6. anorganisch fosfaat Pi anorganisch = molecuul zonder koolstof verschillende vormen van anorganisch fosfaat: - H3PO4 - H2PO4- (deze wordt gereabsorbeert) - HPO42- (deze wordt ook gereabsorbeert) - PO43Hormonen die de opname van anorganisch fosfaat beïnvloeden: - PTH = parathyroïd hormoon - FGF23 = fibroblast growth factor Figuur 1 : Pi gaat in de cel samen met Na+ . Pi gaat uit de cel via een carrier die nog niet is gekarakteriseert. Besluuit : anorganisch fosfaat wordt op genomen door transcellulair transport via een Na+/Pi cotransporter en een Pi-carrier inhibitie door PTH en FGF23 , ze inhibiberen de opname van anorganisch fosfaat. Dit doen ze door de apicale carrier te endocyteren in de cel en daarna deze in de cel af te breken Figuur 2: Er komen meer stoffen in de cellen dan er in de tubulus blijft. Hierdoor gaat er osmose optreden. Er treedt transcellulair transport op van water door waterkanalen volgens de osmotische gradiënt. Er komt ook paracellulair transport op door de tight junctions. Besluit: Door osmose wordt water geabsorbeert transcellair door waterkanalen en paracellulair door tight jucntion. Grafiek: de hydrostatische druk , de uitperskracht is klein en gaat dalen de oncotische druk = aanzuigkracht, de kracht stijgt in de peritubulaire capilaire en vas rectum. De hydrostatische druk is laag en de oncotische druk is hoog dus al het water wordt in de capilairen getrokken (druk in capilairen dus) creatinine is een base afvalstof , urinezuur is een zuur afvalstof. De nieren moeten die afvalproducten excreteren en dit kan op twee manieren: - filtratie filtratie is heel iniffecient om afvalstoffen in urine te krijgen. Dit heeft twee redenen. 1) heel wat afvalstoffen binden aan albumine in het bloed en albumine wordt niet gefiltert (0% gefiltert). 2) Vrije moleculen (niet gebonden) worden maar voor 20% gefiltert - secretie secretie is een heel efficiente manier om afvalstoffen in de urine te krijgen. B. Lis van henle : dunne tekken Figuur 3: De eenheid van deeltjesconcentratie : miliosmol per kilogram = mOsm/kg De concentratie deeltjes in het menselijk lichaam = 287 mOsm/kg !! heel belangrijk getal , is overal zo in het lichaam. Een uitzondering is de tubuli vanaf de lus van henle (* in de tekening) en het interstituim van de medula (hier is die hoger). Dus hier zit een hogere concentratie deeltjes. Deze deeltjes zijn eerst NaCl en daarna NaCl en ureum. De dikke dalende tak: De dalende tak is doorlaatbaar voor water : het water wordt gereabsorbeert in het intertitium, dit gebeurt transcellulair, dus er zijn water kanalen nodig. Dit water wordt heel snel in de bloedvaten opgenomen. De oncotische aanzuigkracht is hoger als de uitperskracht. De deeltjes worden geconcentreert (zelfde aantal deeltjes minder water). De urine wordt ongeveer 4 keer geconcentreert. De dunne opstijgende tak: De urine is in het begint heel erg geconcentreert: er is een hoge Na+ en Clconcentratie. Deze deeltjes zijn in de urine meer geconcentreert dan in het intertitium. Natrium wordt paracellulair gereabsorbeert en chloor wordt transcellulair gereabsorbeert. Hiervoor zijn chloorkanalen nodig. Besluit: dus de dunne opstijgende tak reabsorbeert NaCl , maar water wordt niet gereabsorbeert, dus de urine wordt verdunt : het water blijft , maar de deeltjes dalen. C. lis van Henle : dikke opstijgende tak : Na+, K+ , Cl- , HCO3- , Ca2+ Na+, K+ , Cl- , HCO3- en Ca2+ worden allemaal gereabsorbeert, water wordt niet gereabsorbeert. Dus de urine wordt verder verdunt tot 150 mOsm/kg (getal niet onthouden, wel onthouden dat het minder is als 287 , dus verdunning). Figuur 4: NATRIUM (roos): Er is een Na/K-pomp die K naar binnen en Na naar buiten pompt. K wordt meteen terug naar buiten gepompt via een K-kanaal. Dus er is een lage concentatie van Na in de cel (cytosolair). Hierdoor wordt Na vanuit de urine opgenomen in de cel via een Na/H-carrier en een Na/K/Cl-symporter. In de urine in de dikke stijgende tak van de lis van Henle zit veel Na en Cl, maar weinig K. Als er geen K meer in de urine zit dan kan de Na/K/Cl-symporter niet meer werken. De oplossing om de carrier te laten blijven werken: een