Seminarie: de Belgische arbeidsmarkt 6 oktober 2010 6. Loonvorming en kostencompetitiviteit Gepresenteerd door Martine Druant Departement Studiën Auteurs: Philippe Delhez Jan De Mulder Martine Druant Hélène Zimmer Overzicht 2 ► Definities: loonkosten per werknemer/per uur/per eenheid product ► Focus op loonkosten per uur: componenten (loonnorm, automatische loonindexering) ► Kostencompetitiviteit en loonkostenhandicap van de Belgische ondernemingen ► Fiscale en parafiscale druk op arbeid loonvormingsproces Enkele concepten totale loonkost werkgever (loonmassa) = brutoloon + sociale bijdragen van werkgevers ° betaald aan sociale zekerheid ° overige loon in handen van werknemer = brutoloon - werknemersbijdragen sociale zekerheid - persoonlijke bijdragen aan pensioenfondsen - bedrijfsvoorheffing loonmassa aantal loontrekkenden loonmassa aantal gewerkte uren 3 = loonkost per loontrekkende verschil = gewerkte uren per loontrekkende = loonkost per uur Loonkosten in de private sector (jaarlijkse veranderingspercentages) 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 Loonkosten per uur Bron: INR. 4 Gewerkte uren per loontrekkende Q 4 20 09 Q 3 20 09 Q 2 20 09 Q 1 20 09 Q 4 20 08 Q 3 20 08 Q 2 08 20 20 08 Q 1 r 09 20 08 20 07 20 20 06 -4 Loonkosten per loontrekkende Loonkosten in de private sector (voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens; veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2006 2007 2008 2009r Brutolonen per gewerkt uur 3.5 2.9 3.7 2.8 Conventionele lonen1 2.3 1.9 3.5 2.6 Reële conventionele aanpassingen 0.5 0.2 0.5 0.2 Indexeringen 1.8 1.6 2.9 2.5 Loondrift2 1.1 1.0 0.2 0.2 Sociale bijdragen van werkgevers3 -0.2 0.5 -0.3 0.6 Sociale Zekerheid -0.1 0.2 0.0 0.0 Overige bijdragen4 -0.1 0.3 -0.3 0.6 Loonkosten per gewerkt uur 3.2 3.4 3.4 3.4 Arbeidsproductiviteit5 1.4 1.3 -0.1 -1.1 Loonkosten per eenheid product 1.8 2.0 3.4 4.6 Bronnen: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; INR; RSZ; NBB. 1 In de paritaire comités afgesproken loonsverhogingen. 2 Door de ondernemingen toegekende verhogingen en premies bovenop de centrale en sectorale collectieve overeenkomsten, loondrift als gevolg van veranderingen in de werkgelegenheidsstructuur en meetfouten. Bijdrage tot de verandering van de loonkosten, procentpunten. 3 Bijdrage tot de verandering van de loonkosten ingevolge de wijzigingen in de impliciete bijdragevoeten, procentpunten. 4 Niet aan de overheid betaalde werkelijke bijdragen en toegerekende bijdragen. 5 Toegevoegde waarde naar volume, per uur dat loontrekkenden en zelfstandigen hebben gewerkt. 5 Loonvormingsproces in België Hiërarchische structuur ► Nationaal niveau (Nationale Arbeidsraad): collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's) en interprofessionele of centrale akkoorden (IPA's) ● ● ● ► Sectoraal niveau (paritaire comités): CAO's ● ● ● ● ► invulling van de loonnorm: reële conventionele verhogingen vastleggen indexeringsmodaliteiten eventuele all-in clausules bepalen functieclassificaties met overeenstemmende loonschalen en minimumlonen Ondernemingsniveau ● ● 6 bepalen van de loonnorm (tweejaarlijkse akkoorden) afstemmen loonevolutie op 3 belangrijkste handelspartners (DE, FR en NL) gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) eventueel