Moeilijk te bestrijden bacteriën Onverklaarbare

advertisement
maartensmagazine | herfst 2012
Moeilijk te
bestrijden
bacteriën
Onverklaarbare
variatie in
behandelingen
MM | herfst 2012 3
In beeld Marente van Vliet
“Vóór mijn 18e
zou het over zijn”
“
Ik ben geboren met juveniele idiopathische
artritis (JIA), een vorm van reuma.
De artsen zeiden vroeger dat het vóór mijn
achttiende wel over zou zijn. Helaas is de
ziekte alleen maar verergerd, het zit in al
mijn gewrichten. Op de middelbare school
ben ik bijvoorbeeld noodgedwongen een
jaar lang thuis gebleven.
Na mijn opleiding tot schoonheidsspecia­
liste heb ik in verschillende salons gewerkt.
Soms was het erg zwaar, maar ik kon geen
‘nee’ zeggen tegen mijn baas. Daardoor
ging het op een gegeven moment helemaal
mis. Ik ben uiteindelijk geopereerd aan
beide knieën en ik heb 1,5 jaar in de ziekte­
wet gezeten. Toen heb ik besloten dat ik
nooit meer voor een baas ging werken:
ik wilde zelf iets opstarten.
Daarbij ben ik geholpen door de Bart de
Graaff Foundation. Ik had me namelijk
opgegeven voor de Bikkel van het jaar-prijs
2011, voor jongeren met een beperking die
een eigen bedrijf willen opstarten. Bij de
‘Coen en Sander show’ op 3FM werd uitein­
delijk bekendgemaakt dat ik had gewon­
nen! Ik kreeg een mooi startkapitaal én
ondersteuning bij het opstarten van mijn
salon voor huidverbetering in Woerden.
In september 2011 heb ik salon PUUUR
geopend. Dit was de eerste keer dat de
reuma mij iets goeds heeft gebracht.
Sinds een jaar gaat het weer echt goed.
Ik heb de juiste medicijnenmix gekregen
van mijn reumatoloog bij de Sint Maartens­
kliniek en ik sport regelmatig. Ik doe wat
ik wil. Ik kom liever drie dagen ergens
van bij, dan dat ik het niet doe. Dat is
mijn manier om ermee om te gaan.
”
4 MM | herfst 2012
06Klacht over het planningsproces
Paul Höppener kreeg een knieprothese in de Sint Maartens­
kliniek. Het proces tussen eerste consult en operatietafel
verliep echter niet vlekkeloos. Hij stuurde een klacht naar
het ziekenhuis.
26
24
10Hachelijk avontuur in Oeganda
De afdaling van een 5100 meter hoge berg in Oeganda
werd een pijnlijke nachtmerrie voor Peter van Oene.
“Binnen een paar seconden hing ik op twaalf meter diepte.”
20Tien vragen over infectieorthopedie
Sommige patiënten krijgen na het plaatsen van een nieuwe
heup of knie een infectie rondom de prothese. Wat zijn de
eerste signalen daarvan, wat zijn de risico’s en wat houdt
de behandeling in?
10
26Hoge dwarslaesie door snowboarden
“Ik viel voorover met mijn gezicht in de sneeuw”, vertelt
Tobias de Swart. Hij hoorde ‘knak’ en kon vervolgens niet
meer overeind komen.
20
Colofon
Het MaartensMagazine verschijnt vier keer per jaar en wordt verspreid onder patiënten, medewerkers, oudmedewerkers en externe relaties van de Sint Maartenskliniek. In het MaartensMagazine vindt u nieuws en
actuele ontwikkelingen binnen de Sint Maartenskliniek. De Sint Maartenskliniek is een gespecialiseerd
ziekenhuis voor orthopedie, reumatologie en revalidatiegeneeskunde.
Voor reacties, suggesties of het doorgeven van adreswijzigingen kunt u contact opnemen met de afdeling
Communicatie, Postbus 9011, 6500 GM Nijmegen, telefoon: (024) 365 91 76, of mail: [email protected].
Voor het aanvragen van een gratis abonnement op het MaartensMagazine bezoekt u www.maartenskliniek.nl/mm.
MM | herfst 2012 5
Inhoud
Column
Raad van Bestuur
column
Benieuwd naar uw
(on)tevredenheid
09
06
16
22
Verder…
9
12
14
15
16
22
24
25
28
30
31
Uit de oude doos
Andere kijk op kwaliteit
Dokter! Dokter!
Neuromonitoring
In beeld: Centrale Sterilisatie
Afdeling
Behandelprotocollen
Reumatologie
Tuinieren als therapie
Acute zorgpoli
Dagboek
Het apparaat
Contactinformatie
Redactie Aart-Jan de Looff, Robert Janssen, Wouter van der Meer, Marije van
Vooren Fotografie Dennis Vloedmans (cover, 2, 3, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 20,
21, 22, 23, 24, 25, 26, 30, 31, 32), Frans van den Aardweg (10, 11) en de afde­
ling Commercie, Marketing & Communicatie Vormgeving Wunderbar Visuele
Communicatie, Nijmegen Druk Van Eck & Oosterink communicatieregisseurs,
Dodewaard
Bezoek onze website: www.maartenskliniek.nl
Uit recent onderzoek blijkt dat 16% van de zorggebrui­
kers wel eens een klacht heeft ingediend en zeven van
de tien artsen (71%) wel eens een klacht heeft gekregen
over de zorgverlening. Het gaat hierbij om zowel
formele als informele klachten. Nog geen vier van de
tien (38%) zorggebruikers zeggen te weten waar ze met
een klacht terecht kunnen. En slechts 5% heeft het idee
dat de gezondheidszorg open is wanneer er iets niet
goed is gegaan.
Deze resultaten vragen om actie.
Ook in de Sint Maartenskliniek gaat er soms iets mis
of zijn er dingen die beter kunnen. Durft u dit aan te
kaarten bij onze medewerkers? En als dat niets oplevert
of als u daarbij hulp wilt, weet u dan de patiënten­
contactpersoon of de – onafhankelijke – klachten­
commissie te vinden? Graag nodigen we u uit om het
ons te laten weten als het niet goed gaat. Ook ogen­
schijnlijk kleine dingen kunnen belangrijk zijn. Zodat
we ervan kunnen leren en onze zorg kunnen verbete­
ren, voor u en voor anderen. Dus hebt u een klacht?
Vertel het ons!
Natuurlijk zijn we ook geïnteresseerd in wat er goed
gaat. Dus ook als u tevreden bent, zijn we benieuwd
naar uw ervaringen. U kunt die ervaringen delen met
ons en met anderen, bijvoorbeeld op Zorgkaart.nl.
De oude tegeltjeswijsheid ‘Bent u ontevreden, vertel
het ons. Bent u tevreden, vertel het anderen’ gaat
ook voor de zorg op.
Berthe de Jong,
Raad van Bestuur
6 MM | herfst 2012
Organisatie
Klacht over het planningsproces
“Waarom loopt die geoliede
machine hierop vast?”
Oud-huisarts Paul Höppener (74 jaar) uit Heerlen koos
vorig jaar voor de Sint Maartenskliniek toen hij een
knieprothese nodig had. Het proces tussen eerste
consult en operatietafel verliep echter niet vlekkeloos
en hij stuurde een klacht naar het ziekenhuis. “Het
planningsproces was een smet op de patiëntvriendelijkheid van de Sint Maartenskliniek.”
“Ik werd op de wachtlijst gezet voor een knieoperatie
na mijn eerste afspraak bij de orthopeed”, vertelt
Höppener. “Op de website had ik de wachttijd van
de operatie al bekeken. Van de patiëntenplanning
zou ik nog horen wanneer ik geopereerd ging worden.
Drie weken vóór de operatie zou ik daarover een
brief thuisgestuurd krijgen. Maar, er kwam geen brief.
Ik zat maar naar de brievenbus te kijken en ondertus­
sen raakte mijn planning in de war. Ik wist niet of en
wanneer ik dingen kon afspreken.”
Wanneer naar de OK?
Na contact met de planners bleek de wachttijd langer
dan op de website stond vermeld. Höppener: “En voor
patiënten die – bewust of onbewust – aan een speci­
fieke chirurg waren gekoppeld, zoals ik, kon het nog
veel langer duren. Terwijl het mij niet uitmaakte door
wie ik geopereerd zou worden. Ik vond het vooral
vervelend dat ik geen duidelijkheid kreeg over hoe
lang ik nog moest wachten. Bovendien moest ik er zelf
contact over opnemen. Het verbaasde mij dat de ver­
der zo geoliede machine die de Sint Maartenskliniek
is, hierop vastliep.” De irritatie over het plannings­
proces zorgde ervoor dat hij uiteindelijk een brief
schreef naar het ziekenhuis. “Als er iets gebeurt waar
“Ik wilde bovenal duidelijkheid over
hoe lang ik nog moest wachten op
de operatie” Paul Höppener, patiënt
Paul Höppener: “Het planningsproces was een smet op de patiënt­
vriendelijkheid van de Sint Maartenskliniek.”
anderen ook last van hebben, dan houd ik niet mijn
mond”, aldus Höppener.
Serieus genomen
“Op mijn brief kreeg ik een keurige reactie”, zegt
Höppener. “Met daarin uitleg en een erkenning dat
het niet goed was wat er was gebeurd. En zes weken
na mijn geslaagde operatie heb ik ook nog een gesprek
gehad met twee mensen van het ziekenhuis. We
bespraken de punten die ik niet goed vond gaan
in het proces. Dat was een fijn en serieus gesprek.
Ik heb wel bewondering voor de manier waarop de
Sint Maartenskliniek is omgegaan met mijn klacht.”
Wachttijden terugdringen
Paul Höppener is niet de enige patiënt met opmerkin­
gen over het planningsproces (en de communicatie
die daarbij hoort) van het Orthopediecentrum in
MM | herfst 2012 7
Nijmegen. De Sint Maartenskliniek onderneemt hier
dan ook gericht actie op met het project ‘Gemini’.
“Met dit project willen we onder andere de wacht­
tijden van de OK terugbrengen tot maximaal acht
tot tien weken”, vertelt projectleider Ilse Schasfoort,
tevens hoofd Bedrijfsbureau van het Reumacentrum.
“Dit betekent dat een patiënt minder lang op een
operatie hoeft te wachten als hij of zij eenmaal op
de polikliniek is geweest.”
Meteen een afspraak maken
“Verder vinden we het belangrijk dat de patiënt op het
juiste moment de juiste zorg krijgt en daarover ook
tijdig wordt geïnformeerd”, gaat Schasfoort verder.
“Zo streven we ernaar dat patiënten, nadat ze de indi­
catie ‘operatie’ hebben gehad, meteen – op inloop –
terechtkunnen voor de preoperatieve screening of dat
ze anders hiervoor een datum meekrijgen. Bovendien
moeten ze binnen één week een OK-datum krijgen.
Dit laatste gebeurt nu pas drie weken vóór de operatie
en dat vinden veel patiënten te laat.”
Nieuwe afdeling Zorglogistiek
Een goede capaciteitsplanning is een voorwaarde
om het proces te kunnen verbeteren. Hoe kunnen we
de poli, de OK en het beddenhuis zo goed mogelijk
benutten? Schasfoort: “Om daarvoor te zorgen, rich­
ten we in 2013 de nieuwe afdeling Zorg­logistiek op,
“Om excellent te zijn, kunnen de planning
en zorglogistiek niet achterblijven bij de
zorg. Daarom zijn we nu volop bezig om
dit op te lossen” Ilse Schasfoort, Sint Maartenskliniek
waar de planning van Orthopedie en Reumatologie
samen wordt geregeld.” Dit najaar start de Sint
Maartenskliniek bovendien met een test van de
nieuwe OK-planning bij een specialisme (behandel­
unit) binnen Orthopedie. “We bekijken dan of we
voor nieuwe patiënten het gewenste proces kunnen
invoeren”, legt Schasfoort uit. “Als het goed gaat bij
die unit, kunnen we dat ook zo doen bij de andere
units.”