kaliumkanaal in de apicale membraan. Zo wordt een deel van het kalium terug naar de urine getransporteert, dus zo zit er continue kalium in de urine en blijft de uniporter werken. GLOBALE RESULTAAT : de urine wordt positief geladen +10mV . dit zorgt ervoor dat Na wordt afgestoten. Na wordt paracellulair gereabsorbeert via diffusie volgens het potentiaalverschil. Natrium wordt dus trans- en paracellulair gereabsorbeert. (soort vraag: bespreek het transport van kalium in het nefron , dus kaliumtransport in verschillende segmenten bespreken ) KALIUM (rood): Dit kan trans- en paracellulair gebeuren. Door afstoting gaat het de paracellulaire weg volgen. CHLOOR (blauw): Dit kan enkel via transcellulair transport gebeuren, via de Natrium-kalium-chloor transporter en een chloorkanaal. Figuur 5 : stijgende tak van de lus van Henle KA = koolzuuranhydrase BICARBONAAT HCO3 (zelfde manier als het kronkelbuisje, behalve 1 ding dat anders is) CO2 reageert met H2O door een enzyme koolzuuranhydrase tot H+ en HCO3- in de cel. In de tubulus gebeurt de omgekeerde reactie. Bicaronaat verdwijnt ut de urine en het verschijnt in het intertitium. Dus bicarbonaat wordt gereabsorbeert. CALCIUM (roos oranje stift): Calcium wordt ook afgestoten door de positieve lading, dus wordt paracellulair gereabsorbeert door diffusie volgens het potentiaalverschil. D. DISTALE TUBULUS ( EXAMEN VAAK) Na, Cl en Ca worden gereabsorbeert, water wordt niet gereabsorbeert, dus de urine wordt verder verdunt. ( 100 mOsm/kg getal niet kennen voorbeeld) Er treedt nergens PARACELLULAIR transport op in de distale tublus (-1 op examen als je dit zegt) Figuur 6: = Calbindine NATRIUM (rood): Na/K pomp komt in alle epithele voor (??) K keert meteen terug naar het intertitium via een kaliumkanaal. Dit betekent dat er een lage concentratie natrium is cyctosolair , in de cel. Na wordt van het urine in de cel gepompt via een K/Ca-symporter. Na wordt transcellulair gereabsorbeert. CHLOOR (blauwe stift): Er is basolateraal een chloor kanaal: chloor wordt transcellulair geabsorbeert naar het intertitium. CALCIUM (roos): Er zijn 2 carriers basolateraal: Ca/K- pomp die ATP verbruikt en Na-Caantiporter die geen ATP gebruikt. GEVOLG: Ca in het cytosol is laag, want het wordt naar het intertitium gepompt. Dus zal er calcium vanuit de urine in de cel difunderen volgens de calciumconcentratiegradient. Dit gebeurt via een calcium kanaal. Calcium diffundeert moeilijk doorheen de cel omdat het een negatieve lading draagt. Calbindine zorgt voor het transport van calcium van links naar rechts (het is een eiwit, juist schrijven op examen). Dus transcellulaire reabsorptie van calcium. Regeling van de reabsorptie ( vaak vergeten op examen , dus zie dat je dit ook schrijft): PTH stimuleert de reabsorptie. Er zijn twee manieren: een trage en een snelle manier. De snelle manier: PTH opent het calciumkanaal. De trage manier : PTH verhoogt/stimuleert de aanmaak van de 4 proteinen: het kalciumkanaal calbundine , calciumpomp de natriumkalciumantiporter stimuleren. E. VERZAMELBUIZEN Alle vorige segmenten hadden maar 1 celtype, de verzamelbuis heeft er 4: 1) principal cells: zitten in de cortex en de buitenste medulla 2) α- intercalated cell: ook in cortex en buitenste medulla 3) β-intercalated cells: ook in cortex en buitenste medulla 4) inner medullary collecting duct cells (INCD cellen): in de binnenste medulla sommige stoffen worden gereabsorbeert en anderen niet NATRIUM: Gebeurt in de principal cellen en de INCD cellen: Na wordt er gereabsorbeert door deze cellen. Dit gebeurt enkel transcellulair. figuur 7: in de principal en INCD cellen Calium keert meteen terug naar intertitium terug. Hierdoor is de Na-concentratie laag in de cel. Na wordt uit de urine in de cel getransporteert via een Na-kanaal. Dit zorgt ervoor dat de urine sterk negatief wordt (-40mV). Na wordt trancellulair gereabsorbeert door de PC en IMCD cellen. 