Duurzame Groenvoorziening

advertisement
Duurzame
Groenvoorziening
Epiloog Demonstratieprojecten voor
Openbaar Groen - periode 2006-2011
0
Deze brochure kwam tot stand in het kader van 6 demonstratieprojecten rond duurzame groenvoorziening (periode 2006-2011), gefinancierd door de Provincie
Oost-Vlaanderen en uitgevoerd door het Proefcentrum voor Sierteelt, in samenwerking met de gemeente Destelbergen, de Hogeschool Gent en het Agentschap
voor Wegen en Verkeer.
Auteur: Kris Vande Capelle (projectverantwoordelijke demonstratieprojecten Duurzame Groenvoorziening - PCS)
Uitgave: juni 2011
Verantwoordelijke uitgever:
Bruno Gobin, directeur PCS
Proefcentrum voor Sierteelt
Schaessestraat 18 - 9070 Destelbergen
Deze brochure kan aangevraagd worden bij:
Proefcentrum voor Sierteelt
Schaessestraat 18 - B-9070 Destelbergen
T: +32 (0)9 353 94 94 - F: +32 (0)9 353 94 95
E: [email protected] - W: www.pcsierteelt.be
Alle rechten voorbehouden. Overname van gedeelten van de tekst is toegestaan mits de bron wordt vermeld.
1
Voorwoord
Samen streven naar dynamisch en onderhoudsarm(er) groen.
Openbare diensten in het Vlaams Gewest zijn sinds het Decreet van 21/12/01 verplicht om hun gebruik van gewasbeschermingsmiddelen af te bouwen. Zowel
door de daling van het aantal erkende onkruidbestrijdingsmiddelen als de kostenlast van het onderhoud in het openbaar groen dringt de nood aan duurzame
oplossingen zich op. 19 december 2008 kwam er een nieuw uitvoeringsbesluit waarin de Vlaamse Regering kiest voor een geleidelijke omvorming van
verhardingen en groen in openbare ruimte.
Vanuit het Proefcentrum voor Sierteelt werd op deze problematiek ingespeeld en in 2006 ging, met steun van de Provincie Oost-Vlaanderen, het eerste
demonstratieproject “onderhoudsarme beplantingen” van start. Uiteindelijk groeide dit project uit tot een 6-delige demoreeks waarin steeds andere aspecten
van onderhoudsarme beplantingen belicht werden. In samenwerking met de Gemeente Destelbergen werden op 4 verschillende locaties aanplantingen
uitgevoerd, nl. wijk Borrems, het gemeentehuis, gewestweg N445 - oprittencomplex R4 en de woonwijk Neerheide.
Het centrale thema van deze projecten is gericht op de demonstratie van de mogelijkheden van alternatieve onkruidbestrijding. Hiervoor werden verschillende
benaderingen uitgewerkt, nl. het gebruik van verschillende afdekmaterialen (mulchen), onderhoudsarme beplantingen met heesters en bodembedekkende
coniferen. Vanaf 2009 werd het accent gelegd op de toepassingsmogelijkheden van vaste planten en vaste plantenassociaties als duurzaam alternatief.
In deze brochure wordt u een overzicht aangeboden van 6 jaar gebruikswaarde-onderzoek van diverse planten/producten en hun toepassingswaarde. Dit
naslagwerk kan een handige leidraad zijn en opent nieuwe perspectieven naar onderhoudsarm groen.
Bruno Gobin
Directeur PCS
Alexander Vercamer
Voorzitter PCS
2
Dankwoord
In de eerste plaats bedanken we de Provincie Oost-Vlaanderen voor de goedkeuring en financiering van deze projecten.
De aanzet voor deze projecten werd gegeven door dhr. Filip Rys, coördinator Boomkwekerij PCS, die in 2005 de eerste projectaanvraag heeft uitgeschreven.
Tevens was dhr. Rys een aanspreekpunt en bleef hij ook actief mee op zoek gaan naar nieuwe invullingen voor deze projecten, waarvoor dank. Bedankt ook aan
Leen Heemers, coördinator Groen PCS, voor het nalezen van dit werk en het uitschrijven van de projectaanvragen voor de periode 2009-2011.
We wensen hier uitdrukkelijk de gemeente Destelbergen te bedanken. In de eerste plaats het gemeentebestuur voor het toekennen van extra budgetten die
noodzakelijk waren voor de uitwerking van de recreatiezone van de wijk Neerheide. Daarnaast de groen- en milieudienst van Destelbergen en in het bijzonder
dhr. Dirk De Pauw (milieuambtenaar) en mevr. Ann van De Velde (milieudienst). Ons meest lovende woord van dank gaat uit naar de groendienst van
Destelbergen en naar dhr. Etienne Speleers (hoofd van de groendienst) in het bijzonder. Ook de mensen van de groendienst zelf wensen we te danken voor hun
inzet, motivatie en enthousiasme bij het uitvoeren van aanleg en onderhoud. Zowel groen- als technische dienst van de gemeente zorgden ook voor heel wat
logistieke ondersteuning die noodzakelijk was voor een efficiënte uitvoering van deze projecten.
We wensen ook uitdrukkelijk de Hogeschool Gent, Departement BIOT, Campus Melle te danken voor de samenwerking. Dankzij het vertrouwen en de goede
samenwerking met dhr. Lucien Verschoren, lector op de Campus Melle en tevens secretaris van de Boomtelersfederatie Noord-België, konden we verschillende
jaren rekenen op eerstejaarsstudenten die kwamen helpen bij de aanleg of het onderhoud in het kader van praktijkuren. Verder waren er verschillende
studenten actief in het kader van projectwerking of hun eindwerk.
Als laatste richten we ook een woord van dank aan mevr. Sandra Van Steerteghem van het Provinciaal Domein Puyenbroeck en dhr. Lieven Brabants, districtchef
beheer van het Agentschap Wegen en Verkeer district Gent (D411) voor het ter beschikking stellen van de locaties en voor het coördineren van de
voorbereidende werken.
3
Inhoudsopgave
Voorwoord ...................................................................................................... 2
Dankwoord...................................................................................................... 3
Inhoudsopgave................................................................................................ 4
1 Inleiding ....................................................................................................... 5
2 Kadering project ........................................................................................... 6
2.1 Evolutie ..................................................................................................... 6
2.2 Locaties ..................................................................................................... 6
2.3 Doorstroming ............................................................................................ 8
3 Belang van groene (stedelijke) omgeving .................................................... 9
3.1 Planteneigenschappen in relatie tot de mens .......................................... 9
3.2 Stappenplan bij uitwerken groene ruimte .............................................. 11
4 Plantengroepen.......................................................................................... 20
4.1 Eénjarigen ............................................................................................... 20
4.2 Vaste planten en vaste planten-associaties ............................................ 21
4.3 Heesters .................................................................................................. 23
4.3.1 Bladverliezende heesters ..................................................................... 23
4.3.2 Bladhoudende heesters ....................................................................... 25
4.3.3 Bodembedekkende coniferen .............................................................. 27
4.3.4 Rozen ................................................................................................... 29
4.3.5 Dwergstruiken ...................................................................................... 30
4.3.6 Parkbramen .......................................................................................... 31
4.3.7 Bamboe ................................................................................................ 33
4.4 Houtkanten ............................................................................................. 34
4.5 Bomen ..................................................................................................... 35
5 Bodembedekkende materialen.................................................................. 37
5.1 Organische en minerale mulchen ........................................................... 37
5.2 Folies en doeken ..................................................................................... 39
6 Strooizouten .............................................................................................. 40
7 Levensruimte dood hout ........................................................................... 42
8 Bijlagen ...................................................................................................... 43
8.1 Indeling locaties ...................................................................................... 43
8.2 Liggingsplannen en foto’s locaties .......................................................... 44
8.3 Lijst vaste planten recreatiezone Neerheide .......................................... 47
8.4 Duiding bij plantvak afgebeeld op achterzijde brochure ........................ 55
9 Literatuurlijst ............................................................................................. 56
Nuttige Links ................................................................................................. 58
4
1 Inleiding
Aan de hand van deze brochure willen we een overzicht geven van zes jaar gebruikswaarde-onderzoek naar duurzame toepassingen voor het invullen van de
groene verstedelijkte ruimte. Het accent ligt vooral op de duurzame aanwending van vaste planten. Het begrip duurzaamheid wordt in deze brochure niet
uitvoerig besproken, daarvoor verwijzen we naar het rapport “Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen: gebruik, aanbod, duurzaamheid en
beplantingsconcepten”. Deze studie werd in 2009 in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (Vlaamse Gemeenschap) uitgevoerd door de Afdeling Bos,
Natuur en Landschap van K.U.Leuven.
In deze brochure worden in een eerste punt de verschillende locaties waar de demoprojecten plaatsvonden besproken. Vervolgens wordt het belang van groene
ruimte kort geschetst en volgt een advies voor stappenplan voor het onderbouwd invullen van deze ruimte. Daarna worden de verschillende plantengroepen
(éénjarigen - vaste planten - heesters - bomen) besproken. In een volgend punt wordt duiding gegeven bij de gebruikte bodembedekkende materialen. De
problematiek van strooizouten en de invulling ervan in deze projecten net als de levensruimte dood hout worden als laatste besproken. Deze brochure bevat
tevens een lijst met de aangewende vaste planten op de recreatiezone van de Neerheide. Op het einde van de brochure worden enkele nuttige links
meegegeven waar er inspiratie kan opgedaan worden voor toekomstige realisaties. Niet alle bijlagen zijn opgenomen in deze brochure. De extra bijlagen zijn
beschikbaar op de website van het PCS.
5
2 Kadering project
2.1 Evolutie
In 2006 startte dit demoproject met als titel “Het gebruik van
afdekmaterialen en onderhoudsarme beplanting ter bestrijding van onkruid
in openbaar groen”. Het groeide uit van de demonstratie van verschillende
mulchmaterialen en onderhoudsarme vakbeplantingen met heester- en
andere monobeplantingen tot de toepassing van vaste plantenassociaties
anno 2011. De eerste drie jaar lag het accent vooral op mulchen en
onderhoudsarme vakbeplanting met heesters. Vanaf 2009 werden volop
verschillende toepassingsmogelijkheden met vaste planten gedemonstreerd. In dit zes jaar lopende gebruikswaarde-onderzoek werd aan de
hand van een doorgedreven literatuurstudie steeds op zoek gegaan naar
goede planten voor het openbaar groen en de duurzame toepassing ervan.
De vergeten groep van de bodembedekkende coniferen werd terug in de
kijker gezet. De onderzoeken in Duitsland en Zwitserland rond vaste planten
werden in Duitstalige literatuur zo goed mogelijk opgevolgd. Naast de
evolutie van de invulling van de te beplanten oppervlakte werden ook
actuele problemen zo veel mogelijk in het project verwerkt. Zowel in de wijk
Borrems als op de N445 te Destelbergen werden onder andere testvakken
met zouttolerante planten aangelegd. Nieuwe of beter vergeten
afdekmaterialen werden met goede resultaten toegepast bij vaste planten.
2.2 Locaties
Gedurende dit zes jaar lopend onderzoek werden op 5 verschillende locaties
beplantingsvakken uitgewerkt. Vier van deze locaties zijn gelegen op het
grondgebied van de gemeente Destelbergen. Dit is enkel omwille van
praktische en logistieke redenen. Anderzijds werd er over de jaren heen
getracht om te komen tot een totaalrealisatie in de verschillende
woonwijken. In wijk Borrems werden van 2006 tot 2011 beplantingsvakken
vervangen en bijgecreëerd. Op die manier groeide deze wijk ook uit tot een
volwaardige demolocatie. Een liggingsplan is terug te vinden in bijlage 8.2.
Overzicht locaties demoprojecten
Destelbergen – bibliotheek
Deze locatie is gelegen langs de Dendermondsesteenweg tussen het
gemeentehuis en de bibliotheek van de gemeente Destelbergen. Het
betreft een terrein van ongeveer 80 m² dat aan de ene kant licht afhelt.
6
Destelbergen - wijk Borrems
In deze wijk werden 78 beplantingsvakken uitgewerkt: 17 in 2006
(265 m²), 14 in 2007 (260 m²), 20 in 2008 (700 m²). Over deze eerste drie
jaren werd in totaal dus ongeveer 1200 m² beplant, waarvan 41 zones
van 0,8 m - 1,25 m breed en een 10-tal grotere stroken, goed voor
ongeveer 360 m². Deze grotere zones bevinden zich op het centrale plein
van de wijk Borrems. Vanaf 2009 werden vooral vaste planten toegepast
in groepenbeplanting. In 2009 werden er in totaal 13 beplantingsvakjes
uitgewerkt, goed voor circa 325 m². De boomspiegels in 2009 werden
aanvankelijk beplant met éénjarigen, in 2010 werden diezelfde
boomspiegels beplant met vaste planten.
Destelbergen - N445 oprittencomplex R4
In 2009 werd er in samenspraak met de gemeente Destelbergen, de
bevoegde instanties van de provincie Oost-Vlaanderen en de Vlaamse
Overheid, Agentschap Wegen en Verkeer, district Gent (D411) een
beplantingsvak van circa 150 m² aangelegd op de middenberm van de
Dendermondsesteenweg (N445) ter hoogte van de op- en afrit van de R4
richting Zelzate. De aanleg van dit beplantingsvak was meteen ook de
aanzet voor een actieve zoektocht naar strooizouttolerante planten. Dit
wordt verder besproken onder punt 6.
Destelbergen - wijk Neerheide
In deze wijk werden in 2010, 54 beplantingsvakken uitgewerkt, goed voor
360 m², waarvan 38 boomspiegels onder bestaande Lindes. Deze
beplantingsvakken hebben een variabele oppervlakte tussen de 1,8 en
2,8 m². De 16 andere beplantingsvakken zijn langere, doch nog steeds
smalle beplantingsstroken tussen voetpad en rijbaan. In 2011 werd alle
beplanting op de recreatie- en speelzone van de Neerheide vervangen
goed voor een totale oppervlakte van ongeveer 1700 m². In de wijk
Neerheide ligt het accent vooral op de aanwending van vaste planten. De
recreatiezone van de Neerheide werd opgedeeld in verschillende kleinere
zones. Er is een stuk van ruim 400 m² waar natuurlijke houtkanten,
hagen, gazons en bloemenmengsels werden aangewend. Voordien was
dit een stuk met monobeplanting van Symphoricarpos chenaultii
‘Hancock’. Een tweede deel is opgesplitst in zeven afzonderlijke kleinere
beplantingsvakken. Deze verschillende ruimtes werden gecreëerd door
centraal een boom te planten en vervolgens een pad aan te leggen
waarbij de centrale boom, een Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’ vanuit
drie verschillende punten kan bereikt worden. Dit pad, bestaande uit
Pinus sylvestris-schors, is langs beide zijden omzoomd door Fagus
sylvatica. Deze aanpak was tevens belangrijk om het gesloten karakter
van het plein, zoals bij de uitgangssituatie, opnieuw in ere te herstellen.
De verdere opdeling van deze kleinere zones werd gerealiseerd door
stroken van circa anderhalve meter breed aan te leggen waarbij telkens
gekozen werd om bodembedekkende coniferen te gebruiken. De derde
en grootste zone bevat het gros van de bomen die aangeplant werden,
enkele heestergroepen en vele vaste planten in verschillende
mengbeplantingen. Eén van de belangrijkste niet plantkundige
elementen van deze zone is de verwezenlijking van een vierkant
zitplatform van twee bij twee. De vierde zone is naast een bestaande
sloot gelegen en vormt de overgang naar het achtergelegen Elzenpopulierenbosje. In een vijfde zone werden enkele coniferen toegepast.
Wachtebeke - Provinciaal Domein Puyenbroeck
In 2006 werden op beperkte schaal enkele monobeplantingen aangelegd
in de bloementuin van het Provinciaal Domein Puyenbroeck. Tevens
werden schorsen als mulchmateriaal in verschillende laagdikte toegepast
onder een bestaande jonge aanplant van Corylus avellana. In 2007 werd
de bloementuin van het domein volledig heraangelegd en stopte meteen
de opvolging van de aangelegde monobeplantingen.
7
2.3 Doorstroming
Een belangrijke pijler binnen dergelijke demonstratieprojecten is de
doorstroming van de realisaties en bijhorende resultaten naar de
verschillende doelgroepen. In eerste plaats is de doelgroep de openbare
besturen, daarnaast professionele groenvoorzieners, bouwmaatschappijen,
het onderwijsnet en de boomkwekerijsector in brede zin. In de periode
2006 - 2010 gingen in totaal 4 demodagen door in de wijk Borrems. Deze
studienamiddagen, die traditioneel plaatsvonden in de eerste helft van
september, werden georganiseerd in samenwerking met de VVOG
(Vereniging voor Openbaar Groen) en de gemeente Destelbergen. In totaal
mochten we 277 gegadigden ontvangen op deze informele rondleidingen.
Naast de studienamiddagen werden ook een 7-tal voordrachten gegeven
voor beroepsorganisaties en gildes, vaak tijdens de traditionele
jaarvergadering. Via deze voordrachten werden 323 aanwezigen bereikt.
Het PCS verleende ook een actieve bijdrage aan de eerste twee edities van
het Groeninnovatieforum. Op 30 januari 2009 werd in Kortrijk zowel de
stand van het provincieproject toegelicht als duiding gegeven over de
lopende sortimentsproeven op het PCS. In totaal waren er tijdens deze twee
presentaties 127 aanwezigen. Ook op 21 januari 2011, op de tweede editie
van dit forum te Hasselt, schreven zich meer dan 100 geïnteresseerden in
voor de presentatie over onderhoudsarme vaste planten in het openbaar
groen. Sinds 2008 was er ook een nauwe samenwerking met de Hogeschool
Gent, Departement BIOT, Campus Melle. Vier jaar op rij kwamen de
eerstejaarsstudenten in het kader van praktijkuren twee namiddagen
helpen bij de aanleg en/of het onderhoud van de verschillende
beplantingsvakken. Tevens waren er studenten actief in het kader van
projectwerking. Op 6 mei 2009 werden er tijdens werkzaamheden samen
met de studenten opnames gemaakt door de regionale televisie AVS voor
het programma Boer & Buiten. In 2010 werd het wijkgroen Borrems, samen
met realisaties in Brugge, Veurne en Nieuwpoort, bekroond als finalist in
het wedstrijdonderdeel Zonder is Gezonder, de beste Vlaamse
pesticidenvrije realisaties van de Groene Lente, georganiseerd door de
VVOG.
Rondleiding Borrems 18 september 2009
8
3 Belang van groene (stedelijke)
omgeving
Het belang van en de nood aan groene ruimte in ons steeds meer
versnipperd verstedelijkt landschap is al uitvoerig beschreven in allerhande
brochures. Deze sensibilisering en bewustwording naar de openbare
besturen en de burgers is een belangrijke stap om te komen tot een meer
dynamische en duurzame invulling van deze steeds kleiner wordende
ruimte. Groen heeft een belangrijk effect op ons stedelijk klimaat. Niet
enkel het groen op de begane grond maar ook de invulling van groendaken
en verticaal groen kennen een sterke evolutie. Het belang van het in de
buurt aanwezige groen voor het ontstaan en voortbestaan van sociale
cohesie wordt onder andere beschreven in Alterra-rapport 2070 en is gratis
te downloaden. De waarde van groen kent ook een duidelijke evolutie: waar
groen vroeger eerder een mythologische, ethische, morale en religieuze
waarde had, is er op vandaag meer oog voor de biologische en ecologische
waarde van groen, groen als “groene long”. Daarnaast heeft groen nog
steeds een culturele waarde, denk hierbij bv. aan historische tuinen. Anno
ste
21 eeuw wordt groen ook meer gebruikt voor imago- en marketingdoeleinden voor steden. Het gevaar bij deze evolutie is dat er te veel geld
en energie gestopt wordt in grote projecten, vaak aan de rand van de stad,
en er te weinig gezocht wordt naar duurzame invullingen in de stad zelf. Het
uitwerken van grote groene ruimtes aan de rand van steden is een must,
maar het in de stad uitwerken van duurzame, niet-tijdelijke invullingen,
waar dynamiek van groei en bloei kan ervaren worden, is minstens even
belangrijk. De VN riep 2010 uit tot het jaar van de biodiversiteit. Dit is
tevens een oproep voor het gebruik van inheemse planten! 2011 is het jaar
van het bos.
3.1 Planteneigenschappen in relatie tot
de mens
Een uitgebreide kennis van de verschillende eigenschappen van planten is
essentieel om te komen tot een goede beplanting. In dit punt willen we
specifieke eigenschappen van planten in relatie tot de mens kort duiden.
Plantenkleur
De Russische schilder Wassily Kandinsky vatte het samen door te stellen
dat kleuren in de eerste plaats onze ziel beïnvloeden. Kleuren inspireren
onze gedachten en gevoelens en wekken herinneringen en dromen op.
De relatie kleur-emotie is vaak cultuur en traditie bepaald. Bij kleur
kunnen zowel kleurtint, kleurintensiteit en helderheid onderscheiden
worden. Een basiskennis van keurenleer is noodzakelijk om
aantrekkelijke beplantingsvakken met vaste planten te kunnen creëren.
J.W. Goethe’s kleurencirkel uit Hans Gekeler, Taschenbuch der Farbe,
1991 (Seiler-Hugova, 2007)
9
Harmonische kleurencombinaties:

