Kunst:onderzoekeninnovatieinde 21steeeuw 1 Kunst:onderzoekeninnovatieinde21 ste eeuw. De route Kunst: onderzoek en innovatie in de 21ste eeuw kent een grote potentie voor de versterking van de cultuur, de economie en de samenleving. De nieuwe verbindingen die in deze route worden aangegaan, geven zicht op antwoorden op vragen naar het bevorderen van creativiteit en innovatie in een high‐tech samenleving, naar het onderwijs van de toekomst en naar de kennis die wetenschap kan leveren. In de huidige situatie zijn onderzoeksinfrastructuur en onderzoeksmiddelen, ook in vergelijking met het buitenland, beperkt. Daarom biedt deze route Nederland de uitgelezen kans om met relatief beperkte investeringen een grote impact voor de samenleving te realiseren. A.Belang,doelenambitie De maatschappelijke uitdagingen waar wij voor staan zijn complex. We hebben te maken met uitdagingen op het gebied van migratie, urbanisatie, water‐ en voedselvoorziening, uitputting van de aarde en klimaatsverandering. En de steeds sneller en dieper ingrijpende technologisering en digitalisering van de wereld dringt door tot in de haarvaten van onze samenleving en individuele identiteiten. Dit zijn uitdagingen die om radicale innovaties vragen die alleen plaats kunnen vinden in een integrale benadering waarbij de kunsten en de wetenschap tezamen perspectieven bieden die onmisbaar zijn om te komen tot vernieuwende en duurzame oplossingen. Het doel van deze route is om de verbinding te leggen tussen de kunsten, de wetenschappen en de samenleving en bij te dragen aan creatieve, technologische en duurzame vernieuwing van de samenleving. De kunsten zijn van essentieel belang voor een kritisch betrokken en creatief burgerschap in de 21ste eeuw. Zij stellen belangrijke vragen over de betekenis en impact van maatschappelijke ontwikkelingen. De kunsten spelen niet alleen een belangrijke rol in de verbeelding van deze ontwikkelingen (in bijvoorbeeld verhalen, beelden, films, games en installaties), maar bieden ook scenario’s die tot nadenken stemmen over politieke of ethische implicaties en dagen uit tot innovatieve oplossingen. Als voelsprieten van de samenleving bieden de kunsten de mogelijkheid scherper en creatiever om te gaan met de dynamische uitdagingen van de high‐tech maatschappij. De route Kunst: Onderzoek en Innovatie in de 21ste eeuw is er op gericht verbindingen te leggen tussen de praktijk en het onderzoek van kunstenaars en ontwerpers, het geestes‐, sociaal‐ en natuurwetenschappelijk onderzoek, en de creatieve bedrijven en maatschappelijke instellingen die gericht zijn op de instandhouding, de verspreiding en de ontwikkeling van de cultuur. In de onderliggende vraagstukken worden zo creativiteitsonderzoek, cultuuranalyse, wetenschap‐ en technologiestudies, en artistiek en ontwerponderzoek verbonden met urgenties in technologie, ethiek, zorg en educatie. Nederland heeft een internationale reputatie in verschillende domeinen van de kunsten: de Nederlandse schilderkunst vanaf de 17e eeuw, Dutch design, de muziekcultuur, en ook steeds meer Nederlandse mode en de digitale media. Kunstacademies en conservatoria, theater‐, film‐, design‐ en bouwkunstopleidingen leveren belangrijke kunstenaars, ontwerpers en docenten. Op het kleine oppervlak van Nederland zijn al deze kunstopleidingen bovendien dicht in de buurt van technische universiteiten en wetenschappelijke faculteiten met technische, historische en theoretische kennis die een vruchtbare synergie opleveren in samenwerkingsverbanden rondom onderzoeksmethodes. Deze samenwerking is eigen aan de Dutch approach en de verbindingen verrijken het wetenschappelijk en maatschappelijk discours, bijvoorbeeld met artistiek onderzoek en ontwerpend onderzoek en door het ter discussie stellen van ethische aspecten van nieuwe ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld in het domein van Bio Art en design. Nieuwe verbindingen tussen hoger kunstonderwijs, universiteiten, erfgoedinstellingen, presentatie‐ instellingen, festivals en creatieve bedrijven zijn voor deze route van groot belang om het ecosysteem van de kunsten te versterken en een expliciete krachtige bijdrage te kunnen leveren aan de maatschappij. 