bijkomend collectief akkoord eventueel afwijkende loonschalen Enkele cijfers omtrent het loonvormingsproces¹ (enquêteresultaten, in procenten van het totale aantal bedrijven) Alle geënquêteerde landen² Collectieve loonakkoorden afgesloten boven het bedrijfsniveau 65,8 98,3 Collectieve loonakkoorden afgesloten op bedrijfsniveau 32,7 34,7 Dekkingsgraad van collectieve loonakkoorden 60,0 89,1 Koppeling van lonen aan inflatie 32,5 98,2 All-in clausule n.b. 36,2 Loonkussen n.b. 72,7 Bron: Dhyne en Druant (2010). ¹ Resultaten gewogen op basis van de werkgelegenheid en op schaal gebracht door weglating van de ontbrekende antwoorden. ² AT, BE, CZ, EE, ES, FR, GR, HU, IE, IT, LT, NL, PL, PT, SI. 7 België Automatische loonindexering ► Gebaseerd op 4-maands glijdend gemiddelde van de gezondheidsindex ► Twee grote categorieën: ● ● 8 40% werknemers: indexering met vaste hoeveelheden van 2% (spilindex) 60% werknemers: indexering op vaste tijdstippen ► Zowel in opwaartse als neerwaartse richting (beperkt) ► All-in clausules maken werkelijk toegekende conventionele verhogingen afhankelijk van de gerealiseerde indexering ► Gevaar voor loon-prijsspiraal: getemperd en vertraagd Conventionele loonaanpassingen (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. 9 Uurloonkostenstijgingen vervat in de centrale akkoorden (gecumuleerde veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande jaar) 1 2 2 Verwachte inflatie (GZI) 4,2 3,1 3,1 3,0 3,3 3,9 4,31 Effectieve indexering 3,1 2,6 4,8 2,8 3,8 4,6 2,82 Bron: CRB. 1 CRB-ramingen, Technisch Verslag november 2008. 2 CRB-ramingen, Technisch Verslag november 2009. 10 Loonkostenhandicap van de Belgische ondernemingen (procentuele verschillen met het indexcijfer voor de drie belangrijkste buurlanden) Bronnen: OESO, CRB en NBB. 11 Niveau van de uurlonen voor werknemers in de verwerkende nijverheid in 20081 (niveau in euro) BE WestDE SE DK FR NL LU AT FI IE IT UK US EastDE ES GR PT CZ HU SK PL Totale loonkosten 36,60 35,22 34,66 34,09 33,23 32,20 31,61 31,40 31,16 27,64 25,45 24,60 21,69 20,75 20,62 15,93 9,38 8,81 7,52 7,25 7,02 Rangschikking 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Bron: Institut der Deutschen Wirtschaft Köln. 1 Berekeningen op basis van nationale gegevens die niet steeds perfect op elkaar zijn afgestemd. 12 Brutolonen 24,72 27,06 23,14 29,26 22,14 24,46 27,22 23,30 24,54 23,51 17,38 18,91 16,75 16,45 15,07 11,42 7,41 6,39 5,36 5,29 5,58 Rangschikking 4 3 9 1 10 6 2 8 5 7 12 11 13 14 15 16 17 18 20 21 19 Impliciete heffing op arbeidsinkomens in de EU in 2008 (procenten van de loonkosten) EU¹ Bron: EC. 1 Niet-gewogen gemiddelde. 13 Belangrijkste uitdagingen voor de Belgische arbeidsmarkt ► ► Stimuleren van de arbeidsvraag, onder meer continue waakzaamheid dat het loonkostenverloop het concurrentievermogen niet in gevaar brengt Stimuleren van het arbeidsaanbod door het activeren van de nietactieven met focus op kansengroepen: ● ● ● ● ► verbeteren van toegang tot en kwaliteit van initiële en voortgezette opleiding betere verzoening tussen arbeids- en privéleven strijd tegen discriminatie vermijden van vervroegde uittreding Beter matchen van arbeidsvraag en -aanbod, onder meer door geografische mobiliteit Zijn er vragen? 14