de door lijnen verbonden kleuren roepen elkaar op,

zorgen naast elkaar geplaatst voor harmonie en totaliteit.
purper
roodgeel
roodblauw
geel
Plantengeur
Net zoals bij kleuren is de perceptie van geur sterk cultuurgebonden en
ook deels persoonsafhankelijk door de herinneringen en associaties die
geuren kunnen opwekken uit het verleden. De beleving van geuren is
met andere woorden sterk persoonsgebonden. Phuopsis stylosa bv.
wordt in sommige literatuur aangeduid als onaangenaam geurend en
bijgevolg niet geschikt voor openbaar groen. Deze plant is echter een
goede bodembedekker en de geur wordt door andere als aangenaam
ervaren in plaats van storend.
blauw
groen
Karakteristieke kleurencombinaties:

deze combinaties zorgen voor een eigenaardig cachet,

dringen een bepaalde uitdrukkingskracht op.
purper
roodblauw
roodgeel
geel
blauw
groen
Op de Neerheide werd o.a. Jasminum humile ‘Revoltum’ (Italiaanse
jasmijn) geplant die een aangenaam warme zoete geur verspreidt.
Plantengeluid
Bij de beleving van geluid in relatie tot planten denken we veeleer aan de
rust en afwezigheid van elk storend geluid. Het ruisen van de kruinen van
bepaalde bomen door het ritselend blad wordt door velen geassocieerd
met rust. Ook bepaalde grassen kunnen door het ritselen van de
bladeren aangename geluiden voortbrengen.
10
3.2 Stappenplan bij uitwerken groene
ruimte
Volgend stappenplan is aan te bevelen bij het uitwerken en invullen van de
openbare groene ruimte in verstedelijkt gebied. De nadruk ligt vooral op
goed onderbouwde keuze van vaste planten. (Neerheide 14 maart 2011)
1. Beschrijving van de ruimte en de gebruikers van deze ruimte
Een beeld schetsen van de gebruikers, ‘belevers’ van de specifieke openbare
ruimte. Naast esthetische aspecten zijn hier onder andere ook
functionaliteit en verkeersveiligheid belangrijk.
2. Beschrijving van de standplaats
Hiermee wordt een uitgebreide studie en verkenning van de standplaats
bedoeld. Een bodemstaal zegt veel over de bodem zelf. Verder is er een
uitvoerige beschrijving van de standplaatsfactoren nodig waarbij onder
andere schaduwpercentage, vochthuishouding en verdere specificaties naar
ligging en voorgeschiedenis van belang zijn. Op die manier kan de
productiviteit van de standplaats geschetst worden.
Specifiek voor vaste planten kunnen aan de hand van de ontwikkelde
toepassingsindeling voor vaste planten reeds verschillende soorten planten
weerhouden worden. De toepassingsindeling of beter indelingen volgens
groenhabitat zijn uitgewerkt in het levensbereikmodel van Hansen en
Müssel en via de indeling met de Siebercode. Dit wordt geïllustreerd in
volgend kader.
Indeling volgens groenhabitat
Bij de indeling volgens groenhabitat of natuurlijke standplaats wordt een
code toegekend aan de vaste planten die weergeeft op welke standplaats
ze kunnen worden toegepast. Deze codes zijn gebaseerd op de
ecologische indeling van planten volgens groenhabitat. We verwijzen naar
andere werken voor een uitgebreide beschrijving van deze codes.
Levensbereikmodel van Hansen en Müssel (1973)
Aan de hand van een viercijfercodesysteem wordt de standplaats
gekarakteriseerd. Een eerste cijfer zegt iets over de standplaats zelf. Het
tweede vermeldt specifieke eisen van de plant zelf, het derde geeft
advies voor de standplaats en in een vierde zijn overige eigenschappen
van de plant opgenomen.
Code van Josef Sieber (1990)
De Siebercode is een vereenvoudiging van het systeem van Hansen en
Müssel. Er worden acht groenhabitats onderscheiden die gekenmerkt
worden door de combinatie van een letter en een cijfer. In deze code
verwijst de letter naar de groenhabitat en het cijfer naar het vochtgehalte
van de bodem. Deze vereenvoudigde code is een handig hulpmiddel bij
de indeling van de verschillende groenhabitats waarbinnen vaste planten
kunnen toegepast worden.
11
Indeling volgens sociabiliteit Hansen en Stahl (1993)
Met sociabiliteit bedoelt men hoe vaste planten in “natuurlijke”
omstandigheden gegroepeerd voorkomen. Worden vaste planten in hun
eigen passende sociabiliteit geplant dan ontstaan in de loop der jaren
stabiele harmonische plantengemeenschappen. Er worden 5
sociabiliteitsklassen onderscheiden:

I: solitair of in zeer kleine groepen,

II: in kleine groepen van 3 tot 10 planten,

III: in grote groepen van 10 tot 20 planten toegepast,

IV: in nog grotere aantallen en meestal in grote vlakken aangeplant,
 V: vooral op grote schaal gebruikt.
Aan de hand van de onderstaande foto van een groepenbeplanting in de
Borrems worden de code van Sieber en de sociabiliteitsklasse
geïllustreerd.
GB1/GR/OP1
II-III
GB2/OP2B
III
OP1-2
I - III
BR2/GB/OP2B
III
GB/GR/OP1B
II - IV
GR/OB/OP2
II - III
3. Ontwerpidee en beplantingsthema
Op het niveau van de beplanting houdt dit onder andere in dat binnen het
ontwerp gestreefd moet worden naar een goed herkenbare opbouw,
overzichtelijkheid, maar ook natuurlijkheid.
4. Strategietype van de beplanting
Bij de uitwerking van een beplanting is naast het beplantingstype (zie punt
5) en de sociabiliteitsklasse ook de functie van een plant voor de
driedimensionale structuur van belang. Er wordt verder enkel dieper
ingegaan op de strategietypen specifiek toegepast op vaste planten. Het
strategietype van een plant is een hulpmiddel om diezelfde plant een
functie toe te kennen in een bepaald beplantingsconcept. Hier wordt enkel
het begrip strategietype verduidelijkt. Gebruikstype of functie wordt
besproken onder vaste planten zelf.
Strategietype moet gezien worden als een dynamische component. Het
begrip dynamiek wordt in volgend kader besproken. Sinds het begin van de
plantensociologische overwegingen zijn er verschillende benaderingen
ontwikkeld om functioneringstypen van soorten te definiëren. In eerste
instantie twee-strategie modellen (bv. Macarthur / Wilson 1967). Het driestrategie ecologisch vegetatiemodel van Grime (CSR-strategie) (Grime,
1979) is te verkiezen boven andere plantensociologische theorieën voor
kunstmatige plantengemeenschappen. De theorie van Grime handelt vooral
over stress en verstoring. Deze twee beperkende factoren zijn typisch voor
de plantenselectie voor realisaties in openbaar groen, los van het
buitengebied. Niet natuurlijke plantengemeenschappen ondergaan vanaf de
voorbereiding tot het planten en verdere onderhoud permanente
verstoringen. Een alternatieve vegetatietheorie van Tilmann (1986) is een
bruikbaar middel voor eensoortige, homogene plantenbestanden. Enkel het
CSR-model van Grime wordt hierna kort besproken.
12
Vegetatiedynamiek (naar Molz, 2006)
Aan de hand van dit kader willen we het begrip dynamiek verduidelijken
toegepast op de plantenwereld. Dynamiek kan omschreven worden als
de schommelingen rondom het natuurlijk evenwicht van een ecosysteem
of de krachten en eigenschappen die groei of verandering stimuleren
binnen een ecosysteem.
Vegetatiedynamiek
Vegetatiedynamiek is elke verandering in de vegetatie, gestart door
veranderingen van fysiologische toestanden van afzonderlijke planten,
met als gevolg een complete verandering in de soortensamenstelling.
Analoog aan de vegetatiedynamiek van natuurlijk ontwikkelde
plantengemeenschappen verandert ook de dynamiek van kunstmatige
plantengemeenschappen, deze kan in drie fasen omschreven worden.
Korte-termijn dynamiek (periodiciteit / fenologisch seizoensritme)
Beschrijft de fenologische ontwikkeling gedurende de vegetatieperiode
(knopbreking, uitlopen, bloei, vruchtzetting, dormantieperiode,...) en
bijgevolg het seizoensgebonden aspect van de beplanting.
Middellange-termijn dynamiek (fluctuatie)
Beschrijft de uitbreiding en achteruitgang van soorten of hun in de loop
van de jaren wisselende visuele aanwezigheid, en dus hun relatieve
aanwezigheid in de beplanting gedurende een periode van meerdere
jaren.
Lange-termijn dynamiek (successie)
Beschrijft de potentieel complete verandering van de soortenstructuur
door de vegetatie-ontwikkeling. Dit betekent in de praktijk het verlies van
oorspronkelijk ingebrachte soorten. De successie wordt beïnvloed door
standplaatseigenschappen,
klimatologische
omstandigheden
en
complexe interacties binnen de plantengemeenschap en niet het minst
door bepaalde beheersmaatregelen.
Strategietypen van Grime toegepast bij vaste planten (naar Molz, 2006)
Met volgende elementen wordt rekening gehouden bij de indeling
volgens strategietype van Grime: levensvorm, levensduur van blad,
anatomie van het blad, maximale groeihoogte, bloeitijdstip, bestuivingsen uitbreidingswijze en de ecologische indicatiegetallen van Ellenberg. De
indicatiegetallen van Ellenberg bevatten zowel klimatologische factoren
(licht, temperatuur, continentaliteit) als verschillende bodemfactoren.
Deze code wordt vooral gebruikt in de meer natuurlijke invulling van
groen, maar er zijn zeker raakpunten met het gebruik van vaste planten
in ons versnipperd stedelijk landschap. Nuttige links zijn o.a.
www.biolflor.de, www.floraweb.de, www.flora.inbo.be. In de evolutie
hebben planten zich aangepast aan groeiplaatsen met veel of weinig
stress en/of verstoring. Er kunnen drie primaire (C, S, R) en vier
secundaire strategieën (CS, CR, SR, CSR) onderscheiden worden. We
verduidelijken kort de begrippen stress en verstoring.
Stress:
De externe beperkingen die de snelheid van de drogestofproductie van
alle of een deel van de vegetatie beperken (temperatuur - water voedingsstoffen - worteldruk).
Verstoring:
De mechanismen die de biomassa van de plant beperken, veroorzaakt
door gedeeltelijke of volledige destructie. Onder absolute verstoring
verstaan we o.a. betreding, maaien, brand, wildschade, bodembewerking. Met relatieve verstoring wordt het uitblijven van natuurlijke
processen bedoeld.
13
Duiding bij CSR-indeling toegepast op vaste planten (naar Molz, 2006)
Oorzaken van ecologische differentatie naar Grime
Hoog
Laag
Laag
Concurrentiestrategieën [C]
Stressstrategieën [S]
Hoog
Mate van
verstoring
Productiviteit van de standplaats
Ruderaalstrategieën [R]
Geen levensvatbare strategie
In volgende figuur worden de verschillende groepen vaste planten
weergegeven ingedeeld volgens strategietype.
5. Het beplantingstype of beplantingsconcept
Bij de indeling van de verschillende beplantingstypes of
beplantingsconcepten wordt de eigenlijke invulling van de te beplanten
ruimte bedoeld. De keuze van een bepaald beplantingsconcept heeft
consequenties voor de uiteindelijke plantenkeuze en de beheersintensiteit.
Hoe dynamischer een beplanting is, hoe meer ecologische
achtergrondkennis noodzakelijk is om het beheer op een efficiënte manier
te kunnnen laten uitvoeren. In de literatuur worden verschillende
indelingen gemaakt naar beplantingsconcepten. De belangrijkste worden
hieronder kort besproken.
Indeling statische beplantingsconcepten (naar Fiers en Hermy, 2009)
Statische niet gemengde beplantingsconcepten
Door het onderhoud wordt bij dergelijke beplantingstypes een min of meer
vast beeld behouden. Ze vragen een beperkte kennis voor aanleg en
beheer.
Monobeplanting
Monobeplantingen zijn opgebouwd uit één enkele soort of cultivar en dit
vaak in grote vlakken. Onderstaande foto geeft een monobeplanting met
Aster divaricatus weer, aangeplant in wijk Borrems.
14
Accentbeplanting
Enkele soorten bodembedekkende planten worden vergezeld door enkele
hogere opvallende soorten (accentplanten). Het geheel kent een hoge
ordeningsgraad. Voor de accentplanten worden best polvormende soorten
gebruikt, ook knollen en bollen kunnen een tijdelijk accent uitmaken van
dergelijk type beplanting.
Grote groepenbeplanting
Grootschalig gebruik van vaste planten in groepen werd door de
Amerikaanse tuinarchitecten Wolfgang Oehme en James van Sweden
ontwikkeld. Deze beplantingen zijn sterk gestructureerd en zijn opgebouwd
uit sterk afgelijnde grote vlakken met sterk concurrerende soorten.
Formele beplanting
Symmetrische beplanting die een hoge ordeningsgraad kent. Meestal
betreft het hier beplantingen met éénjarigen of vaste planten die jaarlijks
opnieuw aangeplant worden. Ter illustratie onderstaande foto van op het
Sint-Baafsplein te Gent op 15 juni 2011.
Statische gemengde beplantingstypes
Mozaïekbeplanting
Een speciale vorm van groepenbeplanting is de mozaïekbeplanting waarbij
groepen van verschillende soorten in vlakken van 1 à 2 m² naast elkaar
worden geplant. De vlakken lopen vloeiend in elkaar over en de grenzen
tussen de verschillende vlakken onderling zijn niet strak. De aangewende
planten moeten qua concurrentiekracht gelijkwaardig zijn.
Driftbeplanting
Driftbeplanting is in feite een meer lineair opgebouwde vorm van
mozaïekbeplanting met nog steeds hoge graad van ordening. De op die
manier verkregen lange overgangen tussen de verschillende groepen van
de beplanting zorgen voor aantrekkelijke kleur-, textuur- en
structuurcombinatie. Driftbeplanting werd ontwikkeld door Gertrude Jekyll
Klassieke borderbeplanting
Dergelijke beplantingen kennen een hoge graad van ordening. Dit is een
klassieke border met structuurplanten, begeleidende planten, vullende
planten, bodembedekkende planten en strooiplanten.
Kerngroepenbeplanting
Herhaling van harmonieuze composities met daartussen verbindende
bodembedekkers. Er wordt best afgewisseld in de samenstelling en
aantallen van soorten binnen de groepen. Dit beplantingstype is vooral
geschikt voor langwerpige plantvakken.
15
Indeling dynamische beplantingen (naar Molz, 2006)
Bij deze beplantingstypen zijn standplaats en ontwikkelingsprocessen van
de planten het uitgangspunt. Er worden op de natuur geïnspireerde
plantenassociaties samengesteld. Door de kennis van de verschillende
aangewende soorten en hun ecologische samenhang zijn dergelijke
plantencombinaties bijzonder onderhoudsextensief. Ze vergen van de
ontwerper en beheerder een grote plantenkennis. Een andere benadering
is een opsplitsing maken in beplanting met een natuurlijk of kunstmatig
uitzicht. Ook bloemenweides vallen onder dynamische beplantingen.
Mengbeplantingen
Mengbeplanting is opgebouwd door een min of meer toevallige verdeling
volgens ecologisch model. Hiermee worden de speciaal ontworpen vaste
plantenassociaties in het Duits Staudenmischungen bedoeld. Een voorbeeld
van mengbeplanting zoals uitgewerkt op de Neerheide wordt weergeven in
volgende foto’s.
Verloopbeplanting
Bij dergelijk type beplantingen wordt aan de randen of over het vlak heen
gewerkt met soorten die in elkaar verweven zijn. Deze verschillende
soorten gaan langzaam in elkaar over en geven zo een natuurlijk uitzicht.
Vaak wordt er gewerkt met een basisgroep die doorvlochten wordt door
twee of meer soorten.
Beplanting naar sociabiliteit
Beplantingen naar sociabiliteit of gezelligheid gaan uit van het concept van
levensbereik van Hansen en Stahl. Doel is om een aanplant met permanent
aantrekkelijke structuur op te bouwen. Om een duurzame plantengemeenschap met capaciteit van zelfregulatie te doen ontstaan, is er
deskundig onderhoud noodzakelijk. Dit beplantingstype is net zoals
mengbeplanting op de natuur geïnspireerd maar reeds sterk “gemaakt” van
bij de ontwerpfase en initiële ontwikkeling. Dergelijk type beplantingen
worden als dynamisch beplantingstype uitgewerkt maar worden in regel
vaak statisch beheerd.
16
Criteria bij de keuze van vaste planten
6. Keuze van de planten
De belangrijkste criteria bij de keuze van planten in het algemeen en van
vaste planten in het bijzonder worden weergegeven in onderstaande figuur
en werden reeds besproken in de vorige punten. Naast de standplaats zijn
beplantings- en strategietype belangrijk. Beplantings- en strategietype zijn
nauw met elkaar verbonden.
Standplaats
Beplantingstype

Soortenkeuze aangepast aan standplaats.

Gebruik maken van planten met verschillende uitbreidingsstrategieën.

Streven naar een langdurige bodembedekking om het onderhoud en
bijhorende kost van hakken en wieden te beperken.

Gunstig snoeimanagement; uitgebloeide soorten zullen slechts in
bepaalde gevallen teruggesnoeid worden zoals bv. uit esthetische
overwegingen of ter bevordering van herbloei of uitstoeling. Deze
handelingen dienen ook zo veel mogelijk samen te vallen.

Continue opeenvolging van bloeitijden.

Ontwikkeling van plantenassociaties met uitsluitend inheemse
soorten en dus ook geen gebruik van neofieten.

