Duurzame Groenvoorziening Epiloog Demonstratieprojecten voor Openbaar Groen - periode 2006-2011 0 Deze brochure kwam tot stand in het kader van 6 demonstratieprojecten rond duurzame groenvoorziening (periode 2006-2011), gefinancierd door de Provincie Oost-Vlaanderen en uitgevoerd door het Proefcentrum voor Sierteelt, in samenwerking met de gemeente Destelbergen, de Hogeschool Gent en het Agentschap voor Wegen en Verkeer. Auteur: Kris Vande Capelle (projectverantwoordelijke demonstratieprojecten Duurzame Groenvoorziening - PCS) Uitgave: juni 2011 Verantwoordelijke uitgever: Bruno Gobin, directeur PCS Proefcentrum voor Sierteelt Schaessestraat 18 - 9070 Destelbergen Deze brochure kan aangevraagd worden bij: Proefcentrum voor Sierteelt Schaessestraat 18 - B-9070 Destelbergen T: +32 (0)9 353 94 94 - F: +32 (0)9 353 94 95 E: [email protected] - W: www.pcsierteelt.be Alle rechten voorbehouden. Overname van gedeelten van de tekst is toegestaan mits de bron wordt vermeld. 1 Voorwoord Samen streven naar dynamisch en onderhoudsarm(er) groen. Openbare diensten in het Vlaams Gewest zijn sinds het Decreet van 21/12/01 verplicht om hun gebruik van gewasbeschermingsmiddelen af te bouwen. Zowel door de daling van het aantal erkende onkruidbestrijdingsmiddelen als de kostenlast van het onderhoud in het openbaar groen dringt de nood aan duurzame oplossingen zich op. 19 december 2008 kwam er een nieuw uitvoeringsbesluit waarin de Vlaamse Regering kiest voor een geleidelijke omvorming van verhardingen en groen in openbare ruimte. Vanuit het Proefcentrum voor Sierteelt werd op deze problematiek ingespeeld en in 2006 ging, met steun van de Provincie Oost-Vlaanderen, het eerste demonstratieproject “onderhoudsarme beplantingen” van start. Uiteindelijk groeide dit project uit tot een 6-delige demoreeks waarin steeds andere aspecten van onderhoudsarme beplantingen belicht werden. In samenwerking met de Gemeente Destelbergen werden op 4 verschillende locaties aanplantingen uitgevoerd, nl. wijk Borrems, het gemeentehuis, gewestweg N445 - oprittencomplex R4 en de woonwijk Neerheide. Het centrale thema van deze projecten is gericht op de demonstratie van de mogelijkheden van alternatieve onkruidbestrijding. Hiervoor werden verschillende benaderingen uitgewerkt, nl. het gebruik van verschillende afdekmaterialen (mulchen), onderhoudsarme beplantingen met heesters en bodembedekkende coniferen. Vanaf 2009 werd het accent gelegd op de toepassingsmogelijkheden van vaste planten en vaste plantenassociaties als duurzaam alternatief. In deze brochure wordt u een overzicht aangeboden van 6 jaar gebruikswaarde-onderzoek van diverse planten/producten en hun toepassingswaarde. Dit naslagwerk kan een handige leidraad zijn en opent nieuwe perspectieven naar onderhoudsarm groen. Bruno Gobin Directeur PCS Alexander Vercamer Voorzitter PCS 2 Dankwoord In de eerste plaats bedanken we de Provincie Oost-Vlaanderen voor de goedkeuring en financiering van deze projecten. De aanzet voor deze projecten werd gegeven door dhr. Filip Rys, coördinator Boomkwekerij PCS, die in 2005 de eerste projectaanvraag heeft uitgeschreven. Tevens was dhr. Rys een aanspreekpunt en bleef hij ook actief mee op zoek gaan naar nieuwe invullingen voor deze projecten, waarvoor dank. Bedankt ook aan Leen Heemers, coördinator Groen PCS, voor het nalezen van dit werk en het uitschrijven van de projectaanvragen voor de periode 2009-2011. We wensen hier uitdrukkelijk de gemeente Destelbergen te bedanken. In de eerste plaats het gemeentebestuur voor het toekennen van extra budgetten die noodzakelijk waren voor de uitwerking van de recreatiezone van de wijk Neerheide. Daarnaast de groen- en milieudienst van Destelbergen en in het bijzonder dhr. Dirk De Pauw (milieuambtenaar) en mevr. Ann van De Velde (milieudienst). Ons meest lovende woord van dank gaat uit naar de groendienst van Destelbergen en naar dhr. Etienne Speleers (hoofd van de groendienst) in het bijzonder. Ook de mensen van de groendienst zelf wensen we te danken voor hun inzet, motivatie en enthousiasme bij het uitvoeren van aanleg en onderhoud. Zowel groen- als technische dienst van de gemeente zorgden ook voor heel wat logistieke ondersteuning die noodzakelijk was voor een efficiënte uitvoering van deze projecten. We wensen ook uitdrukkelijk de Hogeschool Gent, Departement BIOT, Campus Melle te danken voor de samenwerking. Dankzij het vertrouwen en de goede samenwerking met dhr. Lucien Verschoren, lector op de Campus Melle en tevens secretaris van de Boomtelersfederatie Noord-België, konden we verschillende jaren rekenen op eerstejaarsstudenten die kwamen helpen bij de aanleg of het onderhoud in het kader van praktijkuren. Verder waren er verschillende studenten actief in het kader van projectwerking of hun eindwerk. Als laatste richten we ook een woord van dank aan mevr. Sandra Van Steerteghem van het Provinciaal Domein Puyenbroeck en dhr. Lieven Brabants, districtchef beheer van het Agentschap Wegen en Verkeer district Gent (D411) voor het ter beschikking stellen van de locaties en voor het coördineren van de voorbereidende werken. 3 Inhoudsopgave Voorwoord ...................................................................................................... 2 Dankwoord...................................................................................................... 3 Inhoudsopgave................................................................................................ 4 1 Inleiding ....................................................................................................... 5 2 Kadering project ........................................................................................... 6 2.1 Evolutie ..................................................................................................... 6 2.2 Locaties ..................................................................................................... 6 2.3 Doorstroming ............................................................................................ 8 3 Belang van groene (stedelijke) omgeving .................................................... 9 3.1 Planteneigenschappen in relatie tot de mens .......................................... 9 3.2 Stappenplan bij uitwerken groene ruimte .............................................. 11 4 Plantengroepen.......................................................................................... 20 4.1 Eénjarigen ............................................................................................... 20 4.2 Vaste planten en vaste planten-associaties ............................................ 21 4.3 Heesters .................................................................................................. 23 4.3.1 Bladverliezende heesters ..................................................................... 23 4.3.2 Bladhoudende heesters ....................................................................... 25 4.3.3 Bodembedekkende coniferen .............................................................. 27 4.3.4 Rozen ................................................................................................... 29 4.3.5 Dwergstruiken ...................................................................................... 30 4.3.6 Parkbramen .......................................................................................... 31 4.3.7 Bamboe ................................................................................................ 33 4.4 Houtkanten ............................................................................................. 34 4.5 Bomen ..................................................................................................... 35 5 Bodembedekkende materialen.................................................................. 37 5.1 Organische en minerale mulchen ........................................................... 37 5.2 Folies en doeken ..................................................................................... 39 6 Strooizouten .............................................................................................. 40 7 Levensruimte dood hout ........................................................................... 42 8 Bijlagen ...................................................................................................... 43 8.1 Indeling locaties ...................................................................................... 43 8.2 Liggingsplannen en foto’s locaties .......................................................... 44 8.3 Lijst vaste planten recreatiezone Neerheide .......................................... 47 8.4 Duiding bij plantvak afgebeeld op achterzijde brochure ........................ 55 9 Literatuurlijst ............................................................................................. 56 Nuttige Links ................................................................................................. 58 4 1 Inleiding Aan de hand van deze brochure willen we een overzicht geven van zes jaar gebruikswaarde-onderzoek naar duurzame toepassingen voor het invullen van de groene verstedelijkte ruimte. Het accent ligt vooral op de duurzame aanwending van vaste planten. Het begrip duurzaamheid wordt in deze brochure niet uitvoerig besproken, daarvoor verwijzen we naar het rapport “Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen: gebruik, aanbod, duurzaamheid en beplantingsconcepten”. Deze studie werd in 2009 in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (Vlaamse Gemeenschap) uitgevoerd door de Afdeling Bos, Natuur en Landschap van K.U.Leuven. In deze brochure worden in een eerste punt de verschillende locaties waar de demoprojecten plaatsvonden besproken. Vervolgens wordt het belang van groene ruimte kort geschetst en volgt een advies voor stappenplan voor het onderbouwd invullen van deze ruimte. Daarna worden de verschillende plantengroepen (éénjarigen - vaste planten - heesters - bomen) besproken. In een volgend punt wordt duiding gegeven bij de gebruikte bodembedekkende materialen. De problematiek van strooizouten en de invulling ervan in deze projecten net als de levensruimte dood hout worden als laatste besproken. Deze brochure bevat tevens een lijst met de aangewende vaste planten op de recreatiezone van de Neerheide. Op het einde van de brochure worden enkele nuttige links meegegeven waar er inspiratie kan opgedaan worden voor toekomstige realisaties. Niet alle bijlagen zijn opgenomen in deze brochure. De extra bijlagen zijn beschikbaar op de website van het PCS. 5 2 Kadering project 2.1 Evolutie In 2006 startte dit demoproject met als titel “Het gebruik van afdekmaterialen en onderhoudsarme beplanting ter bestrijding van onkruid in openbaar groen”. Het groeide uit van de demonstratie van verschillende mulchmaterialen en onderhoudsarme vakbeplantingen met heester- en andere monobeplantingen tot de toepassing van vaste plantenassociaties anno 2011. De eerste drie jaar lag het accent vooral op mulchen en onderhoudsarme vakbeplanting met heesters. Vanaf 2009 werden volop verschillende toepassingsmogelijkheden met vaste planten gedemonstreerd. In dit zes jaar lopende gebruikswaarde-onderzoek werd aan de hand van een doorgedreven literatuurstudie steeds op zoek gegaan naar goede planten voor het openbaar groen en de duurzame toepassing ervan. De vergeten groep van de bodembedekkende coniferen werd terug in de kijker gezet. De onderzoeken in Duitsland en Zwitserland rond vaste planten werden in Duitstalige literatuur zo goed mogelijk opgevolgd. Naast de evolutie van de invulling van de te beplanten oppervlakte werden ook actuele problemen zo veel mogelijk in het project verwerkt. Zowel in de wijk Borrems als op de N445 te Destelbergen werden onder andere testvakken met zouttolerante planten aangelegd. Nieuwe of beter vergeten afdekmaterialen werden met goede resultaten toegepast bij vaste planten. 2.2 Locaties Gedurende dit zes jaar lopend onderzoek werden op 5 verschillende locaties beplantingsvakken uitgewerkt. Vier van deze locaties zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Destelbergen. Dit is enkel omwille van praktische en logistieke redenen. Anderzijds werd er over de jaren heen getracht om te komen tot een totaalrealisatie in de verschillende woonwijken. In wijk Borrems werden van 2006 tot 2011 beplantingsvakken vervangen en bijgecreëerd. Op die manier groeide deze wijk ook uit tot een volwaardige demolocatie. Een liggingsplan is terug te vinden in bijlage 8.2. Overzicht locaties demoprojecten Destelbergen – bibliotheek Deze locatie is gelegen langs de Dendermondsesteenweg tussen het gemeentehuis en de bibliotheek van de gemeente Destelbergen. Het betreft een terrein van ongeveer 80 m² dat aan de ene kant licht afhelt. 6 Destelbergen - wijk Borrems In deze wijk werden 78 beplantingsvakken uitgewerkt: 17 in 2006 (265 m²), 14 in 2007 (260 m²), 20 in 2008 (700 m²). Over deze eerste drie jaren werd in totaal dus ongeveer 1200 m² beplant, waarvan 41 zones van 0,8 m - 1,25 m breed en een 10-tal grotere stroken, goed voor ongeveer 360 m². Deze grotere zones bevinden zich op het centrale plein van de wijk Borrems. Vanaf 2009 werden vooral vaste planten toegepast in groepenbeplanting. In 2009 werden er in totaal 13 beplantingsvakjes uitgewerkt, goed voor circa 325 m². De boomspiegels in 2009 werden aanvankelijk beplant met éénjarigen, in 2010 werden diezelfde boomspiegels beplant met vaste planten. Destelbergen - N445 oprittencomplex R4 In 2009 werd er in samenspraak met de gemeente Destelbergen, de bevoegde instanties van de provincie Oost-Vlaanderen en de Vlaamse Overheid, Agentschap Wegen en Verkeer, district Gent (D411) een beplantingsvak van circa 150 m² aangelegd op de middenberm van de Dendermondsesteenweg (N445) ter hoogte van de op- en afrit van de R4 richting Zelzate. De aanleg van dit beplantingsvak was meteen ook de aanzet voor een actieve zoektocht naar strooizouttolerante planten. Dit wordt verder besproken onder punt 6. Destelbergen - wijk Neerheide In deze wijk werden in 2010, 54 beplantingsvakken uitgewerkt, goed voor 360 m², waarvan 38 boomspiegels onder bestaande Lindes. Deze beplantingsvakken hebben een variabele oppervlakte tussen de 1,8 en 2,8 m². De 16 andere beplantingsvakken zijn langere, doch nog steeds smalle beplantingsstroken tussen voetpad en rijbaan. In 2011 werd alle beplanting op de recreatie- en speelzone van de Neerheide vervangen goed voor een totale oppervlakte van ongeveer 1700 m². In de wijk Neerheide ligt het accent vooral op de aanwending van vaste planten. De recreatiezone van de Neerheide werd opgedeeld in verschillende kleinere zones. Er is een stuk van ruim 400 m² waar natuurlijke houtkanten, hagen, gazons en bloemenmengsels werden aangewend. Voordien was dit een stuk met monobeplanting van Symphoricarpos chenaultii ‘Hancock’. Een tweede deel is opgesplitst in zeven afzonderlijke kleinere beplantingsvakken. Deze verschillende ruimtes werden gecreëerd door centraal een boom te planten en vervolgens een pad aan te leggen waarbij de centrale boom, een Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’ vanuit drie verschillende punten kan bereikt worden. Dit pad, bestaande uit Pinus sylvestris-schors, is langs beide zijden omzoomd door Fagus sylvatica. Deze aanpak was tevens belangrijk om het gesloten karakter van het plein, zoals bij de uitgangssituatie, opnieuw in ere te herstellen. De verdere opdeling van deze kleinere zones werd gerealiseerd door stroken van circa anderhalve meter breed aan te leggen waarbij telkens gekozen werd om bodembedekkende coniferen te gebruiken. De derde en grootste zone bevat het gros van de bomen die aangeplant werden, enkele heestergroepen en vele vaste planten in verschillende mengbeplantingen. Eén van de belangrijkste niet plantkundige elementen van deze zone is de verwezenlijking van een vierkant zitplatform van twee bij twee. De vierde zone is naast een bestaande sloot gelegen en vormt de overgang naar het achtergelegen Elzenpopulierenbosje. In een vijfde zone werden enkele coniferen toegepast. Wachtebeke - Provinciaal Domein Puyenbroeck In 2006 werden op beperkte schaal enkele monobeplantingen aangelegd in de bloementuin van het Provinciaal Domein Puyenbroeck. Tevens werden schorsen als mulchmateriaal in verschillende laagdikte toegepast onder een bestaande jonge aanplant van Corylus avellana. In 2007 werd de bloementuin van het domein volledig heraangelegd en stopte meteen de opvolging van de aangelegde monobeplantingen. 