Provincie Noord-Brabant Notitie Onderwerp Uitgangspunten en randvoorwaarden voor voorfinanciering. Datum 14 januari 2003 Inleiding. De provincie Noord Brabant heeft tot op heden het instrument voorfinanciering slechts incidenteel gebruikt. Er werd daarbij vooral ad hoc bezien hoe e.e.a. moest worden geregeld. Er bestond ook op financieel terrein geen uitgewerkt geheel van (gedrags/argumentatie-/financierings)regels die het financieel beleid op dit onderdeel vorm moeten geven. Behalve dat een dergelijk deel van het financieel beleid behoort te zijn uitgewerkt, is er ook politiek/bestuurlijk momenteel grote belangsteling voor het instrument voorfinanciering en behoefte aan nadere uitwerking van de wijze waarop dat instrument kan worden gebruikt. Deze notitie beoogt daaraan in eerste instantie en voorlopig als een concept-regeling te voldoen. Van Gedeputeerde Staten Afdeling Financiën Telefoon (073) 6812028 A. Algemeen a.1. begrip/definitie voorfinanciering: Voorfinanciering is het in de tijd gezien eerder doen van reeds, voor latere jaren, begrote provinciale uitgaven (GD en/of KD) en/of het doen van uitgaven in de plaats van een derde die pas later dan begroot worden terugbetaald. Daarnaast is de zgn “kassiersfunctie” van de provincie een speciale manier van voorfinanciering in de uitvoering van een project. Voorfinanciering, in het eerste deeel van deze omschrijving, is daarmee een afwijking van de “normale” situatie. “Normaal” voor wat betreft het jaar waarin de betreffende uitgaven begroot waren en “normaal” voor wat betreft degene die eigenlijk de uitgave behoort te doen. Voorstellen die niet inhouden het naar voren halen van eigen begrote uitgaven of het doen van begrote uitgaven in de plaats van een derde, maar het doen van extra uitgaven in welke constructie dan ook - zijn géén voorfinanciering maar een claim en dienen op de geëigende integrale afweegmomenten te worden ingediend en bezien. Uitgangspunt is dat de begroting – de “normale” planning van beleid en uitgaven – dient te worden gevolgd. Voorfinanciering is daar een afwijkend instrument in, een speciaal, zij het niet een verboden, instrument a.2. risico’s: Voorzover voorfinanciering voor derden plaatsvindt is er het risico dat die derde (later) niet betaalt c.q zijn betaalmoment naar een later moment verschuift waardoor er niet geraamde rente-effecten ontstaan. Er dient dus een harde garantie/afspraak te bestaan over de verplichtingen van die derde partij. a.3. waarom voorfinanciering? 1/1 Voorfinanciering is een toegestaan instrument in afwijking op de normale begroting van uitgaven en inkomsten. In eerste instantie geldt: dan had de begroting (planning van beleid en geld) anders in elkaar gezet moeten worden. Is het – bij nader inzien - tòch nodig dan is een goede argumentatie van het waarom noodzakelijk. Alleen maar “dat het daardoor eerder gebeurt” is onvoldoende, dat is immers geen inhoudelijk argument maar het technische effect van het voorstel tot voorfinanciering. De argumentatie tot voorfinancierig zal een beleidsinhoudelijke moeten zijn. Economische argumentatie. In de cie ABA/Fin en in PS is voorfinanciering wel beargumenteerd vanuit het idee dat de economie ermee gestimuleerd kan worden wanneer het economisch minder goed gaat. Met deze argumentatie moet voorzichtig worden omgegaan. Immers het hangt dan sterk af van de aard van de besteding (welk soort uitgaven) of er b.v. niet in een geheel verkeerde sector wordt gestimuleerd (d.w.z. in een sector die juist geen stimulans nodig heeft). De omvang van de economische multiplier kan daarbij sterk verschillen. Er zijn voorts uitgaven die in het geheel niet in de provincie Noord Brabant terecht komen (omdat betreffende uitgaven in geheel andere provincies neerslaan) en dus helemaal niets stimuleren. Tenslotte: zo wie zo heeft een provinciaal stimuleringsprogramma een groot weglekpercentage naar de rest van nederland en europa en is het daarom maar weinig effectief als stimuleringsmiddel. Tenslotte: er is een verschil met de economische stimulering bij de Rijksoverheid: die krijgt bij economische stimulering ook méérinkomsten t.g.v. haar directe en indirecte belastingen. Dat is bij de provincie niet het geval. Dus: gering(er) effect en géén extra inkomsten.. Wanneer economische stimulering als argument wordt gebruikt dan dient een economische analyse van de aard van de uitgave