Aantrekkelijke kleur-, textuur- en groeivormcombinaties.
Duurzame beplanting
Strategietype
Het is van belang om het strategietype van de individuele plant te kennen
en passende planten te combineren. Op die manier kan een duurzame
beplanting met vaste planten gecreëerd worden die gedurende een langere
periode voldoende uitbreidingspotentieel met beperkte onderhoudskost
kent. Daarom is het belangrijk om de groei en uitbreidingseigenschappen
van de soorten te kennen die geschikt zijn voor de standplaats of het
beplantingsthema. De planten moeten met andere woorden een bepaald
strategietype toegekend worden. Tot op heden bestaan er geen uitgebreide
lijsten waar de vaste planten ingedeeld worden naar strategietype. Er kan
wel beroep gedaan worden op onderzoeken van de individuele
beplantingsgroepen die plaatsvonden in sortiments- en onderzoekstuinen in
het buitenland. Daarnaast is eigen ervaring en het opvolgen van
vakliteratuur vaak een hulp bij het toekennen van een bepaald
strategietype.
17
7. Plantdichtheid - plantafstand
8. Aanbevelingen voor standplaatsvoorbereiding
Voor de plantdichtheid moet een onderscheid gemaakt worden tussen de
verschillende functies van de vaste planten zoals besproken onder vaste
planten (zie 4.2). Soorten met een kleinere habitus worden dichter geplant
(circa 10-11 stuks/m²). De hogere, sterkere groeiers (C, CR, R) worden met
lagere plantdichtheden aangeplant. Op die manier wordt een gemiddelde
plantdichtheid van ongeveer 9 pl/m² bekomen. Dit is voor een duurzame
vaste plantenassociatie een relatief hoge plantdichtheid. Deze wordt
verantwoord doordat:
Deze aanbevelingen zijn zowel afhankelijk van de standplaats als van de
plantenkeuze. Dit wordt hier niet uitvoerig besproken. In het kader van dit
project werd steeds compost doorgemengd voor het planten. Specifiek voor
de Neerheide werd er ook gebruik gemaakt van turf met pH 4-4,5 om de vrij
hoge pH van 7,2 wat te milderen en te zorgen voor een betere
bodemstructuur.

er wordt uitgegaan van een matig productieve standplaats,

de beplanting zich snel moet sluiten,

het grotere aantal planten per vierkante meter ervoor zorgt dat de
beplanting wat toleranter is naar onderhoudsfouten en droogtestress in
de kritische jong groeifase,

er een natuurlijk ogende beplanting wordt nagestreefd van in de
beginfase.
Om er voor te zorgen dat de verantwoordelijken voor het onderhoud de
noodzakelijke onderhoudsmaatregelen doelgericht en rationeel kunnen
plannen moet er een op maat geschreven onderhouds- en beheersplan
uitgewerkt worden. In het buitenland wordt het onderhoudsconcept meer
en meer afgestemd op het strategietype van de plant. Daarnaast is er een
evolutie naar extensivering van het onderhoud. Dit houdt in dat er in het
onderhoudsplan meer theoretische en praktische instructies worden
gegeven. Voor de groenarbeiders betekent dit een heropwaardering en
stijgende professionaliteit of kennis. Gerichte informatie aan het publiek is
belangrijk. Een extensivering van het onderhoud is de basis voor een
toename van de biodiversiteit. Specifiek voor vaste planten werkte Cassian
Schmidt, verbonden aan de toon- en onderzoekstuin Hermannshof in
Weinheim, een systeem uit waarin vijf beheersniveaus worden
onderscheiden. Schmidt werkte ook een onderhoudsconcept uit met als
basis het strategietype. Het CSR-systeem is een belangrijk hulpmiddel voor
het inschatten van het onderhoudsconcept voor verschillende
beplantingstypen. Beplantingen met R-strategietype planten zullen het
meest arbeidsintensief zijn, gevolgd door C- en S-strategietype planten.
Deze onderhoudsconcepten worden in deze brochure niet verder
behandeld.
Aanplant met studenten HoGent 1 april 2009
9. Onderhouds- of beheersplan
18
Enkele handelingen die regelmatig zullen moeten worden uitgevoerd bij de
aanwending van vaste planten worden besproken in volgend kader.
Onderhoudshandelingen bij vaste planten
Onkruid wieden
Bij het wieden van onkruid is het belangrijk om de bodem zo weinig
mogelijk te verstoren. Het verstoren van de bodem zorgt er namelijk voor
dat onkruidzaden aan de oppervlakte komen. Daarenboven vormt een
mechanisch verstoorde bodem een ideaal kiembed voor zaden uit de
buurt. Er vinden beter regelmatige kortstondige onkruidbeurten plaats
dan enkele grote per jaar. Wanneer er te lang gewacht wordt zal vaak de
volledige bodem d.m.v. hakken verstoord worden waardoor er opnieuw
een ideale bodem wordt gecreëerd voor onkruiden allerhande.
Terugsnoei van de beplanting
Het terugsnoeien van het gros van de beplanting gebeurt in de late
winter voor het uitlopen van de knollen en bollen. Beplantingsresten
worden bij vaste planten bij voorkeur geruimd.
Daarnaast is het wenselijk bepaalde voorzomerbloeiers zoals Salvia
nemorosa, Thermopsis chinensis, Lupinus, Tradescansia Andersoniana
Hybriden, Nepeta,... radicaal terug te snoeien (juni/juli). Door deze
handeling wordt vaak een tweede bloei geïnduceerd.
Bij bepaalde vaste planten zoals Helenium hybriden, Achillea
filipendula,... zorgt het uitbreken of wegsnijden van de uitgebloeide
bloemen voor een extra bloemknopzetting.
Terugsnoei van de bloeistand kan ook noodzakelijk zijn om uitzaai te
verhinderen. Voorbeelden zijn o.a. bepaalde Calamintha nepeta cultivars
en Phlox Paniculata Hybriden.
Bij weinig standvaste halfhoge en hoge vaste planten zoals Helenium
hybriden, Phlox Paniculata Hybriden kan terugsnoei van een deel van de
bloeistengels aangewezen zijn. Op die manier zullen vlugger sterke
planten verkregen worden.
Terugsnoei van de bloeistand
Hiermee wordt het verjongen van halfstruiken zoals bv. Teucrium en
Santolina bedoeld.
Cosmetische beheersmaatregelen
Hiermee worden alle handelingen bedoeld die het uiterlijke
verschijningsbeeld en de ordeningsgraad bevorderen. Het zijn
handelingen die vaak ecologisch niet bevorderlijk zijn maar optisch een
belangrijk doel hebben: niet ordelijke details wegwerken.
Mulchen
Mulchen wordt verder besproken onder punt 5.
10. Beplantingsplan
Als laatste kan een beplantingsplan opgesteld worden.
19
4 Plantengroepen
4.1 Eénjarigen
Eénjarigen behoren tot de groep van de vaste planten maar worden hier in
een afzonderlijk punt besproken. Het gebruik van éénjarigen kent steeds
een ruimere toepassing en dit vooral sinds het opduiken van de
bloementorens die meestal tijdelijk her en der op strategische plaatsen
zorgen voor een overvloed aan kleur. Dergelijke toepassingen zijn in wezen
niet duurzaam omdat de beplanting meestal maar een kort leven beschoren
is, extra watergift vraagt en de nodige logistieke ondersteuning noodzakelijk
is voor het plaatsen en verwijderen van de constructies. In 2009 werd bij
wijze van test gekozen om de 15 gecreëerde boomspiegels in wijk Borrems
met Prunus incisa ‘Umineko’ te beplanten met Begonia Dragonwing™ Rose
en Impatiens Sunpatiens® (foto).
Deze invulling zorgde er voor dat ook de bomen konden meegenieten van
de watergift die de éénjarigen kregen in aanvangsfase kort na het planten
en bij periodes van langdurige droogte. Dergelijke duurzame invulling met
éénjarigen werd door de buurt goed onthaald. Een kortstondige doch
overvloedige kleurenpracht.
Beplanting met éénjarigen 24 juli 2009 en situatie op 26 augustus 2010 met vaste planten
20
4.2 Vaste planten en vaste plantenassociaties
Vaste planten worden steeds vaker toegepast in het openbaar groen. Er
kunnen verschillende duurzame beplantingsconcepten met vaste planten
uitgewerkt worden. Deze duurzame invullingen hebben we vooral te
danken aan goed onderbouwde wetenschappelijke onderzoeken in o.a.
Duitsland, Zwitserland en Engeland.
Wat is zo bijzonder aan vaste planten?

Snel bodembedekkend.

Langlevend zonder scheuren of vervangen.

Lage mestbehoefte.

Goed te combineren met bomen en heesters.

Bladblazen hoeft niet; vaste planten gaan in winterrust.

Veel kleur en variatie op kleine oppervlakken.
Bollen en knollen
Voor kleur in het vroege voorjaar is de aanwending van knollen, bollen en
wortelstokgeophyten een must. Geophyt is de generieke benaming voor
“bolgewassen” die ingedeeld kunnen worden in echte bollen en knollen
en wortelstok- of rhizoomgeophyten zoals bijvoorbeeld Anemone blanda.
Tussen 1996 en 2001 heeft het IBC (International Flower Bulb Centre),
gevestigd in Nederland, een uitgebreid internationaal gebruikswaardeonderzoek uitgevoerd. Er werden 200 verschillende knollen en/of bollen
in vollegrond uitgeplant, zowel in schaduw als volle zon. Deze
aanplantingen met enkel geophyten gingen door in Finland, Engeland,
Duitsland en Spanje. In het Arboretum van Trompenberg in Rotterdam
gingen dezelfde testen door onder bomen of gecombineerd met vaste
planten. Ook de onderzoekstuin van Hermmanshof werkte mee aan dit
onderzoek. Bollen, knollen en andere geophyten worden vaak als eerste
verdeeld over het te beplanten vlak. Deze worden in min of meer
gelijkmatige aantallen verdeeld. Bollen en knollen worden afhankelijk van
de soort aangeplant in veelvouden van 10 of 100 stuks/m². Gemiddeld
worden er 20/m² aangewend in mengbeplantingen.
Gebruikte knollen en bollen op de Neerheide
De voorjaarsknollen en -bollen worden bij
voorkeur geplant van oktober tot
november. Volgende soorten werden
geplant als losse “bol” op de Neerheide:
Anemone blanda ‘Blue Shades’ (blauw geel hartje), Chinodoxa lucilae (blauw),
Allium moly (geel) (zie foto), Narcissus
‘Mount Hood' (wit), Narcissus ‘Dutch
Master' (geel). Van de zomerbloeiende
bollen en knollen werden Allium
sphaerocephalon (paars) en Liatris spicata
(violet-paars) gebruikt.
Bloemenmengsels
Op de Neerheide werden ook drie inheemse bloemenmengsels,
gecombineerd met 20-30% akkerbloemen, ingezaaid. In het kader van
deze brochure wordt dit niet verder besproken. Wel willen we het belang
van dit type beplanting aanhalen voor onze inheemse fauna en
instandhouding van inheemse flora. In België heeft de firma Ecoflora uit
Halle een uitgebreide expertise opgebouwd rond dit thema.
21
In Duitsland en Zwitserland werd de duurzaamheid van verschillende vaste
plantenmengsels in meerjarige goed onderbouwde onderzoeken getoetst.
Deze zijn in overzichtelijk pdf-formaat terug te vinden op het internet op de
website
http://www.stauden.de/cms/staudenverwendung/mischpflanzungen/misch
ungen_alphabetisch.php.
De
verschillende
ontwikkelde
vaste
plantenmengsels zijn geschikt voor uiteenlopende habitats. De meeste, tot
op heden ontwikkelde vaste plantenmengsels, zijn geschikt voor droge,
zonnige standplaatsen. Voor onderbeplanting van bomen en voor
schaduwrijke plaatsen, evenals voor zware gronden, moet nog een
inhaalbeweging gebeuren.
Functies van vaste planten in een beplanting
Er zijn verschillende indelingen naar functie en gebruikstype van vaste
planten. In Hansen & Stahl worden de vaste planten naar karakter
ingedeeld in leidende vaste planten die vaak door hun bloei gedurende
een lange periode de beplanting een bepaald aspect geven. Daarnaast
worden ook begeleidende soorten onderscheiden.
Indeling functies vaste planten naar Foerster-Stauden Kompendium

Solitairplanten: grote, standvaste planten met vaak een
uitgesproken vorm. Deze zijn belangrijk voor de opbouw van de
ruimte.

Leidende planten: deze planten zorgen voor een bepaald thema in
de beplanting en zijn vaak gedurende een langere periode de
blikvanger in de beplanting en komen in regel in groepen of herhaald
voor.


Begeleidende planten: deze hebben als doel de leidende planten te
ondersteunen en aan te vullen. Deze planten kunnen een bepaalde
kleurtoon versterken maar ook als contrast fungeren.
Door hun karakteristieke en aantrekkelijke groei- en kleurvormen
zorgen ze voor een bepaald accent in de beplanting, vaak buiten de
hoofdbloeitijd. Ze zorgen voor een mooi effect en door hun
groeiwijze verbinden ze andere planten met elkaar.

Borderrand planten: vaste planten die vaak dicht op elkaar geplant
worden. Ze zorgen voor een overgang naar het centrale gedeelte van
een border.

Bodembedekkende planten: meestal kleinere vaste planten, die een
grootvlakkig, gesloten dichte vegetatie vormen. Ze zijn robuust en
groeikrachtig en breiden vaak uit via boven- of ondergrondse
uitlopers.

Vulplanten: meestal kortlevende planten die in het aanvangsstadium
van een beplanting de bodem bedekken en in de loop van de tijd
door langzaam ontwikkelende soorten verdrongen worden.

Strooiplanten: kleine planten die door hun geringe bladmassa of
vroeg uitlopen in grote aantallen moeten aangeplant worden in
kleine vlakken. Veel geophyten behoren tot deze groep.
Vereenvoudigde typering mengbeplanting naar Duits model van Messer
De aanduiding tussen haakjes verwijst naar sociabiliteitstype.
Vegetatiehoogte van 30 cm tot meer dan 1 m en een zo lang mogelijk
aantrekkelijk herfstbeeld. Gebruik van 15-30 soorten op een minimum
oppervlakte van 20 m².

5-15% leidende hoge vaste planten, structuurplanten / solitairen [I]

30-40% begeleidende halfhoge vaste planten [II]

50% bodembedekkende lage vaste planten [IV]

5% vulplanten (kortlevende vaste planten) [III]

