© Willy van Strien Cicero De oer-Vlaardinger leeft voort Stel dat je een voorouder moderne kleren zou aantrekken,zou die op straat dan opvallen? Hoe zagen onze voorouders er eigenlijk uit? En waren het wel onze voorouders, de mensen die duizend of drieduizend jaar geleden op dezelfde plaats woonden als wij nu? DNA-onderzoek kan zulke vragen tegenwoordig beantwoorden. door WILLY VAN STRIEN De vraag wie onze voorouders waren en hoe zij er uitzagen, spreekt mensen enorm aan. Dat heeft ook prof. dr. Peter de Knijff (Humane Genetica) gemerkt toen hij het DNA van inwoners van Vlaardingen ging vergelijken met DNA uit duizend jaar oude skeletten die daar gevonden waren. Hij wilde zien of tegenwoordige autochtone Vlaardingers kunnen afstammen van de mensen van wie deze skeletten de overblijfselen zijn. “Het onderzoek betekende veel meer voor de deelnemers en andere inwoners dan ik me van tevoren had gerealiseerd”, vertelt hij. Op 6 juli was er ‟s avonds een speciaal symposium aan gewijd in de Grote Kerk van Vlaardingen. Goed bewaarde kisten In 2002 kwam bij opgravingen bij de Markt in Vlaardingen een begraafplaats te voorschijn van duizend jaar oud. Er lagen goed bewaarde kisten en daarin, afgedekt met stro, skeletten die gezien hun ouderdom in heel goede staat verkeerden. Zou De Knijff, hoofd van het Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek van het LUMC, eens willen kijken of er nog DNA overgebleven was en dat eventueel onderzoeken, was de vraag van de sectie Stadsarchief en Archeologie van de gemeente. “Zulke vragen krijgen we vaak”, zegt De Knijff. “Helaas hebben we niet de ruimte en de menskracht.om er altijd op in te gaan. Maar een paar keer per jaar werken we een wild idee uit, om onze technieken tot het uiterste te beproeven en te kijken waar onze grenzen liggen.” Dit materiaal bood zo‟n uitdaging, want het zou het oudste menselijk DNA zijn dat ooit in Nederland is onderzocht. “Het was bovendien aantrekkelijk, omdat we net waren begonnen aan een onderzoek aan meer dan zevenhonderd skeletten uit Eindhoven, van mensen die tussen 1200 en 1800 na Christus gestorven zijn. Evelien Altena gaat dat project als assistentinopleiding uitvoeren en met het Vlaardingse materiaal zouden we nuttige ervaring kunnen opdoen.” Het antwoord was deze keer dus „Ja!‟, en toen vorig jaar uit een kleine voorstudie met twee tanden bleek dat daar voldoende goed DNA in zat om een duidelijk profiel van te maken, kon een onderzoeksplan bedacht worden. Vikingen In overleg tussen de gemeente Vlaardingen en het LUMC kwamen drie vragen naar boven die De Knijff en Altena zouden aanpakken. Als eerste: waren de skeletten afkomstig van WestEuropeanen of van immigranten? Vlaardingen was duizend jaar geleden een grote en levendige nederzetting waar ongetwijfeld vreemdelingen op bezoek kwamen. De skeletten zouden bijvoorbeeld van Vikingen kunnen zijn, dacht men. Het hout van de kisten, was al gebleken, was afkomstig van Vikingschepen. Tweede vraag: leeft het oude DNA nog voort in de huidige autochtone Vlaardingers? En ten derde: zijn er genetische verschillen tussen de Vlaardingers van toen en die van nu? Het project kreeg als motto: Zoektocht naar de Oer- Vlaardinger. “Het is de eerste keer dat de genetische continuïteit van een populatie in Nederland is onderzocht”, zegt De Knijff. Om de vragen te kunnen beantwoorden moesten De Knijff en Altena ook DNA van huidige inwoners bemonsteren. Ze kozen die deelnemers aan de hand van het zogenoemde Poorterboek, een boek van rond 1500 met de namen van de toenmalige Vlaardingers. Van families met een typisch Vlaardingse achternaam, zoals Den Admirant, Brobbel, Buttgen, Drop, Goch en Fousert, plozen genealogen de stamboom uit, uitgaand van het Poorterboek. Nog levende leden van de families werden opgezocht. De Knijff: “Zo vonden ze nazaten van de oudst bekende Vlaardingse families. Althans: in de manlijke lijn, van vader naar zoon. Vrouwelijke afstammingslijnen vind je heel moeilijk terug, omdat kinderen