7 2.3 Doorstroming Een belangrijke pijler binnen dergelijke demonstratieprojecten is de doorstroming van de realisaties en bijhorende resultaten naar de verschillende doelgroepen. In eerste plaats is de doelgroep de openbare besturen, daarnaast professionele groenvoorzieners, bouwmaatschappijen, het onderwijsnet en de boomkwekerijsector in brede zin. In de periode 2006 - 2010 gingen in totaal 4 demodagen door in de wijk Borrems. Deze studienamiddagen, die traditioneel plaatsvonden in de eerste helft van september, werden georganiseerd in samenwerking met de VVOG (Vereniging voor Openbaar Groen) en de gemeente Destelbergen. In totaal mochten we 277 gegadigden ontvangen op deze informele rondleidingen. Naast de studienamiddagen werden ook een 7-tal voordrachten gegeven voor beroepsorganisaties en gildes, vaak tijdens de traditionele jaarvergadering. Via deze voordrachten werden 323 aanwezigen bereikt. Het PCS verleende ook een actieve bijdrage aan de eerste twee edities van het Groeninnovatieforum. Op 30 januari 2009 werd in Kortrijk zowel de stand van het provincieproject toegelicht als duiding gegeven over de lopende sortimentsproeven op het PCS. In totaal waren er tijdens deze twee presentaties 127 aanwezigen. Ook op 21 januari 2011, op de tweede editie van dit forum te Hasselt, schreven zich meer dan 100 geïnteresseerden in voor de presentatie over onderhoudsarme vaste planten in het openbaar groen. Sinds 2008 was er ook een nauwe samenwerking met de Hogeschool Gent, Departement BIOT, Campus Melle. Vier jaar op rij kwamen de eerstejaarsstudenten in het kader van praktijkuren twee namiddagen helpen bij de aanleg en/of het onderhoud van de verschillende beplantingsvakken. Tevens waren er studenten actief in het kader van projectwerking. Op 6 mei 2009 werden er tijdens werkzaamheden samen met de studenten opnames gemaakt door de regionale televisie AVS voor het programma Boer & Buiten. In 2010 werd het wijkgroen Borrems, samen met realisaties in Brugge, Veurne en Nieuwpoort, bekroond als finalist in het wedstrijdonderdeel Zonder is Gezonder, de beste Vlaamse pesticidenvrije realisaties van de Groene Lente, georganiseerd door de VVOG. Rondleiding Borrems 18 september 2009 8 3 Belang van groene (stedelijke) omgeving Het belang van en de nood aan groene ruimte in ons steeds meer versnipperd verstedelijkt landschap is al uitvoerig beschreven in allerhande brochures. Deze sensibilisering en bewustwording naar de openbare besturen en de burgers is een belangrijke stap om te komen tot een meer dynamische en duurzame invulling van deze steeds kleiner wordende ruimte. Groen heeft een belangrijk effect op ons stedelijk klimaat. Niet enkel het groen op de begane grond maar ook de invulling van groendaken en verticaal groen kennen een sterke evolutie. Het belang van het in de buurt aanwezige groen voor het ontstaan en voortbestaan van sociale cohesie wordt onder andere beschreven in Alterra-rapport 2070 en is gratis te downloaden. De waarde van groen kent ook een duidelijke evolutie: waar groen vroeger eerder een mythologische, ethische, morale en religieuze waarde had, is er op vandaag meer oog voor de biologische en ecologische waarde van groen, groen als “groene long”. Daarnaast heeft groen nog steeds een culturele waarde, denk hierbij bv. aan historische tuinen. Anno ste 21 eeuw wordt groen ook meer gebruikt voor imago- en marketingdoeleinden voor steden. Het gevaar bij deze evolutie is dat er te veel geld en energie gestopt wordt in grote projecten, vaak aan de rand van de stad, en er te weinig gezocht wordt naar duurzame invullingen in de stad zelf. Het uitwerken van grote groene ruimtes aan de rand van steden is een must, maar het in de stad uitwerken van duurzame, niet-tijdelijke invullingen, waar dynamiek van groei en bloei kan ervaren worden, is minstens even belangrijk. De VN riep 2010 uit tot het jaar van de biodiversiteit. Dit is tevens een oproep voor het gebruik van inheemse planten! 2011 is het jaar van het bos. 3.1 Planteneigenschappen in relatie tot de mens Een uitgebreide kennis van de verschillende eigenschappen van planten is essentieel om te komen tot een goede beplanting. In dit punt willen we specifieke eigenschappen van planten in relatie tot de mens kort duiden. Plantenkleur De Russische schilder Wassily Kandinsky vatte het samen door te stellen dat kleuren in de eerste plaats onze ziel beïnvloeden. Kleuren inspireren onze gedachten en gevoelens en wekken herinneringen en dromen op. De relatie kleur-emotie is vaak cultuur en traditie bepaald. Bij kleur kunnen zowel kleurtint, kleurintensiteit en helderheid onderscheiden worden. Een basiskennis van keurenleer is noodzakelijk om aantrekkelijke beplantingsvakken met vaste planten te kunnen creëren. J.W. Goethe’s kleurencirkel uit Hans Gekeler, Taschenbuch der Farbe, 1991 (Seiler-Hugova, 2007) 9 Harmonische kleurencombinaties: de door lijnen verbonden kleuren roepen elkaar op, zorgen naast elkaar geplaatst voor harmonie en totaliteit. purper roodgeel roodblauw geel Plantengeur Net zoals bij kleuren is de perceptie van geur sterk cultuurgebonden en ook deels persoonsafhankelijk door de herinneringen en associaties die geuren kunnen opwekken uit het verleden. De beleving van geuren is met andere woorden sterk persoonsgebonden. Phuopsis stylosa bv. wordt in sommige literatuur aangeduid als onaangenaam geurend en bijgevolg niet geschikt voor openbaar groen. Deze plant is echter een goede bodembedekker en de geur wordt door andere als aangenaam ervaren in plaats van storend. blauw groen Karakteristieke kleurencombinaties: deze combinaties zorgen voor een eigenaardig cachet, dringen een bepaalde uitdrukkingskracht op. purper roodblauw roodgeel geel blauw groen Op de Neerheide werd o.a. Jasminum humile ‘Revoltum’ (Italiaanse jasmijn) geplant die een aangenaam warme zoete geur verspreidt. Plantengeluid Bij de beleving van geluid in relatie tot planten denken we veeleer aan de rust en afwezigheid van elk storend geluid. Het ruisen van de kruinen van bepaalde bomen door het ritselend blad wordt door velen geassocieerd met rust. Ook bepaalde grassen kunnen door het ritselen van de bladeren aangename geluiden voortbrengen. 10 3.2 Stappenplan bij uitwerken groene ruimte Volgend stappenplan is aan te bevelen bij het uitwerken en invullen van de openbare groene ruimte in verstedelijkt gebied. De nadruk ligt vooral op goed onderbouwde keuze van vaste planten. (Neerheide 14 maart 2011) 1. Beschrijving van de ruimte en de gebruikers van deze ruimte Een beeld schetsen van de gebruikers, ‘belevers’ van de specifieke openbare ruimte. Naast esthetische aspecten zijn hier onder andere ook functionaliteit en verkeersveiligheid belangrijk. 2. Beschrijving van de standplaats Hiermee wordt een uitgebreide studie en verkenning van de standplaats bedoeld. Een bodemstaal zegt veel over de bodem zelf. Verder is er een uitvoerige beschrijving van de standplaatsfactoren nodig waarbij onder andere schaduwpercentage, vochthuishouding en verdere specificaties naar ligging en voorgeschiedenis van belang zijn. Op die manier kan de productiviteit van de standplaats geschetst worden. Specifiek voor vaste planten kunnen aan de hand van de ontwikkelde toepassingsindeling voor vaste planten reeds verschillende soorten planten weerhouden worden. De toepassingsindeling of beter indelingen volgens groenhabitat zijn uitgewerkt in het levensbereikmodel van Hansen en Müssel en via de indeling met de Siebercode. Dit wordt geïllustreerd in volgend kader. Indeling volgens groenhabitat Bij de indeling volgens groenhabitat of natuurlijke standplaats wordt een code toegekend aan de vaste planten die weergeeft op welke standplaats ze kunnen worden toegepast. Deze codes zijn gebaseerd op de ecologische indeling van planten volgens groenhabitat. We verwijzen naar andere werken voor een uitgebreide beschrijving van deze codes. Levensbereikmodel van Hansen en Müssel (1973) Aan de hand van een viercijfercodesysteem wordt de standplaats gekarakteriseerd. Een eerste cijfer zegt iets over de standplaats zelf. Het tweede vermeldt specifieke eisen van de plant zelf, het derde geeft advies voor de standplaats en in een vierde zijn overige eigenschappen van de plant opgenomen. Code van Josef Sieber (1990) De Siebercode is een vereenvoudiging van het systeem van Hansen en Müssel. Er worden acht groenhabitats onderscheiden die gekenmerkt worden door de combinatie van een letter en een cijfer. In deze code verwijst de letter naar de groenhabitat en het cijfer naar het vochtgehalte van de bodem. Deze vereenvoudigde code is een handig hulpmiddel bij de indeling van de verschillende groenhabitats waarbinnen vaste planten kunnen toegepast worden. 11 Indeling volgens sociabiliteit Hansen en Stahl (1993) Met sociabiliteit bedoelt men hoe vaste planten in “natuurlijke” omstandigheden gegroepeerd voorkomen. Worden vaste planten in hun eigen passende sociabiliteit geplant dan ontstaan in de loop der jaren stabiele harmonische plantengemeenschappen. Er worden 5 sociabiliteitsklassen onderscheiden: I: solitair of in zeer kleine groepen, II: in kleine groepen van 3 tot 10 planten, III: in grote groepen van 10 tot 20 planten toegepast, IV: in nog grotere aantallen en meestal in grote vlakken aangeplant, V: vooral op grote schaal gebruikt. Aan de hand van de onderstaande foto van een groepenbeplanting in de Borrems worden de code van Sieber en de sociabiliteitsklasse geïllustreerd. GB1/GR/OP1 II-III GB2/OP2B III OP1-2 I - III BR2/GB/OP2B III GB/GR/OP1B II - IV GR/OB/OP2 II - III 3. Ontwerpidee en beplantingsthema Op het niveau van de beplanting houdt dit onder andere in dat binnen het ontwerp gestreefd moet worden naar een goed herkenbare opbouw, overzichtelijkheid, maar ook natuurlijkheid. 4. Strategietype van de beplanting Bij de uitwerking van een beplanting is naast het beplantingstype (zie punt 5) en de sociabiliteitsklasse ook de functie van een plant voor de driedimensionale structuur van belang. Er wordt verder enkel dieper ingegaan op de strategietypen specifiek toegepast op vaste planten. Het strategietype van een plant is een hulpmiddel om diezelfde plant een functie toe te kennen in een bepaald beplantingsconcept. Hier wordt enkel het begrip strategietype verduidelijkt. Gebruikstype of functie wordt besproken onder vaste planten zelf. Strategietype moet gezien worden als een dynamische component. Het begrip dynamiek wordt in volgend kader besproken. Sinds het begin van de plantensociologische overwegingen zijn er verschillende benaderingen ontwikkeld om functioneringstypen van soorten te definiëren. In eerste instantie twee-strategie modellen (bv. Macarthur / Wilson 1967). Het driestrategie ecologisch vegetatiemodel van Grime (CSR-strategie) (Grime, 1979) is te verkiezen boven andere plantensociologische theorieën voor kunstmatige plantengemeenschappen. De theorie van Grime handelt vooral over stress en verstoring. Deze twee beperkende factoren zijn typisch voor de plantenselectie voor realisaties in openbaar groen, los van het buitengebied. Niet natuurlijke plantengemeenschappen ondergaan vanaf de voorbereiding tot het planten en verdere onderhoud permanente verstoringen. Een alternatieve vegetatietheorie van Tilmann (1986) is een bruikbaar middel voor eensoortige, homogene plantenbestanden. Enkel het CSR-model van Grime wordt hierna kort besproken. 12 Vegetatiedynamiek (naar Molz, 2006) Aan de hand van dit kader willen we het begrip dynamiek verduidelijken toegepast op de plantenwereld. Dynamiek kan omschreven worden als de schommelingen rondom het natuurlijk evenwicht van een ecosysteem of de krachten en eigenschappen die groei of verandering stimuleren binnen een ecosysteem. Vegetatiedynamiek Vegetatiedynamiek is elke verandering in de vegetatie, gestart door veranderingen van fysiologische toestanden van afzonderlijke planten, met als gevolg een complete verandering in de soortensamenstelling. Analoog aan de vegetatiedynamiek van natuurlijk ontwikkelde plantengemeenschappen verandert ook de dynamiek van kunstmatige plantengemeenschappen, deze kan in drie fasen omschreven worden. Korte-termijn dynamiek (periodiciteit / fenologisch seizoensritme) Beschrijft de fenologische ontwikkeling gedurende de vegetatieperiode (knopbreking, uitlopen, bloei, vruchtzetting, dormantieperiode,...) en bijgevolg het seizoensgebonden aspect van de beplanting. Middellange-termijn dynamiek (fluctuatie) Beschrijft de uitbreiding en achteruitgang van soorten of hun in de loop van de jaren wisselende visuele aanwezigheid, en dus hun relatieve aanwezigheid in de beplanting gedurende een periode van meerdere jaren. Lange-termijn dynamiek (successie) Beschrijft de potentieel complete verandering van de soortenstructuur door de vegetatie-ontwikkeling. Dit betekent in de praktijk het verlies van oorspronkelijk ingebrachte soorten. De successie wordt beïnvloed door standplaatseigenschappen, klimatologische omstandigheden en complexe interacties binnen de plantengemeenschap en niet het minst door bepaalde beheersmaatregelen. Strategietypen van Grime toegepast bij vaste planten (naar Molz, 2006) Met volgende elementen wordt rekening gehouden bij de indeling volgens strategietype van Grime: levensvorm, levensduur van blad, anatomie van het blad, maximale groeihoogte, bloeitijdstip, bestuivingsen uitbreidingswijze en de ecologische indicatiegetallen van Ellenberg. De indicatiegetallen van Ellenberg bevatten zowel klimatologische factoren (licht, temperatuur, continentaliteit) als verschillende bodemfactoren. Deze code wordt vooral gebruikt in de meer natuurlijke invulling van groen, maar er zijn zeker raakpunten met het gebruik van vaste planten in ons versnipperd stedelijk landschap. Nuttige links zijn o.a. www.biolflor.de, www.floraweb.de, www.flora.inbo.be. In de evolutie hebben planten zich aangepast aan groeiplaatsen met veel of weinig stress en/of verstoring. Er kunnen drie primaire (C, S, R) en vier secundaire strategieën (CS, CR, SR, CSR) onderscheiden worden. We verduidelijken kort de begrippen stress en verstoring. Stress: De externe beperkingen die de snelheid van de drogestofproductie van alle of een deel van de vegetatie beperken (temperatuur - water voedingsstoffen - worteldruk). Verstoring: De mechanismen die de biomassa van de plant beperken, veroorzaakt door gedeeltelijke of volledige destructie. Onder absolute verstoring verstaan we o.a. betreding, maaien, brand, wildschade, bodembewerking. Met relatieve verstoring wordt het uitblijven van natuurlijke processen bedoeld. 13 Duiding bij CSR-indeling toegepast op vaste planten (naar Molz, 2006) Oorzaken van ecologische differentatie naar Grime Hoog Laag Laag Concurrentiestrategieën [C] Stressstrategieën [S] Hoog Mate van verstoring Productiviteit van de standplaats Ruderaalstrategieën [R] Geen levensvatbare strategie In volgende figuur worden de verschillende groepen vaste planten weergegeven ingedeeld volgens strategietype. 5. Het beplantingstype of beplantingsconcept Bij de indeling van de verschillende beplantingstypes of beplantingsconcepten wordt de eigenlijke invulling van de te beplanten ruimte bedoeld. De keuze van een bepaald beplantingsconcept heeft consequenties voor de uiteindelijke plantenkeuze en de beheersintensiteit. Hoe dynamischer een beplanting is, hoe meer ecologische achtergrondkennis noodzakelijk is om het beheer op een efficiënte manier te kunnnen laten uitvoeren. In de literatuur worden verschillende indelingen gemaakt naar beplantingsconcepten. De belangrijkste worden hieronder kort besproken. Indeling statische beplantingsconcepten (naar Fiers en Hermy, 2009) Statische niet gemengde beplantingsconcepten Door het onderhoud wordt bij dergelijke beplantingstypes een min of meer vast beeld behouden. Ze vragen een beperkte kennis voor aanleg en beheer. Monobeplanting Monobeplantingen zijn opgebouwd uit één enkele soort of cultivar en dit vaak in grote vlakken. Onderstaande foto geeft een monobeplanting met Aster divaricatus weer, aangeplant in wijk Borrems. 