Inhaalslag
Schasfoort benadrukt dat de planners van Orthopedie
keihard werken. “Maar het proces werkt gewoon niet
goed. We willen als ziekenhuis excellent zijn, maar
dan kunnen de planning en zorglogistiek niet achter­
blijven bij de zorg. Daarom zijn we nu volop bezig om
dit op te lossen. Het is complex en we moeten met
veel zaken en belangen rekening houden, maar ik ben
ervan overtuigd dat we er gaan komen.” •
Klachten gebruiken om de zorg en processen te verbeteren
Patiënten bepalen zelf of hun klacht over
de zorg, het proces of het verblijf in de Sint
Maartenskliniek terechtkomt bij de klach­
tencommissie of de patiëntencontactper­
soon. De onafhankelijke klachtencommissie
communiceert voornamelijk schriftelijk.
Terwijl Martine Scholten, de patiënten­
contactpersoon in Nijmegen, de meeste
mensen opbelt en oplossingsgericht aan de
slag gaat. “Dat persoonlijke contact is be­
langrijk”, zegt ze. “Zo’n gesprek lucht vaak
al op voor mensen. Ook krijgen ze meteen
het idee wat ermee gedaan wordt.”
Na dat eerste contact neemt de leiding­
gevende van de afdeling waarover de
klacht gaat doorgaans het contact met de
patiënt over. Scholten houdt de regie over
de afhandeling van een klacht. “Mijn doel
is dat de patiënt weer tevreden is en het
vertrouwen in de Sint Maartenskliniek be­
houdt”, vertelt ze. Zij ziet een klacht vooral
als een mogelijkheid om te leren en de zorg
en processen te verbeteren. “De meeste
mensen benaderen ons zodat andere
patiënten er geen last meer van hebben.
Het gaat er ook niet om wie er gelijk heeft.
Als een patiënt iets niet als goed ervaart,
dan is het ook niet goed.”
8 MM | herfst 2012
Kort nieuws
G
Onderzoek CZ:
Maartensapotheek
geeft de beste uitleg
over medicijnen
De Maartensapotheek van de Sint
Maartenskliniek geeft de beste voor­
lichting over het gebruik, de werking
en bijwerking van geneesmiddelen.
Dat blijkt uit een groot landelijk
patiëntenonderzoek onder meer dan
14.000 patiënten die zijn verzekerd
bij zorgverzekeraar CZ. Het onderzoek
liet ook zien dat patiënten de Maartens­
apotheek aanbevelen aan andere
patiënten, dat er structureel voorlich­
ting wordt gegeven en dat de Maartens­
apotheek goed met privacy omgaat.
Van alle onderzochte apo­theken was
de Maartens­apotheek de enige apo­
theek die op elk domein een voldoende
scoorde.
“We hebben als team heel bewust ge­
kozen voor intensieve begeleiding van
mensen die geneesmiddelen moeten
gebruiken”, zegt Bart van den Bemt,
poliklinisch apotheker van de Maartens­
apotheek. “Dat is niet voor niets. In
Nederland worden jaarlijks 16.000
mensen in het ziekenhuis opgenomen
vanwege vermijdbare problemen met
geneesmiddelen. Daarnaast blijkt dat de
helft van alle Nederlanders die een ge­
neesmiddel gebruikt, deze niet volgens
het voorschrift van de arts gebruikt.
Goede begeleiding van geneesmid­
delgebruik is essentieel. Daarom is het
onze missie als Maartensapotheek om
samen met de patiënt te zorgen dat het
geneesmiddel wordt ingepast in zijn of
haar dagelijks leven.” Het team van de
Maartensapotheek doet dit onder meer
door standaard voorlichting te geven bij
zowel de eerste als tweede uitgifte van
een geneesmiddel. Van den Bemt: “Daar­
naast werken we intensief samen met
artsen en hebben we speciale genees­
middelspreekuren, voorafgaand aan
het consult van de patiënt met de arts.”
De Maartensapotheek heeft ook een
telefonische begeleidingsservice voor
mensen die specialistische reumagenees­
middelen gebruiken.
Sportpoli in Woerden voor amateurs en toppers
Tennissers, voetballers, hardlopers en andere sporters: menig wachtkamer zit
er op maandag, na een sportief weekend, vol mee. Om deze sportievelingen
snel en deskundig te kunnen behandelen, openen de Sint Maartenskliniek in
Woerden en Sportgeneeskunde Woerden een gezamenlijke sportpoli.
Anderson (links) en Van Rooijen (rechts)
Vanaf 4 september kunnen amateuren topsporters iedere dinsdagmiddag
terecht op de sportpoli. Waar? Op de
locatie van Sportgeneeskunde Woerden
aan de Zaagmolenlaan 12, tegenover
het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis in Woer­
den. Sportorthopeed Anderson van
de Maartenskliniek en sportarts Van
Rooijen van Sportgeneeskunde Woerden
houden dan gezamenlijk spreekuur.
“Sporters stellen specifieke eisen aan
de behandeling van letsels en blessures.
Door als sportarts en sportorthopeed
gelijktijdig te werken, kunnen we nog
beter aan deze eisen voldoen”, aldus
Anderson.
De sportpoli voorkomt dat sporters die
met een blessure bij de sportarts komen,
maar toch orthopedische hulp blijken
nodig te hebben, niet opnieuw twee
weken hoeven te wachten. Van Rooijen:
“De sportarts en sportorthopeed vul­
len elkaar zo, of andersom, goed aan.
Bovendien kunnen we sporters na een
blessure of operatie ook beter begelei­
den terug het veld of de baan op.”
Een verwijzing van de huisarts is nodig
voor de sportpoli.
MM | herfst 2012 9
Uit de oude doos
Laboratorium jaren ’30 - ’40
De microscoop is een blijvertje
Bijzondere installaties, een grote gasfles en heel veel glazen flesjes met
verschillende vloeistoffen erin. O ja, en een rekje met reageerbuizen.
Dit moet een laboratorium zijn. Nog specifieker: dit is het laboratorium
van de Sint Maartenskliniek in de jaren dertig en veertig.
Wat natuurlijk meteen in het oog
springt, zijn de twee onherkenbare
zusters. Maar ook de glazen potjes met
vloeistof, het warmhoudplaatje en de
verder enorm lege werktafels. Tegen­
woordig staan de tafels in het labora­
torium helemaal vol met ingenieuze,
technische apparaten. Apparaten waar
de vloeistoffen al in verwerkt zitten.
Die flesjes zijn er dus niet meer, maar
het gekke warmhoudplaatje heeft de
strijd tegen de voortschrijdende tech­
niek – voorlopig – overleefd. De analis­
ten gebruiken het vandaag de dag nog
steeds om stoffen beter te laten oplos­
sen in een vloeistof.
Dunne plakjes rattenlever
Waar nu veel automatisch gebeurt in
het laboratorium, werd vroeger alles
met de hand gedaan. De analisten
telden witte bloedcellen en thrombo­
cyten (zorgen voor de bloedstolling)
stuk voor stuk onder de microscoop.
Voor het testen op reuma bij een patiënt
zette het laboratorium enkele vreemde,
doch effectieve, hulpmiddelen in. Zo
konden de analisten eventueel aan­
wezige autoantistoffen in het bloed
bepalen, als dat bloed op dungesneden
plakjes ratten­lever was aangebracht.
Nog opmerkelijker was het gebruik van
wangslijmvliescellen van de analisten.
Bij gebrek aan externe donoren ston­
den zij ’s ochtends vóór het werk met
een schuursponsje hun wangen leeg te
schrapen! Tegenwoordig gebeuren die
bepalingen met ander materiaal dat aan
de strenge hedendaagse voorschriften
voldoet. Want ook de kwaliteit en veilig­
heid op laboratoriumgebied zijn sterk
verbeterd.
Razendsnelle bloeduitslag
Toen reumapatiënten goudinjecties
kregen als medicijn tegen de pijn, was
het belangrijk om eerst enkele bloed­
parameters te bepalen, voordat ze de
injectie opnieuw toegediend kregen.
Vandaag de dag gebeurt iets soortge­
lijks. De bloeduitslag van reumapatiën­
ten moet binnen een uur na het prikken
al bij de reumatoloog liggen, voordat
de patiënt bij hem/haar naar binnen
stapt. Opschieten dus. Op termijn is dat
geen probleem meer, want dan komen
er waarschijnlijk apparaten die meteen
na de bloedafname de uitslag kunnen
geven. Voor de nostalgische analist is
het maar goed dat het warmhoudplaat­
je, de reageerbuis en de microscoop
blijvertjes zijn. •
Voor het hele ziekenhuis
Het laboratorium verricht onderzoeken
voor Reumatologie, Orthopedie én
Revalidatiegeneeskunde, en participeert
ook in wetenschappelijk onderzoek.
De analisten onderzoeken met name
bloed en urine. Bijvoorbeeld om te
onderzoeken of iemand ontstekingen
heeft of om te testen of een patiënt niet
te veel bloed heeft verloren bij een
operatie. Het testen van uitwerpselen
gebeurt tegenwoordig buiten de deur.
Dit tot ‘opluchting’ van de analisten.
10 MM | herfst 2012
Patiëntervaring Hachelijk avontuur in Oeganda
“Mijn kuiten scheenbeen
waren brokjes”
In juni 2010 beklom Peter van Oene (53 jaar) uit
Arnhem samen met zijn zwager Frans de 5100 meter
hoge Margherita-top in het Rwenzori-gebergte van
Oeganda. Op de vijfde dag van de trektocht bereikten ze via twee gletsjers de top, samen met hun gids.
Na een half uur genieten van de serene rust boven
op de berg begonnen ze aan de afdaling. Een afdaling die zou uitmonden in een pijnlijke nachtmerrie.
Peter: “Het gebeurde in een flits; ik ga nooit meer
het ijs op.”
“We zaten met z’n drieën aan elkaar vast met twaalf
meter lange touwen”, vertelt Peter. “De gids voorop,
ik in het midden en Frans achteraan. Het was een
route met veel gletsjerspleten waar je overheen moest
stappen bij het smalste stuk. Nadat ik over een van
die spleten was gestapt, gleed ik plotseling uit. Ineens
ging het heel snel; ik kon me niet meer vastklampen
en ik gleed zo de volgende gletsjerspleet in.” Binnen
een paar seconden hing hij op twaalf meter diepte
onder in die krappe, koude ruimte. Met bovendien
enorm veel pijn aan zijn linkerbeen. Peter: “Het onder­
been bungelde er raar bij. Frans was door mijn val een
stuk meegesleurd en was hard op zijn gezicht terecht­
gekomen. Hij was even bewusteloos geweest. Na vijf
lange minuten had ik eindelijk contact met hem en
de gids. Helaas konden ze mij met z’n tweeën niet
omhoog trekken.”
Op de billen de berg af
De gids ging terug naar het eerstvolgende kamp om
hulp te halen. Maar dat kamp lag niet om de hoek.
Zes uur lang hing Peter daar met zijn verbrijzelde
onderbeen. Met alleen maar ijs om hem heen en een
klein beetje zonlicht in de verte boven hem. “Geluk­
kig kon ik nog met Frans communiceren. We conclu­
“Zes uur lang hing ik daar
op twaalf meter diepte met
mijn verbrijzelde onderbeen”
deerden dat we de taxi terug naar Kampala niet meer
gingen redden”, grapt Peter. “Toen de gids eindelijk
terugkwam met twee anderen hadden ze mij er zo uit.