de naam van hun vader krijgen. Wij onderzoeken om te beginnen daarom ook DNA dat alleen in de manlijke lijn overerft: het Y-chromosoom.” Beschermd DNA De aangezochte inwoners vonden het leuk om aan het onderzoek mee te doen. Ze lieten wat wangslijm afnemen, zodat de onderzoekers aan cellen met DNA konden komen. Ook skeletten bevatten cellen waarin DNA zit. De Knijff haalt dat het liefste uit gave tanden en kiezen. “Bot is poreus, waardoor het daarin aanwezige DNA snel afbreekt”, legt hij uit. “Oud botmateriaal levert vaak weinig bruikbaars op. Maar in de wortelkanalen van het gebit zit ook levend materiaal. Het glazuur op tanden en kiezen van volwassenen is veel harder dan bot en beschermt het DNA dat binnenin zit goed tegen aantasting. En het DNA in tanden is ook beter beschermd tegen besmetting met ander DNA, van mensen die de skeletten in handen hebben gehad, zoals de opgravers. Dat zou tot een verkeerd resultaat leiden.” Uiteindelijk verkregen de onderzoekers voldoende betrouwbaar DNA van zeventien volwassen, manlijke skeletten. De archeologen hadden dat gecodeerd aangeleverd; de Leidse onderzoekers wisten niet welk gebitselement bij welk skelet hoorde. Van sommige skeletten kregen ze, ter controle, twee elementen. De Knijff: “Dan kregen we er identieke profielen uit. We maakten bij wijze van controle ook profielen van de opgravers en de laboratoriummedewerkers en die vonden we nooit terug als het resultaat van de analyse van een tand of kies. Een teken dat het oude DNA niet besmet was geraakt en dat we schoon hadden gewerkt. Daar zijn de mensen hier dan ook tot in hun vingertoppen in getraind.” Bronstijd De archeologen haalden nog een slim trucje uit. Ze gaven De Knijff, zonder dat die daar enig vermoeden van had, twee tanden van een ander skelet, van de zogenoemde Krabbeplasman. Spelende kinderen hadden hem in 1990 gevonden bij de Krabbeplas, een recreatieplas bij Vlaardingen die toen in aanleg was. Het skelet was afkomstig van een man die in de Bronstijd had geleefd, 3300 jaar geleden. De Knijff: “Ze hadden indertijd wel gevraagd of we dat wilden bekijken en het leek ons leuk, maar het was nooit tot een concrete afspraak gekomen.” En nu zat dat materiaal er stiekem tussen! Ook daar kwam een mooi profiel uit. “Pas toen de code werd verbroken, hoorden we dat we DNA van 3300 jaar oud geanalyseerd hadden. Dat vonden we toen wel heel gaaf, ja.” Van die Krabbeplasman reconstrueerde fysisch antropologe Maja d‟Hollosy (bekend van het meisje van Nulde en het Maasmeisje) het gezicht. Die reconstructie is op 11 juni openbaar gemaakt en wordt deze maanden in het Vlaardingse stadhuis tentoongesteld, met het skelet en de schedel van de man. Langs de Noordzee Het onderzoek aan het y-chromosoom is nu af en De Knijff heeft de resultaten op 6 juli bekendgemaakt. De duizend jaar oude skeletten blijken de resten te zijn van West- Europeanen. In een van de skeletten werd een zogenoemd Viking Y-chromosoom aangetroffen. De Knijff: “Maar dit wil niet zeggen dat dit ook een Viking was. Bij ongeveer 2 procent van alle Nederlandse mannen komen we een soortgelijk Y-chromosoom tegen, en dit type Y-chromosoom vinden we overal langs de Noordzee, ook bij Noren en Denen. De term Viking Y-chromosoom is door mijn Engelse collega‟s een beetje ongelukkig gekozen”. Genetisch gezien is de Vlaardingse populatie van nu, in ieder geval qua samenstelling van het Y-chromosoom, nog hetzelfde als die van vroeger. De meeste gevonden profielen zijn veelvoorkomende profielen, maar er zat ook één zeldzaam profiel in het oude materiaal. En dat vonden De Knijff en Altena terug bij een van de huidige Vlaardingers. Die stamt dus hoogstwaarschijnlijk direct van die vroegere persoon af, als pakweg de vijftigste achterkleinzoon. Ook de Krabbeplasman, ongeveer 150 generaties van de huidige Vlaardingers verwijderd, was van eenzelfde West-Europees type. Dat klopt ook met het gezicht dat Maja d‟Hollosy hem gaf: een wat oudere hippie die je zomaar zou kunnen tegenkomen. ■