Eerste gevallen van multi-resistente, carbapenemase producerende Klebsiella pneumoniae (type VIM-1) in acute ziekenhuizen in België. 8 september 2008 Auteurs: Y.Glupczynski, P.Bogaerts, M.Struelens, C.Nonhoff, H.Rodriguez, M.Gérard, B.Jans. Inleiding Eind augustus 2008 werd het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ingelicht over het voorkomen van de eerste gevallen van multi-resistente carbapenemase (VIM-1) producerende Klebsiella pneumoniae in Belgische ziekenhuizen. Tussen 15 juni en 30 augustus 2008 werd bij 5 patiënten, opgenomen in drie verschillende acute Brusselse ziekenhuizen, een kolonisatie met VIM-1 producerende K. pneumoniae vastgesteld (het genotype werd bevestigd door Prof. Youri Glupczynski, UCL-Mont Godinne). Twee van deze patiënten met een polytrauma na een verkeersongeval waren overgebracht van een intensieve zorgenafdeling uit twee verschillende Griekse ziekenhuizen waar dit soort bacteriën epidemisch voorkomt. De kiem werd afgezonderd uit het rectaal slijmvlies (2 patiënten), de abdominale drains (2 patiënten) en de luchtwegen (1 patiënt). Deze 5 VIM-1 producerende K. pneumoniae stammen behoren tot 2 klonale genotypes en 3 varianten van genomische macrorestrictie type XbaI (Pulsed Field Gel Electroforese). Zij vertonen een ongewoon multi-resistentie fenotype gekenmerkt door een high-level resistentie voor carbapenem, penicillines en associaties met clavulanaat en tazobactam, 3de en 4de generatie cefalosporines, fluorochinilonen en cotrimoxazole. Hun gevoeligheid is wisselend voor colistine: 4/5 zijn resistent bij gebruik van de E-test en automaten (Phoenix en Vitek) en voor amikacine (2/5 resistent). Enkel de volgende antibiotica bewaren hun activiteit: aztreonam en gentamicine (5/5 gevoelig), tigecycline en doxycycline (4/5 gevoelig, 1 stam I) (Tabel 1). Deze multi-resistentie beperkt in hoge mate de therapeutische mogelijkheden in geval van infectie. Gevolgen voor de volksgezondheid De betrokken ziekenhuizen hebben alle voorzorgen getroffen om nosocomiale overdracht te voorkomen met inbegrip van een strikte toepassing van de standaardmaatregelen, isolatie van de gevallen en de toepassing van bijkomende maatregelen door het gebruik van beschermende kledij, ontsmetting van de omgeving, doorgedreven surveillance en informatiedoorstroming bij ontslag van de patienten. 1 Het gelijktijdig voorkomen van deze multi-resistente bacterie in meerdere Belgische ziekenhuizen is verontrustend en vergt het instellen van surveillance- en controlemaatregelen om overdracht in- en tussen ziekenhuizen te vermijden en het risico van horizontale transfer van deze resistentie naar andere bacteriën te voorkomen (resistentiegenen bevinden zich op mobiele genetische elementen zoals plasmiden). Infecties met multi-resistente K.pneumoniae en prevalentie van VIM-1 De enterobacterie K. pneumoniae, saprofiet en commensaal, leeft in de omgeving en in de darmflora van mens en dier. Deze bacterie veroorzaakt urine- en luchtwegeninfecties buiten het ziekenhuis en opportunistische infecties bij gehospitaliseerde patiënten (urinewegen-, bronchopulmonaire- en bloedweginfecties). In 2007, vertegenwoordigde K. pneumoniae 5.7 % van alle micro-organismen geïsoleerd in het kader van nosocomiale septicemieën (NSIH-surveillance, WIV). Sinds 1980 werden ziekenhuizen in heel wat