en de mate van het stimuleringseffect te worden overlegd. B. Grenzen Grenzen aan de voorfinanciering kunnen er bestaan t.a.v. de omvang en t.a.v. de aard van de voorfinanciering. Grenzen t.a.v. de voorfinanciering zijn er in ieder geval voorzover de provincie de rentelasten van die voorfinanciering ten laste van de algemene middelen zou brengen: die extra rentelasten beperken de mogelijkheden om de algemene middelen aan te wenden voor de andere eigen prioriteiten. Indien provinciale begrotingsposten of reserves gedurende enige tijd worden geblokkeerd ten behoeve van de afdekking van onzekerheden (zie C ad. 5), dan belemmert dat de uitvoering van begroot provinciaal beleid met begrote provinciale middelen. Een andere grens kan ontstaan uit de aard van de voorfinanciering. Via de treasury-functie dient voor de gewenste tijdsperiode voor de gewenste hoeveelheid financieringsmiddelen te zorgen. Daar zijn grenzen aan. De Wet Fido stelt een maximum aan het voor de korte termijn (< 1 jaar) op te nemen 2/5 - - bedrag. Voorts is de kaptaalmarkt niet steeds bereid voor een voldoende lage rente de goede termijnen (> 1 jaar) te leveren. Hoewel de provincie veel kan op de geld- en kapitaalmarkt is er geen sprake van onbeperkte mogelijkheden. Goed en voldoende ambtelijk vooroverleg is derhalve noodzakelijk. Regeren over grenzen: het invullen door een zittend College van GS van budgetten van het volgende college door reeds verplichtingen aan te gaan of door voorfinancieringsconstructies neer te leggen ten laste van de volgende regeerperiode moet maximaal vermeden worden. Risico’s versus zekerheden: voorzover risico’s in de voorfinancieringsconstructie onvoldoende worden afgedekt met harde afspraken moeten deze worden verzekerd door begrotingsposten of reserves te blokkeren. Dat legt een financiële en beleidsmatige grens aan de te plegen voorfinancieringsconstructies. C. Dossiers/concrete voorstellen Indien voorfinanciering wordt voorgesteld zijn er diverse mogelijkheden en vele te beantwoorden vragen. Puntsgewijs komen zij – naar huidig inzicht – hieronder aan de orde. Bij concrete voorstellen/dossiers zullen punten aan de orde moeten komen. De belangrijkste van deze punten zijn in het voorgaande reeds gedefinieerd of toegelicht. c.1. Wat is het: c.1.1 Om wat voor vormen van voorfinanciering gaat het ? a. In de tijd naar voren halen van reeds begrote provinciale investerings- of GDuitgaven. Het is dus niet het nu al financieren van nog niet begrote (=nog te claimen) extra uitgaven. b. Het voorfinancieren van een bijdrage van een derde partij (meestal het rijk), die dat op het begrote moment bij nader inzien niet kan betalen maar in een later stadium wèl bereid is betalen.. c. In de tijd vervroegen van een toekomstige bijdrage van een ander (meestal het Rijk) die later door haar regulier wordt terugbetaald. d. Kassiersfunctie: uitvoering van een project tesamen met anderen die - op basis van daadwerkelijke kosten – hun bijdrage achteraf aan de provincie vergoeden. c.1.2. Parallel aan voorfinanciering voor een derde partij (zie 1.1.b. en 1.1.c. ) speelt in de praktijk ook veelal dat er dan een extra financiele inspanning van de provincie dient plaats te vinden in de vorm van co-financiering (veelal c.1.1.a.). c.2. Waarom: wat is de reden om voor te financieren ? De argumentatie tot voorfinanciering zal beleidsinhoudelijk moeten zijn en gelegen zijn in de constatering dat: bepaalde beleidsdoelstellingen of uitvoering van een programma door externe omstandigheden bedreigd worden, maar door voorfinanciering alsnog gerealiseerd kunnen worden. Veelal zal een kosten/baten-analyse daarbij noodzakelijk zijn. Noodzakelijk is daarbij ook beantwoording van de vraag of er een alternatief is, hoe dat er uit ziet en wat daarvan de consequenties zijn. 3/5 c.3. Wat en hoe ? De gedachte constructie zal van geval tot geval anders zijn en dient compleet en goed te worden uitgelegd. E.e.a. in termen van begrotingsconsequenties (jaarmutaties) en in liquiditeitstermen (zo exact mogelijke data). Wat zijn voorts de risico’s/onzekerheden in het geheel ? c.4. Hoeveel/hoelang en wanneer ? Duidelijk moeten zijn de exacte bedragen van de voorfinanciering ten laste van welke jaren voor de provincie zelf (en hoeveel is echt noodzakelijk ?), de voorfinanciering voor de derde partij, de terugbetalingen door die derde. Het antwoord is medebepalend