Met klimstokken spalkten we mijn been en op mijn
billen schoof ik vervolgens naar beneden. Een helse
tocht, want pijnstillers had ik niet. Op 4800 meter
hadden we een noodkampje opgezet om te overnach­
ten. Ik was verkleumd en probeerde in de slaapzak
warm en droog te worden. Bewegen was geen optie,
dat was te pijnlijk.”
Plassen in een colafles
“Ruim dertig uur na mijn valpartij arriveerde het
reddingsteam pas bij mij. Zij moesten helemaal vanaf
het startkamp komen”, legt Peter uit. “Ze droegen me
naar het dichtstbijzijnde kamp, waar we erachter kwa­
men dat het gelukkig geen open breuk was. Wel wist
ik dat het behoorlijk fout zat. Onderaan bij de enkel
zaten enorme bloeduitstortingen. En mijn kuitbeen
en scheenbeen waren brokjes.” Peter kreeg antibiotica
en paracetamol en werd helemaal ingesnoerd voor
de tocht naar het startkamp. “Ik kon alleen nog maar
plassen in een colafles. Daarom nam ik slechts een
beetje water en fruit. Ze hebben me uiteindelijk prima
gedragen, want onderweg heb ik weinig pijn gehad.”
Operatie geslaagd
In het ziekenhuis in Kampala kreeg hij gips en hebben
ze hem transportgereed gemaakt. Peter: “De breuk was
al vijf dagen oud, bovendien had ik een behoorlijke
zwelling. Ik wilde liever naar huis om in Nederland
MM | herfst 2012 11
geopereerd te worden.” Ondertussen had zijn vriendin
gebeld met de Sint Maartenskliniek in Nijmegen. Door
de zwelling kon hij daar pas een week later geope­
reerd worden. “Het was een zeer complexe breuk. De
orthopeed is uiteindelijk zes uur bezig geweest om
mijn onderbeen met verschillende platen en schroeven
weer succesvol in elkaar te zetten”, aldus Peter.
Scootmobiel
“Omdat ik het been niet mocht belasten, heb ik uitein­
delijk een half jaar in een rolstoel gezeten”, zegt hij.
“Zo kon het bot weer aan elkaar groeien. In december
2010 ging het gips eraf en in juni 2011, een jaar na
het ongeval, kon ik eindelijk weer lopen en fietsen.
Ik was altijd heel actief, dus een jaar liggend en
zittend doorbrengen was geen makkie. Ik had ook
helemaal geen beenspieren meer.” Een scootmobiel
zorgde ervoor dat Peter weer de deur uit kon en min­
der afhankelijk was van anderen. “Als je je alleen per
rolstoel of scootmobiel kunt voortbewegen, weet je
ook hoe het voelt om gehandicapt te zijn. Ik kon bijna
niets. Gelukkig wist ik dat het maar tijdelijk zou zijn.”
Niet meer parachutespringen
“Het uitglijden en vallen gebeurt in luttele seconden,
maar daarna duurt het heel lang voordat alles weer
oké is”, vervolgt Peter zijn verhaal. “Gelukkig groeit
het bot goed aan elkaar. Het lopen gaat steeds beter,
ook al zit hardlopen er voorlopig nog niet in. Verder
is de pijn minder en mijn spieren zijn weer een beetje
terug. Ik kan zelfs weer autorijden.” Er zit nu nog één
Met de klok mee: het Rwenzori-gebergte in Oeganda;
de gletsjerspleet waarin Peter verdween; noodkamp
op 4800 meter; zwager Frans gewond aan zijn gezicht;
ingesnoerd voor tocht naar startkamp
plaat in zijn been. Dat weerhoudt hem
er echter niet van om weer fulltime aan
het werk te zijn als docent tuin- en land­
bouwtechniek. Peter: “Ik ben niet zo snel
in paniek en heb er ook geen trauma aan
overgehouden. Wel moet ik voorzichtig
zijn, dus gekke dingen als parachute­
springen of bungy jumpen daar begin ik
niet meer aan. Ook ga ik niet meer het ijs
op. Achteraf ben ik blij dat die voet er nog
aanhangt en dat ik weer aardig wat dingen
kan doen, die ik voorheen ook deed. Ik heb
wel veel geluk gehad, het had heel anders
kunnen aflopen!” •
Peter in 2012
12 MM | herfst 2012
Kwaliteit
Verschillend perspectief, zelfde streven
Patiënten en professionals
kijken anders naar kwaliteit
Er is tegenwoordig veel aandacht voor kwaliteit in
ziekenhuizen. Natuurlijk hielden ziekenhuizen zich
daar voorheen ook mee bezig, maar de laatste jaren
wordt de kwaliteit vaker transparant gemaakt en
gepubliceerd. Patiënten en professionals (behandelaars) kijken vanuit een ander perspectief naar kwaliteit; zij interpreteren de kwaliteit anders. Het ene
perspectief weegt niet zwaarder dan het andere en
een ziekenhuis moet vanuit alle perspectieven kwaliteit inzichtelijk maken. Ook de Sint Maartenskliniek.
Patiëntperspectief
Patiënten zijn klanten van het ziekenhuis. Ze hebben
een mening over hoe ze in het ziekenhuis zijn ontvan­
gen, bejegend en behandeld. Patiënten kunnen hun
mening over de Sint Maartenskliniek of hun behan­
delaar onder andere geven in patiënttevredenheids­
onderzoeken. Wij onderzoeken periodiek (met vragen­
lijsten of interviews) wat patiënten goed en minder
goed hebben ervaren. De uitkomsten hiervan worden
binnen het ziekenhuis geëvalueerd en moeten leiden
tot verbeteringen. Daarnaast werkt de Sint Maartens­
kliniek met tipkaarten. Hiermee geven patiënten ons
tips over dingen die we kunnen verbeteren.
Rapportcijfer geven
Maar patiënten kunnen hun mening over de kliniek
ook openlijk kenbaar maken. Zo is het mogelijk om
op de website van de Sint Maartenskliniek een mening
over de orthopedische behandelingen achter te laten.
Patiënten geven dan rapportcijfers (0 tot 10) voor de
onderdelen ‘algemene tevredenheid’, ‘communicatie
door medewerkers’, ‘deskundigheid van artsen en
behandelaars’ en ‘de faciliteiten binnen de Sint
Maartenskliniek’. Bovendien kunnen zij een toelich­ting geven bij die scores. Inmiddels hebben bijna
Schermafbeelding van www.zorgkaartnederland.nl
vijf­honderd patiënten gebruikgemaakt van deze
mogelijkheid om hun behandeling te beoordelen.
Zoover voor de zorg
Niet alleen op de website van de Sint Maartenskliniek
zelf kunnen patiënten hun mening geven. Ook op
onafhankelijke websites, zoals ZorgkaartNederland
(www.zorgkaartnederland.nl), kunnen zij een beoor­
deling over zorgaanbieders plaatsen. ZorgkaartNeder­
land is te vergelijken met een website als Zoover waar
reizigers een beoordeling over vakanties weergeven.
Veel patiënten gebruiken nu al dit soort onafhankelijke
websites om zich te oriënteren op een ziekenhuis of
behandelaar. Ook zorgverzekeraars onderzoeken hoe
patiënten de zorg beleven. Dit doen zij door een groep
patiënten, na het bezoek aan een ziekenhuis voor een
specifieke behandeling, vragen te stellen over hoe zij
de zorg hebben ervaren. De resultaten daarvan wor­
den in een rapportage opgenomen, die vervolgens met
het ziekenhuis wordt besproken.
MM | herfst 2012 13
Professioneel perspectief
Externe partijen, zoals de Inspectie Gezondheidszorg
(IGZ), stellen eisen aan de kwaliteit in het ziekenhuis.
De Sint Maartenskliniek moet jaarlijks aan de IGZ
rapporteren over een groot aantal ‘indicatoren’
(gegevens die je kunt meten). Deze indicatoren
hebben betrekking op hoe een ziekenhuis de kwaliteit
en veiligheid heeft gewaarborgd en op de minimale
eisen waaraan het ziekenhuis moet voldoen. Bijvoor­
beeld: in hoeverre bewaakt het ziekenhuis of er sprake
is van ondervoeding bij patiënten die zijn opgenomen?
Of tijdens hoeveel procent van de operaties is een
time-out-procedure uitgevoerd?
Vragen over specifieke aandoeningen
Ook het landelijke programma Zichtbare Zorg (opge­
zet door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport) vraagt jaarlijks kwaliteitsgegevens op bij
ziekenhuizen. De indicatoren van dit programma
zijn vooral gericht op hoe de zorg voor een aantal
specifieke aandoeningen is georganiseerd. Voor de
Sint Maartenskliniek betreft dit onder andere de
behandeling van reumatoïde artritis, de meniscusoperatie en de vervanging van een heup en knie.
Over de behandeling van reumatoïde artritis wordt
bijvoorbeeld gevraagd of er gespecialiseerde reuma­
verpleegkundigen zijn en hoe de verschillende
behandelaars met elkaar samenwerken.
Eigen kwaliteit onder de loep
Het zijn echter niet alleen externe partijen die kwali­
teitsindicatoren uitvragen. Binnen de Sint Maartens­
kliniek gelden ook kwaliteitsregels en indicatoren.
Zo stellen we onder andere eisen aan het minimaal
aantal patiënten met een bepaalde aandoening dat
een arts moet behandelen, het melden van complica­
ties, het voorschrijven van medicatie en infectieper­
centages na operaties. De kwaliteitsfunctionarissen in
het ziekenhuis meten of we aan de externe en interne
kwaliteitseisen voldoen. En als het nodig is, brengen
zij samen met de artsen verbeteringen aan. •
Kortom, er zijn veel partijen die – vanuit verschillende invalshoeken – naar de kwaliteit van een ziekenhuis kijken. Eén ding hebben ze in ieder geval
gemeen: ze streven allemaal naar een zo hoog
mogelijke kwaliteit van de zorg voor patiënten.
Maartensfacts
De mate waarin een patiënt goede kwaliteit beleeft en de wijze waarop de arts en de
organisatie kwaliteit leveren, kunnen van elkaar verschillen. Dat komt omdat ze vanuit
een verschillend perspectief naar kwaliteit kijken. Er is nu een trend waarbij de bele­
ving van de patiënt en de medische uitkomst meer met elkaar in verband staan. De Sint
Maartenskliniek werkt aan deze ontwikkeling mee onder de naam ‘Maartensfacts’.
Wat is dat?
Wij vragen patiënten om voorafgaand aan een behandeling aan te geven in hoeverre
zij pijn hebben, beperkt worden in hun mobiliteit en welke score zij aan hun kwaliteit
van leven geven. Dit doen we aan de hand van wetenschappelijk gevalideerde vragen­
lijsten. Na de behandeling stellen we deze vragen opnieuw. Daardoor kunnen we
beoordelen in hoeverre de problemen van de patiënt ook daadwerkelijk zijn verholpen
en in hoeverre de ingreep tot een verbetering voor de patiënt heeft geleid.
Uitgangspunten van de patiënt
Vanuit professioneel oogpunt kan de behandeling goed zijn verlopen, maar het blijft
de vraag of de patiënt dat ook zo ervaart. Dit heeft mede te maken met de uitgangs­
punten van de patiënt zelf. Zo zal een sporter na een ingreep tevreden zijn wanneer
hij/zij weer op het sportveld staat en een vijfenzeventigjarige wanneer hij/zij weer
zelfstandig naar de winkel kan gaan.