25 en meer bollen en knollen per vierkante meter
Weefplanten: standvaste planten die in groepen worden geplant.
22
4.3 Heesters
De heesters worden onderverdeeld in bladverliezende en bladhoudende
soorten. Verder worden binnen deze groep ook de bodembedekkende
coniferen, de rozen, halfheesters, parkbramen en de gebruikte bamboes
besproken. Heesters worden in Van Dale als volgt omschreven:
‘boomachtige struik, houtachtige plant die in regel niet meer dan
manshoogte bereikt waarvan de takken, die niet dikker worden dan een
arm, laag bij de grond ontwikkelen’. Het begrip struik is ruimer dan dat van
heester. Heester wordt alleen voor houtige gewassen gebruikt, bij een
struik denkt men meer aan wilde groei, bij heesters aan een gekweekt
gewas.
In de wijken Borrems en Neerheide werden heesters hoofdzakelijk
toegepast in smalle stroken, de zogenaamde blokbeplanting. De meer
natuurlijk uitgroeiende ‘struiken’ worden besproken onder houtkanten (zie
4.4).
In Noord-België zijn er op de campus van de Hogeschool te Geel
verschillende monobeplantingen in demo aangelegd met onder andere
heesters. Dit is het resultaat van de samenwerking tussen de Katholieke
Hogeschool Kempen, de Boomtelersfederatie Noord-België en het Kempisch
Vormingsinstituut voor Land- en Tuinbouw vzw. Meer informatie is terug te
vinden op de website van de KVLT. In navolging van deze proeven werd er
voor dit project eveneens gewerkt met hoge plantdichtheden. Deze zijn
vermeld in de bijlagen die beschikbaar zijn op de website van het PCS.
Naast de aanwending van goede heesters kunnen dergelijke vaak ééntonige
massieven opgefleurd worden door te werken in groepen of door het
creatief snoeien van dergelijke massieven. In de loop der jaren kan zo een
veel aantrekkelijkere beplanting ontstaan met golvende contouren.
4.3.1 Bladverliezende heesters
De bladverliezende heesters werden zowel gebruikt als blokbeplanting,
groepenbeplanting en solitair. Gewassen die heel goed scoorden, zowel qua
bodembedekking als naar onderhoud en ziektedruk, waren Fagus en
Canadese Kornoelje.
Cornus sericea 'Kelseyi' einde tweede groeijaar begin oktober 2007
Haagbeuk kan te lijden hebben onder zware aantasting van spint, Acer
campestre is minder geschikt voor smalle beplantingsvakken. Ook de Bittere
wilg is niet bruikbaar voor smalle plantvakken omwille van te forse groei.
Tevens kan op deze plant een massale vraatschade optreden door
bladhaantjes. Hetzelfde geldt voor Viburnum lantana die niet geschikt is
voor toepassingen in smalle vakbeplanting. Genista lydia is een gewas dat
snel veroudert en goed beheerd moet worden door snoei na de bloei rond
half mei, dus enkel geschikt voor kleinere toepassingen. Muehlenbeckia
complexa is een weinig gekende plant met een breed toepassingsgebied.
Een nadeel van deze plant is dat ze maar laat in het voorjaar, vanaf april,
opnieuw in blad komt. Spirea werd aangewend in het kader van
strooizouttolerante planten en wordt later besproken. Lonicera x
23
xylosteoides ‘Clavey’s Dwarf’ is een hybride van de inheemse Lonicera
xylosteum en de uit Rusland meer gedrongen vorm Lonicera tatarica.
Zuigschade door spint kan voorkomen op deze plant wanneer hij in te grote
oppervlaktes wordt aangeplant en bij ongunstige ecologische
omstandigheden. Viburnum plicatum ‘Mariesii’ (Japanse Sneeuwbal) is
geschikt voor beplantingsvakken waar de planten breed kunnen uitgroeien.
De solitairen werden toegepast als structuurelement bij vaste planten. Met
heesters kunnen ook aantrekkelijke kleur- en textuurcombinaties gemaakt
worden. Een voorbeeld hiervan werd aangelegd door Hibiscus te
combineren met Cotinus ‘Royal Purple’. De Hibiscus ‘Azurri’® is een
Belgische selectie die de dienst Toegepaste Genetica en Veredeling van het
Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) ontwikkelde. De vaak
hoge plantdichtheden, bv. Fagus 10-12 pl/m², zorgden voor een heel snelle
sluiting van het gewas en bijgevolg zo goed als geen onkruidgroei. Zes jaar
na aanplant zien we bij dergelijke massieven nog geen vitaliteitsproblemen,
bij wijze van test zullen verschillende blokken gedund worden. De beperkte
meerkost weegt niet op tegen de bespaarde arbeidstijd voor onderhoud. Er
moet steeds gestreefd worden naar een vitale beplanting, vandaar kan
dunning bij dergelijke toepassingen na een periode van vijf jaar wenselijk
zijn.
(Vak)beplantingen – monobeplanting
Acer campestre
Veldesdoorn - Spaanse aak
Carpinus betulus
Cornus sericea ‘Kelseyi’
Fagus sylvatica
Fagus sylvatica ‘Atropunicea’
Genista Lydia
Ligustrum obtusifolium ‘Massif’®
Lonicera x xylosteoides ‘Clavey’s Dwarf’
Muehlenbeckia complexa
Salix purpuea ‘Nana’
Spirea japonica ‘Golden Flame’
Spirea japonica ‘Golden Princess’
Viburnum lantana
Viburnum plicatum ‘Mariesii’
Solitairen
Jasminum humile ‘Revolutum’
Muehlenbeckia
Bittere wilg
Spirea (Spierstruik)
Spirea (Spierstruik)
Wollige sneeuwbal
Japanse sneeuwbal
Italiaanse jasmijn
Prunus incisa ‘Kojou-no-maj’
Sierkers
Genista hispanica
Spaanse brem (Pijlbrem)
Groepenbeplanting
Hibiscus syriacus ‘Azurri’®
Altheastruik
Cotinus coggygria ‘Royal Purple’
Pruikenboom
Haagbeuk
Canadese Kornoelje
Beuk
Rode beuk
Heide brem
Liguster
Dwergkamperfolie
24
4.3.2 Bladhoudende heesters
De bladhoudende heesters werden enkel toegepast als mono- en
blokbeplanting. Met de cultivars van Prunus laurocerasus werden
combinaties gemaakt (foto). Voor meer info
over deze verschillende cultivars verwijzen
we naar de sortimentsproef die sinds 2003
op het PCS loopt en nog steeds aangevuld
wordt met nieuwe cultivars. Kanttekening
bij deze soort is dat er bepaalde cultivars
zijn die onder stressomstandigheden
overvloedig giftige bessen kunnen vormen.
Ook de bessen van Ilex aquifolium zijn giftig.
Hulst staat op de DIN-lijst 18035 (Deutsches
Institut für Normung) samen met Euonymus
europaeus spp. (Wilde kardinaalsmuts),
Daphne mezereum spp. (Peperboompje) en
Laburnum anagyroides (Gouden regen) als planten die absoluut vermeden
moeten worden op speelterreinen. Planten die niet goed scoorden en
vroegtijdig verwijderd werden zijn Ceanothus var. repens omwille van te
veel vorstschade. Dit gewas kent een sterk regeneratievermogen maar is
enkel toepasbaar op een sterk beschutte plaats door het gevaar op
vorstschade. Elaeagnus x ebbingei ‘Gilt Edge’ groeit te traag en is gevoelig
voor ziektes. Viburnum tinus scoort goed, ook in smallere
beplantingsvakken. Het is aan te bevelen deze heester te snoeien na de
bloei in april maar niet strak. Te droge plaatsen zijn te mijden voor deze
plant. Hulsten scoorden over het algemeen goed. Het aanplanten van
kluitplanten voor blokbeplanting is echter wel niet aan te bevelen omdat
dergelijke planten vaak niet volledig vertakt zijn onderaan. Op die manier
blijft er steeds een zone waar er voldoende licht valt voor onkruidgroei.
Vooral de cultivar ‘Blue Princess’ scoorde minder goed. Van Ilex x meserveae
worden nog steeds nieuwe cultivars geïntroduceerd die zeker toepasbaar
zijn in het openbaar groen. Ilex crenata ‘Convexa’ is een mooie
wintergroene Japanse hulst die wel voldoende dicht moet aangeplant
worden omdat deze vrij traag groeit. Dergelijke realisaties zijn dan ook vrij
duur. Deze cultivar werd ook toegepast als omzoming van een vaste
plantenborder om doorrijden of wandelen, vooral in winterperiode, te
®
vermijden. Ilex crenata ‘Blondie’ is toegepast als haagelement op de
recreatiezone van de Neerheide. Hedera helix ‘Arborescens’ komt het best
tot zijn recht op een licht beschaduwde plaats. Ook hier kunnen
aantrekkelijke kleurencombinaties gemaakt worden. In de Borrems werd
deze Struikklimop als onderbeplanting gecombineerd met Liquidambar
styraciflua ‘Worplesdon’. In de herfst zorgt de purperroodverkleuring van
het blad van de Amberboom voor een harmonische kleurencombinatie met
het donkergroene blad van de Hedera.
Elaeagnus x ebbingei tenslotte, een soort die veel wordt toegepast, is een
goede, bladhoudende heester die daarenboven veel strooizout kan hebben.
Geen al te grote massieven aanplanten want bij sterke infectiedruk door
Elaeagnusbladvlo (Cacopsylla fulguralis) kan deze beplanting gedurende
lange tijd onaantrekkelijk zijn. Een ander, veel groter probleem bij
Elaeagnus x ebbingei is de wildopslag. Deze planten kunnen zowel geënt als
gestekt worden. Voor toepassingen in openbaar groen wordt ten stelligste
aangeraden om gestekte planten te gebruiken. Het verwijderen van de
wildopslag, wat secuur moet gebeuren, is vaak het meest tijdrovend van het
volledige onderhoud van dergelijke massieven. Wanneer de wildopslag uit
de onderstam niet vakkundig verwijderd wordt aan de basis door volledig
wegsnoeien of nog beter uitscheuren kan jaar na jaar hetzelfde probleem
terugkeren.
25
Monobeplantingen bladhoudende heesters
Ceanothus thyrsiflorus var. repens
Kruipende herfstsering
Elaeagnus x ebbingei ‘Gilt Edge’
Groenblijvende olijfwilg
Elaeagnus x ebbingei
Groenblijvende olijfwilg
Hedera helix ‘Arborescens’
Struikklimop
Ilex crenata ‘Blondie’®
Japanse hulst
Ilex crenata ‘Convexa’
Japanse hulst
Ilex x meserveae ‘Blue Angel’
Amerikaanse (Blauwe) hulst
Ilex x meserveae ‘Blue Princess’
Amerikaanse (Blauwe) hulst
Lonicera nitida ‘Lemon Beauty’
Chinese kamperfoelie
Lonicera nitida ‘Maigrün’
Chinese kamperfoelie
Lonicera nitida ‘Red Tips’
Chinese kamperfoelie
Osmanthus heterophyllus
Schijnhulst
Prunus laurocerasus ‘Etna’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Grüner Teppich’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Herbergii’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Piri’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Ivory’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Klári’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Mano’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Mari’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Mount Vernon’
Dwerglaurierkers
Prunus laurocerasus ‘Otto Luycken’
Laurierkers
Prunus laurocerasus ‘Polster’
Dwerglaurierkers
Viburnum tinus
Sneeuwbal
Wildopslag bij Elaeagnus x ebbingei 28 mei 2011 Jan Delvinlaan - Gent
26
4.3.3 Bodembedekkende coniferen
Toepassingen met coniferen worden vaak onterecht als ‘saai’ of oubollig
aanzien. Coniferen hebben nochtans vaak een uitgesproken groeivorm of
opvallende kleur. Ook in het openbaar groen is deze groep van planten
boeiend om spannende dingen mee te doen. Het zijn planten die vaak een
leven lang meegaan en goed toegepast zelfs een dynamische sfeer kunnen
opwekken. Bij de aanplant van bodembedekkende coniferen wordt bij de
keuze van het uitgangsmateriaal best gekozen voor grotere planten. De
aanplant gebeurt, afhankelijk van de soort, met minder dan 1 tot 3 pl/m². Er
wordt bij voorkeur gemulchd met houtsnippers of schors. In dit project
werden de coniferen steeds gecombineerd met 8 cm Pinus sylvestris schors
fractie 10/20. Dergelijke realisaties zijn vrij duur. Bij goede plantenkeuze zijn
deze vakken wel heel duurzaam en onderhoudsarm. De gebruikte soorten
en bijhorende plantmaten zijn aangegeven in onderstaande tabel.
Gebruikte coniferen vakbeplanting
Abies lasiocarpa ‘Green Globe’ C2 15/20
Juniperus conferta ‘Blue Pacific’ C12,5 50/60
Deze cultivar afkomstig van de kusten van Japan is gevoelig voor
taksterfte en wordt best niet op grote schaal toegepast. Enkel grote
plantmaten (40/+) gebruiken.
Juniperus squamata ‘Blue Star’ C15 50/+
Picea abies ‘Little Gem’ C2 15/20
Picea abies ‘Pumila Nigra’ C5 30/40
Picea abies ‘Nidiformis’ C5 30/40
Pinus mugo ‘Schweizer Tourist’ C7,5 30/40
Pinus mugo var. pumilio C7,5 30/+
Taxus baccata ‘Repandens’ C7,5 40/+
Taxus x media ‘Taunton’ C5 30/40
Tsuga canadensis ‘Jeddeloh’ C30 70/80
Juniperus horizontalis ‘Blue Chip’ C3 25/30
27
Aangewende coniferen pinetum border
Abies amabilis ‘Spreading Star’
Abies cephalonica ‘Meyer's Dwarf’
Abies lasiocarpa ‘Green Globe’
Abies nordmanniana ‘Berlin-Dahlem HB’
Chamaecyparis pisifera ‘Tsukumo’
Cryptomeria japonica ‘Pipo’
Juniperus communis ‘Blaue Wildform’
Juniperus communis ‘Wallis’
Picea omorika ‘Pendula Bruns’
Pinus sylvestris ‘Albyns’
Pinus sylvestris ‘Hillside Creeper’
Coniferenaanplant Neerheide uitgangssituatie en beeld 28 mei 2011
28
4.3.4 Rozen
Bij gebruik van rozen in het openbaar groen denken we meteen aan
heesterrozen. Deze term, die begin de jaren ’80 ontstond, is een
verzamelnaam voor lage, bodembedekkende tot hoog opgaande soorten.
In de zoektocht naar onderhoudsarme beplanting werden in de eerste jaren
van dit onderzoek ook enkele rozencultivars aangeplant. Bij de keuze van
rozen zijn naast bodembedekkend karakter en ziektegevoeligheid ook het
gebruik van rozen op eigen wortel en rozen met niet gevulde bloemen aan
te bevelen. Naast enkele cultivars van Belgische veredelaars werden ook
enkele Franse Meidiland rozen aangeplant. Op de Neerheide werden witte,
gele en rode Meidiland rozen aangeplant.
Er werden verschillende mulchmaterialen toegepast onder rozen. Het
gebruik van een laagje van circa 8 cm compost geeft goede resultaten bij
snel groeiende rozen. Kokoschips zijn esthetisch, zorgen voor een goede
onkruidonderdrukking en gaan bovendien tot 5 jaar mee. Als demo werden
ook rozen aangewend in de biodegradeerbare gronddoek Ökolys van de
firma Beaulieu.
De roos, de koningin der bloemen, werd in dit onderzoek maar beperkt
aangewend. Bij de keuze van de rozen verwijzen we voor de nieuwe
Belgische selecties naar de sortimentsonderzoeken die lopen op het PCS. In
dit gebruikswaarde-onderzoek worden nieuwe selecties van de Belgische
rozenveredelaars gedurende 2 jaar beoordeeld op zowel ziekteweerstand
als op algemene habituskenmerken. Daarnaast zijn er verschillende
rozentuinen waar sortimentskeuringen doorgaan en nieuwigheden of
gevestigde waarden vallen te ontdekken. In Nederland is er de
Toprooskeuring en in Duitsland de ADR-keuring. Ook catalogi en/of advies
van de grote rozenkwekers en -veredelaars uit zowel binnen- als buitenland
kunnen een hulpmiddel zijn bij de keuze.
Gebruikte rozen in demoprojecten
Rosa 'Meicascal' (Phlox Meidiland)
Rosa ‘Petit Serpent’®
Rosa ‘Meineble’ (Red Meidiland) (Kokos chips en Ökolys)
Rosa ‘Meigoffy’ (Ivory Meidiland)
Rosa ‘Meifancy’ (Lemon Meidiland)
Rosa ‘Snow Star’
29
4.3.5 Dwergstruiken
Met dwergstruiken worden licht verhoute planten bedoeld zoals Santolina
en Teucrium, de meest gekende en toegepaste is ongetwijfeld Lavendel.
Veel submediterrane beplanting behoort tot deze groep maar bv. ook Erica,
Calluna en Fuchsia magellanica var. gracilis. In de literatuur wordt soms ook
gesproken van halfheester. Heester omwille van het feit dat het om
gekweekte planten gaat. Santolina chamaecyparissus wordt best op een
beschutte plaats geplant want kan wel wat vorstschade oplopen. Het is een
gewas dat tijdig (meestal jaarlijks) verjongd moet worden in het voorjaar om
een strakke beplanting te behouden. Er werd een kleiner vak verwijderd in
het voorjaar van 2011 en vervangen door Abies lasiocarpa ‘Green Globe’
met randbeplanting van Allium moly. Er was namelijk te veel schade door
enerzijds de vorst van de winter van 2010 – 2011 en anderzijds de
aanhoudende droogte in het voorjaar van 2011.
Gebruikte dwergstruiken
Erica x darleyensis ‘Darley Dale’
Winterheide - Dopheide
Erica x darleyensis ‘J.W. Porter’
Winterheide - Dopheide
Erica x darleyensis ‘Furzey’
Winterheide - Dopheide
Erica x darleyensis ‘Kramer’s Rote’
Winterheide - Dopheide
Erica x darleyensis ‘Ghost Hills’
Winterheide - Dopheide
Erica x darleyensis ‘Silberschmelze’
Winterheide - Dopheide
Euonymus fortunei ‘Minimus’
Kardinaalsmuts
Fuchsia magellanica var. gracilis
Bellenplant
Hebe ochracea ‘James Stirling’
Struikveronica
Teucrium ‘Paradise Delight’
Kaukasische germander
Teucrium x lucidrys
Germander
Santolina chamaecyparissus
Heiligenbloem - Cipressenkruid
Bij Erica is de winterbloeiende soort darleyensis wat meer tolerant naar een
hogere pH-waarde of gehalte aan kalk in de bodem. De witbloeiende
cultivar ‘Silberschemlze’ werd toegepast in een vaste plantenassociatie. De
andere witbloeiende cultivar ‘Darley Dale’ werd net zoals de andere
cultivars die verschillende paarsroze tinten hebben in monobeplantingen
toegepast. Teucrium werd toegepast in de boomspiegels in de Borrems.
Teucrium lucidrys scoort heel goed zowel naar groei als ziektedruk. De
cultivar ‘Paradise Delight’ had in het eerste jaar last van witziekte en er was
behoorlijk wat uitval na het eerste seizoen. Fuchsia magellanica var. gracilis
is een gewas met een hoge sierwaarde en komt het best tot zijn recht op
een licht beschutte plaats.
Santolina chamaecyparissus 30 juni 2009 wijk Borrems
30
4.3.6 Parkbramen
Het genus Rubus behoort tot de Rosaceae en telt vermoedelijk tot 750
soorten en talloze cultivars. West-Europa kent een heel grote
soortenrijkdom. Een vergelijkbare diversiteit aan soorten groeit in ZuidoostAzië, Japan en in de bergen van Centraal-Amerika.
Bramen, voor ons heel vertrouwd, komen dus lang niet overal ter wereld
voor. In België is de regio van de Vlaamse Ardennen een hotspot van
biodiversiteit. Aan de Ganzberg te Schorisse is er in 2008 in het
Natuurpuntreservaat 't Burreken een bramentuin uitgewerkt. In deze
educatieve tuin werden circa 40 soorten die typisch zijn voor de Vlaamse
Ardennen aangeplant. Dit is een realisatie van de Bramenwerkgroep, een
studiewerkgroep van Natuurpunt regio Vlaamse Ardennen plus. Deze
werkgroep kwam er onder impuls van Broeder Joris De Ruyver. Broeder
Joris ligt in ons land mede aan de basis van de batologie, de studie der
bramen.
Dit genus is economisch en ecologisch belangrijk als kleinfruitgewas
(Framboos, Taybes, Japanse wijnbes,...), parkbraam, voedsel voor wilde
dieren en in vroege successiestadia van bepaalde bostypes. Op
verschillende plaatsen gedragen niet inheemse soorten zich vaak als
invasief. In de VS zijn er problemen met de uit onze streken afkomstige
Rubus laciniatus, de Peterseliebraam. Ook in Zuid-Afrika worden de planten
als exoot beschouwd. In Chili, Australië en Nieuw-Zeeland werden met
succes invasieve bramen bestreden door inzet van Phragmidium violaceum,
een roestschimmel. Bramen kunnen op korte tijd grote oppervlaktes
inpalmen wat ook bekend staat als verbraming. Rubus is taxonomisch
moeilijk te classificeren omwille van frequente hybridisatie, grote
morfologische diversiteit, vegetatieve vermeerdering, agamospermie
(asexuele zaadproductie) en het vaak voorkomen van polyploïdie. Ongeveer
60% van alle Rubussoorten zijn polyploïd, tevens is geweten dat hybridisatie
voorkomt tussen aanverwante soorten. In sommige gevallen zelfs tussen
soorten van ver verwante groepen. Het gebruik van uitheemse bramen
moet dus met de nodige omzichtigheid gebeuren en hoort zeker niet thuis
buiten het stedelijk gebied of de private tuin. In het buitenland lopen
verschillende onderzoeken, vooral in het kader van taxonomie en
classificatie, over het geslacht. In de flora van de nationale plantentuin van
Meise worden er 63 soorten beschreven.
Parkbramen kunnen omschreven worden als de soorten en/of cultivars uit
de Rubusfamilie die toepassing kennen en die gebruikt worden als sierplant.
Parkbramen kunnen grosso modo ingedeeld worden in bodembedekkende,
lage en hoge struiken. De meeste soorten groeien op elke grond, sommigen
groeien liever in de schaduw. Rubus is over het algemeen niet of weinig
gevoelig voor ziekten en plagen. Er zijn zowel gestekelde als ongestekelde
bramen, bladverliezende en bladhoudende soorten. Niet alle bramen zijn
even winterhard en het toepassingsgebied gaat van kleine tot grote
plantvakken, begroeiing van taluds, rotondes en toepassingen onder
bomen. Hierna volgt een korte beschrijving van enkele soorten en cultivars.
31
Korte beschrijving van enkele goede parkbramen
Rubus arcticus 'Sofia'
Rubus articus, ook wel de Poolbraam, wordt circa 15-20 cm hoog en is
geschikt voor kleinere plantvakken. Deze soort sterft ’s winters volledig
bovengronds af. Deze cultivar is maar beperkt beschikbaar en werd niet
aangeplant. Andere interessante cultivars zijn o.a. ‘Anna’, ‘Beata’,
‘Linda’,....
Rubus caesius
De Dauwbraam komt bij ons van nature voor en wordt ongeveer een
halve meter hoog. Het is een bladverliezende honingplant en belangrijke
waardplant voor verschillende vlinders en bladmineerders. De vrucht is
eetbaar.
Rubus formosensis
Deze soort is afkomstig van Taiwan en heeft een gladde, soms licht
gestekelde houtige stengel en groot lichtgroen blad. Hij groeit het best op
een beschutte plaats. De eetbare vrucht is rood.
Rubus henryi
Deze uit China afkomstige soort heeft prachtige drielobbige bladeren. Hij
wordt vaak aangeduid als een klimmer maar is eigenlijk veeleer een
kruiper dan een echte klimmer. De onderzijde van het wintergroene blad
is crèmewit. Deze soort geeft een licht roze bloem gevolgd door een
zwarte eetbare vrucht.
Rubus spectabilis 'Olympic Double'
Rubus spectabilis is afkomstig uit Noord-Amerika en is goed winterhard.
Zowel de soort als de cultivar maken worteluitlopers en kunnen vlug
uitbreiden. Deze cultivar heeft dubbele bloemen.
Rubus pentalobus ‘Emerald Carpet’
R. pentalobus werd vroeger verkeerd aangeduid als R. calyicinoides. Deze
soort is afkomstig uit China en Taiwan. De cultivar is beter winterhard
dan de soort, doch best niet toepassen op grote schaal op een niet
beschutte plaats. Het is een wintergroene laagblijvende, niet klimmende
soort.
32
Rubus odoratus
De Roodbloeiende framboos is afkomstig uit het noordoosten van
Amerika. Het is een soort die worteluitlopers vormt. Rubus odoratus is,
zoals de naam al doet vermoeden, een geurende soort die een hoogte
bereikt van ongeveer 1,5-2,5 m. R. odoratus is geschikt als haagplant en
houdt van een vochtige, doch goed gedraineerde grond op een licht
beschaduwde plaats.
Rubus ‘Benenden’
Deze bladverliezende cultivar heeft vanaf mei helderwitte bloemen met
een doorsnede tot 5 cm. De bloei is de belangrijkste sierwaarde van deze
tot 2 m hoog groeiende struik die zowel solitair als in grotere
beplantingsvakken kan toegepast worden. Het is een cultivar zonder
stekels die soms ook onder de naam Rubus ‘Tridel’ wordt
gecommercialiseerd.
In Engeland heeft Barry Clarke, verbonden aan de gerenommeerde Sir
Harold Hillier Gardens en lid van de NCCPG (National Council for the
Conservation of Plants and Gardens), een collectie van circa 120 Rubussen
van over de hele wereld. Op zijn website: http://www.rubusspecies.com/
worden de soorten kort beschreven.
4.3.7 Bamboe
Bamboes worden taxonomisch tot de groep van de grassen gerekend maar
omdat het verhoute planten zijn worden ze hier besproken onder de
heesters. Bamboes kunnen toegepast worden als solitair, vakbeplanting,
informele haag, onderbegroeiing,... Voor dit project werden ook een 6-tal
bamboes gebruikt. Van klein naar groot zijn dit Pleioblastus pygmaeus,
Pleioblastus viridistratus ‘Vagans’, Sasa tsuboiana, Indocalmus latifolius,
Fargesia murieliae ‘Jumbo’ en Fargesia
scabrida ‘Asian Wonder’ (foto).
Bij de keuze van bamboe moet er
omzichtig te werk gegaan worden.
Soorten uit de Phyllostachys groep,
met sterke, kruipende rhizomen, zijn te
mijden. Pleioblastus zijn soorten die
lager blijven en wel toepassing kennen
als blokbeplanting. Bij deze beide
soorten is het gebruik van een
rhizoombegrenzer aangewezen. De
meest te gebruiken groep van
bamboes is wellicht de Fargesia. Dit
zijn
middelhoge
tot
hoge
zodevormende soorten. Een nadeel
van deze groep is dat er massale sterfte kan optreden door bloeizetting. Het
is gekend dat wanneer een bepaalde soort van Fargesia bloeit, meteen ook
alle cultivars van deze bepaalde soort gaan bloeien en afsterven. Bij de
soorten van Fargesia is geweten dat dit gebeurt in cycli van 60-120 jaar en
meer. Mochten onze beplantingen in het stedelijk gebied dergelijke
leeftijden kunnen bereiken...
33
4.4 Houtkanten
Bij de natuurlijke hagen en houtkanten werd rekening gehouden met het
inheems karakter van de beplanting. Daarnaast zijn houtkanten een
belangrijke voedselbron voor vogels en insecten. Ter hoogte van het
speelgedeelte in de Neerheide werden enkel niet of weinig giftige,
kindvriendelijke soorten aangewend.
Zone met jong aangeplante houtkanten op de Neerheide 8 juni 2011
Van bepaalde soorten is autochtoon plantmateriaal beschikbaar, namelijk
van Ulmus laevis, Cornus sanguinea en Prunus spinosa. Er werd dan ook
gekozen om plantmateriaal uit deze erkende autochtone zaadbestanden te
gebruiken.
Aronia melanocarpa (Appelbes), afkomstig van de oostelijke Verenigde
Staten, heeft bessen die in niet gekookte toestand blauwzuur bevatten, de
bessen van Prunus spinosa zijn licht giftig en deze plant heeft tevens stevige
doornen. Ook de vruchten van Cornus sanguinea zijn matig giftig. Deze
planten worden zo aangewend dat ze minder toegankelijk zijn voor kleine
kinderen, voor de vogels des te meer. De bessen van Viburnum lantana
kunnen maag- en darmproblemen veroorzaken, ook deze planten werden
omsloten door rozen zodat ze moeilijk bereikbaar zijn. Er werden vrij dichte
plantafstanden aangehouden om het geheel vlug te laten dichtgroeien, dit
houdt wel in dat na 3 en 5 jaar een deel van deze beplanting gedund moet
worden om een vitale beplanting te behouden. Ulmus laevis en Salix
triandra (Amandelwilg) zullen als hakhout beheerd worden. De twijgen van
Salix triandra zijn het ideale materiaal om hutten te bouwen, de Ulmus
laevis kunnen in de toekomst uitgroeien tot heuse klimbomen. Een gedeelte
van deze planten werd aangeplant in de nieuwe biocomposteerbare
gronddoek van de firma Beaulieu, de Ökolys.
Gebruikte soorten voor natuurlijke hagen en houtkanten
Acer campestre
Spaanse aak – Veldesdoorn
Aronia melanocarpa
Appelbes
Cornus mas
Gele kornoelje
Cornus sanguinea [A]
Rode kornoelje
Myrica gale
Wilde gagel
Prunus padus
Vogelkers
Prunus spinosa [A]
Sleedoorn
Salix repens ‘Nitida’
Duinwilg
Salix triandra
Amandelwilg
Ulmus laevis [A]
Fladderiep
Viburnum lantana
Wollige sneeuwbal
34
4.5 Bomen
Dit project is ontstaan binnen de Afdeling Boomkwekerij van het PCS. Aan
deze belangrijke structuurelementen in ons dagelijks leven werd dan ook de
nodige aandacht geschonken.
Er is nood aan meer onderzoek naar gebruikswaarde van nieuwe soorten
voor toepassing in openbaar groen. Begin februari 2011 werden in
Thüngersheim, in de buurt van Veitshöchheim in zuidelijke deelstaat
Beieren 130 verschillende soorten aangeplant, in totaal 450 bomen. Dit
kadert in een onderzoek van de LWG (Landesanstalt für Weinbau und
Gartenbau) met als titel “Die Stadtbäume der Zukunft” en wordt
ondersteund door grote boomkwekerijen uit Duitsland, Italië, Nederland,
België en de VS. Dit project is onderdeel van een breder onderzoek
genaamd Stadtgrün 2021 dat al sinds 2009 loopt op de LWG. Al te vaak
wordt er teruggegrepen naar “vaste waarden” die vaak niet op een goede
plaats aangeplant worden. In wezen moeten we er bij de keuze van een
bepaalde boom van uitgaan dat hij zo goed als niet gesnoeid hoeft te
worden.
Aangewende bomen wijk Borrems
Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’
Ruwe berk
Ginkgo biloba ‘Princeton Sentry’
Japanse notenboom
Liquidambar styraciflua ‘Worplesdon’
Amberboom
Populus tremula ‘Erecta’
Zuilvormige ratelpopulier
Prunus cerasifera ‘Nigra’
Kerspruim - Kroos
Prunus incisa ‘Umineko’
Fuji kers - Sierkers
Voor de Neerheide werd gekozen voor een Sierkers op eigen wortel, de
Prunus incisa ‘Louisa Leo’, een wit soms iets roze bloeiende cultivar,
waarvan de bloeiduur (maart - april) beperkt is, maar een boom die niet
veel ruimte inneemt en een beperkte hoogte heeft tot 6 m. Bovendien heeft
deze cultivar in het najaar vaak een mooie herfstverkleuring. Van deze
cultivar werden er acht aangeplant langs een pad dat doorheen het plein
loopt. Daarnaast werden verschillende solitairen aangeplant waaronder
Quercus palustris ‘Green Pillar’. Deze zuilvormige Moeraseik, een selectie
van Princeton Nurseries uit de
VS, is een veelbelovende
nieuwe telg binnen de cultivars
van Quercus palustris. Carpinus
caroliniana 'Sentinel Dries' is
nog
zo’n
onbekende
zuilvormige cultivar. Carpinus
caroliniana, ook wel de
Amerikaanse haagbeuk, is een
gezonde, met mooie rode
herfstkleur
verkleurende
boom. De cultivar ‘Sentinel
Dries’ is een smal opgaande
nieuwe selectie. Een Carpinus
caroliniana laat zich wel niet
graag verplanten. Verder ook
nog
2
Ginkgo
biloba
‘Tremonia’,
opnieuw
een Bloei Prunus incisa 'Louisa Leo'
zuilvorm. Probleem bij Ginkgo’s op leeftijd in het openbaar groen is de
vruchtzetting. ‘Tremonia’ is een mannelijke cultivar en zal geen last hebben
van dit euvel. Deze cultivar kan een hoogte tot 12 m bereiken en vraagt zo
goed als geen snoei. Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’ is een Nederlandse
selectie uit Zwitserland. Berken hebben vaak een slechte naam in de
openbare ruimte omwille van het vele stuifmeel en uitbrekende takken. De
35
cultivar ‘Swiss Glorie’ produceert veel minder stuifmeel en heeft zo goed als
geen last van uitbrekende takken.
Op de Neerheide werden ook enkele typische parkbomen aangeplant,
waaronder Tetradium daniellii, vroeger gekend als Euodia, ook wel de
Bijenboom. Deze uit de gematigde streken van China en Korea afkomstige
10-12 m hoog groeiende boom met breed waaiervormige kroon bloeit met
geelwitte losse pluimen van juli tot augustus, na de bloei verschijnen
purperrode vruchten. Het is een bron van nectar en levert door zijn late
bloei een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van gezonde winterbijen.
Een andere, te weinig gekende, onbeminde boom is de Halesia carolina. De
Sneeuwklokjesboom, afkomstig uit het zuidoosten van de VS, bloeit in april mei voor het uitlopen van het blad met opvallend mooie witte klokjes. De
herfstverkleuring is prachtig geel. Dit is een boom die weinig gekweekt
wordt als hoogstam, hij vraagt namelijk in de beginfase wat aandacht omdat
hij van nature de neiging heeft om meerstammig uit te groeien.
Detail blad en zaadvorming Halesia carolina, achtergrond Acer palmatum
Ook de Halesia moniticola, een grotere broer van de Halesia carolina, werd
aangeplant. De varenbeuk, Fagus sylvatica ‘Aspleniifolia’, is een minder
gekende cultivar die weinig snoei vraagt. Hij kan uitgroeien tot een
middelhoge boom van maximaal 15 m.
Overzicht aangewende bomen Neerheide
1 Acer palmatum ‘Dissectum Garnet’C30
Japanse esdoorn
1 Betula pendula ‘Swiss Glorie’ 20/25
Ruwe berk
1 Carpinus caroliniana ‘Sentinel Dries’ 10/12
Amerikaanse haagbeuk
1 Fagus sylvatica ‘Aspleniifolia’ C10 200+
Varenbeuk
1 Ginkgo biloba ‘Globosa’ C7,5 40/+
1 Ginkgo biloba ‘Mariken’ C10 HS 40/+
2 Ginkgo biloba ‘Temonia’ 16/18
1 Halesia carolina 10/12
1 Halesia monticola C7,5 150+
1 Hamamelis ‘Diana’ C35 125-150
1 Hamamelis ‘Rubin’ kluit 100+
1 Mespilus germanica ‘Westerveld’ C10 veer
1 Morus alba ‘Macrophylla’ 35/+
6 Salix alba 16/18
3 Salix alba ‘Chermesina’ 16/18
1 Tetradium daniellii 25/30
1 Quercus palustris ‘Green Pillar’ 12/14
8 Prunus incisa ‘Louisa Leo’ 12/14
Japanse notenboom
Japanse notenboom
Japanse notenboom
Sneeuwklokjesboom
Sneeuwklokjesboom
Toverhazelaar
Toverhazelaar
Mispel
Moerbei
Schietwilg
Schietwilg
Bijenboom
Zuilvormige moeraseik
Fuji kers - Sierkers
36
5 Bodembedekkende materialen
Het is vooral belangrijk het juiste afdekmateriaal te kiezen voor een
welbepaald terrein. Volgende keuzecriteria kunnen van belang zijn bij de
keuze van het afdekmateriaal of mulchlaag:

