bewegingsapparaat. Een hele mond vol, maar het komt neer op verwondingen, breuken of kneu­ zingen aan bijvoorbeeld de enkel, knie, heup, wervel­ kolom, nek of vingers. In principe kan iedereen met letsel aan het bewegingsapparaat bij ons terecht. Zo zien we veel mensen die bijvoorbeeld gewond zijn geraakt door sport, valpartijen of ongelukken. Ook behandelen we patiënten die door collega’s binnen en buiten de Sint Maartenskliniek worden doorverwezen.” Harde wedstrijd “Ik heb veel patiënten zien komen en gaan op de Acute zorgpoli”, vertelt Van Kerkhof. “Je krijgt als het ware de hele maatschappij over de vloer. Eén van de meest opvallende situaties gebeurde een paar jaar geleden. Een voetballer kwam bij ons binnen met hoofdletsel opgelopen tijdens een wedstrijd. Tien minuten later kwam er weer een speler binnen, een paar minuten daarna weer een en toen nog een voetballer. Uiteindelijk zaten hier vier man in tenue naast elkaar in de behandelkamer met allerlei verwon­ dingen en kneuzingen. Dat was wel apart. De sfeer was goed, er was geen ruzie of iets dergelijks, maar in de hitte van de wedstrijd botsten ze kennelijk zo hard op elkaar dat een bezoek aan onze poli nodig was.” Acuut = binnen 24 uur Penning wijst op een belangrijk voordeel van de poli: “Omdat er alleen patiënten komen met acute ortho­ pedische problemen zijn de wachttijden kort. Patiënten hoeven zelden te wachten voordat ze aan de beurt zijn.” Van Kerkhof voegt daaraan toe: “Voorwaarde is overigens wel dat het letsel in de afgelopen 24 uur is ontstaan. Het is belangrijk dat patiënten – als het kan – vooraf even bellen.” • De Acute zorgpoli is 24 uur per dag en 7 dagen in de week bereikbaar via telefoonnummer: 024 - 365 9391. 26 MM | herfst 2012 Patiëntervaring Hoge dwarslaesie “Ik heb wel De gipsvlucht is een bekend wintersportverschijnsel. Skiën en snowboarden zijn dan ook niet geheel zonder risico. Tobias de Swart (23 jaar), een ervaren snowboarder uit Den Bosch, heeft dat op een hele vervelende manier ondervonden. In maart 2012 ging hij met familie en vrienden op wintersportvakantie naar Oostenrijk. “Als je hard valt op de piste verwacht je hooguit een arm of been te breken, niet je nek. Dit was gewoon domme pech.” “Tijdens het snowboarden viel ik voor­ over met mijn gezicht in de sneeuw”, begint Tobias zijn verhaal. “Mijn hoofd bleef toen in de sneeuw steken en mijn lichaam klapte eroverheen. Ik hoorde ‘knak’ en kon vervolgens niet meer over­ eind komen. Mijn benen en buik waren gevoelloos en ik had ook geen pijn. Ik wist meteen dat het fout was.” De vrienden die erbij waren, haalden hulp op de berg. Uiteindelijk is Tobias met de dokter in een helikopter naar het ziekenhuis vervoerd. Tobias: “Er paste verder niemand meer bij. Mijn vader kreeg een briefje in welk ziekenhuis ik lag. Ik herinner me alles nog goed, want ik was de hele tijd bij bewustzijn.” Vijf millimeter Na het radiologisch onderzoek in het Oostenrijkse ziekenhuis werd Tobias meteen geopereerd. Hij had één van MM | herfst 2012 27 door snowboardongeval het idee dat ik ooit nog ga lopen” zijn nekwervels gebroken (de zogeheten ‘C6’). Tijdens de operatie hebben de artsen een aantal wervels vastgezet. Helaas had hij door de breuk al een hoge dwarslaesie opgelopen. “Mijn rug­ genmerg is door het ongeval zo bescha­ digd dat ik onder de breuk vrijwel volle­ dig verlamd ben. Vijf millimeter van de zenuwbaan is nog intact, waardoor ik op bepaalde plekken op mijn lichaam wel iets voel. Ik voel dan geen pijn of warm­ te of koude, maar ik voel bijvoorbeeld dat iemand onder op mijn voet drukt. Ik kan echter geen spieren aanspannen en dus ook niks bewegen”, aldus Tobias. Grote wond, geen pijn “Ik kan mijn armen nog redelijk gebrui­ ken”, vertelt Tobias, terwijl hij als bewijs z’n armen optilt. “Mijn