14 Accentbeplanting Enkele soorten bodembedekkende planten worden vergezeld door enkele hogere opvallende soorten (accentplanten). Het geheel kent een hoge ordeningsgraad. Voor de accentplanten worden best polvormende soorten gebruikt, ook knollen en bollen kunnen een tijdelijk accent uitmaken van dergelijk type beplanting. Grote groepenbeplanting Grootschalig gebruik van vaste planten in groepen werd door de Amerikaanse tuinarchitecten Wolfgang Oehme en James van Sweden ontwikkeld. Deze beplantingen zijn sterk gestructureerd en zijn opgebouwd uit sterk afgelijnde grote vlakken met sterk concurrerende soorten. Formele beplanting Symmetrische beplanting die een hoge ordeningsgraad kent. Meestal betreft het hier beplantingen met éénjarigen of vaste planten die jaarlijks opnieuw aangeplant worden. Ter illustratie onderstaande foto van op het Sint-Baafsplein te Gent op 15 juni 2011. Statische gemengde beplantingstypes Mozaïekbeplanting Een speciale vorm van groepenbeplanting is de mozaïekbeplanting waarbij groepen van verschillende soorten in vlakken van 1 à 2 m² naast elkaar worden geplant. De vlakken lopen vloeiend in elkaar over en de grenzen tussen de verschillende vlakken onderling zijn niet strak. De aangewende planten moeten qua concurrentiekracht gelijkwaardig zijn. Driftbeplanting Driftbeplanting is in feite een meer lineair opgebouwde vorm van mozaïekbeplanting met nog steeds hoge graad van ordening. De op die manier verkregen lange overgangen tussen de verschillende groepen van de beplanting zorgen voor aantrekkelijke kleur-, textuur- en structuurcombinatie. Driftbeplanting werd ontwikkeld door Gertrude Jekyll Klassieke borderbeplanting Dergelijke beplantingen kennen een hoge graad van ordening. Dit is een klassieke border met structuurplanten, begeleidende planten, vullende planten, bodembedekkende planten en strooiplanten. Kerngroepenbeplanting Herhaling van harmonieuze composities met daartussen verbindende bodembedekkers. Er wordt best afgewisseld in de samenstelling en aantallen van soorten binnen de groepen. Dit beplantingstype is vooral geschikt voor langwerpige plantvakken. 15 Indeling dynamische beplantingen (naar Molz, 2006) Bij deze beplantingstypen zijn standplaats en ontwikkelingsprocessen van de planten het uitgangspunt. Er worden op de natuur geïnspireerde plantenassociaties samengesteld. Door de kennis van de verschillende aangewende soorten en hun ecologische samenhang zijn dergelijke plantencombinaties bijzonder onderhoudsextensief. Ze vergen van de ontwerper en beheerder een grote plantenkennis. Een andere benadering is een opsplitsing maken in beplanting met een natuurlijk of kunstmatig uitzicht. Ook bloemenweides vallen onder dynamische beplantingen. Mengbeplantingen Mengbeplanting is opgebouwd door een min of meer toevallige verdeling volgens ecologisch model. Hiermee worden de speciaal ontworpen vaste plantenassociaties in het Duits Staudenmischungen bedoeld. Een voorbeeld van mengbeplanting zoals uitgewerkt op de Neerheide wordt weergeven in volgende foto’s. Verloopbeplanting Bij dergelijk type beplantingen wordt aan de randen of over het vlak heen gewerkt met soorten die in elkaar verweven zijn. Deze verschillende soorten gaan langzaam in elkaar over en geven zo een natuurlijk uitzicht. Vaak wordt er gewerkt met een basisgroep die doorvlochten wordt door twee of meer soorten. Beplanting naar sociabiliteit Beplantingen naar sociabiliteit of gezelligheid gaan uit van het concept van levensbereik van Hansen en Stahl. Doel is om een aanplant met permanent aantrekkelijke structuur op te bouwen. Om een duurzame plantengemeenschap met capaciteit van zelfregulatie te doen ontstaan, is er deskundig onderhoud noodzakelijk. Dit beplantingstype is net zoals mengbeplanting op de natuur geïnspireerd maar reeds sterk “gemaakt” van bij de ontwerpfase en initiële ontwikkeling. Dergelijk type beplantingen worden als dynamisch beplantingstype uitgewerkt maar worden in regel vaak statisch beheerd. 16 Criteria bij de keuze van vaste planten 6. Keuze van de planten De belangrijkste criteria bij de keuze van planten in het algemeen en van vaste planten in het bijzonder worden weergegeven in onderstaande figuur en werden reeds besproken in de vorige punten. Naast de standplaats zijn beplantings- en strategietype belangrijk. Beplantings- en strategietype zijn nauw met elkaar verbonden. Standplaats Beplantingstype Soortenkeuze aangepast aan standplaats. Gebruik maken van planten met verschillende uitbreidingsstrategieën. Streven naar een langdurige bodembedekking om het onderhoud en bijhorende kost van hakken en wieden te beperken. Gunstig snoeimanagement; uitgebloeide soorten zullen slechts in bepaalde gevallen teruggesnoeid worden zoals bv. uit esthetische overwegingen of ter bevordering van herbloei of uitstoeling. Deze handelingen dienen ook zo veel mogelijk samen te vallen. Continue opeenvolging van bloeitijden. Ontwikkeling van plantenassociaties met uitsluitend inheemse soorten en dus ook geen gebruik van neofieten. Aantrekkelijke kleur-, textuur- en groeivormcombinaties. Duurzame beplanting Strategietype Het is van belang om het strategietype van de individuele plant te kennen en passende planten te combineren. Op die manier kan een duurzame beplanting met vaste planten gecreëerd worden die gedurende een langere periode voldoende uitbreidingspotentieel met beperkte onderhoudskost kent. Daarom is het belangrijk om de groei en uitbreidingseigenschappen van de soorten te kennen die geschikt zijn voor de standplaats of het beplantingsthema. De planten moeten met andere woorden een bepaald strategietype toegekend worden. Tot op heden bestaan er geen uitgebreide lijsten waar de vaste planten ingedeeld worden naar strategietype. Er kan wel beroep gedaan worden op onderzoeken van de individuele beplantingsgroepen die plaatsvonden in sortiments- en onderzoekstuinen in het buitenland. Daarnaast is eigen ervaring en het opvolgen van vakliteratuur vaak een hulp bij het toekennen van een bepaald strategietype. 17 7. Plantdichtheid - plantafstand 8. Aanbevelingen voor standplaatsvoorbereiding Voor de plantdichtheid moet een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende functies van de vaste planten zoals besproken onder vaste planten (zie 4.2). Soorten met een kleinere habitus worden dichter geplant (circa 10-11 stuks/m²). De hogere, sterkere groeiers (C, CR, R) worden met lagere plantdichtheden aangeplant. Op die manier wordt een gemiddelde plantdichtheid van ongeveer 9 pl/m² bekomen. Dit is voor een duurzame vaste plantenassociatie een relatief hoge plantdichtheid. Deze wordt verantwoord doordat: Deze aanbevelingen zijn zowel afhankelijk van de standplaats als van de plantenkeuze. Dit wordt hier niet uitvoerig besproken. In het kader van dit project werd steeds compost doorgemengd voor het planten. Specifiek voor de Neerheide werd er ook gebruik gemaakt van turf met pH 4-4,5 om de vrij hoge pH van 7,2 wat te milderen en te zorgen voor een betere bodemstructuur. er wordt uitgegaan van een matig productieve standplaats, de beplanting zich snel moet sluiten, het grotere aantal planten per vierkante meter ervoor zorgt dat de beplanting wat toleranter is naar onderhoudsfouten en droogtestress in de kritische jong groeifase, er een natuurlijk ogende beplanting wordt nagestreefd van in de beginfase. Om er voor te zorgen dat de verantwoordelijken voor het onderhoud de noodzakelijke onderhoudsmaatregelen doelgericht en rationeel kunnen plannen moet er een op maat geschreven onderhouds- en beheersplan uitgewerkt worden. In het buitenland wordt het onderhoudsconcept meer en meer afgestemd op het strategietype van de plant. Daarnaast is er een evolutie naar extensivering van het onderhoud. Dit houdt in dat er in het onderhoudsplan meer theoretische en praktische instructies worden gegeven. Voor de groenarbeiders betekent dit een heropwaardering en stijgende professionaliteit of kennis. Gerichte informatie aan het publiek is belangrijk. Een extensivering van het onderhoud is de basis voor een toename van de biodiversiteit. Specifiek voor vaste planten werkte Cassian Schmidt, verbonden aan de toon- en onderzoekstuin Hermannshof in Weinheim, een systeem uit waarin vijf beheersniveaus worden onderscheiden. Schmidt werkte ook een onderhoudsconcept uit met als basis het strategietype. Het CSR-systeem is een belangrijk hulpmiddel voor het inschatten van het onderhoudsconcept voor verschillende beplantingstypen. Beplantingen met R-strategietype planten zullen het meest arbeidsintensief zijn, gevolgd door C- en S-strategietype planten. Deze onderhoudsconcepten worden in deze brochure niet verder behandeld. Aanplant met studenten HoGent 1 april 2009 9. Onderhouds- of beheersplan 18 Enkele handelingen die regelmatig zullen moeten worden uitgevoerd bij de aanwending van vaste planten worden besproken in volgend kader. Onderhoudshandelingen bij vaste planten Onkruid wieden Bij het wieden van onkruid is het belangrijk om de bodem zo weinig mogelijk te verstoren. Het verstoren van de bodem zorgt er namelijk voor dat onkruidzaden aan de oppervlakte komen. Daarenboven vormt een mechanisch verstoorde bodem een ideaal kiembed voor zaden uit de buurt. Er vinden beter regelmatige kortstondige onkruidbeurten plaats dan enkele grote per jaar. Wanneer er te lang gewacht wordt zal vaak de volledige bodem d.m.v. hakken verstoord worden waardoor er opnieuw een ideale bodem wordt gecreëerd voor onkruiden allerhande. Terugsnoei van de beplanting Het terugsnoeien van het gros van de beplanting gebeurt in de late winter voor het uitlopen van de knollen en bollen. Beplantingsresten worden bij vaste planten bij voorkeur geruimd. Daarnaast is het wenselijk bepaalde voorzomerbloeiers zoals Salvia nemorosa, Thermopsis chinensis, Lupinus, Tradescansia Andersoniana Hybriden, Nepeta,... radicaal terug te snoeien (juni/juli). Door deze handeling wordt vaak een tweede bloei geïnduceerd. Bij bepaalde vaste planten zoals Helenium hybriden, Achillea filipendula,... zorgt het uitbreken of wegsnijden van de uitgebloeide bloemen voor een extra bloemknopzetting. Terugsnoei van de bloeistand kan ook noodzakelijk zijn om uitzaai te verhinderen. Voorbeelden zijn o.a. bepaalde Calamintha nepeta cultivars en Phlox Paniculata Hybriden. Bij weinig standvaste halfhoge en hoge vaste planten zoals Helenium hybriden, Phlox Paniculata Hybriden kan terugsnoei van een deel van de bloeistengels aangewezen zijn. Op die manier zullen vlugger sterke planten verkregen worden. Terugsnoei van de bloeistand Hiermee wordt het verjongen van halfstruiken zoals bv. Teucrium en Santolina bedoeld. Cosmetische beheersmaatregelen Hiermee worden alle handelingen bedoeld die het uiterlijke verschijningsbeeld en de ordeningsgraad bevorderen. Het zijn handelingen die vaak ecologisch niet bevorderlijk zijn maar optisch een belangrijk doel hebben: niet ordelijke details wegwerken. Mulchen Mulchen wordt verder besproken onder punt 5. 10. Beplantingsplan Als laatste kan een beplantingsplan opgesteld worden. 19 4 Plantengroepen 4.1 Eénjarigen Eénjarigen behoren tot de groep van de vaste planten maar worden hier in een afzonderlijk punt besproken. Het gebruik van éénjarigen kent steeds een ruimere toepassing en dit vooral sinds het opduiken van de bloementorens die meestal tijdelijk her en der op strategische plaatsen zorgen voor een overvloed aan kleur. Dergelijke toepassingen zijn in wezen niet duurzaam omdat de beplanting meestal maar een kort leven beschoren is, extra watergift vraagt en de nodige logistieke ondersteuning noodzakelijk is voor het plaatsen en verwijderen van de constructies. In 2009 werd bij wijze van test gekozen om de 15 gecreëerde boomspiegels in wijk Borrems met Prunus incisa ‘Umineko’ te beplanten met Begonia Dragonwing™ Rose en Impatiens Sunpatiens® (foto). Deze invulling zorgde er voor dat ook de bomen konden meegenieten van de watergift die de éénjarigen kregen in aanvangsfase kort na het planten en bij periodes van langdurige droogte. Dergelijke duurzame invulling met éénjarigen werd door de buurt goed onthaald. Een kortstondige doch overvloedige kleurenpracht. Beplanting met éénjarigen 24 juli 2009 en situatie op 26 augustus 2010 met vaste planten 20 4.2 Vaste planten en vaste plantenassociaties Vaste planten worden steeds vaker toegepast in het openbaar groen. Er kunnen verschillende duurzame beplantingsconcepten met vaste planten uitgewerkt worden. Deze duurzame invullingen hebben we vooral te danken aan goed onderbouwde wetenschappelijke onderzoeken in o.a. Duitsland, Zwitserland en Engeland. Wat is zo bijzonder aan vaste planten? Snel bodembedekkend. Langlevend zonder scheuren of vervangen. Lage mestbehoefte. Goed te combineren met bomen en heesters. Bladblazen hoeft niet; vaste planten gaan in winterrust. Veel kleur en variatie op kleine oppervlakken. Bollen en knollen Voor kleur in het vroege voorjaar is de aanwending van knollen, bollen en wortelstokgeophyten een must. Geophyt is de generieke benaming voor “bolgewassen” die ingedeeld kunnen worden in echte bollen en knollen en wortelstok- of rhizoomgeophyten zoals bijvoorbeeld Anemone blanda. Tussen 1996 en 2001 heeft het IBC (International Flower Bulb Centre), gevestigd in Nederland, een uitgebreid internationaal gebruikswaardeonderzoek uitgevoerd. Er werden 200 verschillende knollen en/of bollen in vollegrond uitgeplant, zowel in schaduw als volle zon. Deze aanplantingen met enkel geophyten gingen door in Finland, Engeland, Duitsland en Spanje. In het Arboretum van Trompenberg in Rotterdam gingen dezelfde testen door onder bomen of gecombineerd met vaste planten. Ook de onderzoekstuin van Hermmanshof werkte mee aan dit onderzoek. Bollen, knollen en andere geophyten worden vaak als eerste verdeeld over het te beplanten vlak. Deze worden in min of meer gelijkmatige aantallen verdeeld. Bollen en knollen worden afhankelijk van de soort aangeplant in veelvouden van 10 of 100 stuks/m². Gemiddeld worden er 20/m² aangewend in mengbeplantingen. Gebruikte knollen en bollen op de Neerheide De voorjaarsknollen en -bollen worden bij voorkeur geplant van oktober tot november. Volgende soorten werden geplant als losse “bol” op de Neerheide: Anemone blanda ‘Blue Shades’ (blauw geel hartje), Chinodoxa lucilae (blauw), Allium moly (geel) (zie foto), Narcissus ‘Mount Hood' (wit), Narcissus ‘Dutch Master' (geel). Van de zomerbloeiende bollen en knollen werden Allium sphaerocephalon (paars) en Liatris spicata (violet-paars) gebruikt. Bloemenmengsels Op de Neerheide werden ook drie inheemse bloemenmengsels, gecombineerd met 20-30% akkerbloemen, ingezaaid. In het kader van deze brochure wordt dit niet verder besproken. Wel willen we het belang van dit type beplanting aanhalen voor onze inheemse fauna en instandhouding van inheemse flora. In België heeft de firma Ecoflora uit Halle een uitgebreide expertise opgebouwd rond dit thema. 