stabiliteit en snelheid (traagheid) van afbraak,

esthetische waarde,

gemak van toepassing en onderhoud,

beschikbaarheid en kostprijs,

onkruidverdelgende efficiëntie,

permeabiliteit voor lucht en water,

gevaar voor infectie en andere nadelige effecten (Chauvel, 2001).
5.1 Organische en minerale mulchen
De gebruikte organische en anorganische of minerale mulchen worden
hieronder kort besproken. De demonstratie van minerale mulch op de
Neerheide is vooral om de toepassingsmogelijkheid aan te tonen voor
verkeersbegeleidend groen.
Organische mulchen
Schorsen
Voor dit project werden zowel Pinus maritima, Pinus sylvestris als Epicea
schors gebruikt. Er werd gewerkt met de fracties 04/08 en 10/20 bij Pinus
sylvestris en Pinus maritima. Deze beide fracties scoorden goed. Voor de
dikte van de laag kan gesteld worden: hoe fijner de fractie, hoe dunner
de laag. De fractie 04/08 werd 5 cm dik toegepast, fractie 10/20 circa
8 cm. Epicea werd enkel tijdens het eerste demojaar toegepast.
Compost
Compost als mulchlaag werd enkel toegepast bij rozen. Het is belangrijk
om compost te gebruiken die vrij is van onkruidzaden. Een mulchlaag
met compost is enkel verantwoord wanneer er weinig of geen inzaai van
in de buurt groeiende onkruiden mogelijk is. Het gebruik van compost is
vooral nuttig als bemesting die, afhankelijk van de beplanting, drie- tot
vijfjaarlijks opgebracht kan worden. Bij gebruik van compost als afdeklaag
is het belangrijk om een constante laagdikte van circa 5 cm aan te
houden.
Terrastar, Star-, Straw-, Stro Pellets
Het is een product in korrelvorm, dat bestaat uit gehakseld en geperst
tarwestro (98%) dat tijdens het productieproces verhit wordt tot 70°C.
De korrels hebben een wateropnemend vermogen van 300-400%. Dit
houdt in dat 1 cm Stro Pellets een laag van 3-4 cm vormt. Onder invloed
van vocht zwellen de korrels op en vallen vervolgens uiteen.
Het product werkt niet tegen wortelonkruiden, wel vormt het
oppervlakkig een hard laagje waardoor onkruidzaden niet snel kunnen
kiemen. Deze harde toplaag wordt, afhankelijk van de
weersomstandigheden, na één week gevormd. Bij betreding wordt deze
coherente laag beschadigd. Als Star pellets vlak na de aanplant wordt
aangebracht, is er meer kans op uitval. Dit komt waarschijnlijk door een
te grote vochtvoorziening rond de voet van de plant (Heutink & Looman,
2000).
Star Pellets is gemakkelijk aan te brengen en onder andere verkrijgbaar in
zakken van 20 kg (50 l). Uit onderzoek blijkt 5 kg/m² voldoende te zijn.
Ook bij dit product geldt dat de stikstofbehoefte in de gaten gehouden
moet worden (Looman, 2000). Het product wordt in België vooral
gebruikt in de containerteelt. In Duitsland wordt het veel toegepast in
het openbaar groen in een dosering van 10 l/m² (Looman, 2000). In
37
onderzoek op het proefstation in Boskoop was er 50 tot 80% minder
onkruidgroei. Naar onkruidgroei scoorde stropellets vrij goed, wel kan er
ongewenste paddenstoelengroei optreden. Het product is niet geschikt
voor toepassing langs de openbare weg. In 2008 moest de brandweer
van Destelbergen tot twee maal toe uitrukken omwille van een
smeulende laag Stropellets. Dit was vermoedelijk het gevolg van een
sigaret. Ook bij de toepassing met éénjarigen op het Provinciaal Domein
Puyenbroeck was er een stuk van de afdeklaag weggesmeuld. Dit product
heeft een werking van circa 8 maanden.
Hennep
Er werd gekozen om het Franse product ProMulch te gebruiken. Dit
wordt nog maar beperkt verhandeld in België. Het werd aangekocht in
Wallonië. In 2009 gingen in de stad Namen in samenwerking met het CTH
(Centre Technique Horticole de Gembloux) testen door met éénjarigen
met onder andere hennep, vlas en cacaodoppen. Hennepvezel scoorde
goed in deze testen. Vandaar de testen bij vaste planten met het product
ProMulch in 2010. Onderstaande foto van eind augustus 2010 geeft een
beeld van een in april aangeplante boomspiegel afgestrooid met hennep.
Sinds 2011 is deze mulch ook afkomstig van biologische landbouw.
ProMulch is beschikbaar in fractie 2-25 mm in balen van 200 l goed voor
4-5 m². Het heeft een C/N-verhouding van 87 en een pH-waarde tussen
6,8 en 7,2. Hennep bevat meer dan 50% cellulose, 15-20% lignine en 9%
hemicellulose. De levensduur van dergelijke mulchlaag is rond de 18
maanden. In 2010 werden in de straten van de Neerheide alle nieuw
beplante boomspiegels afgestrooid met een laagje hennepvezel. Naast
een onkruidwerende werking heeft dit product ook een esthetische
meerwaarde. De witte kleur zorgt voor een extra accentuering van de
algemene structuur van de individuele plant, tevens worden de kleuren
van de bloemen versterkt. Hennepvezel is esthetisch variabel en
verkleurt reeds na een 4-tal maanden steeds verder naar een grijze kleur.
Hennepvezel werd toegepast in een laagdikte van 2-3 cm. Het is
belangrijk om het product te bevochtigen na het opbrengen zodat het
samen kan klitten.
Ook hier is het belangrijk om voldoende compost door te mengen voor
de aanplant om de stikstoffixatie door dit product op te vangen. Bij vaste
planten is het tevens aangewezen om het tweede jaar na toepassing
opnieuw wat compost in te brengen bij de voorjaarsopkuis van de
plantvakken.
38
Kokosvezel
Kokosvezels worden losgeweekt en mechanisch verwijderd van de bast
van kokosnoten. Ze zijn afkomstig uit Sri Lanka, India, Indonesië,
Vietnam, Thailand... De vezels bestaan voor 35-45% uit cellulose en 4045% uit lignine. Ze hebben een lengte van 5 tot 10 cm. Doordat
kokosvezels veel lignine bevatten gaan ze lang mee, ook in vochtige
omstandigheden. Kokos werd op kleine schaal toegepast tussen rozen.
Anorganische of minerale mulchen
Berggrind
In demo liggen op de Neerheide twee testvakken die afgestrooid werden
met circa 4-5 cm berggrind fractie 7/14. Bij anorganische mulchen is het
belangrijk om gebruik te maken van een fractie met een gering aandeel
aan fijnkorrelig materiaal omdat dit vaak de kieming van onkruiden in de
hand werkt. Berggrind gaf de minst extreme waarden naar
zoutconcentratie en zuurtegraad. De EC was rond de 63 µS, de pHwaarde was rond de 6,3. Het is niet de bedoeling om deze laag in de
toekomst verder aan te vullen.
5.2 Folies en doeken
Doeken samengesteld uit natuurlijke materialen zoals jute, kokos of hennep
worden vaak in verschillende diktes en dichtheden geproduceerd.
Uitgevoerde testen en ervaring wijzen uit dat minimum 1000 g/m² moet
volstaan als barrière voor het onkruid en om een levensduur van meer dan
18 maanden te bereiken (Croué, 2004). Er werd zowel een jutedoek als een
kokosdoek gebruikt. De resultaten waren matig bevredigend.
Bij de folies is er een verschuiving van het gebruik van de traditionele
polyethyleen folies naar folie op basis van diverse biologische
basisgrondstoffen. In België zijn enkele belangrijke spelers op de
wereldmarkt gevestigd. Zowel Bonar Technical Fabrics als Beaulieu
Technical Textiles lanceerden dit jaar hun biofolie voor tuinaanleg en
landschapsontwikkeling op de markt. Beaulieu ontwikkelde de Ökolys, deze
biodegradeerbare folie heeft een dichtheid van 110 g/m² en heeft een
levensduur van meer dan 36 maanden. Ökolys is opgebouwd uit twee
biopolymeren, een biocomposteerbare en een biodegradeerbare. De Ökolys
is het enige agrotextiel dat het AIB-Vinçotte certifictaat OK Compost draagt.
De Duracover van Bonar Technical Fabrics heeft het AIB-Vinçotte certificaat
vier-ster-biobased (>80% opgebouwd uit hernieuwbare grondstoffen) en
zegt met andere woorden enkel iets over de bouwsteen van deze folie
namelijk polymelkzuur of polylactaat (PLA).
39
6 Strooizouten
Het beplantingsvak op de Dendermondsesteenweg (N445) werd aangelegd
in het voorjaar van 2009. Na de nodige literatuurstudie werden volgende
planten aangeplant.
Aangewende beplanting N445 - 2009
Geranium macrorrhizum ‘Czakor’
Ooievaarsbek
Hedera helix ‘Arborescens’
Struikklimop
Juniperus communis ‘Green Carpet’
Jeneverbes
Juniperus conferta ‘Blue Pacific’
Japanse jeneverbes
Pennisetum sortiment
Lampenpoetsersgras
Pinus mugo var. pumilio
Bergpijnboom
Tellima grandiflora
Franjekelk - Mijterloof
De winter van 2009 en het vroege voorjaar van 2010 kenden vrij veel
vorstdagen. Er werd dan ook veel gestrooid. De verdeling van het strooizout
gebeurt via GPS. Er komt met andere woorden bijna geen direct strooizout
op de beplanting. Opspattend zoutwater daarentegen wel. Er is een
duidelijk verband vastgesteld tussen verkeersdruk en zoutconcentratie. Er
werden pH- en EC-testen uitgevoerd. De EC, uitgedrukt in micro Siemens
(µS), geeft een beeld van de zoutconcentratie van het substraat. Er is een
meting uitgevoerd bij aanplant, toen was er een pH van 8-9, en een EC van
rond de 200 µS. Op 20 april 2010 werd een nieuwe meting uitgevoerd. De
middenberm van circa 2,60 m breed werd voor staalname van de
zoutconcentratie in de lengterichting in drie opgedeeld. Daaruit kwam
duidelijk naar voor dat de kant met het meeste verkeer ook de hoogste
zoutconcentratie had. De kant van de middenberm in rijrichting Kalken had
een EC van 505 µS, het midden van de berm 359 µS, de kant naar
Destelbergen centrum 431 µS. Naast verkeersdruk zijn ook oneffenheden in
het wegdek, waar met zout verzadigd water zich kan opstapelen, nefast
voor de beplanting.
Na dit eerste proefjaar had enkel Pennisetum het overleefd. Er moet hier
wel in het achterhoofd gehouden worden dat dit een vrij extreme locatie is
waar gedurende een korte periode een piekconcentratie van zouten
optreedt. Het is algemeen geweten dat deze zoutconcentratie vrij vlug terug
daalt door uitloging naar de diepere bodemlagen. In 2010 werden dan ook
de nodige maatregelen genomen om dit beplantingsvak van andere
beplanting te voorzien. Hedera werd vervangen door Elaeagnus x ebbingei.
De boomspiegels waar voorheen de vaste planten stonden werden beplant
met Coreopsis verticillata ‘Zagreb’ en laagblijvende Spirea. Ook Aster
ageratoides ‘Asran’ werd aangeplant. Er werd een zone aangelegd waar
gewerkt werd met een vanggewas, namelijk Pennisetum alopecuroides
‘Hameln’ en er tussenin werd Euonymus fortunei ‘Minimus’ geplant.
Aangewende beplanting N445 - 2010
Aster ageratoides ‘Asran’
Herfstaster
Coreopsis verticillata ‘Zagreb’
Meisjesogen
Elaeagnus x ebbingei (wortelecht)
Groenbladige olijfwilg
Euonymus fortunei ‘Minimus’
Kardinaalsmuts
Pennisetum alopecuroides ‘Hameln’
Lampenpoetsersgras
Spirea japonica ‘Goldflame’
Spirea – Spierstruik
Spirea japonica ‘Golden Princess’
Spirea – Spierstruik
In het voorjaar van 2011 tenslotte werd geopteerd om tussen de Euonymus
‘Minimus’ verschillende cultivars van Aster ageratoides aan te planten.
Euonymus ‘Minimus’ komt maar vrij traag in groei in het voorjaar en wordt
dan ook vlug overwoekerd met onkruid bij ruime plantafstanden.
40
Aangewende beplanting N445 - 2011
Aster ageratoides ‘Adustus Nanus’
Herfstaster
Aster ageratoides ‘Ashvi’
Herfstaster
Aster ageratoides ‘Asran’
Herfstaster
Ligustrum obtusifolium ‘Massif’®
In de publicatie ''Cultuurplanten in kustgebieden'', een uitgave van POVLT
en VVOG, worden 134 cultuurplanten beschreven die gedijen aan de kust.
Binnen deze planten zijn er vanzelfsprekend die toepassing kennen op
plaatsen met hoge pieken van zoutconcentraties.
Liguster
Opbouw beplanting op plaatsen met hoge druk van strooizouten
Op een dergelijke relatief smalle strook wezen metingen uit dat de
randen een hogere zoutconcentratie hadden dan het midden van het
plantvak. Er wordt met andere woorden bij heesters het best gewerkt
met beplanting die zich vanuit het midden van het vak moet verspreiden.
Ecologisch gezien is dit vaak nefast voor de natuurlijke ontwikkeling van
de aangewende planten. Er wordt bij de aanleg met andere woorden
geen optimale vakdekking nagestreefd, wel wordt er gezorgd voor
minder extreme standplaatsfactoren.
Daarnaast is er de mogelijkheid om te werken met een vanggewas.
Hiermee bedoelen we een hoger groeiende soort die ook gedurende de
winter zijn vorm min of meer behoudt.
Beplantingsvak Dendermondsesteenweg 14 juni 2011
41
7 Levensruimte dood hout
Om te komen tot een stabiel ecologisch systeem is het belangrijk dat er
voldoende dood hout in verschillende maten, vormen en soorten aanwezig
is. Het ecologisch belang van dood hout werd onder andere onderzocht in
Rijsel. Er wordt gesteld dat er in natuurlijk gebied 40 tot 150 m³ dood hout
aanwezig dient te zijn per hectare. Buiten dit natuurlijk gebied is het
aangewezen om te streven naar 20 tot 40 m³ per hectare. Dus in onze
parken maar ook in de stad moet er ruimte zijn voor dood hout. Dood hout
vormt één van de meest rijke biotopen voor planten- en schimmelgroei.
Dood hout is ook belangrijk voor een grote groep van meestal nuttige
insecten. Niet enkel voor hout- en boorkevers maar ook voor verschillende
soorten wespen, vliegen, muggen, spinnen enz. is dood hout belangrijk in de
voortplantingscyclus.
Gebruik van dood hout buiten natuurlijke gebieden