landen betrokken bij epidemieën veroorzaakt door K. pneumoniae stammen, resistent voor 3e generatie cefalosporines door de productie van breed spectrum β- lactamasen (ESBL). Deze stammen bleven echter gevoelig voor carbapenems gebruikt als eerste keuze behandeling voor ernstige infecties. Sinds het einde van de jaren ’90 werd wereldwijd carbapenem resistentie beschreven bij verscheidene Gram- negatieve bacteriespecies via diverse enzymatische mechanismen (carbapenemasen) (1-2). De klasse B, β- lactamasen (metallo-enzymen) van het type VIM werden daarentegen voor het eerst in 1997 bij Pseudomonas aeruginosa- stammen beschreven in Italië. In België werden in 2004 de eerste P. aeruginosa- stammen, drager van het VIM-2 enzym gerapporteerd. Dit type enzymen werd vervolgens ook aangetroffen bij enterobacterien: K. pneumoniae in 2002 in Griekenland (VIM-1), Escherichia coli in Griekenland (VIM-1), en K. pneumoniae en Enterobacter cloacae in Italië (VIM-1 en VIM-4). Het blaVIM-1- gen wordt bij K.pneumoniae doorgaans door conjugatieve plasmiden gedragen en is gelokaliseerd in klasse 1 integrons die verschillende resistentiecassettes kunnen bevatten zoals aacA4 (aminoglycosiden), aadA (streptomycine), dhfrI (trimethoprim) en sulI (sulfamiden) (3-4). In 2007, rapporteerde de EARSS- surveillance in de deelnemende Europese landen (België nam niet deel) een carbapenemresistentie bij K.pneumoniae van minder dan 1%, met uitzondering van Italië (1 %), Turkije en Duitsland (2%), Israël (22%) en Griekenland (42%) (Figuur 1). In Griekenland is de proportie carbapenemresistente K.pneumoniae (VIM-1) stammen bij gehospitaliseerde patiënten spectaculair toegenomen, van < 1 % in 2001 naar 20% in 2006 en zelfs tot 50 % bij patienten opgenomen in intensieve zorgenafdelingen (3). In Israël daarentegen, zijn de epidemieën toe te schrijven aan type KPC carbapenemase producerende stammen (klasse A β-lactamasen) die geïmporteerd werden uit de Verenigde Staten. 2 Figuur 1. Detectie van carbapenemasen van het type VIM bij K.pneumoniae Niettegenstaande dat de momenteel in België beschreven stammen gemakkelijk kunnen gedetecteerd worden door hun hoog- tot zeer hoog resistentieniveau (MIC > 32 mg/L) komt de carbapenemresistentie door productie van VIM-1 bij K.pneumoniae zeer wisselend tot uiting. De MIC- waarden voor imipenem schommelen tussen 0.125 en 32 mg/L, bijvoorbeeld in functie van het aantal genkopijen, de activiteit van het promotor-gen en/of de wijzigingen in de samenstelling van de porines op de buitenste celwand (3-5). Hierdoor kunnen deze stammen frequent ten onrechte als carbapenem-gevoelig gerapporteerd worden bij gebruik van de schijfjesmethode of van automaten (tot 72 % in een recente serie) (4). De resistentie voor andere ß-lactams is hoog, met uitzondering van aztreonam, de enige stabiele β-lactam tegen het VIM-1 enzym. Het Vitek 2 systeem geeft een alarm via het expert systeem (AES) in geval van MIC waarden op de grens van- of R voor meropenem in associatie met een high- level resistentie voor de andere geteste ßlactams (interpretatie: ESBL en carbapenemase producerende stam). Het Phoenix- systeem rapporteert als resistentiemechanisme de ESBL- productie met therapeutische correctie « R » voor aztreonam niettegenstaande een MIC- waarde gevoelig ≤1 mg/L. 3 Voor screeningsdoeleinden of