2 Daarbij is ondersteuning nodig van bestuursorganen zoals het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie, NWO en het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek en de cultuurfondsen. Ook verbindingen met private partners en het kader van publiek‐private samenwerking zijn in dat kader van belang. Een groot deel van deze stakeholders heeft zich in de workshop al ingezet voor deze route, namelijk : ‐ vertegenwoordigers uit de geestes‐ en sociale wetenschappen en technische disciplines, het hoger kunstonderwijs en andere kennisinstellingen zoals de Akademie van Kunsten (KNAW), de Waag Society, het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst, het Centrum voor Wiskunde en Informatica en de Koninklijke Bibliotheek; ‐ leden van het topteam Creatieve Industrie; ‐ beleidsadviseurs van de directies Erfgoed & Kunsten, Onderzoek & Wetenschap en Media & Creatieve Industrie van OCW; ‐ vertegenwoordigers van de zelfstandige bestuursorganen NWO, het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek en Stimuleringsfonds Creatieve Industrie; en ‐ maatschappelijke organisaties zoals ‘Meer muziek in de klas’. B.Gamechangers Het primair vernieuwende in deze route is dat partijen uit het kunstendomein: kunstenaars en ontwerpers, de sociale, geestes‐ en natuurwetenschappen, het kunstvakonderwijs, culturele bedrijven en de creatieve industrie zich met elkaar verbinden en inzetten op een gezamenlijke onderzoeksagenda. Hieronder zullen drie vraagstukken worden toegelicht die in deze samenwerking van kunst, wetenschap en maatschappij geadresseerd zullen worden. Om deze nieuwe en noodzakelijke samenwerking ‘body’ te geven is een investering in bijbehorende kennisinfrastructuur onontbeerlijk. Het gaat hierbij om middelen voor platformvorming over sectoren en disciplines heen en extra middelen om de onderzoekscapaciteit in het kunstendomein te vergroten. Nederland volgt daarmee het goede voorbeeld van Engeland, Noorwegen, Zweden en Oostenrijk die speciale fondsen hebben ingericht. B1.Kunst,wetenschapenmaatschappij:devraagstukken De route Kunst: Onderzoek en Innovatie in de 21e eeuw wordt gedragen door drie belangrijke vraagstukken: 1. Kunsten als motor voor innovatie en reflectie in een high‐tech samenleving 2. Kunsten als alternatieve vorm van kennisproductie 3. Kunsten als inspiratiebron voor educatie en een leven lang leren 1. Kunsten als motor voor innovatie en reflectie in een high‐tech samenleving Creativiteit is essentieel voor een zich voortdurend vernieuwende kennissamenleving. In de kunsten en de ontwerppraktijk staat die creativiteit centraal. Het artistieke experiment kan model staan voor maakprocessen in andere domeinen, en de kunsten leveren zo een perspectief op vraagstukken in die andere domeinen, zoals de zorg, het management, de politiek. Toegepaste kunst‐ en ontwerppraktijken kunnen onvermoede perspectieven bieden op maatschappelijke, economische, politieke en technologische vraagstukken. Een kennissamenleving die gebruik weet te maken van dit potentieel kan beter inspelen op de contingenties die zich altijd zullen aandienen. Het vraagstuk heeft ook betrekking op de impact van technologie en digitalisering op onze ervaring van mens‐zijn. Wat het betekent om mens te zijn, hoe we ons zelf organiseren en steeds weer opnieuw uitvinden is een eeuwenoude filosofische vraag. De kunsten stellen deze vraag evenzeer en reiken alternatieve vormen van kennis en inzicht aan die steeds belangrijker zullen worden naarmate de 3 technologie dieper alle aspecten van het mens‐zijn bepaalt, vooruitgang creëert maar ook steeds weer nieuwe en soms onvoorspelbare problemen opwerpt. Technologie is fundamenteel onderdeel van mens‐zijn. Maar de technologie van vandaag is steeds onzichtbaarder, en