Intraveneuze vetemulsie als antidotum in de veterinaire praktijk Deel 1: een literatuuroverzicht praktisch inzicht Marieke A. Dijkman1, Nieke van Rhijn2, Irma de Vries3, Jan Meulenbelt4, Joris H. Robben5 Contactpersoon Dr. M.A. Dijkman Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) Huispostnummer B.00.118 Postbus 85500 3508 GA Utrecht Nederland Tel.: +31 88 75 569 96 Fax: +31 88 75 556 77 Email: [email protected] 1 Medisch bioloog bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC). M.Dijkman-2@ umcutrecht.nl. 2 Gezelschapsdierenarts bij DAP Zuidwest-Drenthe te Meppel. 3 Internist, toxicoloog en plaatsvervangend hoofd NVIC. [email protected]. 4 Intensivist, toxicoloog en hoofd van het NVIC, tevens geaffilieerd met Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS), Universiteit Utrecht en de afdeling Intensive Care Medicine, UMCU Utrecht. J. [email protected]. 5 Dierenartsspecialist spoed- en intensieve zorggeneeskunde (Dipl. ECVECC), Hoofd Intensieve Zorg afdeling, departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, faculteit Diergeneeskunde. [email protected]. 24 Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 5 | mei 2015 Samenvatting Intraveneuze vetemulsies (‘intravenous lipid emulsions’, ILE) worden in de humane toxicologie aanbevolen als levensreddende therapie bij cardiotoxiciteit door lokale anesthetica. Het mechanisme achter dit ‘antidotum’-effect is nog niet volledig opgehelderd. Casebeschrijvingen laten zien dat ILE ook toepasbaar is bij de behandeling van overdoseringen door andere lipofiele cardiotoxische stoffen zoals tricyclische antidepressiva (TCA), lipofiele ß-blokkers en calciumkanaalblokkers. Uit de veterinaire casuïstiek blijkt dat intraveneuze lipidenemulsies in de diergeneeskunde vooral worden ingezet bij langdurige neurotoxiciteit zoals permethrin-intoxicaties bij katten en avermec­tine-intoxicaties bij honden. De toepassing van ILE kan leiden tot een sneller herstel van de patiënt en een kortere, minder intensieve opnameperiode. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige kennis tot het gebruik van ILE bij intoxicaties. Trefwoorden; intraveneuze vetemulsie, ILE, lipofiele drug intoxicaties, vergiftiging, antidotum, cardiotoxiciteit, neurotoxiciteit. Summary The use of intravenous lipid emulsions (ILE) in human clinical toxicology has become a common practice as life-saving treatment for cardiotoxicity after local anesthetics overdose. The mechanism behind this ‘antidotal’ effect has not yet been fully elucidated. Case reports indicate ILE may be useful in the resuscitation from toxicity induced by a variety of other lipophilic cardiotoxic drugs like various tricyclic Vetemulsies antidepressants (TCA), lipofilic ß-blockers and calcium channel blockers. Several veterinary case reports and case series have demonstrated that ILE are primarily used in the management of long-lasting neurotoxicity like permethrin toxicosis in cats and ivermectin toxicosis in dogs. Treatment with ILE can result in a faster recovery leading to shorter admission times in the veterinary practice. An overview of the current knowledge concerning the use of ILE will be given here. Key words: intravenous lipid emulsion (ILE), lipophilic drug intoxications, poisoning, cardio­ toxicity, neurotoxicity Inleiding Sinds enkele jaren worden intraveneuze vetemulsies (‘intravenous lipid emulsion’, ‘lipid rescue therapy’) door Amerikaanse (ASRA) en Britse/Ierse Anesthesiologen Verenigingen (ASA en AAGBI) aanbevolen als antidotum tegen systemische toxiciteit door lokale anesthetica. Ook in Nederland hebben intraveneuze vetemulsies (ILE’s) een plek verworven in de ziekenhuisprotocollen voor de behandeling