Patiënt en behandelaar kijken vanuit een verschillend
perspectief naar kwaliteit
14 MM | herfst 2012
Vraag en antwoord
De artsen van de Sint Maartenskliniek krijgen dagelijks vele vragen van
patiënten. Vragen over gezond bewegen, over opbouwen na een operatie,
over toekomstverwachtingen, over leefstijl en over pijnbestrijding.
In Dokter! Dokter! beantwoorden onze specialisten de meest gestelde vragen.
?
Dokter! Dokter!
Het kraakbeen in mijn knie is
versleten. Is er een alternatief
voor een prothese?
Jazeker. Als de slijtage zich beperkt tot
één zijde van de knie en er tevens een
afwijkende beenstand aanwezig is, is
correctie van de stand (de zogeheten
osteotomie) een mogelijk alternatief.
De correctie zal leiden tot minder belas­ting van het versleten gewrichtsvlak,
waardoor de klachten afnemen.
Een ander alternatief is de gewrichts­
distractie. Hierbij wordt de knie zes weken
lang met een frame enkele millimeters
opgerekt. Hierdoor wordt het versleten
kraakbeen ontlast en krijgt het tijd te
herstellen. Bij ruim zeventig procent van
de patiënten leidt dit tot een duidelijke
vermindering van klachten. Bovendien is
gebleken dat het kraakbeen in volume
toeneemt.
Omdat kniedistractie een nieuwe behan­
delmethode is, wordt deze alleen nog in
onderzoeksverband toegepast. Hierbij
wordt gewrichtsdistractie vergeleken
met ofwel de osteotomie, ofwel de knie­
prothese. Om aan dit onderzoek deel te
mogen nemen, moet wel aan bepaalde
selectiecriteria worden voldaan. Bovendien
wordt door loting bepaald welke behande­
ling een patiënt krijgt.
Het onderzoek vindt plaats in de Sint
Maartenskliniek in Woerden. Bent u
geïnteresseerd in (deelname aan) het
onderzoek? Neem dan contact op met
arts-onderzoeker Karen Wiegant, via
e-mail: [email protected].
operatie juist liever slapen. De anesthesio­
loog dient dan via het infuus een slaap­
middel toe, zodat de patiënt niets van de
operatie merkt. Dat is dan geen narcose,
maar vergelijkbaar met de slaap ’s nachts
thuis.
Sander Spruijt, orthopedisch chirurg
Sommige operaties moeten onder narcose
omdat het niet anders kan. Maar wanneer
het mogelijk is, zal de anesthesioloog bij
een orthopedische operatie altijd voor een
regionale verdoving kiezen, waarbij de
patiënt op verzoek dus ook kan slapen.
Krijg je bij een orthopedische
operatie altijd een algehele
verdoving?
Nee, integendeel. Bij orthopedische opera­
ties gaat de voorkeur juist uit naar een
regionale verdoving, zoals een blokverdo­
ving of een ruggenprik. Een van de belang­
rijkste redenen hiervoor is de pijn na de
operatie. Orthopedische ingrepen zijn
pijnlijk en daarom is een goede pijnstilling
noodzakelijk. Met een regionale verdoving
is de pijn na de operatie veel beter te
bestrijden dan met bijvoorbeeld tabletten
of morfine-injecties. Een andere reden is
dat de eigen afweer van het lichaam met
een regionale verdoving beter behouden
blijft, waardoor de kans op een wond­
infectie minder groot is.
Een hardnekkig misverstand is dat je
wakker moet blijven en alles meemaakt
als je onder een regionale verdoving wordt
geopereerd. Dat mag wel, maar het moet
niet! De meeste mensen willen tijdens de
Ruud Stienstra, anesthesioloog
Sander Spruijt, orthopedisch chirurg
Ruud Stienstra, anesthesioloog
Heeft u een medische vraag aan de dokter? Mail deze naar [email protected]
en wie weet staat uw vraag er volgende keer tussen.
MM | herfst 2012 15
Uitgelicht
Neuromonitoring: controleren van patiënt tijdens operatie
Risico? Prikkels versturen!
De chirurg plaatst een schroef in de wervelkolom. Hij wil een
bevestiging krijgen dat alles goed gaat met de patiënt. Die
bevestiging komt er, van de assistent neuromonitoring. In de
Sint Maartenskliniek werken drie van deze assistenten, waarvan
één nog in opleiding. Ilona Racz (links op de foto) doet dit werk
zeven jaar. “Tijdens de operatie van een wervelkolompatiënt
controleren we of het ruggenmerg en de zenuwen nog goed
functioneren.”
“Neuromonitoring betekent eigenlijk het in de gaten
houden van het zenuwstelsel van de patiënt tijdens
een operatie”, legt Ilona uit. “In de Sint Maartens­
kliniek zetten we neuromonitoring alleen in bij
wervelkolomchirurgie. Via vier naalden in de hoofd­
huid van de patiënt versturen we prikkels die zorgen
voor spiersamentrekkingen in het lichaam. Met onze
apparatuur kunnen we vervolgens zien of de spieren
onder het operatieniveau goed reageren op de prik­
kels.” De assistent neuromonitoring verstuurt de
prikkels vooral bij de risicovolle handelingen, zoals
het indraaien van een schroef. Ilona: “Het ruggenmerg
is bijzonder gevoelig, als daar iets fout mee gaat dan
kan het grote gevolgen hebben, bijvoorbeeld een
dwarslaesie. Neuromonitoring is dan ook een extra
instrument om ervoor te zorgen dat dat niet gebeurt.”
Toonaangevend
De drie assistenten neuromonitoring werken onder
supervisie van dr. Journée, internationaal toonaange­
vend op dit gebied. Deze specialist van het Universitair
Medisch Centrum Groningen heeft hen ook opgeleid.
Hij heeft bovendien een deeltijdcontract bij de Sint
Maartenskliniek. Ilona: “Bij sommige operaties is hij
zelf aanwezig, soms moet hij telefonisch bereikbaar
zijn en meestal kunnen we het zelf. De orthopeed be­
paalt dat aan de hand van het risico van de operatie.”
Dr. Journée is ook de ontwikkelaar en bouwer van de
bijzondere apparatuur voor neuromonitoring die we
in de Sint Maartenskliniek gebruiken. “Het apparaat
gaat al een tijdje mee, maar het doet wel alles wat we
willen. Meer dan de nieuwe apparaten die we tegen­
komen”, aldus Ilona.
Wakker worden!
De meerwaarde van neuromonitoring is dat de chirurg
meteen kan ingrijpen als er iets niet goed gaat of dreigt
te gaan. Kortom, de operaties zijn veiliger geworden
dankzij de ruggenmergbewaking. “In de Sint Maartens­
kliniek gebruiken wij deze methode al sinds 1987”,
vertelt Ilona. “Vóór die tijd werd de patiënt wakker
gemaakt tijdens de operatie. Terwijl de rug open lag,
moest de patiënt dan bijvoorbeeld de voeten bewegen.
Dat gebeurt overigens nog steeds op sommige plekken.
Neuromonitoring wordt namelijk nog lang niet overal
toegepast. Ook niet in Nederland.” •
Supersystematisch
De Sint Maartenskliniek werkt heel erg systematisch
op het gebied van neuromonitoring. Dat is uniek in
de wereld. Vóór de operatie voeren we altijd staps­
gewijs enkele metingen uit en die registreren we ook
nauwkeurig. We meten onder andere het optimale
voltage van de prikkels en hoeveel prikkels we het
best vlak na elkaar kunnen geven. Bij iedere patiënt
is dat namelijk weer anders.
16 MM | herfst 2012
In beeld Nieuwe apparatuur voor CSA
MM | herfst 2012 17
Van vuil naar steriel in drie stappen
Instrumenten die tijdens een operatie zijn gebruikt,
moeten worden gereinigd en gesteriliseerd. Dat gebeurt
op de Centrale Sterilisatie Afdeling (CSA). De CSA van
de Sint Maartenskliniek heeft onlangs vier nieuwe was­
machines en sterilisatoren gekregen, die sneller en
ruimer zijn dan de vorige modellen. Niet onbelangrijk,
want de instrumenten moeten binnen ongeveer vier uur
weer terug kunnen zijn op de OK.
Iedereen kent wel scalpels en klemmen, maar orthopedisch
chirurgen gebruiken heel wat meer instrumenten. Bij veel
operaties loopt dat zelfs in de tientallen. Al die instrumenten
moeten voor een operatie steriel zijn. Dit betekent dat er geen
micro-organismen (zoals bacteriën en virussen) op zitten die
iemand ziek kunnen maken. Het steriliseren gebeurt op de
CSA. Daar worden gebruikte instrumenten in een proces van
vuil, via schoon (maar nog niet steriel), naar steriel verwerkt.
Elk van deze drie stappen vindt plaats in een aparte ruimte.
Wassen op negentig graden
Het gebruikte materiaal komt binnen in de
‘vuile ruimte’. Daar gaan de instrumenten, na
een voor­behandeling, de wasmachine in. Na
reiniging en thermische desinfectie (op negentig
graden) komen de instrumenten er aan de andere
kant van de was­machine uit, waar ze als bruik­
bare instrumentennetten samengesteld, ingepakt
en van naam voorzien worden. Die netten gaan
vervolgens in een andere ruimte de sterilisator
in. Zijn de netten steriel? Dan gaan ze naar de opslagruimte.
En van daaruit worden ze weer klaargezet voor de OK’s.
Van uitkookpannetje naar sterilisatoren
De drie sterilisatoren en twee wasmachines die we hebben
vervangen, gaan naar het Floresti-ziekenhuis in Moldavië.
Ze gebruiken daar nu nog uitkookpannetjes (!) om te steri­
liseren. Voor hen is het dan ook een enorme stap vooruit. •
18 MM | herfst 2012
Kort nieuws
In het zonnetje gezet
Dit jaar zijn er 150 hoogwaardige zonnepanelen gemonteerd op de sporthal van de Sint Maartens­kliniek. Een
investering die past in de energiestrategie van de Sint
Maartenskliniek. De zonnepanelen leveren energie die
direct wordt omgezet in stroom. De panelen leveren dus
stroom terug de wandcontactdoos in.
Opgesteld in tien rijen van ieder vijftien stuks leveren
deze panelen ongeveer 35.000 kWh per jaar. Dit komt
overeen met het energieverbruik van tien eengezins­
woningen, en de jaarlijkse besparing op CO² bedraagt
ongeveer 19.427 Kg. Dit is weliswaar een relatief klein
deel van het totale aantal kWh dat de Sint Maartens­
kliniek verbruikt, maar alle beetjes helpen om te ver­
duurzamen.
Onderzoek naar
therapie­trouw DMARD’s
De Sint Maartenskliniek in
Woerden werkt mee aan een
onderzoek naar therapietrouw
van patiënten die voor hun reumatische aandoening DMARD’s
(speciale reumageneesmiddelen)
krijgen: de PREDICT-studie.
Voor het onderzoek volgt de Sint
Maartenskliniek veertig patiënten
een jaar lang. Deze patiënten heb­
ben reumatoïde artritis, ongediffe­
rentieerde artritis of artritis psoria­
tica en gaan de DMARD’s voor het
eerst slikken. Zij vullen elke drie
maanden een vragenlijst in. Op
basis daarvan wordt onderzocht
welke factoren een rol spelen bij het
wel of niet innemen van de medi­
cijnen. Daarnaast vindt er nog een
meting plaats met een zogeheten
‘MEMS’ (Medication Event Monito­
ring System). Dat is een soort pil­
lenpotje met een chip in het deksel,
dat iedere keer registreert wanneer
een patiënt het potje opendraait.