fenotypische bevestiging van VIM-1 productie, verschaft de synergietest met gecombineerde schijfjesmethode (imipenem+EDTA) een uitstekende sensibiliteit (> 93 %) en specificiteit (100%) (3-4). Daarentegen wordt de MBL E-test, nochtans positief voor de 5 Belgische stammen, frequent als niet interpreteerbaar gerapporteerd (3-4). Beschreven co-resistenties In Griekenland produceert een belangrijke proportie (> 50%) van deze stammen eveneens ESBL van het type SHV-5 en zijn deze resistent voor aztreonam (3-4). Bovendien is colistine- resistentie lokaal frequent geworden bij de K.pneumoniae blaVIM-1 stammen (6). De gevoeligheid voor colistine moet aan de hand van MICwaarden met de E-test of via automaten of microdillutie bepaald worden want de schijfjesmethode is niet betrouwbaar (7). In het kader van de stammen die in België gevonden werden, levert het diagnosticeren van high-level resistentie voor colistine met Phoenix (> 4 mg/l), Vitek (>16 mg/l) en E-test (duidelijke elliptische zone) geen enkel probleem. Epidemiologie en klinisch impact Nosocomiale epidemieën met K. pneumoniae blaVIM-1 werden beschreven in Griekenland (4, 6), in Italië (8) en tevens in Frankrijk (10). In het ziekenhuis gebeurt de overdracht van epidemische klonen hoofdzakelijk via de handen en komt vooral voor in intensieve zorgenafdelingen. Risicofactoren zijn ernstige pathologieën zoals orgaantransplantaties, langdurige antibioticabehandeling o.a. (maar niet uitsluitend) met carbapenems en een langdurig verblijf in intensieve zorgenafdelingen. De toeschrijfbare sterfte in geval van invasieve infecties zoals bacteriëmieën en pneumonieën onder beademing bedraagt 20 % (9). 4 A. Aanbevelingen voor het alert Niettegenstaande dat de verspreiding van deze stammen tot op heden beperkt blijft tot enkele Brusselse ziekenhuizen dient men bijzonder waakzaam te blijven omwille van de zeer beperkte therapeutische middelen voor deze multi-resistente kiem en omwille van het risico voor kruisbesmetting, in het bijzonder bij transfers van patiënten in- en tussen verzorgingsinstellingen. Criteria voor vermoeden van VIM-1 producerende K.pneumoniae stammen: antibiotisch fenotype Er bestaat een vermoeden van productie van carbapenemase (VIM-1) bij een K. pneumoniae stam in geval van: - resistentie (I of R) of verminderde gevoeligheid (MIC ≥1 µg/mL) voor carbapenem (imipenem, meropenem) en voor associaties van penicillines met beta-lactamase inhibitoren (amox./clavulanaat en pipera/tazobactam) en voor cefalosporines (met inbegrip van 3de en 4de generatie en cefoxitine). van carbapenemase Dit eerste criterium is een ‘absolute voorwaarde’ voor vermoeden l productie. Andere resistentie fenotypes zijn frequent geassocieerd met de aanwezigheid van een carbapenemase en kunnen zich als volgt voordoen: - gevoelig of resistent voor aztreonam (wisselende resultaten al naargelang mogelijke associatie van carbapenemase met een ESBL) - Resistenties geassocieerd met andere antibioticaklassen; - resistent of intermediaire gevoeligheid voor aminoglycosiden, behalve voor gentamicine; - resistentie voor fluorochinolones en voor cotrimoxazole; Bevestiging van metallo – β- lactamase (MBL): Aanwezigheid van een synergie tussen imipenem en EDTA bij de schijfjesmethode; de E-test is dikwijls niet interpreteerbaar. Bij verdenking op carbapenemase producerende K. pneumoniae worden volgende aanbevelingen gemaakt: 1. het ziekenhuishygiëneteam van uw instelling verwittigen teneinde onmiddellijk aangepaste controlemaatregelen te treffen (zie hieronder). 