van cardiotoxiciteit door lokale anesthetica (1). Momenteel vindt er een intensieve zoektocht plaats naar de toepasbaarheid van ILE bij intoxicaties door andere lipofiele cardiotoxische stoffen. Zowel uit proefdieronderzoek als in humane casusbeschrijvingen zijn positieve effecten vastgesteld bij onder andere de behandeling van intoxicaties door tricyclische antidepressiva (TCA), lipofiele ß-blokkers en calciumkanaalblokkers (2,3). De eerste veterinaire casusbeschrijvingen waarbij ILE is toegepast als antidotum, zijn inmiddels verschenen. Behalve dat er positieve effecten worden gezien bij de behandeling van cardiotoxiciteit door lokale anesthetica (4), gaat de aandacht hier vooral uit naar de toepassing bij langdurende neurotoxiciteit (5,6). Hoewel het succes minder uitgesproken lijkt, wordt regelmatig een positief effect toegedicht aan de toepassing van ILE als onderdeel van de behandeling. Ondertussen adviseren diverse veterinaire vergiftigingencentra zoals het Amerikaanse ASPCA Animal Poison Control Centers (7,8,9), Pet Poison Helpline (10,11) en het Engelse Veterinary Poisons Information Service (VIPS) (12,13) de toepassing van ILE bij intoxicaties door verschillende lipofiele verbindingen. ILE lijkt hiermee als relatief goedkoop en veilig antidotum zijn intrede te hebben gedaan in de humane maar zeker ook in de veterinaire toxicologie (7,14,15). In dit overzichtsartikel willen we de practicus voorzien van de noodzakelijke achtergrondinformatie over het gebruik van ILE en de huidige kennis met betrekking tot de effectiviteit van ILE in de behandeling van specifieke intoxicaties uit de (gezelschaps)dierenartsenpraktijk. Wat zijn vetemulsies? Vetemulsies worden al vele jaren gebruikt als onderdeel van parenterale voedingsprotocollen. Het zijn olie-in-water oplossingen waarbij de oliecomponent bestaat uit neutrale triglyceriden af komstig van onverzadigde plantenvetzuren bijvoorbeeld sojabonenolie. De klinisch beschikbare vetemulsies bestaan uit langketen of een mix van midden- en langketen triglyceriden. Verder bevat het een kleiner gehalte aan fosfolipiden, bijvoorbeeld ei-fosfatide en glycerol, om de vetfractie beter wateroplosbaar te maken (16). Op de markt zijn preparaten met concentraties van 10 tot 30 procent vet verkrijgbaar. Uitsluitend de 20 procent vetemulsieoplossingen worden toegepast als antidotum (7). Werkingsmechanismen van intra­ veneuze vetemulsies als antidotum Het werkingsmechanisme van ILE als antidotum is nog niet volledig opgehelderd maar verschillende processen lijken tot een cumulatief effect te leiden. A Weefsel/ hersenen Plasma Bloedconcentratie B “weggevangen” toxische stof Weefselconcentratie toxische concentratie Figuur 1: In panel A wordt een schematisch voorstelling van het "lipid sink" fenomeen gepresenteerd. In panel B worden de bijbehorende fictieve bloed- en weefselconcentratie veranderingen getoond. Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 5 | mei 2015 25 Lfd praktisch inzicht Baclofen Dosis (mg/kg) Start ILE Bolus (uren)* (mg/kg) Dosis ILE (mg/kg/ hr) Duur (hr) Aantal maal ILE Tot. vol. ILE (mL/ kg) Reguliere behandeling / co-medicatie KB TD hond: 1,3 mg/kg (p.o.) (32) LD hond: 8-16 mg/kg (p.o.) (11,32) Hond (22) 8 wk max. 25 (p.o.) 8 1,5 1 14 1x 15,5 - Hond (33) 6 mnd max. 19,4 (p.o.) <9 1,5 15 1 3x 49,5 Diazepam, + atropine, beademd, isofluraan Diltiazem LD50, hond: 50 mg/kg (32,34) Hond (34) 4 jr 1,5 0,25 1 2x 7,9 Atropine, calcium, glucagon, dopamine, hyperinsulinaemie / euglycaemie therapie +/- Ibuprofen TD hond: > 25 mg/kg (p.o.) (32), LD hond: > 300-500 mg/kg (p.o.) (32,35) Hond (36) 3 jr 1x 61,5 Naloxone, omeprazol, misoprostol, N-acetylcysteïne + Ivermectine TD kat: > 0,75 mg/kg (p.o., s.c.) (37), TD hond: 0,2-2,5 mg/kg (p.o.) (38), TD hond MDR-1 def.: 0,1-0,4 mg/kg (p.o.) (38), TD paard: 2 mg/kg (p.o.) (23) LDlow hond: 40 mg/kg (p.o.) (27), LD50 hond: 80 mg/kg (p.o.) (27) 79 (p.o.) 1856 (p.o.) >6 2-7 1,5 30 2 + Kat (6) 12 jr onb. (s.c.) 18 1,5 15 0,5 1x 9 Propofol + Kat (37) 1 jr onb. (p.o.) >24 4 3 4 2x 19 O2 + Hond (24) 2 jr 6 (p.o.) 8 1,5 15 1 2x 33 - + Hond (22) 3,5 jr 2,5 (p.o.) 22 1,5 7,5 1 1x 16,5 - + Hond (22) 11 jr 1,7 (p.o.) 21 1,5 7,5 1 1x 16,5 - + Hond (26) 11 jr onb (p.o.). 