Omdat we de zorg voor onze
patiën­ten continu willen aanscher­
pen, werken we mee aan dit onder­
zoek. Uit eerder onderzoek (2005)
van apotheker Bart van den Bemt
van de Maartensapotheek bleek
namelijk dat de therapietrouw van
reumapatiënten gering is. Als een
reumapatiënt de DMARD’s niet
goed neemt, wordt de ziekte daar­
door in sommige gevallen niet goed
geremd. De reumatoloog schrijft
vervolgens duurdere medicatie
voor, terwijl dat dan dus niet nodig
is. Ook stoppen patiënten vaak met
innemen als het beter gaat, zonder
overleg met hun reumatoloog. Een
betere therapietrouw is dan ook
zeer wenselijk.
Eigen verpleeg­
afdeling in Woerden
De Sint Maartenskliniek in Woerden
heeft een nieuwe – eigen – verpleeg­
afdeling. De oude afdeling bestond uit
24 klinische bedden (met zes structu­
rele bedden bij Chirurgie) in het Zuwe
Hofpoort Ziekenhuis. Dit aantal was
helaas onvoldoende om een oplossing
te bieden voor onze patiënten. Op de
nieuwe verpleegafdeling beschikken
we over 34 klinische bedden. Om de
gewenste zorg en veiligheid te kunnen
garanderen, hebben we zeven nieuwe
verpleegkundigen aangenomen.
Voordeel van een grote eigen afdeling
is dat we onze patiënten op één afde­
ling kunnen verzorgen, volgens onze
eigen standaarden. En dat we ze de
kwaliteit van de Sint Maartenskliniek
kunnen bieden. Onze patiënten met
dagbehandeling liggen doorgaans in het
Zuwe Hofpoort Ziekenhuis, waarmee we
goede samenwerkingsafspraken hebben
gemaakt.
MM | herfst 2012 19
Column |
Over pillen enzo
Aspirientje
Revalidatiearts fakkeldrager tijdens de
Paralympische Spelen
Na de Olympische spelen stond er in Londen nog een
mooi sportevenement op het programma: de Paralympische Spelen. Gehandicapte sporters van over de
hele wereld gingen in augustus en september de strijd
met elkaar aan. Ook voor de Paralympische Spelen
werd een fakkel gebruikt om tijdens de openings­
ceremonie (op 29 augustus) het vuur te ontsteken.
Viola Altmann, revalidatiearts en onderzoeker van de
Sint Maartenskliniek, was een van de fakkeldragers.
Altmann droeg de fakkel vlak voor de openingsceremo­
nie. Ze was hiervoor benaderd, omdat ze al dertien jaar
een bijdrage levert aan het rolstoelrugby. Als ‘classifier’
deelt ze sporters op basis van hun beperking in een
bepaalde klasse in. Altmann: “Op die manier kun je
presteren en winnaar zijn in je sport door talent,
training, inzicht, motivatie et cetera. Net als in gewone
sporten. De winnaar wordt hierdoor dus niet degene
die toevallig ‘het minst gehandicapt’ is.” Paralympi­
sche sport is de laatste jaren enorm geprofessionali­
seerd. Viola Altmann vindt dat classificatie op een net
zo hoog niveau moet zijn als de sport en de sporters
zelf. “Daarom voer ik sinds 2009, samen met de afde­
ling Research, onderzoek uit naar verbetering van het
classificatiesysteem voor rolstoelrugby. Dit onderzoek
richt zich op de invloed van rompfunctie op rolstoel­
vaardigheden.”
De revalidatiearts van de Sint Maartenskliniek vond
het een grote eer dat ze de fakkel mocht dragen.
Ook vindt ze het een erkenning van het werk dat ze
doet voor paralympische sport en rolstoelrugby in
het bijzonder. “De Paralympische Spelen zijn net zo
spannend en mooi als de Olympische Spelen. Ik hoop
dat ik het vuurtje dat ik zelf voel voor paralympische
sport bij anderen heb kunnen aanwakkeren”, zegt ze.
Als ik vroeger hoofdpijn had, kreeg ik van mijn
moeder een ‘aspirientje’. Gelukkig gaf ze mij niet
echt een Aspirine®, maar paracetamol. Want het
gebruik van aspirine als pijnstiller is zelden meer
aan te raden. De ouderwetse aspirine geeft veel
meer (maag)bijwerkingen dan paracetamol,
ibuprofen, diclofenac of naproxen.
Paracetamol is met stip de eerste keus pijnstiller
voor de meeste vormen van pijn. Het is de meest
voorgeschreven pijnstiller ter wereld. Desondanks
wordt paracetamol toch nog ondergewaardeerd.
Waarom? Omdat de meeste mensen een te lage
dosis gebruiken. Ze proberen slechts één enkel
tabletje en zeggen dan dat ze onvoldoende effect
merken. Echter, vaak is één tablet paracetamol
onvoldoende om de pijn te stillen. Het is door­
gaans aan te raden om drie of vier keer per dag
twee tabletten paracetamol van 500 mg te slikken.
Gelukkig zijn er tegenwoordig ook paracetamol­
tabletten van 1000 mg verkrijgbaar op dokters­
recept (deze worden meestal vergoed door de
verzekering). Hierdoor hoef je die drie of vier
keer per dag slechts één tablet, in plaats van
twee tabletten, in te nemen.
Toevoegingen aan paracetamol hebben overigens
nauwelijks effect. Dus paracetamol met coffeïne
of met codeïne werken niet beter dan paracetamol
alleen. Wel kunnen ze meer bijwerkingen geven.
Bij ontstekingsreuma zoals reumatoïde artritis
of de ziekte van Bechterew werken ontstekings­
remmende pijnstillers (bijvoorbeeld naproxen,
diclofenac en ibuprofen) trouwens beter dan
paracetamol. Dit omdat paracetamol geen effect
heeft op de ontsteking. Ook bij menstruatiepijn
werkt een ontstekingsremmende pijnstiller vaak
beter. Voor zenuwpijn worden overigens weer
totaal andere pijnstillers gebruikt. En aspirine?
Die blijkt met name zinvol om beroertes en hart­
infarcten tegen te gaan.
Bart van den Bemt,
apotheker
20 MM | herfst 2012
Kennis
Moeilijk te bestrijden bacteriën
Tien vragen over
infectieorthopedie
De ene infectie is de andere niet. Zo heeft een
onschuldige keelontsteking doorgaans veel minder
gevolgen dan een infectie rondom een prothese.
In dat laatste geval is een simpel ‘kuurtje’ niet de
oplossing. De orthopeden Gijs van Hellemondt en
Jon Goosen zijn gespecialiseerd in infectieorthopedie.
Zij beantwoorden tien vragen hierover.
Wat is infectieorthopedie?
“De tak van de orthopedie die zich bezighoudt met
infecties van de gewrichten en botten. Al dan niet
na een orthopedische ingreep, zoals een prothese­
plaatsing of fractuurbehandeling.”
Hoe lopen orthopediepatiënten infecties op?
“Dat kan grofweg op twee manieren. Via de huid
direct in de wond, binnen drie maanden na de ope­
ratie. Dat is een vroege infectie. Of langer dan drie
maanden na de operatie, via het bloed van andere
locaties, zoals een tandontsteking of wondje: de late
infectie. De kans op een vroege infectie is hoger dan
een late infectie. De kans op een infectie van een
prothese onder ideale omstandigheden ligt tussen de
één en drie procent. De infectiekans is echter hoger
bij bijvoorbeeld een open breuk van het been.”
Loopt de ene patiënt meer risico dan de
andere?
“Patiënten met een minder goede afweer, zoals dia­
betes- of reumapatiënten, hebben een grotere kans op
infectie. Net als patiënten met meerdere operaties ter
plaatse. Ook leeftijd speelt een rol. Bij oudere mensen
neemt de weefselkwaliteit af rond het bot. En dat
zorgt voor een hogere infectiekans. Factoren als roken
en medicijngebruik verhogen de kans op problemen
met wondgenezing en dus ook de kans op infectie.”
Wat zijn de eerste signalen van een infectie?
“Lekkage van de wond langer dan tien dagen na de
operatie, roodheid rond de wond, koorts, pijn en zwel­
ling. Als wij een infectie vermoeden, doen we bloed­
onderzoek. Als de ontstekingswaarden in het bloed
te hoog zijn, in combinatie met de eerder genoemde
factoren, is er een grote kans op infectie. Hoe eerder
we erbij zijn, hoe beter de kansen om een prothese
te behouden. Daarom informeren we patiënten altijd
over de eerste symptomen en kunnen ze 24 uur per
dag terecht bij de dienstdoende arts.”
Wat zijn de risico’s van een infectie?
“Een infectie van een gewricht met prothese betekent
meestal een nieuwe operatie, met schoonmaken van
het gewricht. Als dat niet werkt, kan de patiënt de
prothese verliezen. Het gevolg daarvan is dat de
patiënt op termijn een nieuwe prothese krijgt of dat
het been vastgezet moet worden. Of, in het ergste
en zeldzaamste geval, een amputatie.”
Wat houdt de behandeling van een infectie in?
Gijs van Hellemondt
Jon Goosen
“De behandelwijze van een gewricht met prothese
hangt van een aantal dingen af. Bij een vroege
MM | herfst 2012 21
kunde en Infectiologie, Microbiologie en soms ook
Plastische Chirurgie. Dat vereist een goed team en
een goede teamspirit.”
Wekelijkse infectie­
bespreking bij het
Orthopediecentrum
Nijmegen
Hoe is dat in de Sint Maartenskliniek
geregeld?
infectie spoelen we altijd het gewricht en nemen we
kweken van het weefsel om de bacterie aan te tonen.
Vervolgens starten we met antibiotica. Als alleen het
spoelen niet genoeg is, verwijderen we ook de pro­
these. Dezelfde procedure geldt voor een late infectie
die korter dan drie weken aan de gang is. Is de late
infectie langer dan drie weken bezig, dan verwijderen
we altijd de prothese, wordt de patiënt behandeld met
antibiotica en krijgt hij/zij een tijdelijke prothese met
antibiotica. Als het goed gaat, krijgt de patiënt dan na
circa zes weken een nieuw implantaat.”
Wat is de kans op volledige genezing?
“Vroege infecties hebben een hogere kans op genezing
dan late infecties. Met name late infecties die al langer
dan drie weken actief zijn, zijn vaak moeilijker te
genezen. Uit onderzoek blijkt dat de kans op genezing
met behoud van de prothese in de Sint Maartens­
kliniek vrij hoog is: tussen de 90 en 95 procent.”
Is het een lastige behandeling?
“Implantaatinfecties hebben een aparte status.
Bacteriën gaan namelijk op het implantaat zitten
en zijn daardoor moeilijk te verwijderen. Daarvoor
zetten we onder andere speciale antibiotica in. Het
is bovendien complex omdat er meerdere specialismen
aan te pas komen, zoals Orthopedie, Interne Genees­
“Ons multidisciplinaire team overlegt elke woensdag.
Alle aanwezigen brengen dan hun specialistische
kennis in. Het team beslist over de verdere behande­
ling van iedere afzonderlijke infectiepatiënt. Want
een standaardbehandeling voor alle infectiepatiënten
bestaat niet. De Sint Maartenskliniek behandelt
jaarlijks ongeveer tachtig patiënten met infecties na
een nieuwe knie of heup. Zo’n zestig daarvan zijn
geopereerd in andere ziekenhuizen.”
Hoe kan het ziekenhuis infecties voorkomen?
“We houden ons aan de daarvoor opgestelde proto­
collen en instrueren alle mensen goed. Bijvoorbeeld
over handen wassen of het gebruik van handschoenen.