21 In Duitsland en Zwitserland werd de duurzaamheid van verschillende vaste plantenmengsels in meerjarige goed onderbouwde onderzoeken getoetst. Deze zijn in overzichtelijk pdf-formaat terug te vinden op het internet op de website http://www.stauden.de/cms/staudenverwendung/mischpflanzungen/misch ungen_alphabetisch.php. De verschillende ontwikkelde vaste plantenmengsels zijn geschikt voor uiteenlopende habitats. De meeste, tot op heden ontwikkelde vaste plantenmengsels, zijn geschikt voor droge, zonnige standplaatsen. Voor onderbeplanting van bomen en voor schaduwrijke plaatsen, evenals voor zware gronden, moet nog een inhaalbeweging gebeuren. Functies van vaste planten in een beplanting Er zijn verschillende indelingen naar functie en gebruikstype van vaste planten. In Hansen & Stahl worden de vaste planten naar karakter ingedeeld in leidende vaste planten die vaak door hun bloei gedurende een lange periode de beplanting een bepaald aspect geven. Daarnaast worden ook begeleidende soorten onderscheiden. Indeling functies vaste planten naar Foerster-Stauden Kompendium Solitairplanten: grote, standvaste planten met vaak een uitgesproken vorm. Deze zijn belangrijk voor de opbouw van de ruimte. Leidende planten: deze planten zorgen voor een bepaald thema in de beplanting en zijn vaak gedurende een langere periode de blikvanger in de beplanting en komen in regel in groepen of herhaald voor. Begeleidende planten: deze hebben als doel de leidende planten te ondersteunen en aan te vullen. Deze planten kunnen een bepaalde kleurtoon versterken maar ook als contrast fungeren. Door hun karakteristieke en aantrekkelijke groei- en kleurvormen zorgen ze voor een bepaald accent in de beplanting, vaak buiten de hoofdbloeitijd. Ze zorgen voor een mooi effect en door hun groeiwijze verbinden ze andere planten met elkaar. Borderrand planten: vaste planten die vaak dicht op elkaar geplant worden. Ze zorgen voor een overgang naar het centrale gedeelte van een border. Bodembedekkende planten: meestal kleinere vaste planten, die een grootvlakkig, gesloten dichte vegetatie vormen. Ze zijn robuust en groeikrachtig en breiden vaak uit via boven- of ondergrondse uitlopers. Vulplanten: meestal kortlevende planten die in het aanvangsstadium van een beplanting de bodem bedekken en in de loop van de tijd door langzaam ontwikkelende soorten verdrongen worden. Strooiplanten: kleine planten die door hun geringe bladmassa of vroeg uitlopen in grote aantallen moeten aangeplant worden in kleine vlakken. Veel geophyten behoren tot deze groep. Vereenvoudigde typering mengbeplanting naar Duits model van Messer De aanduiding tussen haakjes verwijst naar sociabiliteitstype. Vegetatiehoogte van 30 cm tot meer dan 1 m en een zo lang mogelijk aantrekkelijk herfstbeeld. Gebruik van 15-30 soorten op een minimum oppervlakte van 20 m². 5-15% leidende hoge vaste planten, structuurplanten / solitairen [I] 30-40% begeleidende halfhoge vaste planten [II] 50% bodembedekkende lage vaste planten [IV] 5% vulplanten (kortlevende vaste planten) [III] 25 en meer bollen en knollen per vierkante meter Weefplanten: standvaste planten die in groepen worden geplant. 22 4.3 Heesters De heesters worden onderverdeeld in bladverliezende en bladhoudende soorten. Verder worden binnen deze groep ook de bodembedekkende coniferen, de rozen, halfheesters, parkbramen en de gebruikte bamboes besproken. Heesters worden in Van Dale als volgt omschreven: ‘boomachtige struik, houtachtige plant die in regel niet meer dan manshoogte bereikt waarvan de takken, die niet dikker worden dan een arm, laag bij de grond ontwikkelen’. Het begrip struik is ruimer dan dat van heester. Heester wordt alleen voor houtige gewassen gebruikt, bij een struik denkt men meer aan wilde groei, bij heesters aan een gekweekt gewas. In de wijken Borrems en Neerheide werden heesters hoofdzakelijk toegepast in smalle stroken, de zogenaamde blokbeplanting. De meer natuurlijk uitgroeiende ‘struiken’ worden besproken onder houtkanten (zie 4.4). In Noord-België zijn er op de campus van de Hogeschool te Geel verschillende monobeplantingen in demo aangelegd met onder andere heesters. Dit is het resultaat van de samenwerking tussen de Katholieke Hogeschool Kempen, de Boomtelersfederatie Noord-België en het Kempisch Vormingsinstituut voor Land- en Tuinbouw vzw. Meer informatie is terug te vinden op de website van de KVLT. In navolging van deze proeven werd er voor dit project eveneens gewerkt met hoge plantdichtheden. Deze zijn vermeld in de bijlagen die beschikbaar zijn op de website van het PCS. Naast de aanwending van goede heesters kunnen dergelijke vaak ééntonige massieven opgefleurd worden door te werken in groepen of door het creatief snoeien van dergelijke massieven. In de loop der jaren kan zo een veel aantrekkelijkere beplanting ontstaan met golvende contouren. 4.3.1 Bladverliezende heesters De bladverliezende heesters werden zowel gebruikt als blokbeplanting, groepenbeplanting en solitair. Gewassen die heel goed scoorden, zowel qua bodembedekking als naar onderhoud en ziektedruk, waren Fagus en Canadese Kornoelje. Cornus sericea 'Kelseyi' einde tweede groeijaar begin oktober 2007 Haagbeuk kan te lijden hebben onder zware aantasting van spint, Acer campestre is minder geschikt voor smalle beplantingsvakken. Ook de Bittere wilg is niet bruikbaar voor smalle plantvakken omwille van te forse groei. Tevens kan op deze plant een massale vraatschade optreden door bladhaantjes. Hetzelfde geldt voor Viburnum lantana die niet geschikt is voor toepassingen in smalle vakbeplanting. Genista lydia is een gewas dat snel veroudert en goed beheerd moet worden door snoei na de bloei rond half mei, dus enkel geschikt voor kleinere toepassingen. Muehlenbeckia complexa is een weinig gekende plant met een breed toepassingsgebied. Een nadeel van deze plant is dat ze maar laat in het voorjaar, vanaf april, opnieuw in blad komt. Spirea werd aangewend in het kader van strooizouttolerante planten en wordt later besproken. Lonicera x 23 xylosteoides ‘Clavey’s Dwarf’ is een hybride van de inheemse Lonicera xylosteum en de uit Rusland meer gedrongen vorm Lonicera tatarica. Zuigschade door spint kan voorkomen op deze plant wanneer hij in te grote oppervlaktes wordt aangeplant en bij ongunstige ecologische omstandigheden. Viburnum plicatum ‘Mariesii’ (Japanse Sneeuwbal) is geschikt voor beplantingsvakken waar de planten breed kunnen uitgroeien. De solitairen werden toegepast als structuurelement bij vaste planten. Met heesters kunnen ook aantrekkelijke kleur- en textuurcombinaties gemaakt worden. Een voorbeeld hiervan werd aangelegd door Hibiscus te combineren met Cotinus ‘Royal Purple’. De Hibiscus ‘Azurri’® is een Belgische selectie die de dienst Toegepaste Genetica en Veredeling van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) ontwikkelde. De vaak hoge plantdichtheden, bv. Fagus 10-12 pl/m², zorgden voor een heel snelle sluiting van het gewas en bijgevolg zo goed als geen onkruidgroei. Zes jaar na aanplant zien we bij dergelijke massieven nog geen vitaliteitsproblemen, bij wijze van test zullen verschillende blokken gedund worden. De beperkte meerkost weegt niet op tegen de bespaarde arbeidstijd voor onderhoud. Er moet steeds gestreefd worden naar een vitale beplanting, vandaar kan dunning bij dergelijke toepassingen na een periode van vijf jaar wenselijk zijn. (Vak)beplantingen – monobeplanting Acer campestre Veldesdoorn - Spaanse aak Carpinus betulus Cornus sericea ‘Kelseyi’ Fagus sylvatica Fagus sylvatica ‘Atropunicea’ Genista Lydia Ligustrum obtusifolium ‘Massif’® Lonicera x xylosteoides ‘Clavey’s Dwarf’ Muehlenbeckia complexa Salix purpuea ‘Nana’ Spirea japonica ‘Golden Flame’ Spirea japonica ‘Golden Princess’ Viburnum lantana Viburnum plicatum ‘Mariesii’ Solitairen Jasminum humile ‘Revolutum’ Muehlenbeckia Bittere wilg Spirea (Spierstruik) Spirea (Spierstruik) Wollige sneeuwbal Japanse sneeuwbal Italiaanse jasmijn Prunus incisa ‘Kojou-no-maj’ Sierkers Genista hispanica Spaanse brem (Pijlbrem) Groepenbeplanting Hibiscus syriacus ‘Azurri’® Altheastruik Cotinus coggygria ‘Royal Purple’ Pruikenboom Haagbeuk Canadese Kornoelje Beuk Rode beuk Heide brem Liguster Dwergkamperfolie 24 4.3.2 Bladhoudende heesters De bladhoudende heesters werden enkel toegepast als mono- en blokbeplanting. Met de cultivars van Prunus laurocerasus werden combinaties gemaakt (foto). Voor meer info over deze verschillende cultivars verwijzen we naar de sortimentsproef die sinds 2003 op het PCS loopt en nog steeds aangevuld wordt met nieuwe cultivars. Kanttekening bij deze soort is dat er bepaalde cultivars zijn die onder stressomstandigheden overvloedig giftige bessen kunnen vormen. Ook de bessen van Ilex aquifolium zijn giftig. Hulst staat op de DIN-lijst 18035 (Deutsches Institut für Normung) samen met Euonymus europaeus spp. (Wilde kardinaalsmuts), Daphne mezereum spp. (Peperboompje) en Laburnum anagyroides (Gouden regen) als planten die absoluut vermeden moeten worden op speelterreinen. Planten die niet goed scoorden en vroegtijdig verwijderd werden zijn Ceanothus var. repens omwille van te veel vorstschade. Dit gewas kent een sterk regeneratievermogen maar is enkel toepasbaar op een sterk beschutte plaats door het gevaar op vorstschade. Elaeagnus x ebbingei ‘Gilt Edge’ groeit te traag en is gevoelig voor ziektes. Viburnum tinus scoort goed, ook in smallere beplantingsvakken. Het is aan te bevelen deze heester te snoeien na de bloei in april maar niet strak. Te droge plaatsen zijn te mijden voor deze plant. Hulsten scoorden over het algemeen goed. Het aanplanten van kluitplanten voor blokbeplanting is echter wel niet aan te bevelen omdat dergelijke planten vaak niet volledig vertakt zijn onderaan. Op die manier blijft er steeds een zone waar er voldoende licht valt voor onkruidgroei. Vooral de cultivar ‘Blue Princess’ scoorde minder goed. Van Ilex x meserveae worden nog steeds nieuwe cultivars geïntroduceerd die zeker toepasbaar zijn in het openbaar groen. Ilex crenata ‘Convexa’ is een mooie wintergroene Japanse hulst die wel voldoende dicht moet aangeplant worden omdat deze vrij traag groeit. Dergelijke realisaties zijn dan ook vrij duur. Deze cultivar werd ook toegepast als omzoming van een vaste plantenborder om doorrijden of wandelen, vooral in winterperiode, te ® vermijden. Ilex crenata ‘Blondie’ is toegepast als haagelement op de recreatiezone van de Neerheide. Hedera helix ‘Arborescens’ komt het best tot zijn recht op een licht beschaduwde plaats. Ook hier kunnen aantrekkelijke kleurencombinaties gemaakt worden. In de Borrems werd deze Struikklimop als onderbeplanting gecombineerd met Liquidambar styraciflua ‘Worplesdon’. In de herfst zorgt de purperroodverkleuring van het blad van de Amberboom voor een harmonische kleurencombinatie met het donkergroene blad van de Hedera. Elaeagnus x ebbingei tenslotte, een soort die veel wordt toegepast, is een goede, bladhoudende heester die daarenboven veel strooizout kan hebben. Geen al te grote massieven aanplanten want bij sterke infectiedruk door Elaeagnusbladvlo (Cacopsylla fulguralis) kan deze beplanting gedurende lange tijd onaantrekkelijk zijn. Een ander, veel groter probleem bij Elaeagnus x ebbingei is de wildopslag. Deze planten kunnen zowel geënt als gestekt worden. Voor toepassingen in openbaar groen wordt ten stelligste aangeraden om gestekte planten te gebruiken. Het verwijderen van de wildopslag, wat secuur moet gebeuren, is vaak het meest tijdrovend van het volledige onderhoud van dergelijke massieven. Wanneer de wildopslag uit de onderstam niet vakkundig verwijderd wordt aan de basis door volledig wegsnoeien of nog beter uitscheuren kan jaar na jaar hetzelfde probleem terugkeren. 25 Monobeplantingen bladhoudende heesters Ceanothus thyrsiflorus var. repens Kruipende herfstsering Elaeagnus x ebbingei ‘Gilt Edge’ Groenblijvende olijfwilg Elaeagnus x ebbingei Groenblijvende olijfwilg Hedera helix ‘Arborescens’ Struikklimop Ilex crenata ‘Blondie’® Japanse hulst Ilex crenata ‘Convexa’ Japanse hulst Ilex x meserveae ‘Blue Angel’ Amerikaanse (Blauwe) hulst Ilex x meserveae ‘Blue Princess’ Amerikaanse (Blauwe) hulst Lonicera nitida ‘Lemon Beauty’ Chinese kamperfoelie Lonicera nitida ‘Maigrün’ Chinese kamperfoelie Lonicera nitida ‘Red Tips’ Chinese kamperfoelie Osmanthus heterophyllus Schijnhulst Prunus laurocerasus ‘Etna’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Grüner Teppich’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Herbergii’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Piri’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Ivory’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Klári’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Mano’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Mari’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Mount Vernon’ Dwerglaurierkers Prunus laurocerasus ‘Otto Luycken’ Laurierkers Prunus laurocerasus ‘Polster’ Dwerglaurierkers Viburnum tinus Sneeuwbal Wildopslag bij Elaeagnus x ebbingei 28 mei 2011 Jan Delvinlaan - Gent 26 4.3.3 Bodembedekkende coniferen Toepassingen met coniferen worden vaak onterecht als ‘saai’ of oubollig aanzien. Coniferen hebben nochtans vaak een uitgesproken groeivorm of opvallende kleur. Ook in het openbaar groen is deze groep van planten boeiend om spannende dingen mee te doen. Het zijn planten die vaak een leven lang meegaan en goed toegepast zelfs een dynamische sfeer kunnen opwekken. Bij de aanplant van bodembedekkende coniferen wordt bij de keuze van het uitgangsmateriaal best gekozen voor grotere planten. De aanplant gebeurt, afhankelijk van de soort, met minder dan 1 tot 3 pl/m². Er wordt bij voorkeur gemulchd met houtsnippers of schors. In dit project werden de coniferen steeds gecombineerd met 8 cm Pinus sylvestris schors fractie 10/20. Dergelijke realisaties zijn vrij duur. Bij goede plantenkeuze zijn deze vakken wel heel duurzaam en onderhoudsarm. De gebruikte soorten en bijhorende plantmaten zijn aangegeven in onderstaande tabel. Gebruikte coniferen vakbeplanting Abies lasiocarpa ‘Green Globe’ C2 15/20 Juniperus conferta ‘Blue Pacific’ C12,5 50/60 Deze cultivar afkomstig van de kusten van Japan is gevoelig voor taksterfte en wordt best niet op grote schaal toegepast. Enkel grote plantmaten (40/+) gebruiken. Juniperus squamata ‘Blue Star’ C15 50/+ Picea abies ‘Little Gem’ C2 15/20 Picea abies ‘Pumila Nigra’ C5 30/40 Picea abies ‘Nidiformis’ C5 30/40 Pinus mugo ‘Schweizer Tourist’ C7,5 30/40 Pinus mugo var. pumilio C7,5 30/+ Taxus baccata ‘Repandens’ C7,5 40/+ Taxus x media ‘Taunton’ C5 30/40 Tsuga canadensis ‘Jeddeloh’ C30 70/80 Juniperus horizontalis ‘Blue Chip’ C3 25/30 27 Aangewende coniferen pinetum border Abies amabilis ‘Spreading Star’ Abies cephalonica ‘Meyer's Dwarf’ Abies lasiocarpa ‘Green Globe’ Abies nordmanniana ‘Berlin-Dahlem HB’ Chamaecyparis pisifera ‘Tsukumo’ Cryptomeria japonica ‘Pipo’ Juniperus communis ‘Blaue Wildform’ Juniperus communis ‘Wallis’ Picea omorika ‘Pendula Bruns’ Pinus sylvestris ‘Albyns’ Pinus sylvestris ‘Hillside Creeper’ Coniferenaanplant Neerheide uitgangssituatie en beeld 28 mei 2011 28 4.3.4 Rozen Bij gebruik van rozen in het openbaar groen denken we meteen aan heesterrozen. Deze term, die begin de jaren ’80 ontstond, is een verzamelnaam voor lage, bodembedekkende tot hoog opgaande soorten. In de zoektocht naar onderhoudsarme beplanting werden in de eerste jaren van dit onderzoek ook enkele rozencultivars aangeplant. Bij de keuze van rozen zijn naast bodembedekkend karakter en ziektegevoeligheid ook het gebruik van rozen op eigen wortel en rozen met niet gevulde bloemen aan te bevelen. Naast enkele cultivars van Belgische veredelaars werden ook enkele Franse Meidiland rozen aangeplant. Op de Neerheide werden witte, gele en rode Meidiland rozen aangeplant. Er werden verschillende mulchmaterialen toegepast onder rozen. Het gebruik van een laagje van circa 8 cm compost geeft goede resultaten bij snel groeiende rozen. Kokoschips zijn esthetisch, zorgen voor een goede onkruidonderdrukking en gaan bovendien tot 5 jaar mee. Als demo werden ook rozen aangewend in de biodegradeerbare gronddoek Ökolys van de firma Beaulieu. De roos, de koningin der bloemen, werd in dit onderzoek maar beperkt aangewend. Bij de keuze van de rozen verwijzen we voor de nieuwe Belgische selecties naar de sortimentsonderzoeken die lopen op het PCS. In dit gebruikswaarde-onderzoek worden nieuwe selecties van de Belgische rozenveredelaars gedurende 2 jaar beoordeeld op zowel ziekteweerstand als op algemene habituskenmerken. Daarnaast zijn er verschillende rozentuinen waar sortimentskeuringen doorgaan en nieuwigheden of gevestigde waarden vallen te ontdekken. In Nederland is er de Toprooskeuring en in Duitsland de ADR-keuring. Ook catalogi en/of advies van de grote rozenkwekers en -veredelaars uit zowel binnen- als buitenland kunnen een hulpmiddel zijn bij de keuze. Gebruikte rozen