20 1,5 15 1,5 1x 24 - + Hond (25) (100% MDR1) 1 jr onb. (p.o.) > 24 1,5 7,5 0,5 3x 16,5 Beademd - Hond (25) (100% MDR1) 2 jr onb. (p.o.) 6 1,5 30 0,5 2x 31,5 Flumazenil +/- Hond (25) (100% MDR1) 5 jr 0,165 (p.o.) 24 1,5 30 0,5 16,5 - + Paard (23) 11 mnd 5,4 (p.o.) 71 1,5 15 0,5 18 O2, sarmazenil + Lidocaïne TD kat: 6 mg/kg (s.c.) (4), convulsies >12 mg/kg (i.v.) (4) 1,5 O2 + Kat (4) 5 jr Moxidectine TD hond: 1.9- 2.8 mg/kg (p.o.) (38) TD hond MRD-1 def.: 1 mg/kg (7,38), TD kat: 1 (38) 20 (s.c) Hond (39) 16 wk onb. (p.o.) 0,5 10 nee 2 1,5 4 0,5 4 1x 2x 33 Beademd, benzodiazepine, glycopyrrolaat, atropine + Hond (22) 5 jr onb. (p.o.) 17 1,5 15 0,5 2x 16,5 Propofol + Hond (22) 6 jr 2,2 (p.o.) 11 1,48 16,7 0,47 1x 9,3 O2 diazepam propofol + Hond (22) 14 jr 8 (s.c.+p.o.) 7,5 1,5 15 0,5 1x 9 Benzodiazepine, propofol + Permethrin TD kitten: 50 mg/kg (35) LDlow kat: 100 mg/kg (35), LD50 kat: 200 mg/kg (35) Kat (40) 3 mnd 205 (s.c.) > 12 2 ** - - 1x 16 Prednisolone + Kat (31) 6 mnd onb. (s.c.) > 18 2,5 20 1 1x 22,5 Methocarbamol + Kat (35) 9 mnd 842 (s.c) 72 1,5 15 0,75 1x 12,75 Methocarbamol, propofol, beademd + Kat (35) 1 jr 133 (s.c.) > 16 - 15 1 1x 15 Methocarbamol + Kat (31) 1,5 jr onb. (s.c.+p.o.) 31 2,2 16 1,25 3x 60,4 Methocarbamol, midazolam, diazepam + Kat (35) 2 jr 190 (s.c.) > 10 - 1 1,5 2x 10,1 Methocarbamol + Kat (41) 2 jr onb. (s.c.) >4 1,5 15 1 2x 67,5*** Methocarbamol + Kat (5) 3 jr 317 (s.c.) 24 2 4 4 2x 36 Diazepam, propofol, fenobarbital, furosemide, pentobarbital + Kat (5) 9 jr 382 (s.c.) 9 2 4 4 1x 18 Diazepam, propofol, pentobarbital + * start ILE-therapie na blootstelling. ** In plaats van een continu infuus werd in totaal acht keer een intraveneuze bolusinjectie toegediend. *** tussen de twee ILE-toedieningen en na de tweede ILE-toediening werd het continu infuus ingesteld op een onderhoudsdosis van 2 mL/ kg/uur (geschatte tijd tussen de twee toedieningen is 12 uur en 6 uur na de tweede toediening). Totale geschatte dosis van 67,5 mL/kg werd in circa 36 uur toegediend. KB = klinisch beeld, TD = toxische dosis, LD = letale dosis, LDlow = laagst gerapporteerde letale dosis, LD50 = Letale dosis waarbij 50% overlijdt, mnd = maanden, jr = jaar, p.o.= par os, s.c. = subcutaan. Tabel 1. Overzicht beschikbare veterinaire casuïstiek waarbij intraveneuze vetemulsie (ILE) als antidotum is toegepast. 26 Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 5 | mei 2015 Vetemulsies ‘Lipid sink’-mechanisme Een ‘lipid sink’-mechanisme (‘lipid partitioning’, figuur: 1A) waarbij ILE de toxische lipofiele verbinding ‘wegvangt’ uit de circulatie is waarschijnlijk de belangrijkste verklaring voor het antidotum effect (1,17). Het fenomeen dat een vetemulsie wordt gebruikt om een stof die slecht oplosbaar is in water te absorberen, te ‘dragen’ of te ‘binden’, kennen we van verschillende geneesmiddelen zoals propofol dat in de regel is opgelost in een 10 procent vetemulsieoplossing (14). Tijdens een intoxicatie met lipofiele stoffen vindt er een verschuiving plaats uit het meer hydrofiele deel van het bloed naar de liposomen in de vetemulsie. Hierdoor neemt de vrije fractie van de betreffende stof in het plasma af met als