Verder zetten we vóór de operatie al neuszalf en pre­
ventief antibiotica in. Uiteraard zorgen we er tijdens
een operatie voor dat alles zo steriel mogelijk is. En
afhankelijk van de operatie en de patiënt gebruiken
we na de operatie ook preventief antibiotica.” •
Uniek: infectieafdeling
De Sint Maartenskliniek neemt infecties zeer serieus. Daarom
starten we eind 2012 als eerste Nederlandse ziekenhuis met
een infectieafdeling. Alle infectiepatiënten komen dan op een
aantal kamers bij elkaar te liggen. Zij worden daar uitsluitend
geholpen door personeel met expertise op het gebied van
infecties. Dus niet alleen de medisch specialisten, maar bij­
voorbeeld ook de verpleging en fysiotherapeuten. Zij krijgen
– waar nodig – extra scholing op dat gebied.
22 MM | herfst 2012
Kwaliteit
Behandelprotocollen voor beste behandeling reumapatiënten
“Onze afdeling is nu bewust
onbekwaam”
Hoe zorg je als ziekenhuis voor de beste kwaliteit van
alle behandelingen die je biedt? Het Reumacentrum
van de Sint Maartenskliniek heeft de afgelopen jaren
hard gewerkt aan het antwoord op deze vraag en om
dit ook door te voeren in de praktijk voor de patiënten. De oplossing heeft het Reumacentrum gevonden
in het opstellen en toepassen van behandelprotocollen,
waarvan deze zomer de laatste in gebruik is genomen.
Volgens medisch hoofd en reumatoloog Alfons den
Broeder zijn de protocollen maar één kant van het
verhaal: “De protocollen goed toepassen is nog veel
belangrijker. Het is bijvoorbeeld heel belangrijk om te
beseffen dat we als Reumacentrum soms eerst bewust
onbekwaam moeten zijn om te kunnen verbeteren.”
“Natuurlijk wisten we dat we als Reumacentrum
goede behandelingen leverden, maar we wisten ook
dat er ruimte voor verbetering was”, stelt Den Broeder.
“Dat bedoel ik met dat we ‘bewust onbekwaam zijn’.
Dat je als arts beseft dat je sommige dingen misschien
helemaal niet zo goed doet. Een bewezen manier om
dit soort processen te verbeteren, is om protocollen
te gebruiken. Je ontwikkelt dan als het ware voor
iedereen een handboek dat de beste behandelmethode
aangeeft. We hebben nu protocollen ontwikkeld voor
de behandeling van ruim 95% van onze patiënten.”
“Mannelijke reumatologen
bleken veel vaker een ander
merk voor te schrijven dan
vrouwelijke reumatologen”
Reumatoloog Alfons den Broeder
Wat zijn die protocollen dan?
Een behandelprotocol start na het stellen van de
diagnose. Het protocol zelf is een soort handleiding en
checklist voor de reumatoloog om de behandeling van
de patiënt te ondersteunen. “Dan kun je bijvoorbeeld
denken aan wanneer de reumatoloog het beste welke
medicijnen in welke volgorde kan voorschrijven aan
een patiënt. De protocollen zijn gebaseerd op de meest
recente kennis uit de wetenschappelijke literatuur,
landelijke richtlijnen en natuurlijk onze eigen erva­
ringen en ‘best practices’ binnen de Sint Maartens­
kliniek”, aldus arts en onderzoeker Nienke Lesuis.
Onverklaarbare variatie
Protocollen die aangeven wat de beste behandeling is,
zijn niet voldoende om de beste kwaliteit te garande­
ren. Volgens Den Broeder is het nog veel belangrijker
om de betrokken artsen en medewerkers daarbij goed
te coachen en een soort bewustwordingsproces te
creëren. “De gemiddelde arts – net als andere profes­
sionals – is heel goed opgeleid en uitgebreid getraind
voor zijn werk”, zegt hij. “Dan is het heel menselijk
om ervan uit te gaan dat zo’n professional automatisch
de beste aanpak kiest voor patiënten. Maar als je goed
kijkt naar wat er gebeurt bij de behandeling zie je veel
variatie. Variatie die vaak niet rationeel te verklaren
is.”
Iedereen is anders
Nienke Lesuis neemt het stokje over: “Iedereen snapt
dat elke patiënt anders is. Ook al hebben tien ver­
schillende mensen dezelfde ziekte, het blijven tien
verschillende mensen met elk hun eigen klachten en
behandeldoelen. Gek genoeg wordt dat van artsen niet
gedacht. Maar artsen verschillen onderling wel dege­
lijk. Elke arts heeft een eigen persoonlijkheid en een
geheel eigen verzameling van ervaringen die hij of zij
tijdens het werk heeft opgedaan.”
Voorkeur voor verpakking
Een mooi voorbeeld levert een Scandinavisch onder­
zoek, waarin werd gekeken naar het voorschrijfbeleid
van reumatologen van een bepaald type genees­middel.
MM | herfst 2012 23
Er kwam een opvallend verschil naar voren: mannen
bleken veel vaker een ander merk voor te schrijven
dan vrouwelijke reumatologen. Den Broeder: “Dat
onderscheid kon nergens door worden verklaard.
Het kon bij wijze van spreken te maken hebben met
het ontwerp van de verpakkingen. Zo zagen wij in
onze eigen behandelingen ook allerlei variaties in
aanpak. Wat was nu de beste behandeling? Wat zijn
onze persoonlijke voorkeuren en gewoontes die mis­
schien een negatief effect hebben op de behandeling
van een patiënt? En nog veel belangrijker, zijn we
met elkaar bereid om die persoonlijke en ‘vertrouwde’
gewoontes en voorkeuren te laten vallen om met
elkaar dezelfde en beste aanpak – in de vorm van een
protocol – te kiezen? Dit soort vragen waren uiteraard
niet in één of twee afdelingsoverleggen beantwoord.”
Flexibel mee omgaan
“Alleen protocollair handelen is trouwens ook niet
goed”, benadrukt Den Broeder. “Het protocol mag niet
belangrijker worden dan de arts. De arts mag zeker
een afwijking van het protocol maken als hij of zij
dit kan onderbouwen. Het gaat erom dat je als arts
heel bewust bezig bent met het zoeken naar de beste
oplossing voor je patiënt. Een eerste stap in dat proces
is dus dat je weet waar je zwaktes kunnen zijn; het
besef dat je bewust onbekwaam bent. De volgende
stap is dat je bewust bekwaam wordt: dat je bijvoor­
beeld ziet dat het protocol geen uitkomst biedt voor
een bepaalde patiënt en dat je een andere, betere
oplossing hebt gevonden.” •
Effectiviteit voor patiënten onderzoeken
Rond 2009 is het Reumacentrum van de Sint Maartens­
kliniek begonnen met de invoering van de eerste behandel­
protocollen. Inmiddels zijn er protocollen voor de behan­
deling van de meeste ziektebeelden, waaronder reumatoïde
artritis, jicht, ziekte van Bechterew, artritis psoriatica en
spierreuma. Deze worden dagelijks gebruikt. Nienke Lesuis
onderzoekt dat gebruik. “Nu gaat dat nog met name om de
toepassing van het protocol”, zegt ze. “Maar in de toekomst
willen we natuurlijk de effectiviteit voor patiënten onder­
zoeken. We zijn ervan overtuigd dat dit de beste methode
is, maar om het echt te weten, moet je het natuurlijk nog
verder onderzoeken…
24 MM | herfst 2012
Uitgelicht
‘Groene’ behandeling van Activiteitentherapie
Tuinieren als therapie
Sint Maartenskliniek, midden augustus… In aangepaste tuinbakken op
verschillende hoogtes groeien radijsjes, wortels, sla, tomaten en aardbeien, maar ook prachtige bloemen
en planten. We zijn hier in de tuin
van de afdeling Activiteitentherapie.
Een fijne plek om te zitten en rond
te kijken, maar ook om in te werken;
ieder in zijn eigen tempo en op zijn
eigen manier.
Activiteitentherapie behandelt revalide­
rende patiënten van verschillende afde­
lingen. Eén van de behandelactiviteiten
is het werken in de tuin. Revalidanten
van de Cognitieve Behandel Unit, een
behandelgroep van Neurologie, doen
dat bijvoorbeeld één keer in de week
in groepsverband, als onderdeel van
hun programma. Het tuinieren helpt
patiënten die revalideren van bijvoor­
beeld een beroerte of een dwarslaesie
om hun motorische en/of cognitieve
vaardigheden te oefenen. Ook is de
behandeling gericht op het welzijn en
positieve energie. En wellicht ontdekken
ze zo ook een nieuwe hobby. Kortom,
tuinieren als therapie.
Planten mee naar huis
In de tuin kunnen revalidanten het
gehele proces van zaaien, planten
en oogsten meemaken en uitvoeren.
Afhankelijk van de behandeldoelen en
de hulpvraag stemmen de behandelaars
met de revalidant af wat hij wil en kan
doen in de tuin. Er zijn hierbij mogelijk­
heden om te tuinieren op verschillende
hoogtes, zowel staand als zittend. Ook
ligt er allerlei (aangepast) tuingereed­
schap klaar. Soms mogen revalidanten
planten meenemen naar huis, om het
tuinieren daar als tijdsbesteding te kun­
nen voortzetten. Bovendien mogen ze
allemaal regelmatig meegenieten van
de oogst en de fleurige bloemen.
Passen en meten
Vanaf september 2012 start de afdeling
met een nieuwe indeling van de tuin:
het zogenaamde ‘tuinieren op een vier­
In geuren en kleuren…
Mart te Pest (zie foto) verloor door een
zwelling in zijn ruggenmerg het gevoel
in zijn lichaam vanaf zijn nek. Dat ge­
voel komt nu langzaamaan weer terug.
“Werken in de tuin van Activiteiten­
therapie is voor mij een goede therapie
en het helpt me om de fijngevoeligheid
in mijn vingers terug te krijgen”, vertelt
Te Pest. “Het buiten bezig zijn, biedt mij
bovendien ontspanning en afleiding van
pijn en beperkingen. Het liefst plant ik
kleurrijke en lekker ruikende planten.
Dat maakt de tuin nog levendiger dan
hij al is. Ik kijk ernaar uit om de tuin­
activiteiten voort te zetten in mijn
eigen tuin als ik weer thuis ben.”
kante meter’. Dit zorgt voor structuur
en overzicht. De revalidant werkt in zijn
eigen tuin op één vierkante meter en
gebruikt een kleurcoderingsysteem om
te kijken welke groenten en bloemen hij
naast elkaar kan planten. •
MM | herfst 2012 25
Organisatie
Eerste hulp bij orthopedisch trauma
Acute zorgpoli: nieuwe naam,
zelfde letsels
Meer dan 1500 mensen worden jaarlijks behandeld
op de Acute zorgpoli van de Sint Maartenskliniek
in Nijmegen. Tot voor kort was deze afdeling nog
bekend als de Spoedeisende Orthopedische Hulp
(vaak afgekort tot SOH). Wat biedt deze afdeling
en waarvoor kunnen patiënten er terecht?
In juli kreeg de afdeling een nieuwe naam: Acute
zorgpoli. Ludo Penning is orthopedisch chirurg en
eerste eindverantwoordelijke voor de dagelijkse
behande­lingen op deze poli. “Alleen de naam is ver­
anderd,” zegt hij, “het zorgaanbod is exact hetzelfde
gebleven. We hebben voor Acute zorgpoli gekozen,
omdat die naam nog beter past bij wat we doen. We
leveren snelle en makkelijk toegankelijke zorg voor
mensen met een orthopedisch trauma. Denk aan
fracturen, bandletsels en verdraaiingen of kneuzingen
van gewrichten. Dus patiënten die bijvoorbeeld acute
hart- of longklachten hebben, worden geholpen op de
Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) van een regulier
ziekenhuis. Mogelijke verwarring met ons zorgaanbod
onder de oude noemer ‘SOH’ wordt nu voorkomen.”