Afsluiting met dood hout – palissaden (begroeid)

Kreupelhout- en dood hout hopen (foto Neerheide)






Houtmijten
Houtstapels
Doodhout piramide (rechtopstaande boomstronken)
Habitat voor kevers
Salamipiramide
Insectenhotel - bijenhotel (Destelbergen)
Sint-Amandsberg - Gent



Nestplaatsen voor wilde bijen en wespen
Oude boombestanden
Knotwilgen
42
8 Bijlagen
In deze brochure zijn niet alle bijlagen opgenomen. Wel worden de
demolocaties aan de hand van een stratenplan gesitueerd. Voor de
Neerheide volgt een uitgebreide beschrijving van de wijze waarop de zone
werd ingedeeld. Voor de Borrems een korte duiding bij het gebruik van de
pdf-lijst met situering van alle beplantingsvakken. Daarnaast worden enkele
sfeerbeelden van de uitgangssituatie van de Borrems (winter 2009) en
vervolgens van de Neerheide (najaar 2010), samen met de situatie op 8 juni
2011, weergegeven. Als laatste volgen de plantenlijsten van de gebruikte
vaste planten op de recreatiezone van de Neerheide en een voorbeeldfiche
van het beplantingsvak dat op de achterzijde van de brochure staat.
Er zijn verschillende bijlages in pdf-formaat te downloaden op de website
van het PCS (www.pcsierteelt.be):

de volledige lijst met alle beplantingsvakken van de wijk Borrems (20062011) met vermelding van de gebruikte plantmaat en de
plantdichtheid,

foto-overzicht van de beplantingsvakken van de wijk Borrems voor de
periode 2006-2010,

foto-overzicht van het beplantingsvak aan de bibliotheek voor de
periode 2006-2008.

lijst met alle beplantingsvakken van de wijk Neerheide aangelegd in
2010,

verschillende fiches met de gebruikte vaste planten per subzone op de
Neerheide.
8.1 Indeling locaties
De recreatiezone van de Neerheide is ingedeeld in 5 zones waarvan er vier
nog eens onderverdeeld zijn in subzones. Er werden met andere woorden
verschillende kamers gecreëerd waarin rond een bepaald thema werd
gewerkt. Zone 1 omvat de natuurlijke hagen, houtkanten, de
bloemenmengsels en de beplanting op de heuvel. Zone 2 is opgedeeld in 7
subzones. De subzones zijn van elkaar gescheiden door laagblijvende
coniferen of de beukenhaag. Zone 3, de grootste zone, is ingedeeld in acht
subzones. De vierde zone bestaat uit twee subzones. Zone 4-1 is langs het
toegangspad gelegen en zone 4-2 langs de gracht. De vijfde en laatste zone
bevat het kleine pinetum. Deze keuze van indeling werd gemaakt omdat het
niet mogelijk was om alle planten afzonderlijk aan te duiden. De te
downloaden pdf-fiches bevatten voldoende informatie om, mits wat
zoekwerk, de planten te kunnen identificeren. Op de Neerheide werden
verschillende gerecupereerde natuurstenen, waarin de zone-aanduiding op
ambachtelijke wijze werd gegraveerd, geplaatst om de verschillende zones
aan te duiden. Er staat weliswaar niet in elke subzone een aanduiding.
Voor de Borrems wordt gewerkt met objecten die telkens een afzonderlijk
plantvak voorstellen. Deze objecten zijn genummerd van 01_06 tot 78_10,
waarbij de extensie na het liggend streepje het jaartal van aanleg voorstelt.
Naast deze nummering worden straat en huisnummer vermeld zodat het
plantvak kan teruggevonden worden ter plaatse. Vervolgens worden
plantnaam en bijhorende plantmaat vermeld. Als laatste de plantdichtheid
en aanbevelingen voor het onderhoud. Sommige plantnamen zijn
doorstreept, dit wil zeggen dat deze beplantingsvakken vervangen werden.
Er wordt melding gemaakt van de nieuw aangeplante soort met het jaar van
aanleg tussen haakjes. Voor de beplantingsvakken die in 2010 werden
aangelegd in wijk Neerheide is er een gelijkaardig opgebouwde lijst.
43
8.2 Liggingsplannen en foto’s locaties
1
2
3
4
Destelbergen - ter hoogte van de bibliotheek en het gemeentehuis
Destelbergen wijk Borrems
Destelbergen - Dendermondsesteenweg - oprittencomplex R4
Destelbergen wijk Neerheide
[2]
[4]
[1]
[3]
© ANWB-routeplanner
© ANWB-routeplanner
44
Uitgangssituatie en situatie op 8 juni 2011 - wijk Borrems
45
Uitgangssituatie en situatie op 8 juni 2011 - wijk Neerheide
46
8.3 Lijst vaste planten recreatiezone Neerheide
In onderstaande tabel zijn de planten die gebruikt werden op de Neerheide weergegeven. Een meer uitgebreide lijst met Nederlandse namen en courant gebruikte synoniemen
van de Latijnse namen zijn te downloaden op de website van het PCS (www.pcsierteelt.be). Volgende elementen zijn opgenomen in deze tabel:

Plantnaam: bestaande uit genus-, soort- en cultivarnaam.
- Planten die in het blauw zijn aangeduid zijn inheems.

FSK is als afkorting gebruikt voor Foerster-Stauden Kompendium, een gerenommeerde vaste plantenkwekerij in Potsdam - Duitsland die bestaat sinds 1910. De sterren
geven een score aan de vaste planten die in 17 verschillende regio’s in zowel Duitsland, Zwitserland als Oostenrijk getest werden. Drie sterren duidt op uitstekende
cultivars of soorten, twee sterren op zeer waardevolle soorten, één ster op waardevolle soorten. Weliswaar zijn niet alle gebruikte soorten of cultivars vermeld in het
Foerster-Stauden Kompendium.

Vervolgens volgt een aanbeveling voor het benodigde licht van de specifieke plant (Z = zon, HS = halfschaduw, S = schaduw) en een indicatie van het winterbeeld afgekort
in tabel naar WB (GB = groenblijvend, NGB = niet groenblijvend).

Bij de kenmerken werden volgende symbolen gebruikt:
- Ca voor kalkminnende planten,
- V indien de planten vlinders aantrekken,
- G als we te maken hebben met een aromatische of geurende plant,
- VG wanneer de plant vorstgevoelig is,
- UZ indien de plant makkelijk uitzaait,
- W indien we te maken hebben met een woekerplant,
- ISU staat voor International Stauden-Union, planten die deze vermelding hebben scoorden heel goed in sortimentsproeven.

Vervolgens worden ook nog kleur, bloeitijdstip en hoogte van de plant (eerste cijfer hoogte van het blad, tweede cijfer hoogte van de bloei) als kenmerken opgenomen.

Er wordt een indicatie gegeven voor het aantal planten per vierkante meter en de bijhorende sociabiliteitsklasse.