gevolg dat moleculen van diezelfde stof aan de omringende weefsels worden onttrokken (1). De daling van de weefselconcentratie ter hoogte van het aangrijpingspunt van de toxische stof kan indien deze onder de toxische grens komt, leiden tot een verbetering van het klinische beeld (figuur: 1B). De liposomen met inhoud worden op dezelfde manier als endogene chylomicronen uit de circulatie geklaard. De vetdeeltjes dienen als energiebron voor met name de (skeletspier)cellen. Er wordt aangenomen dat de toxische inhoud van de liposomen wordt afgebroken in het cytosol, dan wel in de lysosomen opgeslagen (7). Na hydrolysatie worden de vetdeeltjes onder andere opgenomen in de lever en daar gemetaboliseerd of via de gal in de darmen uitgescheiden. Theoretisch zouden de toxische stoffen op deze wijze een enterohepatische kringloop kunnen ondergaan en opnieuw aanleiding geven tot het optreden van intoxicatieverschijnselen. In de praktijk wordt dit effect niet waargenomen. De snelheid waarmee de cardiotoxiciteit als gevolg van lokale anesthetica verdwijnt, blijkt niet uitsluitend te kunnen worden verklaard met dit ‘lipid sink’ fenomeen (18). Oxidatieve vetzuurmetabolisme/‘mitochondrial recovery’ Onder normale aerobe condities gebruikt het hart bij voorkeur vetzuren voor de oxidatieve fosforylering waarmee 80 tot 90 procent van de ATP-behoefte wordt gesynthetiseerd. Langeketen vetzuren worden met behulp van een enzymsysteem, de ‘carnitine shuttle’, over de mitochondriale membraan van de cardiomyocyten getransporteerd. De cardiotoxiciteit door lokale anesthetica wordt grotendeels veroorzaakt door remming van de ‘carnitine shuttle’ met als gevolg remming van het vetzuurtransport naar de mitochondriën en een energietekort. Toediening van ILE leidt tot een verhoogd aanbod aan vetzuren waardoor de intracellulaire vetzuurconcentratie stijgt en de energiehuishouding van de cardiale mitochondriën ondanks de remming op peil blijft (19). Calciumhomeostase ILE heeft waarschijnlijk ook een direct positief inotroop effect op het hart (1,20). Langeketen vetzuren kunnen calciumkanalen activeren waardoor de intracellulaire calciumconcentratie stijgt en de contractiliteit van de cardiomyocyten toeneemt. De positieve effecten van ILE die worden gezien bij neurotoxische lipofiele stoffen, kunnen niet via de calciumhomeostase en het oxidatieve vetzuurmetabolisme worden verklaard aangezien vetzuren niet door de hersenen als energiebron wordt gebruikt. Waarschijnlijk is hier voornamelijk sprake van een ‘lipid sink’-fenomeen. Veterinaire ervaringen In de diergeneeskunde lijkt ILE vooral te worden ingezet bij langdurige neurotoxiciteit en is het gebruik bij cardiotoxiciteit beperkt. Dit komt waarschijnlijk doordat in de meeste dierenartspraktijken ILE niet direct voor handen is waardoor de noodzakelijke snelle behandeling bij cardiotoxiciteit niet mogelijk is. Diverse neurotoxische stoffen hebben een lange eliminatiehalfwaardetijd waardoor ook een positief effect kan worden gezien als de blootstelling al vele uren eerder heeft plaatsgevonden en de symptomen reeds lange tijd aanwezig zijn. Het effect van ILE wordt in deze situaties meestal afgemeten aan het verminderen van de ernst van de neurologische verschijnselen tijdens of korte tijd na de ILE-toediening; tremoren en convulsies verminderen of verdwijnen, de dieren worden alerter of ontwaken uit hun comateuze toestand waardoor de reguliere medicatie kan worden afgebouwd. Regelmatig wordt de toediening van ILE herhaald omdat na een initiële verbetering dan wel stabilisatie van het klinisch beeld, geen verdere verbetering optreedt. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de veterinaire casuïstiek die momenteel beschikbaar is waarbij ILE is toepast nadat in veel gevallen de reguliere behandeling onvoldoende of geen effect had. Uit dit overzicht blijkt dat ILE momenteel vooral wordt toegepast bij honden met een avermectine-intoxicatie en katten met een permethrinintoxicatie. In een gecontroleerde gerandomiseerde klinische studie bij katten met een permethrinintoxicatie blijkt dat de met ILE behandelde katten in vergelijking tot met een zoutoplossing Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 5 | mei 2015 27 praktisch inzicht behandelde katten sneller herstelden (21). Toediening van ILE tijdens de behandeling van een ivermectine-intoxicatie bij katten, honden zonder mutaties in het MDR1-gen en een mini shetlanderveulen hebben geleid tot een opvallende en snellere verbetering in het klinisch beeld in vergelijking tot niet behandelde dieren (22). De ivermectine plasma/serumconcentratie neemt tijdelijk toe tijdens en vlak na de ILE-toediening wat een argument is voor een ‘lipid sink’-fenomeen (23,24). Bij de honden met een defect P-glycoproteïne werd geen of slechts een zeer geringe verbetering van het klinisch beeld waargenomen, ondanks een stijging van de ivermectineconcentratie in het bloed (25). Blijkbaar daalde de ivermectine weefselconcentratie in het doelorgaan, de hersenen, bij deze dieren niet of onvoldoende om tot een verbetering in het klinische beeld te leiden. Het defecte P-glycoproteïne is onder andere verantwoordelijk voor het transport van ivermectine uit de hersenen terug de bloedbaan in. Verder komt hetzelfde P-glycoproteïne ook tot expressie in het tubulaire nierepitheel en de galgangepitheelcellen waardoor de eliminatie van ivermectine in deze dieren kan zijn verminderd (26). Andere (potentiële) toxische stoffen waarbij ILE als antidotum van toepassing kan zijn. De selectie van stoffen die in aanmerking lijken te komen voor toepassing van ILE bij overdosering, is gebaseerd op de lipofiliteit (vaak uitgedrukt in de Log P octanol-water partitiecoëfficiënt en het verdelingsvolume van de stof) (18,27). In veterinaire ILE overzichtsartikelen (7,8,15,28) en in prominente humane overzichtsartikelen (2,3,27,29) worden bijvoorbeeld naast verschillende tricyclische antidepressiva (TCA), lipofiele ß-blokkers en calciumkanaalblokkers ook benzodiazepinen en opiaten genoemd. Voor verschillende van deze lipofiele stoffen zijn echter effectieve antidota / therapieën beschikbaar die vaak de voorkeur genieten bij de behandeling van de intoxicatie. Voorbeelden zijn glucagon bij een ß-blokker intoxicatie, hyperinsulinaemie / euglycaemie therapie bij zowel een ß-blokker- als een calciumkanaalblokker intoxicatie, f lumazenil (Anexate) bij ernstige depressie van het centrale zenuwstelsel door benzodiazepinen en naloxon (Narcan) bij ernstige ademdepressie en coma door opiaten. (14,30) 28 Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 5 | mei 2015 Conclusie In het geval van ernstige neurologische verschijnselen door permethrin en ivermectine waarbij dagenlang intensieve therapie noodzakelijk is, is het naast de reguliere therapieën zeer te overwegen intraveneuze vetemulsie als antidotum in te zetten. Bij acute cardiotoxiciteit door lokale anesthetica is ILE zelfs de behandeling van eerste keuze. Verder kan ILE worden overwogen bij overdoseringen door andere lipofiele stoffen als deze intoxicaties onvoldoende reageren op de reguliere behandeling. Dit relatief goedkope, eenvoudig in te zetten middel kan potentieel tot een herstel en daarmee een kortere, minder intensieve opnameperiode leiden, waardoor ook de kosten voor de eigenaar tot op zekere hoogte beperkt worden (14). Literatuur Kijk voor de referenties op de TvD-website.