2. ter bevestiging van het resistentiemechanisme en genotypering de stam samen met de meldingsfiche1 versturen naar: Dr. Hector Rodriguez, Laboratorium Microbiologie, Erasmusziekenhuis, Lenniksebaan 808 te 1070 - Brussel die de stammen zal analyseren in samenwerking met Prof. Youri Glupczynski (Universitair ziekenhuis van Mont-Godinne – UCL) (meldingsfiche in bijlage). 1 Deze fiche kan eveneens opgevraagd worden via de web-pagina van het WIV: www.nsih.be 5 B. Aanbevelingen m.b.t. screening en ziekenhuishygiëne Toe te passen voor elk verdacht geval (of hoog risico) van infectie of kolonisatie met multi-resistente K. pneumoniae, zonder bevestiging af te wachten, en aan te houden tijdens de volledige duur van de hospitalisatie. Algemene voorzorgsmaatregelen* Intensifiëren van algemene maatregelen tegenover alle patiënten : • Handhygiëne met een hydro-alcoholische oplossing, • Bij risico voor contact met lichaamsvloeistoffen: gebruik van individuele beschermingsmiddelen (handschoenen, overschort met lange mouwen, masker) in functie van het risico, • Onderhoud van vaak aangeraakte oppervlakken in de kamers. *Algemene voorzorgsmaatregelen (cfr. HGR) of standaard hygiënemaatregelen Maatregelen bij met multi-resistente K. pneumoniae gekoloniseerde of geïnfecteerde patiënten 1. Isolatie De patiënt waarbij deze kiem geïsoleerd werd dient in een individuele kamer opgenomen te worden. Indien er meerdere gevallen zijn en/of bij gebrek aan individuele kamers kan men cohorteren. Indien meerdere gevallen gevonden worden in éénzelfde afdeling is het aan te raden opnames te beperken. 2. Contact voorzorgsmaatregelen Het gebruik van handschoenen en van een schort met lange mouwen voor elk contact met de patiënt of met zijn omgeving; 3. De continuïteit in de contactmaatregelen tijdens de verzorging van de geïsoleerde patiënt vrijwaren. Geïntegreerde verpleging nastreven; 4. Intensifiëren van de surveillance 4.1. Systematische actieve screening bij opname van de patiënt Wie ? • Elke patiënt overgebracht uit een ziekenhuis uit het buitenland (in het bijzonder de landen van het Middellandse-Zeegebied, Griekenland, Turkije, Italië,..) vooral indien zij er in een intensieve zorgenafdeling verbleven hebben. Wanneer ? • Binnen de 48 uur na opname. Welke sites bemonsteren? • Rectale wisser of stoelgangstaal • Respiratoire sites (sputum, endo-tracheale aspiratie,….), keeluitstrijk • Urinestaal • Wonduitstrijk en drains 6 Welke kweekbodems? • Kweek op selectieve of differentieel selectieve kweekbodems (vb. milieu McConkey met toevoeging van ceftazidime) Meerdere selectieve chromogene kweekbodems voor detectie van ESBL die hiervoor in aanmerking komen zijn beschikbaar in de handel. 