triceps en mijn handen werken niet echt mee, maar de rest functioneert aardig. Gelukkig maar, want daardoor kan ik nog een hoop dingen zelf doen.” Zijn handen staan in een soort grijpstand. Door zijn polsen te bewegen, kan hij dingen pakken. Ook kan hij zich bijvoorbeeld voortbewegen in de rolstoel. Tobias: “Mijn armen zijn overigens wel gevoelloos. Laatst moest iemand me erop wijzen dat ik een grote wond op mijn elleboog had. Daar had ik zelf niets van gevoeld.” Leren hoe je moet zitten Na een week op de Intensive Care in Oostenrijk ging hij naar het UMC St Radboud. Van daaruit werd hij doorverwezen naar het Revalidatie­ centrum van de Sint Maartenskliniek, waar hij vier maanden verbleef. Tobias: “Het belangrijkste doel in die revalida­ tieperiode was om weer zo zelfstandig mogelijk te worden. Ik leerde mezelf aankleden, hoe ik mijn brood moest snijden en smeren, en hoe ik zelf in en uit bed kon komen.” Zelfs zitten was in het begin een hele opgave. Tobias heeft namelijk geen functionerende spieren meer die zijn romp rechthouden. Hij laat zien hoe hij daar nu zijn hoofd en armen voor gebruikt. “Het zijn vooral trucjes die je leert. Tijdens die vier maanden revalidatie heb ik veel vooruit­ gang geboekt. Ik kan andere dwars­ laesie­patiënten aanraden om zo veel mogelijk zelf te doen. Dat maakt je fysiek en mentaal sterker”, meent Tobias. “Als je hard valt op de piste verwacht je hooguit een arm of been te breken, niet je nek. Dit was gewoon domme pech” Glazen bol Dat hij mentaal sterk is, bewijst Tobias tijdens het gesprek. Hij heeft een posi­ tieve houding en praat uitgebreid over zijn toekomst. “Ik kan niet terugdraaien wat er is gebeurd,” zegt hij, “ik moet gewoon verder gaan met mijn leven. Dan kijk je wat je nog wel kunt. Ik heb mijn studie werktuigbouwkunde afge­ rond, dus misschien ga ik wel bouw­ tekeningen maken of word ik grafisch ontwerper. Daar ga ik binnenkort over nadenken.” Bier drinken “Ik woonde in Den Bosch met twee vrienden in een huis”, gaat Tobias verder. “Op de vierde verdieping met allemaal trappen. Dat gaat dus niet meer lukken. Ik trek nu eerst bij mijn ouders in, die hebben het huis al gedeeltelijk erop aangepast. Maar uiteindelijk wil ik een eigen rolstoelvriendelijke woning vinden en van daaruit mijn leven weer verder oppakken.” Hij vertelt ook dat zijn vrienden heel goed met de situatie omgaan. Ze organiseerden zelfs een sponsorloop om geld voor hem op te halen. “Iedereen wil graag helpen, daar ben ik wel blij mee. Ik ga ook gewoon naar de kroeg in het weekend. Ik zit dan wel in een rol­ stoel, maar verder ben ik nog steeds dezelfde.” Een wonder? Als er uitgevallen functies terug­ keren, gebeurt dat meestal in de eerste maand na de dwarslaesie. Die periode is Tobias allang voorbij. Er zit voor hem dus waarschijnlijk geen verbetering meer in. Voorlopig althans. “Mijn ouders en ik volgen al het onderzoek op het gebied van dwarslaesies. Ik gok op de medische wereld. Ja, ik heb wel het idee dat ik ooit nog ga lopen. Dat zal niet binnen een paar jaar zijn, maar over tien jaar zou ook mooi zijn. Dan ben ik nog steeds maar 33 jaar.” • 28 MM | herfst 2012 Dagboek Reina Wijbenga “Dat mijn been langer zou worden, blijkt toch geen grapje” Reina Wijbenga uit Haarlem krijgt een nieuwe linkerheup in de Sint Maartenskliniek in Woerden. De rechterheup moet straks ook nog, maar dat kan natuurlijk niet tegelijkertijd. Ze beschrijft de dagen rondom de operatie. Donderdag Alles goed geregeld Na zorgvuldig advies van de fysiotherapeut heb ik de keuze gemaakt om straks thuis te revalideren. Ook al woon ik alleen. Al wat mogelijk is om te regelen is gedaan. Vandaag, een dag voor de opname, worden de hulpstukken thuisbezorgd. Het huis is spic en span, de vriezer ligt vol, dat wat ik denk nodig te hebben de komende