daardoor ook on(be)grijpbaarder geworden. Kunst is in staat deze onzichtbare dimensies te belichten, uit te vergroten, zichtbaar en bespreekbaar te maken. De toegepaste kunsten, design, mode, podiumkunsten, film, architectuur zijn noodzakelijk in het vormgeven van nieuwe mogelijkheden die onderdeel worden van onze dynamische leefomgeving en dragen bij aan acceptatie van veranderingen, die telkens ook begeleid moeten worden door kritische bevraging van de implicaties van deze veranderingen. Kunst haalt ons uit onze comfort zone. Gezien het feit dat de technologische veranderingen zo snel gaan (denk aan wereldwijde surveillance netwerken, menselijke robots, en smart cities), kunnen we stellen dat we als mens voortdurend ‘uit onze comfort zone’ zullen zijn. Een kritisch, creatief en onderzoekend perspectief vanuit de kunsten kan dan juist een van de belangrijkste leerscholen voor de 21ste eeuw zijn. De kunsten hebben impact op de high‐tech samenleving doordat ze: ‐ innovaties aanjagen met nieuwe perspectieven op toepassingen van technologieën; ‐ het ontwerp en de creativiteit die centraal staat in de artistieke praktijk inzetten voor innovaties in andere maatschappelijke domeinen; ‐ technologie zichtbaar en bespreekbaar maken en daardoor reflectie bieden en inzicht geven in mogelijke consequenties. Dit vraagstuk houdt verband met de volgende vragen uit de NWA: 67, 68, 71, 110 en 140. Het vraagstuk kent overlap met de volgende exemplarische routes: 6, 7, 8, 9, 10 en 11. 2. Kunsten als alternatieve vorm van kennisproductie Het methodologische belang van materiële praktijken en producten in het wetenschappelijk onderzoek wordt meer en meer onderkend. In de context van de ontdekking gaat het naast theorievorming meer en meer om in praktijken en dingen belichaamde en gesitueerde vormen van weten en begrijpen. Hier raken inzichten uit de wetenschapstheorie, de cognitiewetenschappen en de cultuur‐ en menswetenschappen aan inzichten die in het praktijkgericht onderzoek, i.h.b. het kunst‐ en ontwerponderzoek centraal staan: het methodologisch belang van wat zich concreet en materieel in maakprocessen afspeelt en het kennistheoretisch belang van wat dat oplevert. De agenda van artistiek onderzoek of ontwerponderzoek sluit aldus aan bij de vernieuwing die zich breder in de wetenschappen, met name in de geesteswetenschappen, voordoet: de ‘practice turn in contemporary theory’.1 Deze vernieuwende ‘agenda’ heeft consequenties voor hoe wij überhaupt over onderzoek denken. We zien een verschuiving van de aandacht in de richting van andere vormen van kennisproductie; we weten immers meer dan we kunnen zeggen. En juist artefacten – beelden, ontwerpen, installaties, composities, opvoeringen e.d. – kunnen het zicht van mensen op wie zij zijn en hoe zij zich verhouden tot de wereld en tot anderen verrijken en verdiepen. Juist om de maatschappelijke uitdagingen van de toekomst aan te kunnen gaan verdienen deze alternatieve vormen van kennisproductie gerichte aandacht. De kunsten en het onderzoek in de kunsten zijn daarbij het brandpunt. Nederland neemt internationaal gezien op dit terrein een vooraanstaande positie in, die echter nog niet voldoende institutioneel en randvoorwaardelijk is geborgd. De kunsten hebben impact op de aanpak van maatschappelijke uitdagingen doordat het artistieke maakproces leidt tot ander soortige kennis dan die met de traditionele wetenschappelijke aanpak wordt geproduceerd. Schatzki, Theodor R., Karin Knorr Cetina, and Eike von Savigny (eds). 