Wat is Artrose ? Hoe ermee omgaan ? Prof. Frank P. Luyten Diensthoofd Reumatologie UZ Leuven Dokter heb ik reuma ? Dit is een veelgestelde vraag, en “reuma” is een vlag die vaak een grote lading dekt. Inderdaad, er zijn meer dan 100 verschillende soorten reuma, en het komt er eerst op aan een juiste diagnose te stellen. We moeten vooral een onderscheid maken tussen gewrichtsaandoeningen waarbij ontsteking of inflammatie een grote rol speelt, en die soorten reuma waar vooral (over)belasting op de voorgrond staat. Bij “inflammatoir” reuma, zoals reumatoide artritis, hebben patiënten vaak s’ nachts pijn, meer dan overdag, is er s’ morgens een belangrijke gewrichtsstijfheid, typisch meer dan 1 uur, en verbeteren de klachten bij gebruik, dus naarmate de dag vordert gaat het vlotter. Bij “mechanisch” gewrichtslijden, zoals artrose, zijn de klachten typisch belastingsgebonden, bij rust gaat het veel beter, er is startstijfheid, moeilijk in gang geraken, maar eenmaal op gang gaat het goed, en zijn er tegen de avond meer klachten dan s’ morgens. Vandaag praten we over artrose, soms ook wel sleetreuma genoemd, wat niet helemaal correct is. Inderdaad, overbelasting en veroudering zal bijdragen tot het ontstaan en de evolutie van artrose, maar er zijn ook andere factoren die een belangrijke rol spelen zoals de genetische, familiale achtergrond. Artrose is de meest voorkomende aandoening van het skelet, en kan zowel de rug als de perifere gewrichten aantasten. Vooral de meest belaste gewrichten vertonen artrose, zoals de knieën, de heupen, de duimbasis en de lage rug. Het pijnpatroon is mechanisch, ttz vooral belastings- en houdingsgebonden. Artrose tast vooral het kraakbeen aan en het onderliggende bot, dus de gewrichtsoppervlakken, maar ook andere weefsels kunnen betrokken worden zoals het gewrichtskapsel en de meniscus in de knie. Er is doorgaans weinig ontstekingsreactie. Bij progressieve artrose krijgt het hele gewricht het moeilijk en kan dit uiteindelijk leiden naar volledige “decompensatie”, het gewricht laat het afweten met verlies aan functie, bijvoorbeeld je kan dan niet meer stappen, dit doet teveel pijn. Op dat moment zal het plaatsen van een prothese de enige oplossing zijn. Een goede oplossing,want de pijn verdwijnt bij de meeste patiënten, maar het is wel onomkeerbaar. Inderdaad, er is geen weg terug, de prothese kan verslijten, doorgaans na 15/20 jaar, en dan wordt het weer moeilijker te bepalen hoe het verder moet. Vandaar dat we doorgaans proberen de prothese uit te stellen bij de jongere patiënt, zeker wanneer jonger dan 50-55jaar. Wat kunnen we nu doen aan artrose, om een goede kwaliteit van leven en functioneren te houden, zonder teveel medicatie te moeten nemen, en de prothese te vermijden ? Eerst en vooral is er educatie nodig. Inderdaad, artrose komt heel veel voor, meer dan 30 % van de bevolking boven de 60 jaar, maar toont vaak een mild verloop, en dit voor de meerderheid van de patiënten, dat is het goede nieuws. Er zullen typisch periodes zijn van wat meer pijn en “discomfort”, zoals bij sommigen de kou, vochtigheid mogelijks een rol spelen, maar andere momenten dat het dan weer veel beter gaat, en men bijna vergeet dat er artrose is. Het komt er dus op aan zijn gewrichten goed te gebruiken, rust roest, maar dit zonder te overbelasten. Lange bergwandelingen, als men dit niet gewoon is, zijn bijzonder belastend, en kunnen de klachten flink verslechten. Daarentegen, een wat langere fietstocht op vlakke wegen kan de volgende dag wel wat stramheid geven maar is intrinsiek goed voor de kniegewrichten. Kraakbeen is niet bevloeid door bloedvaten dus al de voeding komt via diffusie, dus mobilisatie van het gewricht. Andere belangrijke factoren om in het oog te houden zijn (over)gewicht, slechte houding, onvoldoende conditie en spiermassa. Dus, het gericht actief oefenen, liefst gestuurd door een kinesitherapeut, is van groot belang. Verder zijn er nog het aanleren van een juiste houding voor de rug, en vooral actieve training zoals zwemmen, maar niet altijd, opnieuw goed begeleid zodat de zwemstijl gepast is voor de individuele patiënt. Naast een aantal niet medicamenteuze behandelingen, zoals hierboven beschreven, zijn er natuurlijk ook wel medicaties beschikbaar die de pijn en functiebeperkingen zeker kunnen bestrijden. Lokale behandelingen met zalven of inspuitingen van cortisone of hyaluronzuur in het gewricht kunnen zeker een gunstig pijnstillend effect hebben, en dit soms voor langere periodes tot enkele maanden zelfs. Deze lokale behandelingen hebben weinig bijwerkingen en zijn dus te verkiezen, zeker bij de oudere patiënt, als er maar 1 gewricht “opspeelt”. Toch kunnen ook meerdere gewrichten worden aangetast, zoals de handen,de knieën en duimen, de heupen, lage rug en nek, en op dat moment is het toch best om pijnstilling te bekomen met medicamenten die via de mond worden ingenomen, voor korte tijd en met intermittente kuren. Relatief veilig zijn de paracetamolpreparaten, zoals dafalgan, perdolan en algostase, maar meest doeltreffend zijn wel de ontstekingswerende middelen, zoals diclofenac, ibuprofen en een hele reeks andere preparaten. Al de ontstekingswerende middelen hebben wel, soms ernstige, bijwerkingen, zeker bij langdurig gebruik. Vooral problemen met het maag- en darmstelsel, de nieren en hart- en vaatproblemen worden gezien. Vandaar in principe kortstondig, laag gedoseerd en intermittent is de boodschap. Tenslotte is het wel nog altijd zo dat we geen medicatie ter beschikking hebben die de evolutie van artrose kan tegenhouden, laat staan genezen. Er zijn wel een aantal producten zoals glucosamine en chondroitinesulfaat die (eerder marginale) effecten rapporteren op de structurele evolutie van artrose, vooral voor knie- of heupartrose, maar de gegevens zijn toch niet voldoende overtuigend om nu bij iedereen deze producten voor te schrijven. De belangrijkste recente focus draait rond de identificatie van de patiënten met een hoog risico om een ernstige evolutie te vertonen, en dus vrij snel de weg naar de chirurgie nodig hebben. Inderdaad, slechts een 10-15 % van de patiënten met artrose vertonen een snelle, soms dramatische achteruitgang. We zouden graag deze patiënten snel identificeren om die groep dan van veel dichter bij te begeleiden, met alle wapens die we toch al hebben. Een aantal risicofactoren zijn reeds gekend zoals overgewicht, maar andere moeten we beter leren begrijpen en inschatten. Ook stelt ons dit in staat bij die risicogroep dan sneller een effect te kunnen aantonen met nieuwe medicaties, en die zitten in de pijplijn. Actie genoeg, artrose is de “holy grail” van de musculoskeletale aandoeningen. Onze uitdagingen zijn duidelijk.