weken ligt op ooghoogte. Bij de Wmo is de huishoudelijke hulp voor één keer in de week aangevraagd. Het ziekenhuis belde nog vanwege de thuiszorgaanvraag die zeker goed gere­ geld gaat worden. Sowieso veel vertrouwen dat het goed komt. Ben goed geïnformeerd over de gang van zaken en dat geeft een rustig gevoel, ondanks de normale spanning voor de operatie. Vrijdagochtend Nuchter en ontdaan van nagellak en sieraden meld ik mij om 7.00 uur bij de afdeling. Mag me vrijwel meteen in een operatieoutfit (inclusief pikant broekje) hijsen. Na het ritueel van bloeddruk en koorts meten, pillen in­ nemen en dergelijke word ik door twee leuke verpleeg­ sters naar de voorbereiding voor de OK gebracht. Weer valt me op hoe vriendelijk iedereen is en dat er een goede werksfeer heerst. De ruggenprik is snel gezet en als ik de OK word binnengereden, voel ik me welkom. De dokter wenst me goedemorgen en met z’n allen wordt er meteen prettig samengewerkt. Ik ben ont­ spannen en vol vertrouwen. Dan krijg ik een roesje en voordat ik het weet ben ik vertrokken. de operatie Verrassing na MM | herfst 2012 29 Vrijdagmiddag en -avond Het voordeel van een ruggenprik: je bent wakker en meteen helder en zo lig ik alweer te kletsen met iemand op de recover. Gezellig. Zal zijn badkamer inmiddels klaar zijn? Op mijn bed ligt een leuke kaart van het operatieteam, wat bijzonder! Voel me gewoon heel goed. Terug op zaal kan ik zelf mijn dochter bel­ len die gezellig met de kleinkinderen even langskomt. Aan de overkant komt de tekening van mijn kleinzoon te hangen. Intussen geniet ik van een kopje thee met beschuit. De dokter komt persoonlijk langs, ook dat ervaar ik als heel prettig. Helaas krijg ik ’s avonds, ondanks de nodige pillen, veel pijn. Gelukkig word ik goed opgevangen en na de nodige tranen en een luiste­ rend oor krijg ik nog een extra injectie, waardoor ik de nacht goed doorkom. naar huis raks mee st t a a g Die Dagelijks een soepje Zaterdag / zondag De ochtend voelt al een stuk beter. Ik heb lekker ontbeten en ben opgefrist. Plassen lukt helaas voor geen meter, hoewel de blaas toch vol is. Zorgvuldig word ik van die volle blaas verlost. Ik mag met de fysio al even uit bed. Wanneer ze rond 11.00 uur langskomen met soep blijkt dit een dagelijks ritueel te zijn. Ben ik helemaal blij mee! Dit mag door de bezuinigingen in de zorg niet verloren gaan. Het avondeten doe ik al zittend aan tafel en ik besluit om vanaf nu ook maar naar het toilet te lopen. De zondag gaat het lopen steeds beter, ik laat mijn bezoek versteld staan. Met de fysio loop ik de trap op, wat me goed afgaat. Mijn been is wel een stuk langer geworden. Dat was mij ook verteld, maar ik dacht dat het een grapje was… De rechterheup moet ook vervangen worden, dan kunnen ze het vast wel gelijktrekken. Nietwaar? Maandag Tot mijn grote verbazing mag ik de vierde dag al naar huis. Paniek! Ik zou morgen pas gehaald worden en hoe zit dat dan met de thuis­ zorg? Dat laatste wordt allemaal keurig door het personeel geregeld en ook mijn vervoer kan gelukkig vandaag. Ik neem afscheid en be­ dank iedereen voor alle goede zorgen. Mijn medicijnen liggen al klaar bij de apotheek, dus hoeven we niet lang te wachten. De tip hoe in de auto te gaan zitten neem ik ter harte; met een plastic zak op de stoel draai ik gemakkelijk mijn benen naar binnen. Half vijf ben ik thuis in Haarlem, waar heerlijk voor me wordt gekookt en ik buiten in de tuin zit te eten. Moe maar voldaan word ik ’s avonds door de thuiszorg naar bed begeleid. Nu begint het echte revalideren. Dank aan al het personeel voor het veilige gevoel dat ze wisten te creëren tijdens mijn verblijf in de Sint Maartenskliniek. Lekker wand elen is mijn doel 30 MM | herfst 2012 Het apparaat Echoapparaat Inzoomen op een klein stukje van de patiënt