2001. The Practice Turn in Contemporary Theory (London: Routledge) 1 4 Dit vraagstuk houdt verband met de volgende vragen uit de NWA: 66, 68 en 110 Het vraagstuk kent overlap met de volgende exemplarische routes: 6, 7, 8, 9 en 10 3. Kunsten als inspiratiebron voor educatie en een leven lang leren Hoewel het belang van de kunstvakken in het onderwijs vaak wordt beleden, is de aandacht voor de kunst en voor creativiteit in het Nederlandse onderwijs onvoldoende. Recente initiatieven zoals ‘Meer muziek in de klas’ beogen hier iets aan te doen, maar het probleem zit dieper en raakt aan de rol van creativiteit in alle vakken (juist ook de niet‐kunstvakken) en op alle niveaus in het onderwijs. Inzichten uit het sociaalpsychologisch, neurologisch en geesteswetenschappelijk creativiteitsonderzoek bereiken de onderwijskunde en de praktijk van pedagogiek en didactiek niet of nauwelijks. Hier liggen kansen om in samenwerking met professionals, onderwijsinstellingen en wetenschappers de beperkte opvattingen over ‘cognitieve vaardigheden’ in het onderwijs aan te vullen, en te investeren in creativiteit en in onderzoek naar creativiteit in de hele keten van een leven lang leren; vanaf het primair onderwijs tot het hoger onderwijs. Dit vraagstuk sluit aan bij de internationale ontwikkeling om de zogenaamde STEM‐focus (science, technology, engineering, mathematics) te verbreden tot STEAM. Hiermee wordt het belang van de kunsten (Art) voor het onderwijs en onderzoek onderkend en de verwachting onderschreven dat de toekomstige arbeidsmarkt meer en meer creativiteit als kerncompetentie zal vragen. Het vraagstuk reikt daarmee verder dan de binnenschoolse educatie. ‘Life long learning’ en de betekenis van creativiteit hierin betreft evenzogoed de MKB‐er, de ZZP‐er en de lijnmanager. Nieuwe didactische vormen en experimenten, zoals de ‘Living Labs’, kunnen ingezet worden in uiteenlopende contexten, en nieuwe materialen en technieken (MOOC’s, sensortechnologie) reiken voorbij het domein van ontstaan. De experimentele praktijk van creatie en co‐creatie in de kunsten biedt aanknopingspunten om dit vraagstuk van creativiteit in een leven lang leren te onderzoeken. De kunsten hebben impact op educatie en een leven lang leren doordat ze handvatten bieden om kritisch betrokken en creatieve burgers en professionals op te leiden waarbij de didactiek van het hoger kunstonderwijs en de artistieke praktijk als voorbeelden dienen. Dit vraagstuk houdt verband met de volgende vragen uit de NWA: 65, 68 en 110 Het vraagstuk kent overlap met de volgende exemplarische routes: 6, 7, 8, 9 en 10 B2.Kunst,wetenschapenmaatschappij:onderzoekinfrastructuur Het hoger kunst‐ en ontwerponderwijs en aanverwante disciplines in Nederland zijn van hoog niveau en staan internationaal zeer goed aangeschreven. Recent zoeken universiteiten en hogere kunstopleidingen expliciet de samenwerking om onderzoek in en naar de kunsten te bevorderen door kruisbestuiving en versterking van het regionale ecosysteem. Ze streven er onder meer naar kunstenaars meer toegang te geven tot promotietrajecten. Voorbeelden van deze verbindingen zijn de Academie der Kunsten (ACPA) waarin de Universiteit Leiden en de Hogeschool der Kunsten Den Haag al geruime tijd samenwerken, en de samenwerking van de Universiteit Utrecht met de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Rotterdam ken het Rotterdam Arts and Sciences Lab (RASL) waarin Codarts, de Willem de Kooning Academie en de Erasmus Universiteit samenwerken en in Amsterdam vormen UvA, AHK, VU, HvA en de Gerrit Rietveld Academie het netwerk ARIASnl. In andere Europese landen wordt het belang van onderzoek door de kunsten al langer onderkend en zijn er ook speciale fondsen ingericht waar kunstenaars een beroep op kunnen doen. In Oostenrijk is het PEEK‐programma onderdeel van het wetenschapsfonds en staat open voor kunstenaars en onderzoekers. De Zweedse NWO kent een speciale afdeling voor artistiek onderzoek dat zowel onderzoekprojecten financiert als een doctoraatsprogramma, inclusief promotieplaatsen. Iets vergelijkbaars zien we in Noorwegen: het Norwegian Artistic Research Programme, met ook een projectprogramma en een nationaal fellowship programma. 