in demoprojecten Rosa 'Meicascal' (Phlox Meidiland) Rosa ‘Petit Serpent’® Rosa ‘Meineble’ (Red Meidiland) (Kokos chips en Ökolys) Rosa ‘Meigoffy’ (Ivory Meidiland) Rosa ‘Meifancy’ (Lemon Meidiland) Rosa ‘Snow Star’ 29 4.3.5 Dwergstruiken Met dwergstruiken worden licht verhoute planten bedoeld zoals Santolina en Teucrium, de meest gekende en toegepaste is ongetwijfeld Lavendel. Veel submediterrane beplanting behoort tot deze groep maar bv. ook Erica, Calluna en Fuchsia magellanica var. gracilis. In de literatuur wordt soms ook gesproken van halfheester. Heester omwille van het feit dat het om gekweekte planten gaat. Santolina chamaecyparissus wordt best op een beschutte plaats geplant want kan wel wat vorstschade oplopen. Het is een gewas dat tijdig (meestal jaarlijks) verjongd moet worden in het voorjaar om een strakke beplanting te behouden. Er werd een kleiner vak verwijderd in het voorjaar van 2011 en vervangen door Abies lasiocarpa ‘Green Globe’ met randbeplanting van Allium moly. Er was namelijk te veel schade door enerzijds de vorst van de winter van 2010 – 2011 en anderzijds de aanhoudende droogte in het voorjaar van 2011. Gebruikte dwergstruiken Erica x darleyensis ‘Darley Dale’ Winterheide - Dopheide Erica x darleyensis ‘J.W. Porter’ Winterheide - Dopheide Erica x darleyensis ‘Furzey’ Winterheide - Dopheide Erica x darleyensis ‘Kramer’s Rote’ Winterheide - Dopheide Erica x darleyensis ‘Ghost Hills’ Winterheide - Dopheide Erica x darleyensis ‘Silberschmelze’ Winterheide - Dopheide Euonymus fortunei ‘Minimus’ Kardinaalsmuts Fuchsia magellanica var. gracilis Bellenplant Hebe ochracea ‘James Stirling’ Struikveronica Teucrium ‘Paradise Delight’ Kaukasische germander Teucrium x lucidrys Germander Santolina chamaecyparissus Heiligenbloem - Cipressenkruid Bij Erica is de winterbloeiende soort darleyensis wat meer tolerant naar een hogere pH-waarde of gehalte aan kalk in de bodem. De witbloeiende cultivar ‘Silberschemlze’ werd toegepast in een vaste plantenassociatie. De andere witbloeiende cultivar ‘Darley Dale’ werd net zoals de andere cultivars die verschillende paarsroze tinten hebben in monobeplantingen toegepast. Teucrium werd toegepast in de boomspiegels in de Borrems. Teucrium lucidrys scoort heel goed zowel naar groei als ziektedruk. De cultivar ‘Paradise Delight’ had in het eerste jaar last van witziekte en er was behoorlijk wat uitval na het eerste seizoen. Fuchsia magellanica var. gracilis is een gewas met een hoge sierwaarde en komt het best tot zijn recht op een licht beschutte plaats. Santolina chamaecyparissus 30 juni 2009 wijk Borrems 30 4.3.6 Parkbramen Het genus Rubus behoort tot de Rosaceae en telt vermoedelijk tot 750 soorten en talloze cultivars. West-Europa kent een heel grote soortenrijkdom. Een vergelijkbare diversiteit aan soorten groeit in ZuidoostAzië, Japan en in de bergen van Centraal-Amerika. Bramen, voor ons heel vertrouwd, komen dus lang niet overal ter wereld voor. In België is de regio van de Vlaamse Ardennen een hotspot van biodiversiteit. Aan de Ganzberg te Schorisse is er in 2008 in het Natuurpuntreservaat 't Burreken een bramentuin uitgewerkt. In deze educatieve tuin werden circa 40 soorten die typisch zijn voor de Vlaamse Ardennen aangeplant. Dit is een realisatie van de Bramenwerkgroep, een studiewerkgroep van Natuurpunt regio Vlaamse Ardennen plus. Deze werkgroep kwam er onder impuls van Broeder Joris De Ruyver. Broeder Joris ligt in ons land mede aan de basis van de batologie, de studie der bramen. Dit genus is economisch en ecologisch belangrijk als kleinfruitgewas (Framboos, Taybes, Japanse wijnbes,...), parkbraam, voedsel voor wilde dieren en in vroege successiestadia van bepaalde bostypes. Op verschillende plaatsen gedragen niet inheemse soorten zich vaak als invasief. In de VS zijn er problemen met de uit onze streken afkomstige Rubus laciniatus, de Peterseliebraam. Ook in Zuid-Afrika worden de planten als exoot beschouwd. In Chili, Australië en Nieuw-Zeeland werden met succes invasieve bramen bestreden door inzet van Phragmidium violaceum, een roestschimmel. Bramen kunnen op korte tijd grote oppervlaktes inpalmen wat ook bekend staat als verbraming. Rubus is taxonomisch moeilijk te classificeren omwille van frequente hybridisatie, grote morfologische diversiteit, vegetatieve vermeerdering, agamospermie (asexuele zaadproductie) en het vaak voorkomen van polyploïdie. Ongeveer 60% van alle Rubussoorten zijn polyploïd, tevens is geweten dat hybridisatie voorkomt tussen aanverwante soorten. In sommige gevallen zelfs tussen soorten van ver verwante groepen. Het gebruik van uitheemse bramen moet dus met de nodige omzichtigheid gebeuren en hoort zeker niet thuis buiten het stedelijk gebied of de private tuin. In het buitenland lopen verschillende onderzoeken, vooral in het kader van taxonomie en classificatie, over het geslacht. In de flora van de nationale plantentuin van Meise worden er 63 soorten beschreven. Parkbramen kunnen omschreven worden als de soorten en/of cultivars uit de Rubusfamilie die toepassing kennen en die gebruikt worden als sierplant. Parkbramen kunnen grosso modo ingedeeld worden in bodembedekkende, lage en hoge struiken. De meeste soorten groeien op elke grond, sommigen groeien liever in de schaduw. Rubus is over het algemeen niet of weinig gevoelig voor ziekten en plagen. Er zijn zowel gestekelde als ongestekelde bramen, bladverliezende en bladhoudende soorten. Niet alle bramen zijn even winterhard en het toepassingsgebied gaat van kleine tot grote plantvakken, begroeiing van taluds, rotondes en toepassingen onder bomen. Hierna volgt een korte beschrijving van enkele soorten en cultivars. 31 Korte beschrijving van enkele goede parkbramen Rubus arcticus 'Sofia' Rubus articus, ook wel de Poolbraam, wordt circa 15-20 cm hoog en is geschikt voor kleinere plantvakken. Deze soort sterft ’s winters volledig bovengronds af. Deze cultivar is maar beperkt beschikbaar en werd niet aangeplant. Andere interessante cultivars zijn o.a. ‘Anna’, ‘Beata’, ‘Linda’,.... Rubus caesius De Dauwbraam komt bij ons van nature voor en wordt ongeveer een halve meter hoog. Het is een bladverliezende honingplant en belangrijke waardplant voor verschillende vlinders en bladmineerders. De vrucht is eetbaar. Rubus formosensis Deze soort is afkomstig van Taiwan en heeft een gladde, soms licht gestekelde houtige stengel en groot lichtgroen blad. Hij groeit het best op een beschutte plaats. De eetbare vrucht is rood. Rubus henryi Deze uit China afkomstige soort heeft prachtige drielobbige bladeren. Hij wordt vaak aangeduid als een klimmer maar is eigenlijk veeleer een kruiper dan een echte klimmer. De onderzijde van het wintergroene blad is crèmewit. Deze soort geeft een licht roze bloem gevolgd door een zwarte eetbare vrucht. Rubus spectabilis 'Olympic Double' Rubus spectabilis is afkomstig uit Noord-Amerika en is goed winterhard. Zowel de soort als de cultivar maken worteluitlopers en kunnen vlug uitbreiden. Deze cultivar heeft dubbele bloemen. Rubus pentalobus ‘Emerald Carpet’ R. pentalobus werd vroeger verkeerd aangeduid als R. calyicinoides. Deze soort is afkomstig uit China en Taiwan. De cultivar is beter winterhard dan de soort, doch best niet toepassen op grote schaal op een niet beschutte plaats. Het is een wintergroene laagblijvende, niet klimmende soort. 32 Rubus odoratus De Roodbloeiende framboos is afkomstig uit het noordoosten van Amerika. Het is een soort die worteluitlopers vormt. Rubus odoratus is, zoals de naam al doet vermoeden, een geurende soort die een hoogte bereikt van ongeveer 1,5-2,5 m. R. odoratus is geschikt als haagplant en houdt van een vochtige, doch goed gedraineerde grond op een licht beschaduwde plaats. Rubus ‘Benenden’ Deze bladverliezende cultivar heeft vanaf mei helderwitte bloemen met een doorsnede tot 5 cm. De bloei is de belangrijkste sierwaarde van deze tot 2 m hoog groeiende struik die zowel solitair als in grotere beplantingsvakken kan toegepast worden. Het is een cultivar zonder stekels die soms ook onder de naam Rubus ‘Tridel’ wordt gecommercialiseerd. In Engeland heeft Barry Clarke, verbonden aan de gerenommeerde Sir Harold Hillier Gardens en lid van de NCCPG (National Council for the Conservation of Plants and Gardens), een collectie van circa 120 Rubussen van over de hele wereld. Op zijn website: http://www.rubusspecies.com/ worden de soorten kort beschreven. 4.3.7 Bamboe Bamboes worden taxonomisch tot de groep van de grassen gerekend maar omdat het verhoute planten zijn worden ze hier besproken onder de heesters. Bamboes kunnen toegepast worden als solitair, vakbeplanting, informele haag, onderbegroeiing,... Voor dit project werden ook een 6-tal bamboes gebruikt. Van klein naar groot zijn dit Pleioblastus pygmaeus, Pleioblastus viridistratus ‘Vagans’, Sasa tsuboiana, Indocalmus latifolius, Fargesia murieliae ‘Jumbo’ en Fargesia scabrida ‘Asian Wonder’ (foto). Bij de keuze van bamboe moet er omzichtig te werk gegaan worden. Soorten uit de Phyllostachys groep, met sterke, kruipende rhizomen, zijn te mijden. Pleioblastus zijn soorten die lager blijven en wel toepassing kennen als blokbeplanting. Bij deze beide soorten is het gebruik van een rhizoombegrenzer aangewezen. De meest te gebruiken groep van bamboes is wellicht de Fargesia. Dit zijn middelhoge tot hoge zodevormende soorten. Een nadeel van deze groep is dat er massale sterfte kan optreden door bloeizetting. Het is gekend dat wanneer een bepaalde soort van Fargesia bloeit, meteen ook alle cultivars van deze bepaalde soort gaan bloeien en afsterven. Bij de soorten van Fargesia is geweten dat dit gebeurt in cycli van 60-120 jaar en meer. Mochten onze beplantingen in het stedelijk gebied dergelijke leeftijden kunnen bereiken... 33 4.4 Houtkanten Bij de natuurlijke hagen en houtkanten werd rekening gehouden met het inheems karakter van de beplanting. Daarnaast zijn houtkanten een belangrijke voedselbron voor vogels en insecten. Ter hoogte van het speelgedeelte in de Neerheide werden enkel niet of weinig giftige, kindvriendelijke soorten aangewend. Zone met jong aangeplante houtkanten op de Neerheide 8 juni 2011 Van bepaalde soorten is autochtoon plantmateriaal beschikbaar, namelijk van Ulmus laevis, Cornus sanguinea en Prunus spinosa. Er werd dan ook gekozen om plantmateriaal uit deze erkende autochtone zaadbestanden te gebruiken. Aronia melanocarpa (Appelbes), afkomstig van de oostelijke Verenigde Staten, heeft bessen die in niet gekookte toestand blauwzuur bevatten, de bessen van Prunus spinosa zijn licht giftig en deze plant heeft tevens stevige doornen. Ook de vruchten van Cornus sanguinea zijn matig giftig. Deze planten worden zo aangewend dat ze minder toegankelijk zijn voor kleine kinderen, voor de vogels des te meer. De bessen van Viburnum lantana kunnen maag- en darmproblemen veroorzaken, ook deze planten werden omsloten door rozen zodat ze moeilijk bereikbaar zijn. Er werden vrij dichte plantafstanden aangehouden om het geheel vlug te laten dichtgroeien, dit houdt wel in dat na 3 en 5 jaar een deel van deze beplanting gedund moet worden om een vitale beplanting te behouden. Ulmus laevis en Salix triandra (Amandelwilg) zullen als hakhout beheerd worden. De twijgen van Salix triandra zijn het ideale materiaal om hutten te bouwen, de Ulmus laevis kunnen in de toekomst uitgroeien tot heuse klimbomen. Een gedeelte van deze planten werd aangeplant in de nieuwe biocomposteerbare gronddoek van de firma Beaulieu, de Ökolys. Gebruikte soorten voor natuurlijke hagen en houtkanten Acer campestre Spaanse aak – Veldesdoorn Aronia melanocarpa Appelbes Cornus mas Gele kornoelje Cornus sanguinea [A] Rode kornoelje Myrica gale Wilde gagel Prunus padus Vogelkers Prunus spinosa [A] Sleedoorn Salix repens ‘Nitida’ Duinwilg Salix triandra Amandelwilg Ulmus laevis [A] Fladderiep Viburnum lantana Wollige sneeuwbal 34 4.5 Bomen Dit project is ontstaan binnen de Afdeling Boomkwekerij van het PCS. Aan deze belangrijke structuurelementen in ons dagelijks leven werd dan ook de nodige aandacht geschonken. Er is nood aan meer onderzoek naar gebruikswaarde van nieuwe soorten voor toepassing in openbaar groen. Begin februari 2011 werden in Thüngersheim, in de buurt van Veitshöchheim in zuidelijke deelstaat Beieren 130 verschillende soorten aangeplant, in totaal 450 bomen. Dit kadert in een onderzoek van de LWG (Landesanstalt für Weinbau und Gartenbau) met als titel “Die Stadtbäume der Zukunft” en wordt ondersteund door grote boomkwekerijen uit Duitsland, Italië, Nederland, België en de VS. Dit project is onderdeel van een breder onderzoek genaamd Stadtgrün 2021 dat al sinds 2009 loopt op de LWG. Al te vaak wordt er teruggegrepen naar “vaste waarden” die vaak niet op een goede plaats aangeplant worden. In wezen moeten we er bij de keuze van een bepaalde boom van uitgaan dat hij zo goed als niet gesnoeid hoeft te worden. Aangewende bomen wijk Borrems Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’ Ruwe berk Ginkgo biloba ‘Princeton Sentry’ Japanse notenboom Liquidambar styraciflua ‘Worplesdon’ Amberboom Populus tremula ‘Erecta’ Zuilvormige ratelpopulier Prunus cerasifera ‘Nigra’ Kerspruim - Kroos Prunus incisa ‘Umineko’ Fuji kers - Sierkers Voor de Neerheide werd gekozen voor een Sierkers op eigen wortel, de Prunus incisa ‘Louisa Leo’, een wit soms iets roze bloeiende cultivar, waarvan de bloeiduur (maart - april) beperkt is, maar een boom die niet veel ruimte inneemt en een beperkte hoogte heeft tot 6 m. Bovendien heeft deze cultivar in het najaar vaak een mooie herfstverkleuring. Van deze cultivar werden er acht aangeplant langs een pad dat doorheen het plein loopt. Daarnaast werden verschillende solitairen aangeplant waaronder Quercus palustris ‘Green Pillar’. Deze zuilvormige Moeraseik, een selectie van Princeton Nurseries uit de VS, is een veelbelovende nieuwe telg binnen de cultivars van Quercus palustris. Carpinus caroliniana 'Sentinel Dries' is nog zo’n onbekende zuilvormige cultivar. Carpinus caroliniana, ook wel de Amerikaanse haagbeuk, is een gezonde, met mooie rode herfstkleur verkleurende boom. De cultivar ‘Sentinel Dries’ is een smal opgaande nieuwe selectie. Een Carpinus caroliniana laat zich wel niet graag verplanten. Verder ook nog 2 Ginkgo biloba ‘Tremonia’, opnieuw een Bloei Prunus incisa 'Louisa Leo' zuilvorm. Probleem bij Ginkgo’s op leeftijd in het openbaar groen is de vruchtzetting. ‘Tremonia’ is een mannelijke cultivar en zal geen last hebben van dit euvel. Deze cultivar kan een hoogte tot 12 m bereiken en vraagt zo goed als geen snoei. Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’ is een Nederlandse selectie uit Zwitserland. Berken hebben vaak een slechte naam in de openbare ruimte omwille van het vele stuifmeel en uitbrekende takken. De 35 cultivar ‘Swiss Glorie’ produceert veel minder stuifmeel en heeft zo goed als geen last van uitbrekende takken. Op de Neerheide werden ook enkele typische parkbomen aangeplant, waaronder Tetradium daniellii, vroeger gekend als Euodia, ook wel de Bijenboom. Deze uit de gematigde streken van China en Korea afkomstige 10-12 m hoog groeiende boom met breed waaiervormige kroon bloeit met geelwitte losse pluimen van juli tot augustus, na de bloei verschijnen purperrode vruchten. Het is een bron van nectar en levert door zijn late bloei een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van gezonde winterbijen. Een andere, te weinig gekende, onbeminde boom is de Halesia carolina. De Sneeuwklokjesboom, afkomstig uit het zuidoosten van de VS, bloeit in april mei voor het uitlopen van het blad met opvallend mooie witte klokjes. De herfstverkleuring is prachtig geel. Dit is een boom die weinig gekweekt wordt als hoogstam, hij vraagt namelijk in de beginfase wat aandacht omdat hij van nature de neiging heeft om meerstammig uit te groeien. Detail blad en zaadvorming Halesia carolina, achtergrond Acer palmatum Ook de Halesia moniticola, een grotere broer van de Halesia carolina, werd aangeplant. De varenbeuk, Fagus sylvatica ‘Aspleniifolia’, is een minder gekende cultivar die weinig snoei vraagt. Hij kan uitgroeien tot een middelhoge boom van maximaal 15 m. Overzicht aangewende bomen Neerheide 1 Acer palmatum ‘Dissectum Garnet’C30 Japanse esdoorn 1 Betula pendula ‘Swiss Glorie’ 20/25 Ruwe berk 1 Carpinus caroliniana ‘Sentinel Dries’ 10/12 Amerikaanse haagbeuk 1 Fagus sylvatica ‘Aspleniifolia’ C10 200+ Varenbeuk 1 Ginkgo biloba ‘Globosa’ C7,5 40/+ 1 Ginkgo biloba ‘Mariken’ C10 HS 40/+ 2 Ginkgo biloba ‘Temonia’ 16/18 1 Halesia carolina 10/12 1 Halesia monticola C7,5 150+ 1 Hamamelis ‘Diana’ C35 125-150 1 Hamamelis ‘Rubin’ kluit 100+ 1 Mespilus germanica ‘Westerveld’ C10 veer 1 Morus alba ‘Macrophylla’ 35/+ 6 Salix alba 16/18 3 Salix alba ‘Chermesina’ 16/18 1 Tetradium daniellii 25/30 1 Quercus palustris ‘Green Pillar’ 12/14 8 Prunus incisa ‘Louisa Leo’ 12/14 Japanse notenboom Japanse notenboom Japanse notenboom Sneeuwklokjesboom Sneeuwklokjesboom Toverhazelaar Toverhazelaar Mispel Moerbei Schietwilg Schietwilg Bijenboom Zuilvormige moeraseik Fuji kers - Sierkers 36 5 Bodembedekkende materialen Het is vooral belangrijk het juiste afdekmateriaal te kiezen voor een welbepaald terrein. Volgende keuzecriteria kunnen van belang zijn bij de keuze van het afdekmateriaal of mulchlaag: stabiliteit en snelheid (traagheid) van afbraak, esthetische waarde, gemak van toepassing en onderhoud, beschikbaarheid en kostprijs, onkruidverdelgende efficiëntie, permeabiliteit voor lucht en water, gevaar voor infectie en andere nadelige effecten (Chauvel, 2001). 