Als laatste volgt een indicatie van de Siebercode.
Deze tabel is opgebouwd aan de hand van de vaste plantencataloog van kwekerij Jan Spruyt - Van der Jeugd omdat dit één van de weinige catalogi is waar de Siebercode is
opgenomen. Verder werd er ook gebruik gemaakt van verschillende andere vaste plantencatalogen om te tabel te vervolledigen. De waarden naar hoogte en bloei die in de tabel
zijn opgenomen zijn richtwaarden en kunnen afwijken naargelang de standplaats.
47
Overzicht aangewende vaste planten op de Neerheide
Genus
Soortnaam
Achillea
ageratifolia
Achillea
millefolium
Cultivar
Licht / WB
Kenmerken
Kleur
bloei
hoogte
#/m²
Siebercode
**
Z / GB
Ca
wit
5 tot 6
8 tot 15
7-9 -
ST1-2/OB1-2/M1-2
Z / NGB
V/G
zalmroze
6 tot 8
25 tot 60
5-7 - B/C
GB1/OP1B
Z / GB
Ca / V / G
geel
5 tot 6
30 tot 80
5-7 - B/C
GB2/OP2B
Z / NGB
V/G
oker
6 tot 8
25 tot 60
5-7 - B/C
GB1/OP1B
Z - HS / NGB
V/G
paarslila
6 tot 8
30 tot 80
5-7 - B/C
GB1/OP1B
Z - S / GB
V
blauw, klein paars blad
5 tot 6
5 tot 10
9-15 - B/C
BR2-3/OP2-3
'Lachsschönheit'
Achillea
'Coronation Gold'
Achillea
'Terracotta'
Achillea
FSK
*
'Velour'
Ajuga
tenorii
'Valfredda'
Alchemilla
erythropoda
Z - HS / NGB
geel-groen
6 tot 9
20 tot 30
8-12 - B
GR2/OB2/ST
Alchemilla
epipsila
Z - HS / NGB
geel-groen
6 tot 9
15 tot 30
8-12 - B
GR2/OB2/ST
Alchemilla
vulgaris
Z- HS / NGB
geel-groen
5 tot 9
tot 40
9-12 - C
BR2/OP2
Allium
moly
HS / NGB
geel
4 tot 5
20 tot 30
Allium
sphaerocephalon
Paars
7 tot 8
30 tot 80
9-15 - B/C
GB1/GR/OP1
Anaphalis
triplinervis
Anaphalis
triplinervis
Anemone
blanda
Anemone
sylvestris
Anemone
x hybrida
'Serenade'
Aquilegia
vulgaris
'Alba'
Aquilegia
vulgaris
'Blue Barlow'
Aquilegia
vulgaris
Aquilegia
canadensis
Asphodeline
lutea
**
Z / GB
Aster
divaricatus
**
Z - HS / NGB
Aster
ericoides
'Blue Wonder'
Aster
ericoides
'Herbstmyrte'
*
Aster
laevis
'Blauschleier'
*
Aster
lateriflorus
'Lady in Black'
Aster
sedifolius
'Nanus'
Aster
x frikartii
'Mönch'
Aster
x frikartii
'Wunder von Stäfa'
**
'Sommerschnee'
Z - HS / NGB
V
***
Z / NGB
Ca
wit
7 tot 9
15 tot 40
7-10 - B/C
GB/GR1-2/OP1-2
**
Z / NGB
Ca
zilverwit
7 tot 9
15 tot 30
7-10 - B/C
GB/GR1-2/OP1-2
blauw
3 tot 3
5 tot 10
9-15 - B/C
B2/BR2/GB
'Blue Shades'
Z - HS / NGB
***
Z - HS / NGB
zuiverwit
5 tot 6
15 tot 30
8-12 - C/D
BR1/GR/OP1
***
Z - HS / NGB
roze, halfdubbel
8 tot 10
40 tot 80
7-10 - B/C
BR2/GB/OP2B
Z - HS / NGB
wit
5 tot 6
30 tot 60
7-10 - B/C
BR2/GB/OP2
Z - HS / NGB
blauw
5 tot 7
30 tot 60
7-10 - B/C
BR2/GB/OP2
Z - HS / NGB
blauw
5 tot 6
30 tot 60
7-10 - B/C
BR2/GB/OP2
Z - HS / NGB
rood en geel
5 tot 6
20 tot 30
7-10 - B/C
BR2/GB/OP2
Ca
geel
5 tot 6
25 tot 100
5-7 - A/B
GR/OB/OP2
V
wit
7 tot 9
40 tot 60
5-7 - B/C
BR1-2/OP1-2
Z - HS / NGB
V
blauw-violet
9 tot 10
tot 80
5-7 - B/C
GB1-2/OP1-2
Z - HS / NGB
V
wit
8 tot 10
tot 110
5-7 - B/C
GB1-2/OP1-2
Z - HS / NGB
V
violiet-lila
9 tot 10
100 tot 140
3-5 - A/C
BR1-2/OP2
Z / NGB
V
wit-roze
9 tot 10
120 tot 150
3-5 - A/C
GB2/OP2B
Z / NGB
V
lilablauw
8 tot 9
tot 45
3-5 - B
BR1-2/OP1-2/H1-2
Z / NGB
Ca / V
lilablauw
7 tot 9
50 tot 70
5-7 - B/C
GB2/OP2B
Z / NGB
Ca / V
lavendel-blauw
7 tot 9
40 tot 70
5-7 - B/C
GB2/OP2B
*
'Little Lanterns'
*
**
Ca / G
48
Genus
Soortnaam
Aster
umbellatus
Bergenia
x schmidtii
Bergenia
Cultivar
'Silberlicht'
FSK
**
'Winterglöd'
syn. Lithospermum
Licht / WB
Kenmerken
Kleur
bloei
hoogte
#/m²
Siebercode
Z - HS / NGB
V
roomwit / crème
7 tot 9
60 tot 140
6-9 - B/C
BR1-2/OP1-2
wit + roze
4 tot 5
15 tot 30
5-7 - B/C
BR2/GB/OP2
Z - HS / GB
Z - HS / GB
purperrood
4 tot 5
tot 30
5-7 - B/C
BR2/GB/OP2
rood daarna blauw
6 tot 6
20 tot 30
8-12 - B/C
BR1/GR/OP1
goudgeel
7 tot 9
30 tot 40
7-10 - B/C
BR1/GR/OP1
Ca
wit-bont
7 tot 8
80 tot 130
3-5 - A/C
GR/OP1-2/SH
G / VG
blauw
8 tot 9
40 tot 50
7-10 - B/C
GB1/GR/OP1
wit
7 tot 9
tot 40
7-10 - B/C
GB1/GR/OP1
Z - HS / NGB
wit
6 tot 7
25 tot 90
6-9 - B/C
BR1-2/GB1-2
Z - HS / NGB
blauw
6 tot 7
30 tot 90
6-9 - B/C
BR1-2/GB1-2
Z - HS / NGB
lila blauw
7 tot 8
tot 80
6-9 - B/C
B1-2/BR1-2/OP1-2
Buglossoides
purpurocaerulea
**
Z - S / GB
*
Z - HS / NGB
Buphthalmum
salicifolium
Calamagrostis
x acutiflora
'Overdam'
Z - HS / NGB
Calamintha
nepeta
'Blue Cloud'
Z / GB
Calamintha
nepeta
'Weisser Riese'
Z / GB
G / VG
Campanula
persicifolia
'Alba'
Campanula
persicifolia
*
Campanula
trachelium
*
Carex
caryophyllea
Carex
muskingumensis
Carex
oshimensis
Carex
pendula
**
HS - S / GB
Carex
sylvatica
**
Z - HS / GB
Carex
morrowii
'Mosten'
Centaurea
dealbata
'Steenbergii'
Centaurea
hypoleuca
'John Coutts'
Cephalaria
gigantea
*
Z / NGB
V
Ceratostigma
plumbaginoides
**
Z - HS / NGB
Ca
Chionodoxa
luciliae (gigantea)
Coreopsis
verticillata
'Grandiflora'
Coreopsis
verticillata
'Zagreb'
Delphinium
Delphinium
'The Beatles'
Ca
Z - HS / GB
groen
5 tot 6
15 tot 15
6-9 -
B2/BR2/GB
Z - HS / NGB
lichtgroen blad
7 tot 7
30 tot 80
5-7 - B/C
BR2-3/O1/OP3
Z - HS / GB
groen
5 tot 6
20 tot 30
7-10 - B/C
B2/BR2/GB
groen
6 tot 7
60 tot 100
3-5 - AC
B2-3/BR2-3/GB2
groen
4 tot 5
30 tot 60
5-7 - B/C
B2-3/BR2-3/GB2
Z - S / GB
groen
3 tot 5
25 tot 50
5-7 - B/C
B2/BR2/GB
Z / NGB
karmijnroze
7 tot 8
60 tot 80
5-7 - B/C
GB1-2/OP1-2
roze
5 tot 9
20 tot 40
5-7 - B/C
GB1-2/OP1-2
geel
7 tot 9
170 tot 250
1-1 - A
OP2-3
azuurblauw
8 tot 10
30 tot 40
6-9 - B/C
GR/OB/OP2
Z - HS / NGB
blauw wit hart
2 tot 3
10 tot 15
Z / NGB
geel
7 tot 9
tot 60
6-9 - B/C
GB/GR1-2/OB2
**
Z / NGB
geel
6 tot 9
15 tot 30
6-9 - B/C
GB/GR1-2/OB2
'Piccolo'
***
Z / NGB
gentiaanblauw
6 tot 7
30 tot 60
5-7 - B/C
GB2/OP2B
'Völkerfrieden'
***
Z / NGB
gentiaanblauw
5 tot 7
70 tot 120
5-7 - B/C
GB2/OP2B
UZ
purper
6 tot 7
30 tot 120
8-12 - C
BR2/GB/OP2B
geel
4 tot 5
15 tot 40
8-12 - B
BR2/GB/OP2
V
blauw
7 tot 9
30 tot 60
3-5 - A/C
GB1-2/OP1-2
HS - S / GB
geel, leverkleurig blad
4 tot 5
25 tot 25
8-12 - D
B2/BR2/GB
HS - S / GB
bruin-geel
4 tot 5
25 tot 30
8-12 - D
B2/BR2/GB
'J. S. Greenwell'
Digitalis
purpurea
Doronicum
orientale
Echinops
ritro
'Veitch's Blue'
Epimedium
pinnatum
'Black Sea'
Epimedium
pinnatum
subsp. colchicum
**
UZ
Z / NGB
Z - HS / GB
Z - HS / NGB
***
**
Z / NGB
49
Genus
Soortnaam
Cultivar
FSK
Licht / WB
Kleur
bloei
hoogte
#/m²
Siebercode
Epimedium
x perralchicum
'Frohnleiten'
***
HS - S / GB
geel
4 tot 5
25 tot 30
8-12 - D
B2/BR2/GB
Epimedium
x rubrum
**
HS - S / GB
roze-rood
4 tot 5
20 tot 25
8-12 - D
B2/BR2/GB
Epimedium
x versicolor
Eragrostis
curvula
Eupatorium
maculatum
'Atropurpureum'
Eupatorium
maculatum
'Purple Bush'
Geranium
endressii
Geranium
ibericum
Geranium
Geranium
'Sulphureum'
***
Kenmerken
zwavelgeel
4 tot 5
20 tot 25
8-12 - D
B2/BR2/GB
Z - HS / NGB
Ca / VG
grijs
8 tot 10
60 tot 120
5-7 - A/C
BR2-3/OP2-3
***
Z - HS / NGB
Ca / V
purper
7 tot 9
150 tot 200
1-3 - A
BR2-3/OP2-3B
**
Z - HS / NGB
Ca / V
purper-rood
8 tot 9
175 tot 200
1-3 - A
BR2-3/OP2-3B
*
Z - HS / NGB
W
roze
6 tot 7
30 tot 35
6-9 - B/E
BR2/OP2
'Vital'
**
Z - HS / NGB
violet-blauw
6 tot 7
30 tot 40
6-9 - B/E
BR2/OP2
macrorrhizum
'Bevan's Variety'
**
Z - HS / GB
G
donkerroze
6 tot 7
30 tot 40
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
macrorrhizum
'Czakor'
**
Z - HS / GB
G
donkerroze
6 tot 7
30 tot 40
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
macrorrhizum
'Ingwersen's Variety'
Z - HS / GB
G
lichtroze
6 tot 7
25 tot 30
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
macrorrhizum
'Mytikas'
Z - HS / GB
G
donkerroze
5 tot 7
10 tot 15
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
macrorrhizum
'Olympos'
Z - HS / GB
G
donkerroze
6 tot 7
20 tot 25
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
macrorrhizum
'Spessart'
Z - HS / GB
G
zachtroze
6 tot 7
20 tot 25
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
macrorrhizum
'White-Ness'
Z - HS / GB
G
wit
6 tot 7
20 tot 25
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
macrorrhizum
'Witosha'
Z - HS / GB
G
roze
5 tot 7
20 tot 25
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
macrorrhizum
Z - HS / GB
G
roze
6 tot 7
30 tot 40
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
nodosum
lila-roze
6 tot 7
15 tot 20
8-12 - B/D
B2/BR2/GB
Geranium
phaeum
'Album'
Z - HS / NGB
wit
5 tot 8
30 tot 50
6-9 - B/D
B2/BR2/OP2-3
Geranium
phaeum
'Lily Lovell'
Z - HS / NGB
diep mauve
5 tot 7
40 tot 60
6-9 - B/D
B2/BR2/OP2-3
Geranium
phaeum
*
Z - HS / NGB
donkerpaars
5 tot 7
30 tot 50
6-9 - B/D
B2/BR2/OP2-3
Geranium
sanguineum
'Album'
***
Z - HS / NGB
wit
6 tot 9
10 tot 15
8-12 - B/D
BR1/GR/OP1
Geranium
sanguineum
'Elsbeth'
***
Z - HS / NGB
purper-roze
5 tot 9
30 tot 40
8-12 - B/D
BR1/GR/OP1
Geranium
x cantabrigiense
'Berggarten'
***
Z - HS / GB
dieproze
6 tot 7
20 tot 25
8-12 - B/D
BR1-2/GB1-2/GR
Geranium
x cantabrigiense
'Cambridge'
**
Z - HS / GB
roze
6 tot 7
25 tot 40
8-12 - B/D
BR1-2/GB1-2/GR
Geranium
x cantabrigiense
'St Ola'
*
Z - HS / GB
wit, zweempje roze
5 tot 9
10 tot 20
8-12 - B/D
BR1-2/GB1-2/GR
Geranium
x cantabrigiense
'Vorjura'
Z - HS / GB
purperrood
6 tot 7
10 tot 20
8-12 - B/D
BR1-2/GB1-2/GR
Geranium
x magnificum
**
HS - S / GB
HS - S / NGB
*
'Rosemoor'
***
Z - HS / NGB
violet-blauw
6 tot 8
20 tot 35
6-9 - B/E
BR2/OP2
Geranium
'Philippe Vapelle'
***
Z - HS / GB
blauw-paars
6 tot 7
20 tot 40
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
Geranium
'Sirak'
***
Z - HS / NGB
paars-roze
6 tot 7
30 tot 50
6-9 - B/E
BR2/OP2
Geranium
'Terre Franche'
***
Z - HS / GB
blauw-paars
6 tot 9
20 tot 45
6-9 - B/E
BR1-2/OP1-2
ISU
50
Genus
Soortnaam
Gillenia
trifoliata
Gypsophila
repens
Cultivar
FSK
Licht / WB
**
Z - HS / NGB
'Rosea'
Kenmerken
Kleur
bloei
hoogte
#/m²
wit-rood
6 tot 7
60 tot 100
4-6 - A/C
Siebercode
BR2/OP2
Z / NGB
Ca
wit
6 tot 8
5 tot 10
6-9 - B/C
GR1-2/M/OP1-2
Helenium
'Dunkle Pracht'
**
Z / NGB
V
bruin-rood
7 tot 9
70 tot 90
6-9 - B/C
GB2/OP2B
Helenium
'Moerheim Beauty'
**
Z / NGB
V
bruin-rood
6 tot 9
80 tot 90
6-9 - B/C
GB2/OP2B
Helenium
'Waltraut'
*
Z / NGB
V
bruin-rood + geel
6 tot 9
80 tot 90
6-9 - B/C
GB2/OP2B
GB2/OP2B
Helianthus
decapetalus
***
Z / NGB
Ca
citroen-geel
8 tot 10
100 tot 120
3-5 - A/C
Helianthus
microcephalus
'Capenoch Star'
*
Z / NGB
Ca
citroen-geel, bloeirijk
8 tot 0
120 tot 150
1-3 - A
GB2/OP2B
Helleborus
foetidus
*
HS - S / GB
Ca
groen
1 tot
40 tot 50
3-5 - A/C
BR1/GR/OP1
Helleborus
niger
**
HS - S / GB
Ca
wit
1 tot 4
15 tot 25
6-9 - B/C
B2/BR2
Helleborus
orientalis
HS - S / GB
Ca
purper-zwart
2 tot 4
40 tot 50
5-7 - B/C
BR2/OP2
Helleborus
orientalis
HS - S / GB
Ca
gemengd
2 tot 4
40 tot 50
6-9 - B/C
BR2/OP2
Helleborus
x sternii
HS - S / GB
Ca
grijs-groen-rood
2 tot 4
40 tot 50
1-3 - A
BR1/GR/OP1
Hemerocallis
lilioasphodelus (flava)
*
Z - HS / NGB
G
geel
5 tot 6
40 tot 80
5-7 - B/C
GB/OP2-3
Hemerocallis
middendorffii
*
Z - HS / NGB
G
geel
5 tot 6
tot 70
5-7 - B/C
GB/OP2-3
'Blue Lady'
Hemerocallis
'Autumn Red'
Z - HS / NGB
G
rood, grote gele keel
7 tot 8
50 tot 90
5-7 - B/C
GB/OP2-3
Hemerocallis
'Corky'
Z - HS / NGB
G
geel
7 tot 8
30 tot 60
5-7 - B/C
GB/OP2-3
Hemerocallis
'Moonlit Masquerade'
Z - HS / NGB
G
crème, paars hart / herbloei
6 tot 8
40 tot 70
5-7 - B/C
GB/OP2-3
Hemerocallis
'Sammy Russell'
Z - HS / NGB
G
rood
7 tot 8
40 tot 90
5-7 - B/C
GB/OP2-3
GB/OP2-3
Hemerocallis
Z - HS / NGB
G
geel / herbloei
7 tot 8
20 tot 30
6-9 - B/C
Hemerocallis
citrina
Z - HS / NGB
G
citroen-geel
6 tot 7
50 tot 100
5-7 - BC
GB/OP2-3
Hosta
lancifolia
Z - HS / NGB
blauw-violet
7 tot 9
20 tot 40
6-9 - C
BR2/GB/OP2
Iris
sibirica
'White Swirl'
wit + licht geel
5 tot 6
40 tot 60
6-9 - B/C
GB2-3/O1/OPB3
Kalimeris
incisa
'Blue Star'
Z / NGB
V
blauw
6 tot 9
40 tot 50
6-9 - B/C
BR2/OP2
Kalimeris
incisa
'Charlotte'
Z / NGB
V
blauw + geel oog
6 tot 10
tot 6O
6-9 - B/C
BR2/OP2
Kalimeris
incisa
'Madiva'
Knautia
macedonica
syn. Scabiosa rumelica
Lathyrus
vernus
Liatris
spicata
Z - HS / NGB
Ligularia
dentata
'Desdemona'
**
Z - HS / NGB
Ligularia
stenocephala
'The Rocket'
**
'Zepter'
**
Ligularia
'Stella de Oro'
**
**
Z - HS / NGB
Z / NGB
V / ISU
wit met blauwe tint
6 tot 9
80 tot 90
6-9 - B/C
BR2/OP2
**
Z - HS / NGB
Ca / V / UZ
donkerrood
7 tot 9
40 tot 100
6-9 - B/C
BR2/GB/OP1-2
**
Z - HS / NGB
paars-rood
4 tot 5
40 tot 40
6-9 - B/C
B2/BR2/GB
V
violet-paars
7 tot 8
40 tot 80
8-12 - B
GB1-2/OP1-2B
V
geel, purper blad
7 tot 9
60 tot 100
3-5 - A/C
BR2-3/O1/OP3B
Z - HS / NGB
V
geel, groen blad
6 tot 8
80 tot 150
3-5 - A/C
BR2-3/O1/OP3B
Z - HS / GB
V
geel
6 tot 8
tot 150
3-5 - A/C
BR2-3/O1/OP3B
51
Genus
Soortnaam
Cultivar
FSK
Licht / WB
Kenmerken
Kleur
bloei
hoogte
#/m²
Siebercode
Limonium
latifolium
syn. Statice latifolia
**
Z - HS / GB
V
blauw
6 tot 8
10 tot 50
6-9 - B/C
GB/GR/OP1B
Luzula
sylvatica
**
HS - S / GB
donkergroen
6 tot 7
25 tot 40
5-7 - B/C
B2/BR2/GB
Lychnis
coronaria
'Alba'
GB1/OP1B
Lychnis
x arkwrightii
'Vesuvius'
Lysimachia
ciliata
'Firecracker'
Lysimachia
clethroides
**
Z - HS / NGB
W
wit
Lythrum
salicaria
*
Z - HS / NGB
V / UZ
rood
Miscanthus
sinensis
'Adagio'
Z - HS / NGB
wit, fijn
9 tot 11
Miscanthus
sinensis
'Gracillimus'
**
Z - HS / NGB
groen, grijze nerf
Miscanthus
sinensis
'Graziella'
**
Z - HS / NGB
zilver-rood
Miscanthus
sinensis
'Kleine Fontäne'
***
Z - HS / NGB
zilver, zeer bloeirijk
Miscanthus
sinensis
'Kleine Silberspinne'
**
Z - HS / NGB
Miscanthus
sinensis
'Morning Light'
Z - HS / NGB
Miscanthus
sinensis
'Silberfeder'
Z - HS / NGB
Miscanthus
sinensis
'Yaku Jima'
Molinia
arundinacea
'Karl Foerster'
*
Molinia
arundinacea
'Transparant'
**
Molinia
arundinacea
'Windspiel'
**
Monarda
punctata (didyma)
*
***
Z / GB
wit
6 tot 8
25 tot 70
6-9 - B/C
Z / NGB
oranje + rood blad
6 tot 7
30 tot 80
7-10 - B/C
OP1B/SH
Z - HS / NGB
geel, zwart blad
6 tot 7
40 tot 60
6-9 - B/C
BR2-3/O1/OP2-3
7 tot 9
40 tot 70
6-9 - B/C
BR2-3/O1/OP2-3
7 tot 11
70 tot 100
6-9 - B/C
O1/OP2-3
70 tot 120
2-4 - A/B
GB2/OP2
geen
tot 150
1-3 - A
GB2/OP2
9 tot 11
100 tot 140
1-3 - A
GB2/OP2
9 tot 11
100 tot 140
1-3 - A
GB2/OP2
zilver, fijn
9 tot 11
70 tot 100
2-4 - A/B
GB2/OP2
wit-bont, fijn blad
geen
tot 120
2-4 - A/B
GB2/OP2
zilver-wit
9 tot 10
150 tot 175
1-3 - A
GB2/OP2
Z - HS / NGB
zilver-roze
8 tot 10
50 tot 100
1-3 - A
GB2/OP2
Z - HS / NGB
bruin
7 tot 9
60 tot 150
3-5 - A/C
BR2-3/OP2-3
Z - HS / NGB
groen
8 tot 10
60 tot 200
3-5 - A/C
BR2-3/OP2-3
Z - HS / NGB
geel-bruin
7 tot 9
90 tot 200
3-5 - A/C
BR2-3/OP2-3
'Squaw'
Z - HS / NGB
V
scharlakenrood
7 tot 8
tot 80
6-9 - B/C
B2-3/BR2-3
Narcissus
'Dutch Master'