5 Ook in eigen land is er meer aandacht voor onderzoek in de kunstensector. De WRR wijst in haar recente rapport Cultuur Herwaarderen op het belang van research & development voor ontwikkeling en innovatie van deze sector. Er worden de laatste jaren al stappen gezet gericht op het stimuleren van samenwerking in onderzoek op het brede domein van de kunsten. Een voorbeeld daarvan is de Roadmap SMART Culture van NWO. Met deze roadmap wil NWO onder andere de onderzoeksmogelijkheden op het gebied van media, kunst en cultuur en erfgoed in relatie tot maatschappelijke vraagstukken vergroten. Maar de omvang van dit programma, specifiek voor het deel kunst&cultuur, is een begin (3,2 M€). Binnen het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek is een initiatief om platformvorming te ondersteunen en zo experts en belanghebbenden uit bedrijven, publieke organisaties en kennisinstellingen op thema’s bij elkaar te brengen. Eén van deze thema is creatieve industrie. Ook hier gaat het om een initiatief van bescheiden omvang (0,15 M€). Hoewel duidelijk is dat het domein van de kunsten in staat is gebleken voor een beperkt budget hoge kwaliteit te kunnen leveren, is het noodzakelijk dat er meer geïnvesteerd wordt in het onderzoek in deze sector. Dit is niet alleen nodig om de hierboven beschreven game changers te kunnen realiseren, maar ook om een level playing field te creëren met oog op onze internationale concurrentiepositie. Hieronder lichten wij toe welke structurele investeringen wij hiertoe nodig achten. C.Beschikbaremiddelenenbenodigdeextrainvestering In vergelijking met de ons omringende Europese landen zijn de middelen voor onderzoek en ontwikkeling voor de kunsten beperkt te noemen. De kunstenopleidingen zijn voor het overgrote deel in het hbo te vinden. De aan deze opleidingen gekoppelde lectoraten (praktijkgericht onderzoek) hebben een beperkte omvang. Daarnaast vindt veel van het kunst‐ en cultuuronderzoek plaats aan (vooral) de geesteswetenschappelijke faculteiten van diverse universiteiten. Ook hier zijn de middelen schaars. Kijkend naar de tweede geldstroom zien we een vergelijkbaar beeld. Vanuit het NWO gebied Geesteswetenschappen, in samenwerking met andere gebieden, waaronder technologiestichting STW, en vanuit het regieorgaan voor praktijkgericht onderzoek (NRPO‐SIA) zijn er diverse interessante maar bescheiden initiatieven gestart: KIEM (2,0 M€), platform HBO – Creatieve Industrie (0,15 M€), call SMART culture – Kunst en cultuur (3,2 M€) en Research through design (1,9 M€). Hierbij betreft het in alle gevallen éénmalige investeringen. De WRR heeft recent in haar rapport “Cultuur Waarderen”, op basis van de Engelse ervaringen, gepleit voor een nieuw duurzaam financieel model voor de kunsten. Meer investering in onderzoek en ontwikkeling vormt daarbij een kernpunt. De WRR gaat uit van 1% voor onderzoek en ontwikkeling, hetgeen voor de Nederlandse situatie neer komt op zo’n 50 miljoen euro per jaar. In onze uitwerking van de route “kunst: onderzoek en innovatie in de 21ste eeuw” komen wij tot een vergelijkbaar bedrag. Om de ambities geformuleerd in deze propositie te kunnen realiseren is 25 M€ nodig voor de drie geformuleerde onderzoeksthema’s (de game changers) en 25 M€ voor de opbouw van de benodigde infrastructuur voor samenwerking en verdere uitbouw van de onderzoekscapaciteit binnen en tussen de betrokken instellingen. De investering in de drie thema’s hebben de investering in de basis nodig en vice versa. Het betreft dus een structurele investeringsnoodzaak van 50 miljoen per jaar. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om additionele middelen om de groeiende verbindingen, samenwerking en innovatie binnen de kunstensector en de gerelateerde wetenschapsgebieden te versterken maar vooral ook om de innovatieve werking hiervan op samenleving en economie uit te bouwen en op te schalen. Kunsten met nog meer impact is het doel. 6 COLOFOON Boegbeelden Gijs Scholten van Aschat Henk Borgdorff Voorbereidingsgroep Henk Borgdorff Patrick Cramers Janneke van Kersen Patricia Pisters Bert Verveld Jules van de Vijver Johannes van der Vos Sandra Storm Audrey Zimmerman NWA‐secretariaat Marleen Groen Contatcpersoon Sandra Storm [email protected] 7