pixels en verschijnt vervolgens op het scherm. Voor een leek zijn die beelden behoorlijk onduidelijk. Voor een radioloog gelukkig niet, die gebruikt ze om te onder­ zoeken wat er met de patiënt aan de hand is. Luchtdicht Op een echo zijn met name de ‘weke delen’ van het lichaam goed te zien, zoals spieren, pezen, slijmbeur­ zen en peesaanhechtingen. Ook het randje van het bot komt duidelijk in beeld, de cortex. Een beperking van de echo is dat de radioloog er niet heel diep mee kan kijken in de patiënt. Vanaf circa twintig centimeter is het beeld al niet meer heel scherp. Ook lucht is een beperkende factor, je kunt daar niet doorheen echoën. Dat is de belangrijkste reden waarom een radioloog altijd echo-gel gebruikt; het zorgt voor direct contact tussen de echokop en de huid. Veel mensen kennen het echoapparaat vooral van de echo tijdens de zwangerschap. De echokop wordt op de onderbuik gezet en op het beeldscherm verschijnt iets dat op een kindje lijkt. Dit apparaat is echter veel breder inzetbaar. In de Sint Maartenskliniek gebruiken de radiologen de echo bijvoorbeeld om te kijken naar een prothese en/of spieren, pezen en een slijmbeurs die mogelijk beschadigd of ontstoken zijn. Of om heel gericht een injectie te kunnen geven. De radioloog stuurt via de echokop geluidsgolven in de patiënt. Die golven weerkaatsen op structuurovergan­ gen in het lichaam en op basis van die weerkaatsingen ontstaat een echobeeld. Dat beeld wordt omgezet naar Niet alleen voor diagnostiek Een groot voordeel van de echo is dat de radioloog en de patiënt kunnen communiceren tijdens het onder­ zoek. Daardoor kan de radioloog heel gericht de plek onderzoeken waar de patiënt klachten en/of pijn heeft. Een echo is ook dynamisch, in tegenstelling tot de mo­ mentopnames van een foto of scan. De radioloog kan bij bewegingen bekijken wat er gebeurt, bijvoorbeeld of een pees goed geleidt of een spier goed samentrekt. Verder wordt een echo niet alleen ingezet voor diagnostiek, maar ook voor het geven van injecties, en bij de behandelingen van peesverkalkingen en andere peesaandoeningen. De radioloog ziet dan op het scherm waar de naald naartoe gaat en kan daar­ door heel nauwkeurig prikken. Het beste beeld Al met al is echografie een laagdrempelig, snel en patiëntvriendelijk onderzoek. Uitermate geschikt om in te zoomen op een klein stukje van de patiënt. Als de radioloog een overzicht van een gewricht of botstructuren nodig heeft, kan de echo vaak gecom­ bineerd worden met andere apparaten. De inzet van meerdere apparaten is dan ook gebruikelijk om de ‘klachten’ van de patiënt zo goed mogelijk in beeld te brengen. Want dat is waar het uiteindelijk om gaat, het behandelen van de patiënt. • MM | herfst 2012 31 Kort nieuws Behandeling reumapatiënten nu ook ’s avonds Patiënten van het Reumacentrum kunnen vanaf september voor veel behandelingen ook op maandagavond terecht op de locatie van de Sint Maartenskliniek in Nijmegen. Vier reumatologen draaien dan (44 weken per jaar) poli van 17.30 tot 19.30 uur. Een belangrijke aanleiding is de toe­ nemende behoefte van patiënten om afspraken ook buiten reguliere werk­ tijden te kunnen plannen. Op 3 sep­ tember zijn de infuusbehandelingen gestart en vanaf 17 september zijn ook de avondpolikliniek van Reumatologie (tot 19.30 uur) en de sportpolikliniek van het Sport Medisch Centrum (tot 20.00 uur) geopend. Het laboratorium, de afdeling Radio­ logie en de Maartensapotheek zijn op de maandagavond ook tot 20.00 uur geopend. De verwachting is dat de avondpoli de drukte overdag op het Reumacentrum zal verlichten. Avondbehandelingen in Woerden De Sint Maartenskliniek in Woerden heeft al twee jaar een poli op donder­ dagavond. Patiënten en medewerkers zijn daar erg tevreden over. Vanaf september 2012 kunnen patiënten