4.2. Intensieve surveillance : routinematige afname van screeningstalen tijdens het ziekenhuisverblijf: Wie ? • Bij patiënten die op de betrokken afdeling verblijven, in het bijzonder op een intensieve zorgen afdeling. Wanneer? • Minstens 2 maal per week; Welke sites routinematig bemonsteren? Een enkele anatomische site (enkele afname) volstaat, bij voorkeur een stoelgangstaal of een rectale wisser, vermits deze bacteriën hoofdzakelijk in de darmflora teruggevonden worden. Een wisser van liesplooi of perineum kan geenszins als alternatief voor een rectale wisser gelden. - Indien een urinesonde aanwezig is kan een screening vanuit een urinestaal gebruikt worden. - Volgende sites kunnen eventueel bijkomend bemonsterd worden: - sputum, endo-tracheale of bronchiale secreties (beademde patiënten op IZ) - wonden - navel, okselholte of liesplooi (neonatologie) Het aanvraagformulier voor het laboratorium dient uitdrukkelijk te vermelden welke sites bemonsterd werden en welke ziektekiemen dienen opgespoord te worden. 5. In geval van transfer van de patiënt moet het hospitalisatieverslag en het transferdocument duidelijk beschrijven over welk soort dragerschap het gaat. Een telefonisch contact vóór transfer laat toe om de onthaalinstelling te verwittigen vóór opname van de patiënt zodat de te nemen maatregelen beter kunnen georganiseerd worden. Deze communicatie is essentieel zodat een aangepast empirische AB-behandeling kan gestart worden indien nodig en de nodige maatregelen kunnen getroffen worden. 6. Als de patiënt bij ontslag terug naar huis gaat moet zijn dragerschapsstatus gemeld worden aan de personen die instaan voor de thuisverzorging (behandelende arts, verpleegkundige, kinesist, …). 7 7. Het transferdocument bij ontslag dient minstens volgende informatie te bevatten: - het type bacterie - de gekoloniseerde en/of geïnfecteerde site(s) - de afnamedata van positieve stalen - de status van de patiënt bij transfer of ontslag uit het ziekenhuis - de te nemen voorzorgsmaatregelen C. Informatie van de patiënt Het ziekenhuishygiëneteam informeert de patiënt in verband met zijn dragerschap met een multi-resistente bacterie en over de te nemen maatregelen. P.S. Deze aanbevelingen zijn dringende voorlopige aanbevelingen in afwachting dat meer aangepaste richtlijnen door de wetenschappelijke verenigingen en adviserende instanties uitgewerkt worden (BICS, Hoge Gezondheidsraad). De aanbevelingen ter preventie van overdracht van ESBL-producerende enterobacterieën kunnen toegepast worden.Totdat de nieuwe web-pagina van de Belgian Infection Control Society in werking treedt kunnen deze richtlijnen geraadpleegd worden op de web-pagina van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (www.nsih.be). 8 Referenties 1. Queenan AM, Bush K. Carbapenemases: the versatile beta-lactamases. Clin Microbiol Rev.2007;20:440-58. 2. Poirel L, Pitout JD, Nordmann P. Carbapenemases: molecular diversity and clinical quences. Future Microbiol. 2007;2:501-12. conse- 3. Vatopolous A. High rates of metallo-beta-lactamase-producing Klebsiella pneumoniae in Greece- a review of the current evidence. EuroSurveillance 2008; 13(4):p11=8023. 4. Psichogiou M, Tassios PT, Avlamis A, et al. Ongoing epidemic of blaVIM-1-positive Klebsiella pneumoniae in Athens, Greece: a prospective survey. J Antimicrob Chemother. 2008;61:59-63. 5. Loli A, Tzouvelekis LS, Tzelepi E, et al. Sources of diversity of carbapenem resistance levels in Klebsiella pneumoniae carrying blaVIM-1. J Antimicrob Chemother. 2006;58:669-72. 6. Antoniadou A, Kontopidou F, Poulakou G, et al. Colistin-resistant isolates of Klebsiella pneumoniae emerging in intensive care unit patients: first report of a multiclonal cluster. J Antimicrob Chemother. 2007;59:786-90. 