Z - HS / NGB
G
geel
4 tot 5
tot 40
8-12 - C
BR2/OP2
Narcissus
'Mount Good'
Z - HS / NGB
G
wit
5 tot 5
25 tot 40
8-12 - C
BR2/OP2
Nepeta
racemosa (x faassenii)
'Superba'
Origanum
laevigatum
'Herrenhausen'
***
Z - HS / NGB
V
lavendelblauw
5 tot 9
15 tot 30
6-9 - B/C
GB/GR/OP1
*
Z - HS / NGB
V/G
donkerroze
8 tot 9
25 tot 40
7-10 - B/C
Panicum
virgatum
'Hänse Herms'
GR1/OP1
groen, rood blad
7 tot 9
50 tot 80
4-6 - A/C
OP1-2
Panicum
virgatum
'Strictum'
Papaver
orientale
'Marcus Perry'
Pennisetum
alopecuroides
'Japonicum'
Pennisetum
alopecuroides
'Redhead'
Z - HS /NGB
Pennnisetum
(orientale)
'Karley Rose'®
Z - HS /NGB
Pennnisetum
alopecuroides
f. viridescens
Persicaria
amplexicaulis
'Speciosa'
Z - HS / NGB
***
Z - HS / NGB
groen blad
7 tot 9
80 tot 120
4-6 - A/C
OP1-2
oranje, zwarte vlek
5 tot 7
30 tot 100
6-9 - B/C
GB1-2/OP1-2B
bruin-wit
8 tot 10
70 tot 90
5-7 - B/E
OP1-2B
ISU
roze-rood later bruin
7 tot 9
40 tot 60
5-7 - B/E
OP1-2B
VG
roze, ronde pluim
6 tot 9
40 tot 60
6-9 - B/E
GB/OP1
Z - HS /NGB
roodbruin
8 tot 10
60 tot 80
5-7 - B/E
OP1-2B
Z - HS / NGB
donkerrood
8 tot 10
80 tot 100
3-5 - A/C
BR2/OP2-3
Z / NGB
*
Ca
Z - HS /NGB
52
Genus
Soortnaam
Phlomis
russeliana (samia / viscosa)
Phlox
carolina
'Bill Baker'
Phlox
carolina
'Miss Lingard'
Phuopsis
stylosa
Potentilla
Cultivar
FSK
Licht / WB
Kenmerken
Kleur
bloei
hoogte
#/m²
Siebercode
**
Z / GB
Ca / G
geel, bruine vrucht
6 tot 7
40 tot 100
5-7 - B/C
GB1/GR/OP1
Z - HS /NGB
G
lavendel-roze
5 tot 6
40 tot 50
6-9 - B/C
GB2/OP2B
Z - HS /NGB
G
wit en roze
6 tot 9
tot 80
6-9 - B/C
GB2/OP2B
Z - HS / NGB
W
roze
6 tot 9
15 tot 30
8-12 - C
BR1-2/OP1-2
bloedrood
6 tot 8
20 tot 25
7-10 - B/C
BR2/GB/OP2
'Gibson's Scarlet'
Z - HS / NGB
HS - S / NGB
Primula
vulgaris (acaulis)
Pulmonaria
saccharata
'Mrs Moon'
HS / NGB
geel
4 tot 5
5 tot 10
8-12 - C
B2/BR2/OP2-3
lilaroze
3 tot 4
tot 20
7-10 - B/C
Rodgersia
pinnata
'Rotlaub'
**
HS / NGB
B2-3/BR2-3
wit, rood blad
5 tot 6
60 tot 100
5-7- A/C
B2-3/BR2-3
Rudbeckia
fulgida
'Goldsturm'
***
Rudbeckia
fulgida
var. Deamii
**
Z / NGB
geel + zwart
7 tot 10
30 tot 60
6-9 - C
BR2/GB/OP2B
Z / NGB
geel, zwart hart
7 tot 10
25 tot 60
6-9 - C
Rudbeckia
laciniata
'Goldquelle'
BR2/GB/OP2B
*
Z - HS / NGB
geel, dubbel
7 tot 9
70 tot 90
3-5 - A/C
GB/OP2-3B
Salvia
microphylla
'Royal Bumble'
Salvia
nemorosa
Z / NGB
Ca
dieprood
5 tot 10
tot 60
5-7 - B/C
BR2/GB/OP2B
'Caradonna'
**
Z - HS / NGB
Ca / V / G / ISU
blauw-mauve
6 tot 8
20 tot 50
7-10 - B/C
Salvia
GB2/OP2B
nemorosa
'Haeumanarc'®(Marcus)
**
Z - HS / NGB
Ca / V / G / ISU
diepblauw, bloeirijk
6 tot 9
10 tot 25
7-10 - B/C
GB2/OP2B
Salvia
nemorosa
'Wesuwe'
Z - HS / NGB
Ca / V / G
blauw
5 tot 8
20 tot 40
6-9-B/C
GB2/OP2B
Salvia
officinalis
'Berggarten'
Z / GB
Ca / V / G /
blauw
7 tot 8
30 tot 80
3-5 - A/C
GB/OP1-2/SH
Salvia
pratensis
Salvia
sclarea
Sedum
'Herbstfreude'
Sedum
'Matrona'
**
Ca
Z / NGB
Ca / G
helder paarsblauw
5 tot 8
30 tot 80
6-9 - C
GR/OP2/SH1-2
*
Z / GB
Ca / V / G / 2J / UZ
lila
7 tot 8
tot 100
3-5 - A/C
GB1/GR/OP1
***
Z / NGB
Ca / V
bruin-rood
8 tot 10
30 tot 50
6-9 - B/C
GB/GR/OP1B
Z / NGB
Ca / V / ISU
roze, groen rood blad
8 tot 9
30 tot 60
6-9 - B/C
GB/GR/OP1B
Z - HS / GB
Ca
blauw-grijs + groen
7 tot 8
15 tot 45
7-10 - B/C
GR/OP1/SH
HS - S / NGB
geel
7 tot 10
30 tot 100
Z - HS / NGB
geel-grijs
8 tot 10
40 tot 80
6-9 - B/C
GB/OP1
Ca
lila, grijs blad
7 tot 9
20 tot 40
6-9 - B/D
GB1/GR/OP1
6-9 - B/C
BR2/OP2
Sesleria
autumnalis
**
Solidago
virgaurea
Sporobolus
heterolepis
Stachys
byzantina
'Cotton Boll'
Stachys
grandiflora
'Superba'
Z - NGB
Ca
purper-roze
7 tot 8
30 tot 50
Succisa
pratensis
Z / NGB
V / UZ
lichtblauw
7 tot 10
30 tot 90
Symphytum
azureum
Z - S / NGB
W
hemelsblauw
4 tot 5
30 tot 50
6-9 - C/E
BR2/OP2-3
Thermopsis
chinensis
Z – HS / NGB
Geel
4 tot 5
40 tot 60
6-9 – B/C
GR/OB/OP2
Trachystemon
orientalis
HS - S / NGB
W
blauw, droogte resistent
4 tot 5
30 tot 50
5-7 - A/D
B1-2/BR1-2
*
Z / GB
B/BR
OP2-3
Tradescantia
'Blue Stone'
**
Z - HS / NGB
blauw
5 tot 9
tot 60
5-7 - B/C
BR2/GB/OP1-3B
Tradescantia
'J. C. Weguelin'
**
Z - HS / NGB
lilablauw
7 tot 9
tot 50
5-7 - B/C
BR2/GB/OP1-3B
53
Genus
Soortnaam
Cultivar
Verbascum
chaixii
'Album'
FSK
Licht / WB
Kenmerken
Kleur
bloei
hoogte
#/m²
Z - HS / GB
Ca
wit, rood oog
7 tot 8
20 tot 100
4-6 - B/C
Verbena
bonariensis
Verbena
hastata
'Blue Spires'
Veronica
austriaca
'Knallblau'
**
Veronica
longifolia
'Blauriesin'
**
Z - HS / NGB
Veronica
umbrosa (peduncularis)
'Georgia Blue'
Veronicastrum
virginicum
**
Z - HS / NGB
GR/OP1B
Z / NGB
V / VG / UZ
donkerviolet
7 tot 9
80 tot 150
3-5 - A/C
GB1-GR-OP1
Z / NGB
V / VG / UZ
blauw, lange bloei
6 tot 9
60 tot 120
6-9 - B/C
GB1-2/OP1-2B
Z - HS / NGB
Ca
blauw
5 tot 8
20 tot 30
7-10 - B/C
GR/OP2/SH1-2
Ca
zuiverblauw
8 tot 10
40 tot 70
6-9 - B/C
GB/OP2-3B
blauw
3 tot 5
10 tot 2O
7-10 - B/C
GR/OP2/SH1-2
blauw
8 tot 9
80 tot 120
6-9 - B/C
Vinca
minor
'La Grave'
***
Z - S / GB
BR2-3/OP2-3B
blauw, grootbloemig
3 tot 5
10 tot 10
8-12 - E
B2/BR2/GB
Viola
labradorica
*
Z - HS / GB
Viola
odorata
'Königin Charlotte'
**
HS - S / NGB
Ca / UZ
lila, zwart-purper blad
4 tot 5
10 tot 10
8-12 - C
B2/BR2/GB
G
violet-blauw
3 tot 4
15 tot 15
8-12 - C
B2/BR1-2/OP2
Viola
sororia
'Freckles'
Z - HS / NGB
UZ
wit, lila stippen
4 tot 5
20 tot 20
8-12 - C
B2/BR1-2/OP3
Z - HS / GB
V
Siebercode
54
8.4 Duiding bij plantvak afgebeeld op achterzijde brochure
Destelbergen - wijk Borrems - Malpertuussingel nr. 57-58
Structuurplanten
# Latijnse naam / Nederlandse naam
hoogte
Asphodeline lutea
25
36
Gele afodil
100
Carex buchananii (kortlevend)
50
2
Rode zegge
50
Pennisetum 'Karley Rose'®
40
2
Lampenpoetsersgras
60
Begeleidende planten
# Latijnse naam / Nederlandse naam
hoogte
Ajuga tenorii 'Valfredda'
5
14
Zenegroen
10
Echinacea purpurea 'Sunrise'®
20
6
Zonnehoed
60
Oenothera macrocarpa
10
40
Teunisbloem
20
Thermopsis chinensis
40
22
Baptisia / Valse lupine
60
Bodembedekkende planten
# Latijnse naam / Nederlandse naam
hoogte
Alchemilla mollis
20
6
Vrouwenmantel
50
Coreopsis verticillata 'Moonbeam'
25
21
Meisjesogen
40
Coreopsis verticillata 'Zagreb'
15
8
Meisjesogen
30
Sesleria caerulea
15
24
Blauwgras
25
4 Juniperus squamata 'Blue Star'
40
Maand
Week
jan
1
3
5
feb
7
Maart April
Mei
Juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51
blad
bloei
blad
bloei
blad
bloei
Week
1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51
blad
bloei
blad
bloei
blad
bloei
blad
bloei
Week
1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51
blad
bloei
blad
blad
blad
bloei
blad
bloei
55
9 Literatuurlijst
ALLEMANN, X. (2011). Utilisation des bulbes dans les projets de jardin. Horticulture Romande, nr. 3, p. 15-17.
BRICKELL, C. (2000). Herausgeber der deutschen Ausgabe Prof. Dr. WILHELM BARTHLOTT, Dumont’s Groβe Pflanzen-Enzyklopädie. Deel 1 : A-J. Köln, DuMont-Buchverlag.
CHAUVEL, G. (2001). Les mulchs en espaces verts. PHM-revue horticole, nr. 429, p. 12-16.
CROUÉ, É. (2004). Paillis biodégradables en espaces verts. PHM-revue horticole, nr. 457, p. 10-15.
DAVID, W. (2010). Lebensraum Totholz, Gestaltung und Naturschutz im Garten. Darmstadt, freiburger graphische betriebe, 177 p.
DIERSCHKE, H. (1994). Pflanzensoziologie - Grundlagen und Methoden. Stuttgart, Ulmer Verlag, 682 p.
de
ELLENBERG, H. et al. (1992). Zeigerwerte von Pflanzen in Mitteleuropa. Scripta Geobotanica 18 (2 druk), Göttingen, 285 p.
FERNANDES, B. (2005). Paillage. PHM-revue horticole, nr. 470, p. 27-30.
FIERS, E., HERMY, M. (2009). Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen: gebruik, aanbod, duurzaamheid en beplantingsconcepten - Onderzoeksrapport in opdracht van
Agentschap voor natuur en bos (Vlaamse Gemeenschap) Uitgevoerd door afdeling Bos, Natuur en Landschap (KULeuven), 185 p.
GOETHE, J.W. (2000). Goethe Kleurenleer (vertaald). Zeist, Uitgeverij Vrij Geestesleven, 214 p.
HADDAD, Y. (2010). Davantage de bois mort pour favoriser la biodiversité! Le Lien Horticole, nr. 731, p. 10-11.
HAGENBUCH, R. (ZHAW) (2009). Gesundheitsförderung vor der Wohnungstür. G’plus die Gärten-Fachzeitschrift, nr. 17, p. 4-5.
HANSEN, R., STAHL, F. (1993). Perennials and their garden habitats (vertaald). Cambridge, Cambridge University Press, 450 p.
HEINRICH, A. (2008). Langlebige Zwiebelpflazen zum Verwilderen. Freude am Garten, nr. 5, p. 16-19.
HEINRICH, A. (2009). Von Silbersommer zu weiteren Pflanzenkompositionen. G’plus die Gärten-Fachzeitschrift, nr. 24, p. 34-35.
HEINRICH, A. (2010). Staudenhecken temporäre Strukturen. Garten Praxis, nr. 3, p. 32-40.
HEINRICH, A. (ZHAW) (2010). Staudenpflanzung nach Rezept Ein Erfahrungsbericht aus der Praxis. Freude am Garten, nr. 5, p. 18-21.
HEUTINK, M., LOOMAN, B. (2000). Oppassen geblazen met afbreekbare afdekmaterialen. De Boomkwekerij, nr. 13, p. 22-23.
HOUTMAN, R. (2004a). Bramen, frambozen en bessen. Tuin&Landschap, nr. 12, p. 10-11.
HOUTMAN, R. (2004b). Rubus, meer dan bramen. Tuin&Landschap, nr. 11, p. 16-17.
HÜTTENMOSER, B. (2005a). Staudenpflanzungen unter Kostendruck. Teil 1: Dokumentation des pflegeaufwands als Grundlage des Qualitätsmanagements. Stadt + Grün, nr. 7, p. 16-21.
HÜTTENMOSER, B. (2005b). Staudenpflanzungen unter Kostendruck. Teil 2: Das Zusammenspiel von Planung und Pflege im Rahmen des Qualitätsmanagements. Stadt + Grün, nr. 8, p.
57-60.
HÜTTENMOSER, B. (2005c). Staudenpflanzungen unter Kostendruck. Teil 3: Qualitätsmanagement anhand von drei Beispielpflanzungen. Stadt + Grün, nr. 9, p. 50-55.
HÜTTENMOSER, B. (2007). Staudenverwendung im Öffentlichen Grün Untersuchung zur Problematik Ästhetischer und Pflegerischer Aspekte von Staudenpflanzungen für das
Öffentlichen Grün. Technische Universität Dresden.
KAISER, K. (2010). Staudenpflanzungen zum Nachpflanzen. Deutsche Baumschule, nr. 9, p. 24-27.
KIRCHER, W. (2005). Staudenpflanzungen ohne Plan? Der Gartenbau / HSW - Dossier, p. 16-18.
56
KÖPPLER, M. (2006). Kiesgarten auf der Verkehrsinsel. Gartenpraxis, nr. 11, p. 4.
KÖRBER, K. (2010). Stadtbäume: Je mehr Arten desto besser. Deutsche Baumschule, nr. 6, p. 16-20.
KOSTER, A. (2001). Ecologisch groenbeheer. Haarlem, Schuyt & Co Uitgevers bv, 207 p.
KRODEL, K. (2011). Mehrjährige Rittersporne und ihre unterschiedlich gute Garteneignung. Der Gartenbau, nr. 19, p. 16-18.
LOOMAN, B. (2000). Rapport 60 Afdekmaterialen voor onkruidbeheersing. Overzicht Nederlands onderzoek. Boomteelt praktijkonderzoek, p. 11-20.
MOLUS, E. (2004). Boomschors ter voorkoming van onkruidgroei. Plant publiciteit Holland.
MOLZ, S. (2006). Dynamik nutzen - Anwendung syndynamischer Systeme in der Planzenverwendung mit stauden im öffentlichen Grün. Diplomarbeit Hochschule Nürtingen, 86 p.
NIESEL, A. (Hrsg) (2006). Grünflächen-Pflegemanagement - Dynamische Pflege von Grün. Stuttgart, Eugen Ulmer KG, 274 p.
OREL, C. (2005). Kontraste in der Pflanzenverwendung - Farb-, Wuchs- und Formkontraste gezielt eingesetzt beleben die Staudenrabatte. Der Gartenbau, nr. 19, p. 2-3.
PELZ, P, (2005). Reduce to the max - Die Neue wilde Ästhetik - Stauden im öffentlichen Grün. Der Gartenbau / HSW - Dossier, p. 21-23.
RECOULES, A. (2006). Diverstité des paillages en fibres végétales. PHM-revue horticole, nr. 477, p. 14-17.
REIF, J., WOLGANG, H. (2010). Foerster-Stauden Kompendium, 100 Jahre Foerster-Stauden in Potsdam-Bornim. Potsdam, Foerster-Stauden, 785 p.
RUYTEN, F. (2006). De Integrale Beplantingsmethode, naar een dynamische benadering voor het ontwerpen van beplantingen. Venlo, vanGrinsven drukkers bv, 135 p.
RYBERG, K. (2007). De Geheime Kracht van Kleuren, Kleurentherapie in de praktijk (vertaald). Baarn, Uitgeverij De Kern, 189 p.
SCHMIDT, C. (2005). Neue Pflegekonzepte für nachhaltige Staudenpflanzung. Stadt+Grün, nr. 3, p. 35.
SEILER-HUGOVA, U. (2007). Kleuren zien beleven begrijpen (vertaald). Zeist, Uitgeverij Christofoor, 119 p.
SPELLERBERG, B. (2010). Eigenschaften und bewertung flachwachsender Wacholder. Gartenpraxis, nr. 1, p. 26-33.
STOLK, T. (2003). Aster ageratoides ‘Asran’ blijkt veelzijdig. Tuin&Landschap, nr. 3, p. 15.
VAN DE LAAR, H.J. et al. (2010a). Naamlijst van Houtige Gewassen. Lisse, Wageningen PPO, 934 p.
VAN DE LAAR, H.J. et al. (2010b). Naamlijst van Vaste Planten. Lisse, Wageningen PPO, 563 p.
VAN DEN BOGAARD, J. et al. (2009). Speelnatuur in de stad hoe maak je dat? Utrecht, Uitgeverij Jan van Arkel, 226 p.
VANDE CAPELLE, K. (2006). Afdekmaterialen en onderhoudsarme beplanting. Stagerapport graduaat landbouw en biotechnologie HoGent, departement BIOT 2005-2006, 114 p.
VIDRIL, V. (2001). Paillages biodégradables en espaces verts. PHM-revue horticole, nr. 421, p. 21-27.
WIJNKER, J. (2004). Afdekmaterialen doen meer dan onkruid weren. De Boomkwekerij, nr. 18, p. 9.
57
Nuttige links
Websites
http://www.beterbuurtgroen.be
http://www.derozenkring.be
http://www.inbo.be
http://www.natuurenbos.be
http://www.natuurenbos.be/nlBE/Thema/Groen/Harmonisch_Park_en_Groenbeheer/Technische_richtlijnen/~/media/
Files/Themas/Groen/beheer/Technisch/Rapport_vaste_planten.ashx
http://www.okcompost.be
http://www.openbaargroen.be
http://www.velt.be
http://www.vvog.info
http://www.jardinsuisse.ch
http://www.dergartenbau.ch
http://www.adr-rose.de
http://www.bund-deutscher-baumschulen.de
http://www.gehoelzsichtung.de
http://www.g-net.de
http://www.hswt.de/fgw/lehrgaerten/sichtungsgarten.html
http://www.lwg.bayern.de/landespflege
http://www.perennemix.de
http://www.sichtungsgarten-hermannshof.de
http://www.stadtundgruen.de
http://www.stauden.de
http://www.staudensichtung.de
http://www.ulmer.de (vakboeken)
http://www.allesoverspelen.nl
http://www.alterra.wur.nl
http://www.degroenestad.nl
http://www.groenendestad.nl
http://www.omslag.nl/wonen/ecodorpen.html
http://www.pph.nl (link promotiemateriaal / webshop)
http://www.rozenvereniging.nl
http://www.tuinenlandschap.nl
http://www.vrom.nl/biodiversiteitwerkt
http://www.chanvre.oxatis.com
http://www.entente-florale.eu
http://www.isu-perennials.org
http://www.plantaeuropa.org
http://www.prod.bulbsonline.org/ibc/nl/publiek/articles.jsf/Informatie
http://www.rhs.org.uk/
Tijdschriften
Dega Galabau (D)
Der Gartenbau (CH)
Die Deutsche Baumschule (D)
Gartenpraxis (D)
Groencontact (Be)
Grün ist Leben (D)
Horticulture Romande (CH - F) - G’Plus (CH - D)
Stad en Landschap (Be)
Stadt+Grün (D)
58
Borrems 25 april 2011
59
Download