2 hormonen regelen de absorptie: a) Aldosterone: Aldosterone werkt in op de principal cells het stimuleert de Na reabsorptie. Aldosteron is een steroidhormoon, dat betekend dat het werkt via de aanmaak van eiwitten en dit vraagt tijd. Dus aldosterone werkt traag. Het effect komt in maximaal 4uur tot stand, omdat het werkt via proteinesynthese. volgende eiwitten worden aangemaakt : (1e eiwit wordt het snelst aangemaakt, die daarna tragere, en die daarna nog trager) : 1) kinase (naam is niet van belang) (het fosforyleert het natriumkanaal --> de endocytose wordt onderdrukt. eiwitten blijven langer in het membraan 2) protease (AP1 niet belangrijk die naam) : knipt een stuk af van het natriumkanaal en hierdoor wordt het natriumkanaal actiever. 3)(traagst optredend) er is een verhoogde aanmaak van het natriumkanaal zel en ook van de natriumkaliumpmpen (basolateraal) b) ANP en BNP ANP en BNP onderdrukken reabsorptie in de IMCD cellen. Ze doen dit via sluiting van het natriumkanaal en inhiberen de natriumreabsorptie KALIUM figuur 8 In de principal cells in de CORTEX (op examen moet je weten dat het in de cortex enkel is !!!) De principal cells secreteren calium. Ook weer K/Na-pomp en K-kanaal waardoor K+ meteen weer uit de cel gaat , maar enkel een deel. Een ander deel gaat naar de urine via een K-kanaal of via een K/Cl-symporter. K+ wordt transcellulair GESECRETEERT Dit wordt heel sterk geregeld door: 1. Aldosterone: Het stimuleert de Ca-secretie: die gebeurt weer via proteinesynthese dus is traag (4uur). De eiwitten die worden gemaakt (in volgorde van snelheid) : a) kinase: fosforyleert het K-kanaal, hierdoor ondergaat het exocytose, dus er komen meer K-kanalen in de apicale mebraan b) eiwittten die de Na-reabsorptie stimuleren : Dus eiwitten die de urine meer negatief maken (-50mV). Kalium wordt dan meer aangetrokken door de urine want urine is negatief en kalium positief, dus secretie gebeurt efficienter. c) Meer kalium-kanalen worden aangemaakt en meer Na/Ca-pompen. 2. Gastro-intestinale hormonen (gesecreteerd door maag-darm-stelsel): ????? men weet nog niet welke hormonen , dus men weet ook nog niet goed hoe ze werken. 3. de stijging van de extracellulaire kalium concentratie deze stimuleert direct WATER figuur 9 Dit gebeurt transcellulair door de PC en de IMCD cells. De cijfers zijn niet belangrijk op tekening, maar weet gewoon dat de concentratie het hoogst is in het intertitium. Waterkanalen zijn nodig, want de celmembranen zijn niet waterdoorlaatbaar. Dus water wordt gereabsorbeert via waterkanalen volgens de osmotische gradiënt. ADH stimuleert de waterreabsorptie. Het werkt in op het apicale waterkanaal. Het kan op een snelle of trage manier geregeld worden: snelle manier: vesikkels met waterkanalen exocytose meer waterkanalen in het apicale membraan trage manier: meer aanmaak van waterkanalen aan apicale zijde PROTONEN Figuur 10 protonen worden transcellulair gesecreteerd α-calated cells. water reageert met CO2 tot dicarbonaat en een proton. De proton wordt naar de urine gepompt via apicale protonenpomp (ATP) en via een apicaal natriumkaliumpomp (verwant met die van de maag ??) basolateraal: chloorbicarbonaat-antiporter Cl wordt meteen terug gepompt naar intertitium DUS : protonen worden naar de urine getransporteert en bicarbonaat naar het intertitium en de protonen worden gesecreteert. regeling op twee maniere: 1) Door aldosterone is urine negatief (door Na-reabsorptie en hierdoor wordt het proton meer aangetrokken door de urine) 2) De protonenpomp wordt gestimuleert (direct) door aldosterone opmerking in het rood op tekening : α-intercalated cel reabsorbeert K .(HOORT OOK BIJ KALIUM REABSORPTIE OP HET EXAMEN OKAL STAAT HET NI IN DE TITTEL) CHLOOR Figuur 11: Chloor wordt gereabsorbeert. Het gebeurt trans- en paracellulair. Dit gebeurt door de β-intervalated cells. De urine is negatief door de Na-reabsorptie. Transcellulaire reabsorptie door beta-IC. CO2 reageert met H2O door enzyme KA. Lateraal is er een protonenpomp en apicaal is er een HCO3-antiporter. Chloor wordt dus transcellulair gereabsorbeert. OPMERKING: α en β cellen zijn een beetje elkaars spiegebeeld. vergelijk de twee figuren (10 en 11) Paracellulaire reabsorptie: De drijvende kracht chloor is negatief en de urine is negatief dus chloor wordt afgestoten. Paracellulair transport gebeurt via diffusie volgens het potentiaalverschil.