5.1 Organische en minerale mulchen De gebruikte organische en anorganische of minerale mulchen worden hieronder kort besproken. De demonstratie van minerale mulch op de Neerheide is vooral om de toepassingsmogelijkheid aan te tonen voor verkeersbegeleidend groen. Organische mulchen Schorsen Voor dit project werden zowel Pinus maritima, Pinus sylvestris als Epicea schors gebruikt. Er werd gewerkt met de fracties 04/08 en 10/20 bij Pinus sylvestris en Pinus maritima. Deze beide fracties scoorden goed. Voor de dikte van de laag kan gesteld worden: hoe fijner de fractie, hoe dunner de laag. De fractie 04/08 werd 5 cm dik toegepast, fractie 10/20 circa 8 cm. Epicea werd enkel tijdens het eerste demojaar toegepast. Compost Compost als mulchlaag werd enkel toegepast bij rozen. Het is belangrijk om compost te gebruiken die vrij is van onkruidzaden. Een mulchlaag met compost is enkel verantwoord wanneer er weinig of geen inzaai van in de buurt groeiende onkruiden mogelijk is. Het gebruik van compost is vooral nuttig als bemesting die, afhankelijk van de beplanting, drie- tot vijfjaarlijks opgebracht kan worden. Bij gebruik van compost als afdeklaag is het belangrijk om een constante laagdikte van circa 5 cm aan te houden. Terrastar, Star-, Straw-, Stro Pellets Het is een product in korrelvorm, dat bestaat uit gehakseld en geperst tarwestro (98%) dat tijdens het productieproces verhit wordt tot 70°C. De korrels hebben een wateropnemend vermogen van 300-400%. Dit houdt in dat 1 cm Stro Pellets een laag van 3-4 cm vormt. Onder invloed van vocht zwellen de korrels op en vallen vervolgens uiteen. Het product werkt niet tegen wortelonkruiden, wel vormt het oppervlakkig een hard laagje waardoor onkruidzaden niet snel kunnen kiemen. Deze harde toplaag wordt, afhankelijk van de weersomstandigheden, na één week gevormd. Bij betreding wordt deze coherente laag beschadigd. Als Star pellets vlak na de aanplant wordt aangebracht, is er meer kans op uitval. Dit komt waarschijnlijk door een te grote vochtvoorziening rond de voet van de plant (Heutink & Looman, 2000). Star Pellets is gemakkelijk aan te brengen en onder andere verkrijgbaar in zakken van 20 kg (50 l). Uit onderzoek blijkt 5 kg/m² voldoende te zijn. Ook bij dit product geldt dat de stikstofbehoefte in de gaten gehouden moet worden (Looman, 2000). Het product wordt in België vooral gebruikt in de containerteelt. In Duitsland wordt het veel toegepast in het openbaar groen in een dosering van 10 l/m² (Looman, 2000). In 37 onderzoek op het proefstation in Boskoop was er 50 tot 80% minder onkruidgroei. Naar onkruidgroei scoorde stropellets vrij goed, wel kan er ongewenste paddenstoelengroei optreden. Het product is niet geschikt voor toepassing langs de openbare weg. In 2008 moest de brandweer van Destelbergen tot twee maal toe uitrukken omwille van een smeulende laag Stropellets. Dit was vermoedelijk het gevolg van een sigaret. Ook bij de toepassing met éénjarigen op het Provinciaal Domein Puyenbroeck was er een stuk van de afdeklaag weggesmeuld. Dit product heeft een werking van circa 8 maanden. Hennep Er werd gekozen om het Franse product ProMulch te gebruiken. Dit wordt nog maar beperkt verhandeld in België. Het werd aangekocht in Wallonië. In 2009 gingen in de stad Namen in samenwerking met het CTH (Centre Technique Horticole de Gembloux) testen door met éénjarigen met onder andere hennep, vlas en cacaodoppen. Hennepvezel scoorde goed in deze testen. Vandaar de testen bij vaste planten met het product ProMulch in 2010. Onderstaande foto van eind augustus 2010 geeft een beeld van een in april aangeplante boomspiegel afgestrooid met hennep. Sinds 2011 is deze mulch ook afkomstig van biologische landbouw. ProMulch is beschikbaar in fractie 2-25 mm in balen van 200 l goed voor 4-5 m². Het heeft een C/N-verhouding van 87 en een pH-waarde tussen 6,8 en 7,2. Hennep bevat meer dan 50% cellulose, 15-20% lignine en 9% hemicellulose. De levensduur van dergelijke mulchlaag is rond de 18 maanden. In 2010 werden in de straten van de Neerheide alle nieuw beplante boomspiegels afgestrooid met een laagje hennepvezel. Naast een onkruidwerende werking heeft dit product ook een esthetische meerwaarde. De witte kleur zorgt voor een extra accentuering van de algemene structuur van de individuele plant, tevens worden de kleuren van de bloemen versterkt. Hennepvezel is esthetisch variabel en verkleurt reeds na een 4-tal maanden steeds verder naar een grijze kleur. Hennepvezel werd toegepast in een laagdikte van 2-3 cm. Het is belangrijk om het product te bevochtigen na het opbrengen zodat het samen kan klitten. Ook hier is het belangrijk om voldoende compost door te mengen voor de aanplant om de stikstoffixatie door dit product op te vangen. Bij vaste planten is het tevens aangewezen om het tweede jaar na toepassing opnieuw wat compost in te brengen bij de voorjaarsopkuis van de plantvakken. 38 Kokosvezel Kokosvezels worden losgeweekt en mechanisch verwijderd van de bast van kokosnoten. Ze zijn afkomstig uit Sri Lanka, India, Indonesië, Vietnam, Thailand... De vezels bestaan voor 35-45% uit cellulose en 4045% uit lignine. Ze hebben een lengte van 5 tot 10 cm. Doordat kokosvezels veel lignine bevatten gaan ze lang mee, ook in vochtige omstandigheden. Kokos werd op kleine schaal toegepast tussen rozen. Anorganische of minerale mulchen Berggrind In demo liggen op de Neerheide twee testvakken die afgestrooid werden met circa 4-5 cm berggrind fractie 7/14. Bij anorganische mulchen is het belangrijk om gebruik te maken van een fractie met een gering aandeel aan fijnkorrelig materiaal omdat dit vaak de kieming van onkruiden in de hand werkt. Berggrind gaf de minst extreme waarden naar zoutconcentratie en zuurtegraad. De EC was rond de 63 µS, de pHwaarde was rond de 6,3. Het is niet de bedoeling om deze laag in de toekomst verder aan te vullen. 5.2 Folies en doeken Doeken samengesteld uit natuurlijke materialen zoals jute, kokos of hennep worden vaak in verschillende diktes en dichtheden geproduceerd. Uitgevoerde testen en ervaring wijzen uit dat minimum 1000 g/m² moet volstaan als barrière voor het onkruid en om een levensduur van meer dan 18 maanden te bereiken (Croué, 2004). Er werd zowel een jutedoek als een kokosdoek gebruikt. De resultaten waren matig bevredigend. Bij de folies is er een verschuiving van het gebruik van de traditionele polyethyleen folies naar folie op basis van diverse biologische basisgrondstoffen. In België zijn enkele belangrijke spelers op de wereldmarkt gevestigd. Zowel Bonar Technical Fabrics als Beaulieu Technical Textiles lanceerden dit jaar hun biofolie voor tuinaanleg en landschapsontwikkeling op de markt. Beaulieu ontwikkelde de Ökolys, deze biodegradeerbare folie heeft een dichtheid van 110 g/m² en heeft een levensduur van meer dan 36 maanden. Ökolys is opgebouwd uit twee biopolymeren, een biocomposteerbare en een biodegradeerbare. De Ökolys is het enige agrotextiel dat het AIB-Vinçotte certifictaat OK Compost draagt. De Duracover van Bonar Technical Fabrics heeft het AIB-Vinçotte certificaat vier-ster-biobased (>80% opgebouwd uit hernieuwbare grondstoffen) en zegt met andere woorden enkel iets over de bouwsteen van deze folie namelijk polymelkzuur of polylactaat (PLA). 39 6 Strooizouten Het beplantingsvak op de Dendermondsesteenweg (N445) werd aangelegd in het voorjaar van 2009. Na de nodige literatuurstudie werden volgende planten aangeplant. Aangewende beplanting N445 - 2009 Geranium macrorrhizum ‘Czakor’ Ooievaarsbek Hedera helix ‘Arborescens’ Struikklimop Juniperus communis ‘Green Carpet’ Jeneverbes Juniperus conferta ‘Blue Pacific’ Japanse jeneverbes Pennisetum sortiment Lampenpoetsersgras Pinus mugo var. pumilio Bergpijnboom Tellima grandiflora Franjekelk - Mijterloof De winter van 2009 en het vroege voorjaar van 2010 kenden vrij veel vorstdagen. Er werd dan ook veel gestrooid. De verdeling van het strooizout gebeurt via GPS. Er komt met andere woorden bijna geen direct strooizout op de beplanting. Opspattend zoutwater daarentegen wel. Er is een duidelijk verband vastgesteld tussen verkeersdruk en zoutconcentratie. Er werden pH- en EC-testen uitgevoerd. De EC, uitgedrukt in micro Siemens (µS), geeft een beeld van de zoutconcentratie van het substraat. Er is een meting uitgevoerd bij aanplant, toen was er een pH van 8-9, en een EC van rond de 200 µS. Op 20 april 2010 werd een nieuwe meting uitgevoerd. De middenberm van circa 2,60 m breed werd voor staalname van de zoutconcentratie in de lengterichting in drie opgedeeld. Daaruit kwam duidelijk naar voor dat de kant met het meeste verkeer ook de hoogste zoutconcentratie had. De kant van de middenberm in rijrichting Kalken had een EC van 505 µS, het midden van de berm 359 µS, de kant naar Destelbergen centrum 431 µS. Naast verkeersdruk zijn ook oneffenheden in het wegdek, waar met zout verzadigd water zich kan opstapelen, nefast voor de beplanting. Na dit eerste proefjaar had enkel Pennisetum het overleefd. Er moet hier wel in het achterhoofd gehouden worden dat dit een vrij extreme locatie is waar gedurende een korte periode een piekconcentratie van zouten optreedt. Het is algemeen geweten dat deze zoutconcentratie vrij vlug terug daalt door uitloging naar de diepere bodemlagen. In 2010 werden dan ook de nodige maatregelen genomen om dit beplantingsvak van andere beplanting te voorzien. Hedera werd vervangen door Elaeagnus x ebbingei. De boomspiegels waar voorheen de vaste planten stonden werden beplant met Coreopsis verticillata ‘Zagreb’ en laagblijvende Spirea. Ook Aster ageratoides ‘Asran’ werd aangeplant. Er werd een zone aangelegd waar gewerkt werd met een vanggewas, namelijk Pennisetum alopecuroides ‘Hameln’ en er tussenin werd Euonymus fortunei ‘Minimus’ geplant. Aangewende beplanting N445 - 2010 Aster ageratoides ‘Asran’ Herfstaster Coreopsis verticillata ‘Zagreb’ Meisjesogen Elaeagnus x ebbingei (wortelecht) Groenbladige olijfwilg Euonymus fortunei ‘Minimus’ Kardinaalsmuts Pennisetum alopecuroides ‘Hameln’ Lampenpoetsersgras Spirea japonica ‘Goldflame’ Spirea – Spierstruik Spirea japonica ‘Golden Princess’ Spirea – Spierstruik In het voorjaar van 2011 tenslotte werd geopteerd om tussen de Euonymus ‘Minimus’ verschillende cultivars van Aster ageratoides aan te planten. Euonymus ‘Minimus’ komt maar vrij traag in groei in het voorjaar en wordt dan ook vlug overwoekerd met onkruid bij ruime plantafstanden. 40 Aangewende beplanting N445 - 2011 Aster ageratoides ‘Adustus Nanus’ Herfstaster Aster ageratoides ‘Ashvi’ Herfstaster Aster ageratoides ‘Asran’ Herfstaster Ligustrum obtusifolium ‘Massif’® In de publicatie ''Cultuurplanten in kustgebieden'', een uitgave van POVLT en VVOG, worden 134 cultuurplanten beschreven die gedijen aan de kust. Binnen deze planten zijn er vanzelfsprekend die toepassing kennen op plaatsen met hoge pieken van zoutconcentraties. Liguster Opbouw beplanting op plaatsen met hoge druk van strooizouten Op een dergelijke relatief smalle strook wezen metingen uit dat de randen een hogere zoutconcentratie hadden dan het midden van het plantvak. Er wordt met andere woorden bij heesters het best gewerkt met beplanting die zich vanuit het midden van het vak moet verspreiden. Ecologisch gezien is dit vaak nefast voor de natuurlijke ontwikkeling van de aangewende planten. Er wordt bij de aanleg met andere woorden geen optimale vakdekking nagestreefd, wel wordt er gezorgd voor minder extreme standplaatsfactoren. Daarnaast is er de mogelijkheid om te werken met een vanggewas. Hiermee bedoelen we een hoger groeiende soort die ook gedurende de winter zijn vorm min of meer behoudt. Beplantingsvak Dendermondsesteenweg 14 juni 2011 41 7 Levensruimte dood hout Om te komen tot een stabiel ecologisch systeem is het belangrijk dat er voldoende dood hout in verschillende maten, vormen en soorten aanwezig is. Het ecologisch belang van dood hout werd onder andere onderzocht in Rijsel. Er wordt gesteld dat er in natuurlijk gebied 40 tot 150 m³ dood hout aanwezig dient te zijn per hectare. Buiten dit natuurlijk gebied is het aangewezen om te streven naar 20 tot 40 m³ per hectare. Dus in onze parken maar ook in de stad moet er ruimte zijn voor dood hout. Dood hout vormt één van de meest rijke biotopen voor planten- en schimmelgroei. Dood hout is ook belangrijk voor een grote groep van meestal nuttige insecten. Niet enkel voor hout- en boorkevers maar ook voor verschillende soorten wespen, vliegen, muggen, spinnen enz. is dood hout belangrijk in de voortplantingscyclus. Gebruik van dood hout buiten natuurlijke gebieden Afsluiting met dood hout – palissaden (begroeid) Kreupelhout- en dood hout hopen (foto Neerheide) Houtmijten Houtstapels Doodhout piramide (rechtopstaande boomstronken) Habitat voor kevers Salamipiramide Insectenhotel - bijenhotel (Destelbergen) Sint-Amandsberg - Gent Nestplaatsen voor wilde bijen en wespen Oude boombestanden Knotwilgen 42 8 Bijlagen In deze brochure zijn niet alle bijlagen opgenomen. Wel worden de demolocaties aan de hand van een stratenplan gesitueerd. Voor de Neerheide volgt een uitgebreide beschrijving van de wijze waarop de zone werd ingedeeld. Voor de Borrems een korte duiding bij het gebruik van de pdf-lijst met situering van alle beplantingsvakken. Daarnaast worden enkele sfeerbeelden van de uitgangssituatie van de Borrems (winter 2009) en vervolgens van de Neerheide (najaar 2010), samen met de situatie op 8 juni 2011, weergegeven. Als laatste volgen de plantenlijsten van de gebruikte vaste planten op de recreatiezone van de Neerheide en een voorbeeldfiche van het beplantingsvak dat op de achterzijde van de brochure staat. Er zijn verschillende bijlages in pdf-formaat te downloaden op de website van het PCS (www.pcsierteelt.be): de volledige lijst met alle beplantingsvakken van de wijk Borrems (20062011) met vermelding van de gebruikte plantmaat en de plantdichtheid, foto-overzicht van de beplantingsvakken van de wijk Borrems voor de periode 2006-2010, foto-overzicht van het beplantingsvak aan de bibliotheek voor de periode 2006-2008. lijst met alle beplantingsvakken van de wijk Neerheide aangelegd in 2010, verschillende fiches met de gebruikte vaste planten per subzone op de Neerheide. 