Van voeten tot vingers
Verpleegkundige Marijke van Kerkhof werkt al jaren­
lang op deze afdeling. “De poli is vanaf het begin
opgezet voor patiënten met acuut enkelzijdig letsel
aan het bewegingsapparaat. Een hele mond vol, maar
het komt neer op verwondingen, breuken of kneu­
zingen aan bijvoorbeeld de enkel, knie, heup, wervel­
kolom, nek of vingers. In principe kan iedereen met
letsel aan het bewegingsapparaat bij ons terecht.
Zo zien we veel mensen die bijvoorbeeld gewond
zijn geraakt door sport, valpartijen of ongelukken.
Ook behandelen we patiënten die door collega’s
binnen en buiten de Sint Maartenskliniek worden
doorverwezen.”
Harde wedstrijd
“Ik heb veel patiënten zien komen en gaan op de
Acute zorgpoli”, vertelt Van Kerkhof. “Je krijgt als het
ware de hele maatschappij over de vloer. Eén van de
meest opvallende situaties gebeurde een paar jaar
geleden. Een voetballer kwam bij ons binnen met
hoofdletsel opgelopen tijdens een wedstrijd. Tien
minuten later kwam er weer een speler binnen, een
paar minuten daarna weer een en toen nog een
voetballer. Uiteindelijk zaten hier vier man in tenue
naast elkaar in de behandelkamer met allerlei verwon­
dingen en kneuzingen. Dat was wel apart. De sfeer
was goed, er was geen ruzie of iets dergelijks, maar in
de hitte van de wedstrijd botsten ze kennelijk zo hard
op elkaar dat een bezoek aan onze poli nodig was.”
Acuut = binnen 24 uur
Penning wijst op een belangrijk voordeel van de poli:
“Omdat er alleen patiënten komen met acute ortho­
pedische problemen zijn de wachttijden kort. Patiënten
hoeven zelden te wachten voordat ze aan de beurt
zijn.” Van Kerkhof voegt daaraan toe: “Voorwaarde
is overigens wel dat het letsel in de afgelopen 24 uur
is ontstaan. Het is belangrijk dat patiënten – als het
kan – vooraf even bellen.” •
De Acute zorgpoli is 24 uur per dag en 7 dagen in de
week bereikbaar via telefoonnummer: 024 - 365 9391.
26 MM | herfst 2012
Patiëntervaring
Hoge dwarslaesie
“Ik heb wel
De gipsvlucht is een bekend
wintersportverschijnsel.
Skiën en snowboarden zijn dan
ook niet geheel zonder risico.
Tobias de Swart (23 jaar), een
ervaren snowboarder uit Den
Bosch, heeft dat op een hele
vervelende manier ondervonden. In maart 2012 ging hij met
familie en vrienden op wintersportvakantie naar Oostenrijk.
“Als je hard valt op de piste
verwacht je hooguit een arm
of been te breken, niet je nek.
Dit was gewoon domme pech.”
“Tijdens het snowboarden viel ik voor­
over met mijn gezicht in de sneeuw”,
begint Tobias zijn verhaal. “Mijn hoofd
bleef toen in de sneeuw steken en mijn
lichaam klapte eroverheen. Ik hoorde
‘knak’ en kon vervolgens niet meer over­
eind komen. Mijn benen en buik waren
gevoelloos en ik had ook geen pijn.
Ik wist meteen dat het fout was.” De
vrienden die erbij waren, haalden hulp
op de berg. Uiteindelijk is Tobias met
de dokter in een helikopter naar het
ziekenhuis vervoerd. Tobias: “Er paste
verder niemand meer bij. Mijn vader
kreeg een briefje in welk ziekenhuis
ik lag. Ik herinner me alles nog goed,
want ik was de hele tijd bij bewustzijn.”
Vijf millimeter
Na het radiologisch onderzoek in het
Oostenrijkse ziekenhuis werd Tobias
meteen geopereerd. Hij had één van
MM | herfst 2012 27
door snowboardongeval
het idee
dat ik ooit nog ga lopen”
zijn nekwervels gebroken (de zogeheten
‘C6’). Tijdens de operatie hebben de
artsen een aantal wervels vastgezet.
Helaas had hij door de breuk al een
hoge dwarslaesie opgelopen. “Mijn rug­
genmerg is door het ongeval zo bescha­
digd dat ik onder de breuk vrijwel volle­
dig verlamd ben. Vijf millimeter van de
zenuwbaan is nog intact, waardoor ik op
bepaalde plekken op mijn lichaam wel
iets voel. Ik voel dan geen pijn of warm­
te of koude, maar ik voel bijvoorbeeld
dat iemand onder op mijn voet drukt.
Ik kan echter geen spieren aanspannen
en dus ook niks bewegen”, aldus Tobias.
Grote wond, geen pijn
“Ik kan mijn armen nog redelijk gebrui­
ken”, vertelt Tobias, terwijl hij als bewijs
z’n armen optilt. “Mijn triceps en mijn
handen werken niet echt mee, maar de
rest functioneert aardig. Gelukkig maar,
want daardoor kan ik nog een hoop
dingen zelf doen.” Zijn handen staan in
een soort grijpstand. Door zijn polsen te
bewegen, kan hij dingen pakken. Ook
kan hij zich bijvoorbeeld voortbewegen
in de rolstoel. Tobias: “Mijn armen zijn
overigens wel gevoelloos. Laatst moest
iemand me erop wijzen dat ik een grote
wond op mijn elleboog had. Daar had ik
zelf niets van gevoeld.”
Leren hoe je moet zitten
Na een week op de Intensive Care in
Oostenrijk ging hij naar het UMC
St Radboud. Van daaruit werd hij
doorverwezen naar het Revalidatie­
centrum van de Sint Maartenskliniek,
waar hij vier maanden verbleef. Tobias:
“Het belangrijkste doel in die revalida­
tieperiode was om weer zo zelfstandig
mogelijk te worden. Ik leerde mezelf
aankleden, hoe ik mijn brood moest
snijden en smeren, en hoe ik zelf in en
uit bed kon komen.” Zelfs zitten was in
het begin een hele opgave. Tobias heeft
namelijk geen functionerende spieren
meer die zijn romp rechthouden. Hij
laat zien hoe hij daar nu zijn hoofd en
armen voor gebruikt. “Het zijn vooral
trucjes die je leert. Tijdens die vier
maanden revalidatie heb ik veel vooruit­
gang geboekt. Ik kan andere dwars­
laesie­patiënten aanraden om zo veel
mogelijk zelf te doen. Dat maakt je
fysiek en mentaal sterker”, meent Tobias.
“Als je hard valt op
de piste verwacht je
hooguit een arm of
been te breken, niet
je nek. Dit was gewoon
domme pech”
Glazen bol
Dat hij mentaal sterk is, bewijst Tobias
tijdens het gesprek. Hij heeft een posi­
tieve houding en praat uitgebreid over
zijn toekomst. “Ik kan niet terugdraaien
wat er is gebeurd,” zegt hij, “ik moet
gewoon verder gaan met mijn leven.
Dan kijk je wat je nog wel kunt. Ik heb
mijn studie werktuigbouwkunde afge­
rond, dus misschien ga ik wel bouw­
tekeningen maken of word ik grafisch
ontwerper. Daar ga ik binnenkort
over nadenken.”
Bier drinken
“Ik woonde in Den Bosch met twee
vrienden in een huis”, gaat Tobias
verder. “Op de vierde verdieping
met allemaal trappen. Dat gaat dus
niet meer lukken. Ik trek nu eerst
bij mijn ouders in, die hebben het
huis al gedeeltelijk erop aangepast.
Maar uiteindelijk wil ik een eigen
rolstoelvriendelijke woning vinden
en van daaruit mijn leven weer
verder oppakken.” Hij vertelt ook
dat zijn vrienden heel goed met de
situatie omgaan. Ze organiseerden
zelfs een sponsorloop om geld voor
hem op te halen. “Iedereen wil graag
helpen, daar ben ik wel blij mee. Ik
ga ook gewoon naar de kroeg in het
weekend. Ik zit dan wel in een rol­
stoel, maar verder ben ik nog steeds
dezelfde.”
Een wonder?
Als er uitgevallen functies terug­
keren, gebeurt dat meestal in de
eerste maand na de dwarslaesie.
Die periode is Tobias allang voorbij.
Er zit voor hem dus waarschijnlijk
geen verbetering meer in. Voorlopig
althans. “Mijn ouders en ik volgen
al het onderzoek op het gebied van
dwarslaesies. Ik gok op de medische
wereld. Ja, ik heb wel het idee dat
ik ooit nog ga lopen. Dat zal niet
binnen een paar jaar zijn, maar over
tien jaar zou ook mooi zijn. Dan ben
ik nog steeds maar 33 jaar.” •
28 MM | herfst 2012
Dagboek
Reina Wijbenga
“Dat mijn been langer zou
worden, blijkt toch geen grapje”
Reina Wijbenga uit Haarlem krijgt een nieuwe linkerheup in de Sint Maartenskliniek in Woerden. De rechterheup moet straks ook nog, maar dat kan
natuurlijk niet tegelijkertijd. Ze beschrijft de dagen rondom de operatie.
Donderdag
Alles goed geregeld
Na zorgvuldig advies van de fysiotherapeut heb ik de
keuze gemaakt om straks thuis te revalideren. Ook al
woon ik alleen. Al wat mogelijk is om te regelen is gedaan.
Vandaag, een dag voor de opname, worden de hulpstukken
thuisbezorgd. Het huis is spic en span, de vriezer ligt vol,
dat wat ik denk nodig te hebben de komende weken ligt
op ooghoogte. Bij de Wmo is de huishoudelijke hulp voor
één keer in de week aangevraagd. Het ziekenhuis belde
nog vanwege de thuiszorgaanvraag die zeker goed gere­
geld gaat worden. Sowieso veel vertrouwen dat het goed
komt. Ben goed geïnformeerd over de gang van zaken en
dat geeft een rustig gevoel, ondanks de normale spanning
voor de operatie.
Vrijdagochtend
Nuchter en ontdaan van nagellak en sieraden meld ik
mij om 7.00 uur bij de afdeling. Mag me vrijwel meteen
in een operatieoutfit (inclusief pikant broekje) hijsen.
Na het ritueel van bloeddruk en koorts meten, pillen in­
nemen en dergelijke word ik door twee leuke verpleeg­
sters naar de voorbereiding voor de OK gebracht. Weer
valt me op hoe vriendelijk iedereen is en dat er een
goede werksfeer heerst. De ruggenprik is snel gezet en
als ik de OK word binnengereden, voel ik me welkom.
De dokter wenst me goedemorgen en met z’n allen
wordt er meteen prettig samengewerkt. Ik ben ont­
spannen en vol vertrouwen. Dan krijg ik een roesje en
voordat ik het weet ben ik vertrokken.
de operatie
Verrassing na
MM | herfst 2012 29
Vrijdagmiddag en -avond
Het voordeel van een ruggenprik: je bent wakker
en meteen helder en zo lig ik alweer te kletsen met
iemand op de recover. Gezellig. Zal zijn badkamer
inmiddels klaar zijn? Op mijn bed ligt een leuke kaart
van het operatieteam, wat bijzonder! Voel me gewoon
heel goed. Terug op zaal kan ik zelf mijn dochter bel­
len die gezellig met de kleinkinderen even langskomt.