voor de wijze van de voorfinanciering (kort versus lang) en de mogelijkheden van de treasury-functie van afd. Financien om daaraan te voldoen tegen de laagste kosten. c.5. Hoe/welke zekerheden ? Als normale regel dient te gelden dat er absolute zekerheid dient te zijn over de terugbetaling conform planning en afspraken en zonder ontsnappingsvoorwaarden. Dat dient vóór de definitieve besluitvorming (aanpassing begroting) in een schriftelijke overeenkomst met de derde partij te zijn neergelegd. Indien het gaat om de voorfinanciering van eigen provinciale uitgaven (in de toekomst geraamd) dan dient de aframing daarvan in het PS-voorstel te zijn vastgelegd. Blijven er onzekerheden bestaan dan dient het bedrag van de voorfinanciering als risico tijdelijk – tot het moment van e.v. terugbetaling - te worden afgedekt in de vorm van een geblokkeerd bedrag van een reserve, van een begrotingspost of in budgettaire afdekking zonder meer in het jaar van voorfinanciering.1 c.6. Rente: wel of geen voorfinancieringslasten (=rente).? - binnen het begrotingsjaar worden voor de gewone begrotingsbedragen geen financieringskosten berekend. - bij voorfinanciering over meerdere begrotingsjaren moeten er echte financieringskosten worden gemaakt. Die kosten moeten altijd worden vergoed. Bij korte-termijnfinanciering (over de grens van twee jaren heen) worden de kosten van korte termijn financiering in rekening gebracht. Bij voorfinanciering voor meer dan 12 maanden of langer geldt de voor betreffende jaren vastgestelde begrotingsrente (meestal 5 à 6 %) Budgettaire verwerking van deze risico-afdekking zal – t.b.v. de uitvoeringsbewaking - vooralsnog als volgt gaan: het bedrag van de reserve of de toekomstige begrotingspost wordt afgeraamd en toegevoegd aan een risico-reserve (a, b, c, etc). Op betreffende reserve wordt géén rente bijgeschreven (CV 2004). Wordt een reserve voor jaar t + n als dekking aangewezen en wordt op die reserve geen rente bijgeschreven dan geldt dat rente als kosten in rekening worden gebracht vanaf het moment van voorfinanciering. Wordt er wèl rente bijgeschreven dan valt uiteraard de rentevergoeding over het risico-bedrag weg (na overboeking naar de risico-reserve) maar worden er ook geen rentekosten in rekening gebracht. 1 4/5 c.7. Wie betaalt rente? Wie draagt welke voorfinancieringslasten ? Rente wordt in principe betaald door degene waarvoor wordt voorgefinancierd. Financiert de provincie haar eigen uitgaven voor dan betaalt ze uiteraard zelf de rentelasten, primair ten laste van het betreffende beleidsonderdeel. Financieert de provincie uitgaven van een derde partij voor dan zijn als uitgangspunt de rentekosten voor die partij. Is het niet mogelijk de kosten bij die partij te leggen dan is de volgende keuze: voorfinanciering gaat niet door, versus de kosten komen voor het betreffende beleidsonderdeel. Als derde en laatste stap geldt de keuze om de voorfinanciering niet door te laten gaan, versus de rentelasten ten laste van de algemene middelen te laten komen. Het moet dan duidelijk om portefeuille-overstijgend belang gaan en er dient een goede kosten/batenafweging te worden overlegd. Alsmede dient er duidelijk te worden gemaakt waarom e.e.a. niet ten laste van de afdeling c.q. portefeuille kan komen. c.8. Toekomst: voorfinanciering gaat ten laste van de toekomst: òf van de provincie en/of van de bijdrage van de derde partij (Rijk meestal). Wat (hoeveel) resteert er in die toekomst ? Een veel lager uitgavenniveau ? En wat betekent dat ? Het gevolg van de voorfinanciering mag niet zijn dat er t.z.t. een claim gaat ontstaan om het ontstane toekomstige gat op te vullen. Een dergelijke verklaring dient te worden afgegeven. c.9. Werkplanning: heeft de afdeling voldoende capaciteit om betreffende taak extra uit te voeren ? Het afdelingsplan moet aangepast worden. c.10. Authorisatie: altijd dient het gehele bedrag (dus ook het voor te financieren deel) eerst door PS in een begrotingswijziging te worden goedgekeurd vóór e.e.a. kan worden uitgevoerd.. c.11. Uitvoering: voor zowel de (te vorderen) gelden van de derde als de parallelle gelden van de provincie geldt dat vanaf het voorfinancieringsbesluit er geen keuzevrijheden meer bestaan: slechts de bestedingscondities van die derde partij zijn nog bepalend. Immers houden we ons daar niet aan dan valt de terugbetaling door die derde partij weg. 5/5