7. Galani I, Kontopidou F, Souli M, et al. Colistin susceptibility testing by Etest and disk diffusion methods. Int J Antimicrob Agents. 2008;31:434-9. 8. Cagnacci S, Gualco L, Roveta S, et al. Bloodstream infections caused by multidrug-resistant Klebsiella pneumoniae producing the carbapenem-hydrolysing VIM-1 metallo-betalactamase: first Italian outbreak. J Antimicrob Chemother. 2008;61:296-300. 9. Souli M, Kontopidou FV, Papadomichelakis E, Galani I, Armaganidis A, Giamarellou H. Clinical experience of serious infections caused by Enterobacteriaceae producing VIM-1 metallobeta-lactamase in a Greek University Hospital. Clin Infect Dis. 2008;46:847-54. 10. Kassis-Chikhani N, Decré D, Gautier V, et al. First outbreak of multidrug-resistant Klebsiella pneumoniae carrying blaVIM-1 and blaSHV-5 in a French university hospital. J Antimicrob Chemother 2006; 57: 142-5. 9 Foto’s van de disk diffusie antibioticaplaten (gelose) (schijfjesmethode) Figuur 1 AMP= ampicilline/amoxicilline ; CTX= cefotaxime ; CFZ= cefazoline ; CXM=cefuroxime ; CAZ= ceftazidime ; AMC= amoxi/clav. ; FEP= cefepime ; PI+TZ : pipera/tazob. ; MRP= meropenem ; TEMOC= teomocilline ; CFO= cefoxitine ; SXT= cotrimoxazole ; AMI= amikacine= amikacine ; GENT= gentamicine ; NAL= ac. nalidix. ; OFL = Ofloxacine/Ciprofloxacine 10 Figuur 2 IMI= imipenem ; IM+ED= Imipenem + EDTA ; AZT : aztreonam ; CAZ= ceftazidime ; CAZ+C : ceftazidime + clavulanate ; CTX= cefotaxime ; CTX+C= cefotaxime + clavulanate 11 PFGE profiel (XbaI macrorestrictie) van de 5 bla- VIM-1 producerende Klebsiella pneumoniae stammen N° stam M (*) 2 3 4 5 1 Ref. N° . 90 91 92 100 20165 PFGE type B1 B2 B3 B3 A1 M (*) Merker van moleculaire grootte: profil SmaI van S.aureus NCTC8325 (15-875 Kb) 12 Tabel 1. Klonaal genotype en resistentie fenotype van de blaVIM-1 producerende K. pneumoniae stammen (n = 5) geïsoleerd in Brusselse ziekenhuizen, juni - augustus 2008. Zieken huis Patiënt PFGE type MIC (mg/l) Synergie imipenem-EDTA (MBL-test) MEM IMP* ATM* COL* TIG* GEN$ Gecombineerde * schijfjesmethode E-test Resistentie fenotype voor niet bétalactams VITEK 2 AES report PHOENIX Klinisch verslag A Patiënt 1 A1 > 32 > 32 0.25 0.5 4 ≤1 + (9 mm) + (2 diluties) CIP, SXT, TOB (verkleinde amika zone zelfs indien S volgens criteria) ESBL+ carbapenemase ESBL+ B Patiënt 2 B1 > 32 > 32 0.5 16 1 4 + (18 mm) + (6 diluties) CIP, SXT, TOB, AKN ESBL + carbapenemase (metallo- of KPC) ESBL+ C Patiënt 3 B2 > 32 > 32 0.25 16 1 2 + (16 mm) + (6 diluties) CIP, SXT, TOB, AKN ESBL+ Patiënt 4 B3 > 32 > 32 1 32 1 4 + (18 mm) + (6 diluties) Patiënt 5 B3 > 32 > 32 0.5 16 1 4 + (11 mm) + (6 diluties) ESBL + carbapenemase (metallo- of KPC) CIP, SXT, TOB, ESBL + carbapverkleinde amika enemase (metzone; cf. supra) allo- of KPC) CIP, SXT, TOB, ESBL + carbaAKN penemase (metallo- of KPC) ESBL+ ESBL+ Afkortingen : MEM, meropenem ; IMI, imipenem ; ATM, aztreonam, COL, colistine ; TIG, tigecycline ; GE N, gentamicine ; CIP, ciprofloxacine ; AKN, amikacine ; TOB, tobramycine ; SXT, cotrimoxazole ; * MIC door E-test ; $ MIC door Vitek en Phoenix PS : De bekomen MIC- waarden voor colistine (16-32 mg/L) voor de stammen van patiënten 2, 3, 4, en 5 stemmen overeen bij volgende methodes : E- test, de automaten VITEK (> 16 mg/L), Phoenix (> 4 mg/L) en werden bevestigd door de broth microdilutie methode. 13