Aan de overkant komt de tekening van mijn kleinzoon
te hangen. Intussen geniet ik van een kopje thee met
beschuit. De dokter komt persoonlijk langs, ook dat
ervaar ik als heel prettig. Helaas krijg ik ’s avonds,
ondanks de nodige pillen, veel pijn. Gelukkig word ik
goed opgevangen en na de nodige tranen en een luiste­
rend oor krijg ik nog een extra injectie, waardoor ik de
nacht goed doorkom.
naar huis
raks mee
st
t
a
a
g
Die
Dagelijks een soepje
Zaterdag / zondag
De ochtend voelt al een stuk beter. Ik heb lekker ontbeten
en ben opgefrist. Plassen lukt helaas voor geen meter,
hoewel de blaas toch vol is. Zorgvuldig word ik van die
volle blaas verlost. Ik mag met de fysio al even uit bed.
Wanneer ze rond 11.00 uur langskomen met soep blijkt
dit een dagelijks ritueel te zijn. Ben ik helemaal blij mee!
Dit mag door de bezuinigingen in de zorg niet verloren
gaan. Het avondeten doe ik al zittend aan tafel en ik
besluit om vanaf nu ook maar naar het toilet te lopen.
De zondag gaat het lopen steeds beter, ik laat mijn bezoek
versteld staan. Met de fysio loop ik de trap op, wat me
goed afgaat. Mijn been is wel een stuk langer geworden.
Dat was mij ook verteld, maar ik dacht dat het een grapje
was… De rechterheup moet ook vervangen worden, dan
kunnen ze het vast wel gelijktrekken. Nietwaar?
Maandag
Tot mijn grote verbazing mag ik de vierde dag al naar huis. Paniek!
Ik zou morgen pas gehaald worden en hoe zit dat dan met de thuis­
zorg? Dat laatste wordt allemaal keurig door het personeel geregeld
en ook mijn vervoer kan gelukkig vandaag. Ik neem afscheid en be­
dank iedereen voor alle goede zorgen. Mijn medicijnen liggen al klaar
bij de apotheek, dus hoeven we niet lang te wachten. De tip hoe in de
auto te gaan zitten neem ik ter harte; met een plastic zak op de stoel
draai ik gemakkelijk mijn benen naar binnen. Half vijf ben ik thuis in
Haarlem, waar heerlijk voor me wordt gekookt en ik buiten in de tuin
zit te eten. Moe maar voldaan word ik ’s avonds door de thuiszorg
naar bed begeleid. Nu begint het echte revalideren. Dank aan al het
personeel voor het veilige gevoel dat ze wisten te creëren tijdens mijn
verblijf in de Sint Maartenskliniek.
Lekker wand
elen is mijn
doel
30 MM | herfst 2012
Het apparaat
Echoapparaat
Inzoomen op een klein stukje
van de patiënt
pixels en verschijnt vervolgens op het scherm. Voor een
leek zijn die beelden behoorlijk onduidelijk. Voor een
radioloog gelukkig niet, die gebruikt ze om te onder­
zoeken wat er met de patiënt aan de hand is.
Luchtdicht
Op een echo zijn met name de ‘weke delen’ van het
lichaam goed te zien, zoals spieren, pezen, slijmbeur­
zen en peesaanhechtingen. Ook het randje van het bot
komt duidelijk in beeld, de cortex. Een beperking van
de echo is dat de radioloog er niet heel diep mee kan
kijken in de patiënt. Vanaf circa twintig centimeter
is het beeld al niet meer heel scherp. Ook lucht is een
beperkende factor, je kunt daar niet doorheen echoën.
Dat is de belangrijkste reden waarom een radioloog
altijd echo-gel gebruikt; het zorgt voor direct contact
tussen de echokop en de huid.
Veel mensen kennen het echoapparaat vooral van de echo
tijdens de zwangerschap. De echokop wordt op de onderbuik
gezet en op het beeldscherm verschijnt iets dat op een kindje
lijkt. Dit apparaat is echter veel breder inzetbaar. In de Sint
Maartenskliniek gebruiken de radiologen de echo bijvoorbeeld
om te kijken naar een prothese en/of spieren, pezen en een
slijmbeurs die mogelijk beschadigd of ontstoken zijn. Of om
heel gericht een injectie te kunnen geven.
De radioloog stuurt via de echokop geluidsgolven in de
patiënt. Die golven weerkaatsen op structuurovergan­
gen in het lichaam en op basis van die weerkaatsingen
ontstaat een echobeeld. Dat beeld wordt omgezet naar
Niet alleen voor diagnostiek
Een groot voordeel van de echo is dat de radioloog en
de patiënt kunnen communiceren tijdens het onder­
zoek. Daardoor kan de radioloog heel gericht de plek
onderzoeken waar de patiënt klachten en/of pijn heeft.
Een echo is ook dynamisch, in tegenstelling tot de mo­
mentopnames van een foto of scan. De radioloog kan
bij bewegingen bekijken wat er gebeurt, bijvoorbeeld
of een pees goed geleidt of een spier goed samentrekt.
Verder wordt een echo niet alleen ingezet voor
diagnostiek, maar ook voor het geven van injecties,
en bij de behandelingen van peesverkalkingen en
andere peesaandoeningen. De radioloog ziet dan op
het scherm waar de naald naartoe gaat en kan daar­
door heel nauwkeurig prikken.
Het beste beeld
Al met al is echografie een laagdrempelig, snel en
patiëntvriendelijk onderzoek. Uitermate geschikt
om in te zoomen op een klein stukje van de patiënt.
Als de radioloog een overzicht van een gewricht of
botstructuren nodig heeft, kan de echo vaak gecom­
bineerd worden met andere apparaten. De inzet van
meerdere apparaten is dan ook gebruikelijk om de
‘klachten’ van de patiënt zo goed mogelijk in beeld te
brengen. Want dat is waar het uiteindelijk om gaat,
het behandelen van de patiënt. •
MM | herfst 2012 31
Kort nieuws
Behandeling reumapatiënten nu ook ’s avonds
Patiënten van het Reumacentrum
kunnen vanaf september voor veel
behandelingen ook op maandagavond
terecht op de locatie van de Sint
Maartenskliniek in Nijmegen. Vier
reumatologen draaien dan (44 weken
per jaar) poli van 17.30 tot 19.30 uur.
Een belangrijke aanleiding is de toe­
nemende behoefte van patiënten om
afspraken ook buiten reguliere werk­
tijden te kunnen plannen. Op 3 sep­
tember zijn de infuusbehandelingen
gestart en vanaf 17 september zijn ook
de avondpolikliniek van Reumatologie
(tot 19.30 uur) en de sportpolikliniek
van het Sport Medisch Centrum (tot
20.00 uur) geopend.
Het laboratorium, de afdeling Radio­
logie en de Maartensapotheek zijn op
de maandagavond ook tot 20.00 uur
geopend. De verwachting is dat de
avondpoli de drukte overdag op het
Reumacentrum zal verlichten.
Avondbehandelingen in Woerden
De Sint Maartenskliniek in Woerden
heeft al twee jaar een poli op donder­
dagavond. Patiënten en medewerkers
zijn daar erg tevreden over. Vanaf
september 2012 kunnen patiënten
in Woerden ook één keer per maand
op donderdagavond terecht voor hun
remicadebehandeling.
Contactinformatie
Winnaar
| Oog voor detail
lente/zomer 2012
De afbeelding is genomen
in de wachtruimte van
de polikliniek van het
Revalidatiecentrum. Het
is het zijaanzicht van
een magneetbak waarin
ijzerdeeltjes zitten die
je met magneten kunt
bewegen. Meerdere
mensen hadden dit goed geraden.
Maar, omdat er maar één de winnaar
kan zijn, hebben we geloot onder de
goede inzendingen. Jarno van den
Boogaard uit Gemert is de gelukkige.
Zijn ouders hadden in de mail aan de
redactie expliciet vermeld dat Jarno
toestemming van ze had om de mail
te sturen. Wees je ouders dus maar
dankbaar Jarno! Je krijgt de prijs zo
snel mogelijk toegezonden.
Volg de Maartenskliniek
op twitter!
www.twitter.com/
maartenskliniek
De Sint Maartenskliniek is volledig gespecialiseerd in
houding en beweging. Patiënten kunnen bij ons terecht
voor aandoeningen op het gebied van orthopedie,
reumatologie, revalidatiegeneeskunde en pijnbestrijding.
Daarnaast hebben wij een sport medisch centrum.
Orthopedie
Polikliniek Nijmegen
Voor het maken van een afspraak
in Nijmegen belt u (024) 365 96 59.
U kunt ook een afspraak maken
via onze website:
www.maartenskliniek.nl/
praktische-info/afspraakmaken.
Second opinion orthopedie
Voor de aanvraag van een second
opinion dienen zowel de patiënt
als de verwijzer een registratie­
formulier in te vullen. Dit formulier
kunt u vinden op onze website.
Voor een afspraak kunt u bellen
met (024) 365 96 59.
Polikliniek Woerden
Voor Woerden belt u (0348) 42 78 00
of maakt u een afspraak via de
website: www.maartenskliniek.nl/
praktische-info/afspraakmaken.
Spoedeisende Orthopedisch
Hulp (SOH)
Met acute letsels (kneuzingen, ver­
stuikingen, snijwonden en botbreu­
ken, uitgezonderd breuken aan het
hoofd) kunt u 24 uur per dag terecht
bij de SOH. U kunt de SOH bereiken
via telefoonnummer (024) 365 93 91.
Pijnbehandelcentrum Nijmegen
Voor een afspraak op het pijnbehan­
delcentrum heeft u een verwijsbrief
nodig met daarin opgenomen uw
medische gegevens. Verwijzingen
kunt u richten aan het pijnbehan­
delcentrum, t.a.v. het secretariaat.
Voor meer informatie belt u
(024) 365 97 72 (ma - vrij 09.00 12.00 uur).
Reumatologie
Polikliniek Nijmegen
Patiënten met een verwijsbrief van
hun huisarts kunnen bellen voor
het maken van een afspraak:
(024) 365 94 09 (ma - vrij 08.30 16.30 uur).
Voor meer informatie:
www.maartenskliniek.nl/
professionals/reumatologie/
polikliniek/
Polikliniek Woerden
Voor een afspraak op de poli­kliniek
Reumatologie in Woerden belt u
(0348) 42 78 00.
Polikliniek Boxmeer/Beugen
Voor een afspraak op de poli­kliniek
Reumatologie in Boxmeer/Beugen
belt u (0485) 84 53 82.
Revalidatiegeneeskunde
Polikliniek
Patiënten met een verwijsbrief
kunnen een afspraak maken via
telefoonnummer (024) 365 94 00
(ma - vrij 08.00 - 16.30 uur).
Sport Medisch Centrum
Patiënten kunnen met en zonder
verwijskaart terecht bij de sport­arts voor een consult, keuring
of inspanningstest. Afhankelijk
van het verzekerde pakket worden
de kosten hiervoor al dan niet
vergoed. Voor het maken van een
afspraak belt u (024) 378 65 44
(ma - vrij 08.30 - 16.30 uur).
Voor meer informatie:
www.smc.maartenskliniek.nl.
Patiëntenadviesraad
Voor vragen aan de patiënten­
adviesraad kunt u contact
opnemen via
[email protected]
of
[email protected].
Oog voor detail
Iets met een balk en een grote grijze
massa. Wellicht hoort dit bij het nieuw­
bouwproject? Het moet haast wel iets
met bouw te maken hebben. Toch?
Ergens in of rondom de Sint Maartens­
kliniek vindt u dit detail. Weet u om
welk detail het gaat en waar het zich
bevindt? Mail dan uw antwoord naar
[email protected] o.v.v.
uw naam, adres en telefoonnummer.
Onder de juiste inzendingen verloten
we een leuke prijs.
Download