8.1 Indeling locaties De recreatiezone van de Neerheide is ingedeeld in 5 zones waarvan er vier nog eens onderverdeeld zijn in subzones. Er werden met andere woorden verschillende kamers gecreëerd waarin rond een bepaald thema werd gewerkt. Zone 1 omvat de natuurlijke hagen, houtkanten, de bloemenmengsels en de beplanting op de heuvel. Zone 2 is opgedeeld in 7 subzones. De subzones zijn van elkaar gescheiden door laagblijvende coniferen of de beukenhaag. Zone 3, de grootste zone, is ingedeeld in acht subzones. De vierde zone bestaat uit twee subzones. Zone 4-1 is langs het toegangspad gelegen en zone 4-2 langs de gracht. De vijfde en laatste zone bevat het kleine pinetum. Deze keuze van indeling werd gemaakt omdat het niet mogelijk was om alle planten afzonderlijk aan te duiden. De te downloaden pdf-fiches bevatten voldoende informatie om, mits wat zoekwerk, de planten te kunnen identificeren. Op de Neerheide werden verschillende gerecupereerde natuurstenen, waarin de zone-aanduiding op ambachtelijke wijze werd gegraveerd, geplaatst om de verschillende zones aan te duiden. Er staat weliswaar niet in elke subzone een aanduiding. Voor de Borrems wordt gewerkt met objecten die telkens een afzonderlijk plantvak voorstellen. Deze objecten zijn genummerd van 01_06 tot 78_10, waarbij de extensie na het liggend streepje het jaartal van aanleg voorstelt. Naast deze nummering worden straat en huisnummer vermeld zodat het plantvak kan teruggevonden worden ter plaatse. Vervolgens worden plantnaam en bijhorende plantmaat vermeld. Als laatste de plantdichtheid en aanbevelingen voor het onderhoud. Sommige plantnamen zijn doorstreept, dit wil zeggen dat deze beplantingsvakken vervangen werden. Er wordt melding gemaakt van de nieuw aangeplante soort met het jaar van aanleg tussen haakjes. Voor de beplantingsvakken die in 2010 werden aangelegd in wijk Neerheide is er een gelijkaardig opgebouwde lijst. 43 8.2 Liggingsplannen en foto’s locaties 1 2 3 4 Destelbergen - ter hoogte van de bibliotheek en het gemeentehuis Destelbergen wijk Borrems Destelbergen - Dendermondsesteenweg - oprittencomplex R4 Destelbergen wijk Neerheide [2] [4] [1] [3] © ANWB-routeplanner © ANWB-routeplanner 44 Uitgangssituatie en situatie op 8 juni 2011 - wijk Borrems 45 Uitgangssituatie en situatie op 8 juni 2011 - wijk Neerheide 46 8.3 Lijst vaste planten recreatiezone Neerheide In onderstaande tabel zijn de planten die gebruikt werden op de Neerheide weergegeven. Een meer uitgebreide lijst met Nederlandse namen en courant gebruikte synoniemen van de Latijnse namen zijn te downloaden op de website van het PCS (www.pcsierteelt.be). Volgende elementen zijn opgenomen in deze tabel: Plantnaam: bestaande uit genus-, soort- en cultivarnaam. - Planten die in het blauw zijn aangeduid zijn inheems. FSK is als afkorting gebruikt voor Foerster-Stauden Kompendium, een gerenommeerde vaste plantenkwekerij in Potsdam - Duitsland die bestaat sinds 1910. De sterren geven een score aan de vaste planten die in 17 verschillende regio’s in zowel Duitsland, Zwitserland als Oostenrijk getest werden. Drie sterren duidt op uitstekende cultivars of soorten, twee sterren op zeer waardevolle soorten, één ster op waardevolle soorten. Weliswaar zijn niet alle gebruikte soorten of cultivars vermeld in het Foerster-Stauden Kompendium. Vervolgens volgt een aanbeveling voor het benodigde licht van de specifieke plant (Z = zon, HS = halfschaduw, S = schaduw) en een indicatie van het winterbeeld afgekort in tabel naar WB (GB = groenblijvend, NGB = niet groenblijvend). Bij de kenmerken werden volgende symbolen gebruikt: - Ca voor kalkminnende planten, - V indien de planten vlinders aantrekken, - G als we te maken hebben met een aromatische of geurende plant, - VG wanneer de plant vorstgevoelig is, - UZ indien de plant makkelijk uitzaait, - W indien we te maken hebben met een woekerplant, - ISU staat voor International Stauden-Union, planten die deze vermelding hebben scoorden heel goed in sortimentsproeven. Vervolgens worden ook nog kleur, bloeitijdstip en hoogte van de plant (eerste cijfer hoogte van het blad, tweede cijfer hoogte van de bloei) als kenmerken opgenomen. Er wordt een indicatie gegeven voor het aantal planten per vierkante meter en de bijhorende sociabiliteitsklasse. Als laatste volgt een indicatie van de Siebercode. Deze tabel is opgebouwd aan de hand van de vaste plantencataloog van kwekerij Jan Spruyt - Van der Jeugd omdat dit één van de weinige catalogi is waar de Siebercode is opgenomen. Verder werd er ook gebruik gemaakt van verschillende andere vaste plantencatalogen om te tabel te vervolledigen. De waarden naar hoogte en bloei die in de tabel zijn opgenomen zijn richtwaarden en kunnen afwijken naargelang de standplaats. 47 Overzicht aangewende vaste planten op de Neerheide Genus Soortnaam Achillea ageratifolia Achillea millefolium Cultivar Licht / WB Kenmerken Kleur bloei hoogte #/m² Siebercode ** Z / GB Ca wit 5 tot 6 8 tot 15 7-9 - ST1-2/OB1-2/M1-2 Z / NGB V/G zalmroze 6 tot 8 25 tot 60 5-7 - B/C GB1/OP1B Z / GB Ca / V / G geel 5 tot 6 30 tot 80 5-7 - B/C GB2/OP2B Z / NGB V/G oker 6 tot 8 25 tot 60 5-7 - B/C GB1/OP1B Z - HS / NGB V/G paarslila 6 tot 8 30 tot 80 5-7 - B/C GB1/OP1B Z - S / GB V blauw, klein paars blad 5 tot 6 5 tot 10 9-15 - B/C BR2-3/OP2-3 'Lachsschönheit' Achillea 'Coronation Gold' Achillea 'Terracotta' Achillea FSK * 'Velour' Ajuga tenorii 'Valfredda' Alchemilla erythropoda Z - HS / NGB geel-groen 6 tot 9 20 tot 30 8-12 - B GR2/OB2/ST Alchemilla epipsila Z - HS / NGB geel-groen 6 tot 9 15 tot 30 8-12 - B GR2/OB2/ST Alchemilla vulgaris Z- HS / NGB geel-groen 5 tot 9 tot 40 9-12 - C BR2/OP2 Allium moly HS / NGB geel 4 tot 5 20 tot 30 Allium sphaerocephalon Paars 7 tot 8 30 tot 80 9-15 - B/C GB1/GR/OP1 Anaphalis triplinervis Anaphalis triplinervis Anemone blanda Anemone sylvestris Anemone x hybrida 'Serenade' Aquilegia vulgaris 'Alba' Aquilegia vulgaris 'Blue Barlow' Aquilegia vulgaris Aquilegia canadensis Asphodeline lutea ** Z / GB Aster divaricatus ** Z - HS / NGB Aster ericoides 'Blue Wonder' Aster ericoides 'Herbstmyrte' * Aster laevis 'Blauschleier' * Aster lateriflorus 'Lady in Black' Aster sedifolius 'Nanus' Aster x frikartii 'Mönch' Aster x frikartii 'Wunder von Stäfa' ** 'Sommerschnee' Z - HS / NGB V *** Z / NGB Ca wit 7 tot 9 15 tot 40 7-10 - B/C GB/GR1-2/OP1-2 ** Z / NGB Ca zilverwit 7 tot 9 15 tot 30 7-10 - B/C GB/GR1-2/OP1-2 blauw 3 tot 3 5 tot 10 9-15 - B/C B2/BR2/GB 'Blue Shades' Z - HS / NGB *** Z - HS / NGB zuiverwit 5 tot 6 15 tot 30 8-12 - C/D BR1/GR/OP1 *** Z - HS / NGB roze, halfdubbel 8 tot 10 40 tot 80 7-10 - B/C BR2/GB/OP2B Z - HS / NGB wit 5 tot 6 30 tot 60 7-10 - B/C BR2/GB/OP2 Z - HS / NGB blauw 5 tot 7 30 tot 60 7-10 - B/C BR2/GB/OP2 Z - HS / NGB blauw 5 tot 6 30 tot 60 7-10 - B/C BR2/GB/OP2 Z - HS / NGB rood en geel 5 tot 6 20 tot 30 7-10 - B/C BR2/GB/OP2 Ca geel 5 tot 6 25 tot 100 5-7 - A/B GR/OB/OP2 V wit 7 tot 9 40 tot 60 5-7 - B/C BR1-2/OP1-2 Z - HS / NGB V blauw-violet 9 tot 10 tot 80 5-7 - B/C GB1-2/OP1-2 Z - HS / NGB V wit 8 tot 10 tot 110 5-7 - B/C GB1-2/OP1-2 Z - HS / NGB V violiet-lila 9 tot 10 100 tot 140 3-5 - A/C BR1-2/OP2 Z / NGB V wit-roze 9 tot 10 120 tot 150 3-5 - A/C GB2/OP2B Z / NGB V lilablauw 8 tot 9 tot 45 3-5 - B BR1-2/OP1-2/H1-2 Z / NGB Ca / V lilablauw 7 tot 9 50 tot 70 5-7 - B/C GB2/OP2B Z / NGB Ca / V lavendel-blauw 7 tot 9 40 tot 70 5-7 - B/C GB2/OP2B * 'Little Lanterns' * ** Ca / G 48 Genus Soortnaam Aster umbellatus Bergenia x schmidtii Bergenia Cultivar 'Silberlicht' FSK ** 'Winterglöd' syn. Lithospermum Licht / WB Kenmerken Kleur bloei hoogte #/m² Siebercode Z - HS / NGB V roomwit / crème 7 tot 9 60 tot 140 6-9 - B/C BR1-2/OP1-2 wit + roze 4 tot 5 15 tot 30 5-7 - B/C BR2/GB/OP2 Z - HS / GB Z - HS / GB purperrood 4 tot 5 tot 30 5-7 - B/C BR2/GB/OP2 rood daarna blauw 6 tot 6 20 tot 30 8-12 - B/C BR1/GR/OP1 goudgeel 7 tot 9 30 tot 40 7-10 - B/C BR1/GR/OP1 Ca wit-bont 7 tot 8 80 tot 130 3-5 - A/C GR/OP1-2/SH G / VG blauw 8 tot 9 40 tot 50 7-10 - B/C GB1/GR/OP1 wit 7 tot 9 tot 40 7-10 - B/C GB1/GR/OP1 Z - HS / NGB wit 6 tot 7 25 tot 90 6-9 - B/C BR1-2/GB1-2 Z - HS / NGB blauw 6 tot 7 30 tot 90 6-9 - B/C BR1-2/GB1-2 Z - HS / NGB lila blauw 7 tot 8 tot 80 6-9 - B/C B1-2/BR1-2/OP1-2 Buglossoides purpurocaerulea ** Z - S / GB * Z - HS / NGB Buphthalmum salicifolium Calamagrostis x acutiflora 'Overdam' Z - HS / NGB Calamintha nepeta 'Blue Cloud' Z / GB Calamintha nepeta 'Weisser Riese' Z / GB G / VG Campanula persicifolia 'Alba' Campanula persicifolia * Campanula trachelium * Carex caryophyllea Carex muskingumensis Carex oshimensis Carex pendula ** HS - S / GB Carex sylvatica ** Z - HS / GB Carex morrowii 'Mosten' Centaurea dealbata 'Steenbergii' Centaurea hypoleuca 'John Coutts' Cephalaria gigantea * Z / NGB V Ceratostigma plumbaginoides ** Z - HS / NGB Ca Chionodoxa luciliae (gigantea) Coreopsis verticillata 'Grandiflora' Coreopsis verticillata 'Zagreb' Delphinium Delphinium 'The Beatles' Ca Z - HS / GB groen 5 tot 6 15 tot 15 6-9 - B2/BR2/GB Z - HS / NGB lichtgroen blad 7 tot 7 30 tot 80 5-7 - B/C BR2-3/O1/OP3 Z - HS / GB groen 5 tot 6 20 tot 30 7-10 - B/C B2/BR2/GB groen 6 tot 7 60 tot 100 3-5 - AC B2-3/BR2-3/GB2 groen 4 tot 5 30 tot 60 5-7 - B/C B2-3/BR2-3/GB2 Z - S / GB groen 3 tot 5 25 tot 50 5-7 - B/C B2/BR2/GB Z / NGB karmijnroze 7 tot 8 60 tot 80 5-7 - B/C GB1-2/OP1-2 roze 5 tot 9 20 tot 40 5-7 - B/C GB1-2/OP1-2 geel 7 tot 9 170 tot 250 1-1 - A OP2-3 azuurblauw 8 tot 10 30 tot 40 6-9 - B/C GR/OB/OP2 Z - HS / NGB blauw wit hart 2 tot 3 10 tot 15 Z / NGB geel 7 tot 9 tot 60 6-9 - B/C GB/GR1-2/OB2 ** Z / NGB geel 6 tot 9 15 tot 30 6-9 - B/C GB/GR1-2/OB2 'Piccolo' *** Z / NGB gentiaanblauw 6 tot 7 30 tot 60 5-7 - B/C GB2/OP2B 'Völkerfrieden' *** Z / NGB gentiaanblauw 5 tot 7 70 tot 120 5-7 - B/C GB2/OP2B UZ purper 6 tot 7 30 tot 120 8-12 - C BR2/GB/OP2B geel 4 tot 5 15 tot 40 8-12 - B BR2/GB/OP2 V blauw 7 tot 9 30 tot 60 3-5 - A/C GB1-2/OP1-2 HS - S / GB geel, leverkleurig blad 4 tot 5 25 tot 25 8-12 - D B2/BR2/GB HS - S / GB bruin-geel 4 tot 5 25 tot 30 8-12 - D B2/BR2/GB 'J. S. Greenwell' Digitalis purpurea Doronicum orientale Echinops ritro 'Veitch's Blue' Epimedium pinnatum 'Black Sea' Epimedium pinnatum subsp. colchicum ** UZ Z / NGB Z - HS / GB Z - HS / NGB *** ** Z / NGB 49 Genus Soortnaam Cultivar FSK Licht / WB Kleur bloei hoogte #/m² Siebercode Epimedium x perralchicum 'Frohnleiten' *** HS - S / GB geel 4 tot 5 25 tot 30 8-12 - D B2/BR2/GB Epimedium x rubrum ** HS - S / GB roze-rood 4 tot 5 20 tot 25 8-12 - D B2/BR2/GB Epimedium x versicolor Eragrostis curvula Eupatorium maculatum 'Atropurpureum' Eupatorium maculatum 'Purple Bush' Geranium endressii Geranium ibericum Geranium Geranium 'Sulphureum' *** Kenmerken zwavelgeel 4 tot 5 20 tot 25 8-12 - D B2/BR2/GB Z - HS / NGB Ca / VG grijs 8 tot 10 60 tot 120 5-7 - A/C BR2-3/OP2-3 *** Z - HS / NGB Ca / V purper 7 tot 9 150 tot 200 1-3 - A BR2-3/OP2-3B ** Z - HS / NGB Ca / V purper-rood 8 tot 9 175 tot 200 1-3 - A BR2-3/OP2-3B * Z - HS / NGB W roze 6 tot 7 30 tot 35 6-9 - B/E BR2/OP2 'Vital' ** Z - HS / NGB violet-blauw 6 tot 7 30 tot 40 6-9 - B/E BR2/OP2 macrorrhizum 'Bevan's Variety' ** Z - HS / GB G donkerroze 6 tot 7 30 tot 40 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 macrorrhizum 'Czakor' ** Z - HS / GB G donkerroze 6 tot 7 30 tot 40 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium macrorrhizum 'Ingwersen's Variety' Z - HS / GB G lichtroze 6 tot 7 25 tot 30 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium macrorrhizum 'Mytikas' Z - HS / GB G donkerroze 5 tot 7 10 tot 15 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium macrorrhizum 'Olympos' Z - HS / GB G donkerroze 6 tot 7 20 tot 25 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium macrorrhizum 'Spessart' Z - HS / GB G zachtroze 6 tot 7 20 tot 25 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium macrorrhizum 'White-Ness' Z - HS / GB G wit 6 tot 7 20 tot 25 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium macrorrhizum 'Witosha' Z - HS / GB G roze 5 tot 7 20 tot 25 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium macrorrhizum Z - HS / GB G roze 6 tot 7 30 tot 40 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium nodosum lila-roze 6 tot 7 15 tot 20 8-12 - B/D B2/BR2/GB Geranium phaeum 'Album' Z - HS / NGB wit 5 tot 8 30 tot 50 6-9 - B/D B2/BR2/OP2-3 Geranium phaeum 'Lily Lovell' Z - HS / NGB diep mauve 5 tot 7 40 tot 60 6-9 - B/D B2/BR2/OP2-3 Geranium phaeum * Z - HS / NGB donkerpaars 5 tot 7 30 tot 50 6-9 - B/D B2/BR2/OP2-3 Geranium sanguineum 'Album' *** Z - HS / NGB wit 6 tot 9 10 tot 15 8-12 - B/D BR1/GR/OP1 Geranium sanguineum 'Elsbeth' *** Z - HS / NGB purper-roze 5 tot 9 30 tot 40 8-12 - B/D BR1/GR/OP1 Geranium x cantabrigiense 'Berggarten' *** Z - HS / GB dieproze 6 tot 7 20 tot 25 8-12 - B/D BR1-2/GB1-2/GR Geranium x cantabrigiense 'Cambridge' ** Z - HS / GB roze 6 tot 7 25 tot 40 8-12 - B/D BR1-2/GB1-2/GR Geranium x cantabrigiense 'St Ola' * Z - HS / GB wit, zweempje roze 5 tot 9 10 tot 20 8-12 - B/D BR1-2/GB1-2/GR Geranium x cantabrigiense 'Vorjura' Z - HS / GB purperrood 6 tot 7 10 tot 20 8-12 - B/D BR1-2/GB1-2/GR Geranium x magnificum ** HS - S / GB HS - S / NGB * 'Rosemoor' *** Z - HS / NGB violet-blauw 6 tot 8 20 tot 35 6-9 - B/E BR2/OP2 Geranium 'Philippe Vapelle' *** Z - HS / GB blauw-paars 6 tot 7 20 tot 40 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 Geranium 'Sirak' *** Z - HS / NGB paars-roze 6 tot 7 30 tot 50 6-9 - B/E BR2/OP2 Geranium 'Terre Franche' *** Z - HS / GB blauw-paars 6 tot 9 20 tot 45 6-9 - B/E BR1-2/OP1-2 ISU 50 Genus Soortnaam Gillenia trifoliata Gypsophila repens Cultivar FSK Licht / WB ** Z - HS / NGB 'Rosea' Kenmerken Kleur bloei hoogte #/m² wit-rood 6 tot 7 60 tot 100 4-6 - A/C Siebercode BR2/OP2 Z / NGB Ca wit 6 tot 8 5 tot 10 6-9 - B/C GR1-2/M/OP1-2 Helenium 'Dunkle Pracht' ** Z / NGB V bruin-rood 7 tot 9 70 tot 90 6-9 - B/C GB2/OP2B Helenium 'Moerheim Beauty' ** Z / NGB V bruin-rood 6 tot 9 80 tot 90 6-9 - B/C GB2/OP2B Helenium 'Waltraut' * Z / NGB V bruin-rood + geel 6 tot 9 80 tot 90 6-9 - B/C GB2/OP2B GB2/OP2B Helianthus decapetalus *** Z / NGB Ca citroen-geel 8 tot 10 100 tot 120 3-5 - A/C Helianthus microcephalus 'Capenoch Star' * Z / NGB Ca citroen-geel, bloeirijk 8 tot 0 120 tot 150 1-3 - A GB2/OP2B Helleborus foetidus * HS - S / GB Ca groen 1 tot 40 tot 50 3-5 - A/C BR1/GR/OP1 Helleborus niger ** HS - S / GB Ca wit 1 tot 4 15 tot 25 6-9 - B/C B2/BR2 Helleborus orientalis HS - S / GB Ca purper-zwart 2 tot 4 40 tot 50 5-7 - B/C BR2/OP2 Helleborus orientalis HS - S / GB Ca gemengd 2 tot 4 40 tot 50 6-9 - B/C BR2/OP2 Helleborus x sternii HS - S / GB Ca grijs-groen-rood 2 tot 4 40 tot 50 1-3 - A BR1/GR/OP1 Hemerocallis lilioasphodelus (flava) * Z - HS / NGB G geel 5 tot 6 40 tot 80 5-7 - B/C GB/OP2-3 Hemerocallis middendorffii * Z - HS / NGB G geel 5 tot 6 tot 70 5-7 - B/C GB/OP2-3 'Blue Lady' Hemerocallis 'Autumn Red' Z - HS / NGB G rood, grote gele keel 7 tot 8 50 tot 90 5-7 - B/C GB/OP2-3 Hemerocallis 'Corky' Z - HS / NGB G geel 7 tot 8 30 tot 60 5-7 - B/C GB/OP2-3 Hemerocallis 'Moonlit Masquerade' Z - HS / NGB G crème, paars hart / herbloei 6 tot 8 40 tot 70 5-7 - B/C GB/OP2-3 Hemerocallis 'Sammy Russell' Z - HS / NGB G rood 7 tot 8 40 tot 90 5-7 - B/C GB/OP2-3 GB/OP2-3 Hemerocallis Z - HS / NGB G geel / herbloei 7 tot 8 20 tot 30 6-9 - B/C Hemerocallis citrina Z - HS / NGB G citroen-geel 6 tot 7 50 tot 100 5-7 - BC GB/OP2-3 Hosta lancifolia Z - HS / NGB blauw-violet 7 tot 9 20 tot 40 6-9 - C BR2/GB/OP2 Iris sibirica 'White Swirl' wit + licht geel 5 tot 6 40 tot 60 6-9 - B/C GB2-3/O1/OPB3 Kalimeris incisa 'Blue Star' Z / NGB V blauw 6 tot 9 40 tot 50 6-9 - B/C BR2/OP2 Kalimeris incisa 'Charlotte' Z / NGB V blauw + geel oog 6 tot 10 tot 6O 6-9 - B/C BR2/OP2 Kalimeris incisa 'Madiva' Knautia macedonica syn. Scabiosa rumelica Lathyrus vernus Liatris spicata Z - HS / NGB Ligularia dentata 'Desdemona' ** Z - HS / NGB Ligularia stenocephala 'The Rocket' ** 'Zepter' ** Ligularia 'Stella de Oro' ** ** Z - HS / NGB Z / NGB V / ISU wit met blauwe tint 6 tot 9 80 tot 90 6-9 - B/C BR2/OP2 ** Z - HS / NGB Ca / V / UZ donkerrood 7 tot 9 40 tot 100 6-9 - B/C BR2/GB/OP1-2 ** Z - HS / NGB paars-rood 4 tot 5 40 tot 40 6-9 - B/C B2/BR2/GB V violet-paars 7 tot 8 40 tot 80 8-12 - B GB1-2/OP1-2B V geel, purper blad 7 tot 9 60 tot 100 3-5 - A/C BR2-3/O1/OP3B Z - HS / NGB V geel, groen blad 6 tot 8 80 tot 150 3-5 - A/C BR2-3/O1/OP3B Z - HS / GB V geel 6 tot 8 tot 150 3-5 - A/C BR2-3/O1/OP3B 51 Genus Soortnaam Cultivar FSK Licht / WB Kenmerken Kleur bloei hoogte #/m² Siebercode Limonium latifolium syn. Statice latifolia ** Z - HS / GB V blauw 6 tot 8 10 tot 50 6-9 - B/C GB/GR/OP1B Luzula sylvatica ** HS - S / GB donkergroen 6 tot 7 25 tot 40 5-7 - B/C B2/BR2/GB Lychnis coronaria 'Alba' GB1/OP1B Lychnis x arkwrightii 'Vesuvius' Lysimachia ciliata 'Firecracker' Lysimachia clethroides ** Z - HS / NGB W wit Lythrum salicaria * Z - HS / NGB V / UZ rood Miscanthus sinensis 'Adagio' Z - HS / NGB wit, fijn 9 tot 11 Miscanthus sinensis 'Gracillimus' ** Z - HS / NGB groen, grijze nerf Miscanthus sinensis 'Graziella' ** Z - HS / NGB zilver-rood Miscanthus sinensis 'Kleine Fontäne' *** Z - HS / NGB zilver, zeer bloeirijk Miscanthus sinensis 'Kleine Silberspinne' ** Z - HS / NGB Miscanthus sinensis 'Morning Light' Z - HS / NGB Miscanthus sinensis 'Silberfeder' Z - HS / NGB Miscanthus sinensis 'Yaku Jima' Molinia arundinacea 'Karl Foerster' * Molinia arundinacea 'Transparant' ** Molinia arundinacea 'Windspiel' ** Monarda punctata (didyma) * *** Z / GB wit 6 tot 8 25 tot 70 6-9 - B/C Z / NGB oranje + rood blad 6 tot 7 30 tot 80 7-10 - B/C OP1B/SH Z - HS / NGB geel, zwart blad 6 tot 7 40 tot 60 6-9 - B/C BR2-3/O1/OP2-3 7 tot 9 40 tot 70 6-9 - B/C BR2-3/O1/OP2-3 7 tot 11 70 tot 100 6-9 - B/C O1/OP2-3 70 tot 120 2-4 - A/B GB2/OP2 geen tot 150 1-3 - A GB2/OP2 9 tot 11 100 tot 140 1-3 - A GB2/OP2 9 tot 11 100 tot 140 1-3 - A GB2/OP2 zilver, fijn 9 tot 11 70 tot 100 2-4 - A/B GB2/OP2 wit-bont, fijn blad geen tot 120 2-4 - A/B GB2/OP2 zilver-wit 9 tot 10 150 tot 175 1-3 - A GB2/OP2 Z - HS / NGB zilver-roze 8 tot 10 50 tot 100 1-3 - A GB2/OP2 Z - HS / NGB bruin 7 tot 9 60 tot 150 3-5 - A/C BR2-3/OP2-3 Z - HS / NGB groen 8 tot 10 60 tot 200 3-5 - A/C BR2-3/OP2-3 Z - HS / NGB geel-bruin 7 tot 9 90 tot 200 3-5 - A/C BR2-3/OP2-3 'Squaw' Z - HS / NGB V scharlakenrood 7 tot 8 tot 80 6-9 - B/C B2-3/BR2-3 Narcissus 'Dutch Master' Z - HS / NGB G geel 4 tot 5 tot 40 8-12 - C BR2/OP2 Narcissus 'Mount Good' Z - HS / NGB G wit 5 tot 5 25 tot 40 8-12 - C BR2/OP2 Nepeta racemosa (x faassenii) 'Superba' Origanum laevigatum 'Herrenhausen' *** Z - HS / NGB V lavendelblauw 5 tot 9 15 tot 30 6-9 - B/C GB/GR/OP1 * Z - HS / NGB V/G donkerroze 8 tot 9 25 tot 40 7-10 - B/C Panicum virgatum 'Hänse Herms' GR1/OP1 groen, rood blad 7 tot 9 50 tot 80 4-6 - A/C OP1-2 Panicum virgatum 'Strictum' Papaver orientale 'Marcus Perry' Pennisetum alopecuroides 'Japonicum' Pennisetum alopecuroides 'Redhead' Z - HS /NGB Pennnisetum (orientale) 'Karley Rose'® Z - HS /NGB Pennnisetum alopecuroides f. viridescens Persicaria amplexicaulis 'Speciosa' Z - HS / NGB *** Z - HS / NGB groen blad 7 tot 9 80 tot 120 4-6 - A/C OP1-2 oranje, zwarte vlek 5 tot 7 30 tot 100 6-9 - B/C GB1-2/OP1-2B bruin-wit 8 tot 10 70 tot 90 5-7 - B/E OP1-2B ISU roze-rood later bruin 7 tot 9 40 tot 60 5-7 - B/E OP1-2B VG roze, ronde pluim 6 tot 9 40 tot 60 6-9 - B/E GB/OP1 Z - HS /NGB roodbruin 8 tot 10 60 tot 80 5-7 - B/E OP1-2B Z - HS / NGB donkerrood 8 tot 10 80 tot 100 3-5 - A/C BR2/OP2-3 Z / NGB * Ca Z - HS /NGB 52 Genus Soortnaam Phlomis russeliana (samia / viscosa) Phlox carolina 'Bill Baker' Phlox carolina 'Miss Lingard' Phuopsis stylosa Potentilla Cultivar FSK Licht / WB Kenmerken Kleur bloei hoogte #/m² Siebercode ** Z / GB Ca / G geel, bruine vrucht 6 tot 7 40 tot 100 5-7 - B/C GB1/GR/OP1 Z - HS /NGB G lavendel-roze 5 tot 6 40 tot 50 6-9 - B/C GB2/OP2B Z - HS /NGB G wit en roze 6 tot 9 tot 80 6-9 - B/C GB2/OP2B Z - HS / NGB W roze 6 tot 9 15 tot 30 8-12 - C BR1-2/OP1-2 bloedrood 6 tot 8 20 tot 25 7-10 - B/C BR2/GB/OP2 'Gibson's Scarlet' Z - HS / NGB HS - S / NGB Primula vulgaris (acaulis) Pulmonaria saccharata 'Mrs Moon' HS / NGB geel 4 tot 5 5 tot 10 8-12 - C B2/BR2/OP2-3 lilaroze 3 tot 4 tot 20 7-10 - B/C Rodgersia pinnata 'Rotlaub' ** HS / NGB B2-3/BR2-3 wit, rood blad 5 tot 6 60 tot 100 5-7- A/C B2-3/BR2-3 Rudbeckia fulgida 'Goldsturm' *** Rudbeckia fulgida var. Deamii ** Z / NGB geel + zwart 7 tot 10 30 tot 60 6-9 - C BR2/GB/OP2B Z / NGB geel, zwart hart 7 tot 10 25 tot 60 6-9 - C Rudbeckia laciniata 'Goldquelle' BR2/GB/OP2B * Z - HS / NGB geel, dubbel 7 tot 9 70 tot 90 3-5 - A/C GB/OP2-3B Salvia microphylla 'Royal Bumble' Salvia nemorosa Z / NGB Ca dieprood 5 tot 10 tot 60 5-7 - B/C BR2/GB/OP2B 'Caradonna' ** Z - HS / NGB Ca / V / G / ISU blauw-mauve 6 tot 8 20 tot 50 7-10 - B/C Salvia GB2/OP2B nemorosa 'Haeumanarc'®(Marcus) ** Z - HS / NGB Ca / V / G / ISU diepblauw, bloeirijk 6 tot 9 10 tot 25 7-10 - B/C GB2/OP2B Salvia nemorosa 'Wesuwe' Z - HS / NGB Ca / V / G blauw 5 tot 8 20 tot 40 6-9-B/C GB2/OP2B Salvia officinalis 'Berggarten' Z / GB Ca / V / G / blauw 7 tot 8 30 tot 80 3-5 - A/C GB/OP1-2/SH Salvia pratensis Salvia sclarea Sedum 'Herbstfreude' Sedum 'Matrona' ** Ca Z / NGB Ca / G helder paarsblauw 5 tot 8 30 tot 80 6-9 - C GR/OP2/SH1-2 * Z / GB Ca / V / G / 2J / UZ lila 7 tot 8 tot 100 3-5 - A/C GB1/GR/OP1 *** Z / NGB Ca / V bruin-rood 8 tot 10 30 tot 50 6-9 - B/C GB/GR/OP1B Z / NGB Ca / V / ISU roze, groen rood blad 8 tot 9 30 tot 60 6-9 - B/C GB/GR/OP1B Z - HS / GB Ca blauw-grijs + groen 7 tot 8 15 tot 45 7-10 - B/C GR/OP1/SH HS - S / NGB geel 7 tot 10 30 tot 100 Z - HS / NGB geel-grijs 8 tot 10 40 tot 80 6-9 - B/C GB/OP1 Ca lila, grijs blad 7 tot 9 20 tot 40 6-9 - B/D GB1/GR/OP1 6-9 - B/C BR2/OP2 Sesleria autumnalis ** Solidago virgaurea Sporobolus heterolepis Stachys byzantina 'Cotton Boll' Stachys grandiflora 'Superba' Z - NGB Ca purper-roze 7 tot 8 30 tot 50 Succisa pratensis Z / NGB V / UZ lichtblauw 7 tot 10 30 tot 90 Symphytum azureum Z - S / NGB W hemelsblauw 4 tot 5 30 tot 50 6-9 - C/E BR2/OP2-3 Thermopsis chinensis Z – HS / NGB Geel 4 tot 5 40 tot 60 6-9 – B/C GR/OB/OP2 Trachystemon orientalis HS - S / NGB W blauw, droogte resistent 4 tot 5 30 tot 50 5-7 - A/D B1-2/BR1-2 * Z / GB B/BR OP2-3 Tradescantia 'Blue Stone' ** Z - HS / NGB blauw 5 tot 9 tot 60 5-7 - B/C BR2/GB/OP1-3B Tradescantia 'J. C. Weguelin' ** Z - HS / NGB lilablauw 7 tot 9 tot 50 5-7 - B/C BR2/GB/OP1-3B 53 Genus Soortnaam Cultivar Verbascum chaixii 'Album' FSK Licht / WB Kenmerken Kleur bloei hoogte #/m² Z - HS / GB Ca wit, rood oog 7 tot 8 20 tot 100 4-6 - B/C Verbena bonariensis Verbena hastata 'Blue Spires' Veronica austriaca 'Knallblau' ** Veronica longifolia 'Blauriesin' ** Z - HS / NGB Veronica umbrosa (peduncularis) 'Georgia Blue' Veronicastrum virginicum ** Z - HS / NGB GR/OP1B Z / NGB V / VG / UZ donkerviolet 7 tot 9 80 tot 150 3-5 - A/C GB1-GR-OP1 Z / NGB V / VG / UZ blauw, lange bloei 6 tot 9 60 tot 120 6-9 - B/C GB1-2/OP1-2B Z - HS / NGB Ca blauw 5 tot 8 20 tot 30 7-10 - B/C GR/OP2/SH1-2 Ca zuiverblauw 8 tot 10 40 tot 70 6-9 - B/C GB/OP2-3B blauw 3 tot 5 10 tot 2O 7-10 - B/C GR/OP2/SH1-2 blauw 8 tot 9 80 tot 120 6-9 - B/C Vinca minor 'La Grave' *** Z - S / GB BR2-3/OP2-3B blauw, grootbloemig 3 tot 5 10 tot 10 8-12 - E B2/BR2/GB Viola labradorica * Z - HS / GB Viola odorata 'Königin Charlotte' ** HS - S / NGB Ca / UZ lila, zwart-purper blad 4 tot 5 10 tot 10 8-12 - C B2/BR2/GB G violet-blauw 3 tot 4 15 tot 15 8-12 - C B2/BR1-2/OP2 Viola sororia 'Freckles' Z - HS / NGB UZ wit, lila stippen 4 tot 5 20 tot 20 8-12 - C B2/BR1-2/OP3 Z - HS / GB V Siebercode 54 8.4 Duiding bij plantvak afgebeeld op achterzijde brochure Destelbergen - wijk Borrems - Malpertuussingel nr. 57-58 Structuurplanten # Latijnse naam / Nederlandse naam hoogte Asphodeline lutea 25 36 Gele afodil 100 Carex buchananii (kortlevend) 50 2 Rode zegge 50 Pennisetum 'Karley Rose'® 40 2 Lampenpoetsersgras 60 Begeleidende planten # Latijnse naam / Nederlandse naam hoogte Ajuga tenorii 'Valfredda' 5 14 Zenegroen 10 Echinacea purpurea 'Sunrise'® 20 6 Zonnehoed 60 Oenothera macrocarpa 10 40 Teunisbloem 20 Thermopsis chinensis 40 22 Baptisia / Valse lupine 60 Bodembedekkende planten # Latijnse naam / Nederlandse naam hoogte Alchemilla mollis 20 6 Vrouwenmantel 50 Coreopsis verticillata 'Moonbeam' 25 21 Meisjesogen 40 Coreopsis verticillata 'Zagreb' 15 8 Meisjesogen 30 Sesleria caerulea 15 24 Blauwgras 25 4 Juniperus squamata 'Blue Star' 40 Maand Week jan 1 3 5 feb 7 Maart April Mei Juni juli aug sept okt nov dec 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 blad bloei blad bloei blad bloei Week 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 blad bloei blad bloei blad bloei blad bloei Week 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 blad bloei blad blad blad bloei blad bloei 55 9 Literatuurlijst ALLEMANN, X. (2011). Utilisation des bulbes dans les projets de jardin. Horticulture Romande, nr. 3, p. 15-17. BRICKELL, C. (2000). Herausgeber der deutschen Ausgabe Prof. Dr. WILHELM BARTHLOTT, Dumont’s Groβe Pflanzen-Enzyklopädie. Deel 1 : A-J. Köln, DuMont-Buchverlag. CHAUVEL, G. (2001). Les mulchs en espaces verts. PHM-revue horticole, nr. 429, p. 12-16. CROUÉ, É. (2004). Paillis biodégradables en espaces verts. PHM-revue horticole, nr. 457, p. 10-15. DAVID, W. (2010). Lebensraum Totholz, Gestaltung und Naturschutz im Garten. Darmstadt, freiburger graphische betriebe, 177 p. DIERSCHKE, H. (1994). Pflanzensoziologie - Grundlagen und Methoden. Stuttgart, Ulmer Verlag, 682 p. de ELLENBERG, H. et al. (1992). Zeigerwerte von Pflanzen in Mitteleuropa. Scripta Geobotanica 18 (2 druk), Göttingen, 285 p. FERNANDES, B. (2005). Paillage. PHM-revue horticole, nr. 470, p. 27-30. FIERS, E., HERMY, M. (2009). Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen: gebruik, aanbod, duurzaamheid en beplantingsconcepten - Onderzoeksrapport in opdracht van Agentschap voor natuur en bos (Vlaamse Gemeenschap) Uitgevoerd door afdeling Bos, Natuur en Landschap (KULeuven), 185 p. GOETHE, J.W. (2000). Goethe Kleurenleer (vertaald). Zeist, Uitgeverij Vrij Geestesleven, 214 p. HADDAD, Y. (2010). Davantage de bois mort pour favoriser la biodiversité! Le Lien Horticole, nr. 731, p. 10-11. HAGENBUCH, R. (ZHAW) (2009). Gesundheitsförderung vor der Wohnungstür. G’plus die Gärten-Fachzeitschrift, nr. 17, p. 4-5. HANSEN, R., STAHL, F. (1993). Perennials and their garden habitats (vertaald). Cambridge, Cambridge University Press, 450 p. HEINRICH, A. (2008). Langlebige Zwiebelpflazen zum Verwilderen. Freude am Garten, nr. 5, p. 16-19. HEINRICH, A. (2009). Von Silbersommer zu weiteren Pflanzenkompositionen. G’plus die Gärten-Fachzeitschrift, nr. 24, p. 34-35. HEINRICH, A. (2010). Staudenhecken temporäre Strukturen. Garten Praxis, nr. 3, p. 32-40. HEINRICH, A. (ZHAW) (2010). Staudenpflanzung nach Rezept Ein Erfahrungsbericht aus der Praxis. Freude am Garten, nr. 5, p. 18-21. HEUTINK, M., LOOMAN, B. (2000). Oppassen geblazen met afbreekbare afdekmaterialen. De Boomkwekerij, nr. 13, p. 22-23. HOUTMAN, R. (2004a). Bramen, frambozen en bessen. Tuin&Landschap, nr. 12, p. 10-11. HOUTMAN, R. (2004b). Rubus, meer dan bramen. Tuin&Landschap, nr. 11, p. 16-17. HÜTTENMOSER, B. (2005a). Staudenpflanzungen unter Kostendruck. Teil 1: Dokumentation des pflegeaufwands als Grundlage des Qualitätsmanagements. Stadt + Grün, nr. 7, p. 16-21. HÜTTENMOSER, B. (2005b). Staudenpflanzungen unter Kostendruck. Teil 2: Das Zusammenspiel von Planung und Pflege im Rahmen des Qualitätsmanagements. Stadt + Grün, nr. 8, p. 57-60. HÜTTENMOSER, B. (2005c). Staudenpflanzungen unter Kostendruck. Teil 3: Qualitätsmanagement anhand von drei Beispielpflanzungen. Stadt + Grün, nr. 9, p. 50-55. HÜTTENMOSER, B. (2007). Staudenverwendung im Öffentlichen Grün Untersuchung zur Problematik Ästhetischer und Pflegerischer Aspekte von Staudenpflanzungen für das Öffentlichen Grün. Technische Universität Dresden. KAISER, K. (2010). Staudenpflanzungen zum Nachpflanzen. Deutsche Baumschule, nr. 9, p. 24-27. KIRCHER, W. (2005). Staudenpflanzungen ohne Plan? Der Gartenbau / HSW - Dossier, p. 16-18. 56 KÖPPLER, M. (2006). Kiesgarten auf der Verkehrsinsel. Gartenpraxis, nr. 11, p. 4. KÖRBER, K. (2010). Stadtbäume: Je mehr Arten desto besser. Deutsche Baumschule, nr. 6, p. 16-20. KOSTER, A. (2001). Ecologisch groenbeheer. Haarlem, Schuyt & Co Uitgevers bv, 207 p. KRODEL, K. (2011). Mehrjährige Rittersporne und ihre unterschiedlich gute Garteneignung. Der Gartenbau, nr. 19, p. 16-18. LOOMAN, B. (2000). Rapport 60 Afdekmaterialen voor onkruidbeheersing. Overzicht Nederlands onderzoek. Boomteelt praktijkonderzoek, p. 11-20. MOLUS, E. (2004). Boomschors ter voorkoming van onkruidgroei. Plant publiciteit Holland. MOLZ, S. (2006). Dynamik nutzen - Anwendung syndynamischer Systeme in der Planzenverwendung mit stauden im öffentlichen Grün. Diplomarbeit Hochschule Nürtingen, 86 p. NIESEL, A. (Hrsg) (2006). Grünflächen-Pflegemanagement - Dynamische Pflege von Grün. Stuttgart, Eugen Ulmer KG, 274 p. OREL, C. (2005). Kontraste in der Pflanzenverwendung - Farb-, Wuchs- und Formkontraste gezielt eingesetzt beleben die Staudenrabatte. Der Gartenbau, nr. 19, p. 2-3. PELZ, P, (2005). Reduce to the max - Die Neue wilde Ästhetik - Stauden im öffentlichen Grün. Der Gartenbau / HSW - Dossier, p. 21-23. RECOULES, A. (2006). Diverstité des paillages en fibres végétales. PHM-revue horticole, nr. 477, p. 14-17. REIF, J., WOLGANG, H. (2010). Foerster-Stauden Kompendium, 100 Jahre Foerster-Stauden in Potsdam-Bornim. Potsdam, Foerster-Stauden, 785 p. RUYTEN, F. (2006). De Integrale Beplantingsmethode, naar een dynamische benadering voor het ontwerpen van beplantingen. Venlo, vanGrinsven drukkers bv, 135 p. RYBERG, K. (2007). De Geheime Kracht van Kleuren, Kleurentherapie in de praktijk (vertaald). Baarn, Uitgeverij De Kern, 189 p. SCHMIDT, C. (2005). Neue Pflegekonzepte für nachhaltige Staudenpflanzung. Stadt+Grün, nr. 3, p. 35. SEILER-HUGOVA, U. (2007). Kleuren zien beleven begrijpen (vertaald). Zeist, Uitgeverij Christofoor, 119 p. SPELLERBERG, B. (2010). Eigenschaften und bewertung flachwachsender Wacholder. Gartenpraxis, nr. 1, p. 26-33. STOLK, T. (2003). Aster ageratoides ‘Asran’ blijkt veelzijdig. Tuin&Landschap, nr. 3, p. 15. VAN DE LAAR, H.J. et al. (2010a). Naamlijst van Houtige Gewassen. Lisse, Wageningen PPO, 934 p. VAN DE LAAR, H.J. et al. (2010b). Naamlijst van Vaste Planten. Lisse, Wageningen PPO, 563 p. VAN DEN BOGAARD, J. et al. (2009). Speelnatuur in de stad hoe maak je dat? Utrecht, Uitgeverij Jan van Arkel, 226 p. VANDE CAPELLE, K. (2006). Afdekmaterialen en onderhoudsarme beplanting. Stagerapport graduaat landbouw en biotechnologie HoGent, departement BIOT 2005-2006, 114 p. VIDRIL, V. (2001). Paillages biodégradables en espaces verts. PHM-revue horticole, nr. 421, p. 21-27. WIJNKER, J. (2004). Afdekmaterialen doen meer dan onkruid weren. De Boomkwekerij, nr. 18, p. 9. 57 Nuttige links Websites http://www.beterbuurtgroen.be http://www.derozenkring.be http://www.inbo.be http://www.natuurenbos.be http://www.natuurenbos.be/nlBE/Thema/Groen/Harmonisch_Park_en_Groenbeheer/Technische_richtlijnen/~/media/ Files/Themas/Groen/beheer/Technisch/Rapport_vaste_planten.ashx http://www.okcompost.be http://www.openbaargroen.be http://www.velt.be http://www.vvog.info http://www.jardinsuisse.ch http://www.dergartenbau.ch http://www.adr-rose.de http://www.bund-deutscher-baumschulen.de http://www.gehoelzsichtung.de http://www.g-net.de http://www.hswt.de/fgw/lehrgaerten/sichtungsgarten.html http://www.lwg.bayern.de/landespflege http://www.perennemix.de http://www.sichtungsgarten-hermannshof.de http://www.stadtundgruen.de http://www.stauden.de http://www.staudensichtung.de http://www.ulmer.de (vakboeken) http://www.allesoverspelen.nl http://www.alterra.wur.nl http://www.degroenestad.nl http://www.groenendestad.nl http://www.omslag.nl/wonen/ecodorpen.html http://www.pph.nl (link promotiemateriaal / webshop) http://www.rozenvereniging.nl http://www.tuinenlandschap.nl http://www.vrom.nl/biodiversiteitwerkt http://www.chanvre.oxatis.com http://www.entente-florale.eu http://www.isu-perennials.org http://www.plantaeuropa.org http://www.prod.bulbsonline.org/ibc/nl/publiek/articles.jsf/Informatie http://www.rhs.org.uk/ Tijdschriften Dega Galabau (D) Der Gartenbau (CH) Die Deutsche Baumschule (D) Gartenpraxis (D) Groencontact (Be) Grün ist Leben (D) Horticulture Romande (CH - F) - G’Plus (CH - D) Stad en Landschap (Be) Stadt+Grün (D) 58 Borrems 25 april 2011 59