in Woerden ook één keer per maand op donderdagavond terecht voor hun remicadebehandeling. Contactinformatie Winnaar | Oog voor detail lente/zomer 2012 De afbeelding is genomen in de wachtruimte van de polikliniek van het Revalidatiecentrum. Het is het zijaanzicht van een magneetbak waarin ijzerdeeltjes zitten die je met magneten kunt bewegen. Meerdere mensen hadden dit goed geraden. Maar, omdat er maar één de winnaar kan zijn, hebben we geloot onder de goede inzendingen. Jarno van den Boogaard uit Gemert is de gelukkige. Zijn ouders hadden in de mail aan de redactie expliciet vermeld dat Jarno toestemming van ze had om de mail te sturen. Wees je ouders dus maar dankbaar Jarno! Je krijgt de prijs zo snel mogelijk toegezonden. Volg de Maartenskliniek op twitter! www.twitter.com/ maartenskliniek De Sint Maartenskliniek is volledig gespecialiseerd in houding en beweging. Patiënten kunnen bij ons terecht voor aandoeningen op het gebied van orthopedie, reumatologie, revalidatiegeneeskunde en pijnbestrijding. Daarnaast hebben wij een sport medisch centrum. Orthopedie Polikliniek Nijmegen Voor het maken van een afspraak in Nijmegen belt u (024) 365 96 59. U kunt ook een afspraak maken via onze website: www.maartenskliniek.nl/ praktische-info/afspraakmaken. Second opinion orthopedie Voor de aanvraag van een second opinion dienen zowel de patiënt als de verwijzer een registratie­ formulier in te vullen. Dit formulier kunt u vinden op onze website. Voor een afspraak kunt u bellen met (024) 365 96 59. Polikliniek Woerden Voor Woerden belt u (0348) 42 78 00 of maakt u een afspraak via de website: www.maartenskliniek.nl/ praktische-info/afspraakmaken. Spoedeisende Orthopedisch Hulp (SOH) Met acute letsels (kneuzingen, ver­ stuikingen, snijwonden en botbreu­ ken, uitgezonderd breuken aan het hoofd) kunt u 24 uur per dag terecht bij de SOH. U kunt de SOH bereiken via telefoonnummer (024) 365 93 91. Pijnbehandelcentrum Nijmegen Voor een afspraak op het pijnbehan­ delcentrum heeft u een verwijsbrief nodig met daarin opgenomen uw medische gegevens. Verwijzingen kunt u richten aan het pijnbehan­ delcentrum, t.a.v. het secretariaat. Voor meer informatie belt u (024) 365 97 72 (ma - vrij 09.00 12.00 uur). Reumatologie Polikliniek Nijmegen Patiënten met een verwijsbrief van hun huisarts kunnen bellen voor het maken van een afspraak: (024) 365 94 09 (ma - vrij 08.30 16.30 uur). Voor meer informatie: www.maartenskliniek.nl/ professionals/reumatologie/ polikliniek/ Polikliniek Woerden Voor een afspraak op de poli­kliniek Reumatologie in Woerden belt u (0348) 42 78 00. Polikliniek Boxmeer/Beugen Voor een afspraak op de poli­kliniek Reumatologie in Boxmeer/Beugen belt u (0485) 84 53 82. Revalidatiegeneeskunde Polikliniek Patiënten met een verwijsbrief kunnen een afspraak maken via telefoonnummer (024) 365 94 00 (ma - vrij 08.00 - 16.30 uur). Sport Medisch Centrum Patiënten kunnen met en zonder verwijskaart terecht bij de sport­arts voor een consult, keuring of inspanningstest. Afhankelijk van het verzekerde pakket worden de kosten hiervoor al dan niet vergoed. Voor het maken van een afspraak belt u (024) 378 65 44 (ma - vrij 08.30 - 16.30 uur). Voor meer informatie: www.smc.maartenskliniek.nl. Patiëntenadviesraad Voor vragen aan de patiënten­ adviesraad kunt u contact opnemen via [email protected] of [email protected]. Oog voor detail Iets met een balk en een grote grijze massa. Wellicht hoort dit bij het nieuw­ bouwproject? Het moet haast wel iets met bouw te maken hebben. Toch? Ergens in of rondom de Sint Maartens­ kliniek vindt u dit detail. Weet u om welk detail het gaat en waar het zich bevindt? Mail dan uw antwoord naar [email protected] o.v.v. uw naam, adres en telefoonnummer. Onder de juiste inzendingen verloten we een leuke prijs.