Protocol Vaccineren van pups Iedere dierenarts heeft een basisvaccinatieschema voor pups. Maar hoe is dit schema tot stand gekomen? Dierenartsen worden in toenemende mate geconfronteerd met kritische vragen over vaccinaties en dus moet u als dierenarts uw klant ook kunnen uitleggen waarom u gekozen hebt voor een bepaald schema. En als het vaccinatieschema, om wat voor reden dan ook, niet gevolgd kan worden, hoe kunt u dan komen tot een aangepast schema? In dit vaccinatie­protocol voor pups hebben wij een aantal adviesvaccinatieschema’s uitgewerkt en tips voor de praktijk verzameld. Basiskennis Pasgeboren pups hebben een immatuur immuunsysteem. De immunologische respons op antigeen is langzamer en minder compleet in vergelijking met de respons van oudere dieren. Gedurende de eerste levensweken zijn maternale antilichamen (MDA) dan ook van belang om bescherming te bieden tegen infecties. Het merendeel van de MDA (90%) wordt opgenomen uit het colostrum. De bescherming van een pup (MDA) is afhankelijk van de titer van het moederdier en de hoeveelheid opgenomen colostrum. 1. Maternale antilichamen beschermen niet alleen tegen infectie, ze interfereren ook met de opbouw van actieve i­mmuniteit na vaccinatie. Gezien de halfwaardetijd zullen maternale antilichamen rond de 12 weken gedaald zijn tot een niveau waarop geen interferentie met vaccinatie meer optreedt. 2. De MDA titer die geen bescherming meer biedt tegen een infectie is altijd hoger dan de titer waarbij een pup voor het eerst met succes gevaccineerd kan worden. Er is dus altijd een periode in het leven van een pup waarin hij gevoelig is voor infecties met veldvirus, maar nog niet beschermd kan worden door vaccinatie: de “kritische/onbeschermde periode”. Beide bovengenoemde feiten zijn in de praktijk bepalend voor de vaccinatiestrategie. Bij pups wordt gedurende de eerste drie maanden veelal een drievoudige vaccinatiereeks toegepast. Dit om een optimaal immunologische respons op te wekken, met een minimaal onbeschermde periode. Nobivac adviesvaccinatieschema Leeftijd 6 weken 8-9 weken 12 weken 1 jaar Ziekten Parvo, hondenziekte Ziekte van Weil, parvo + kennelhoest Ziekte van Weil, parvo, hondenziekte + HCC Ziekte van Weil, parvo, hondenziekte + HCC + kennelhoest Vaccins Nobivac Puppy DP Nobivac Lepto + Nobivac Parvo-C + Nobivac KC Nobivac Lepto + Nobivac DHP Nobivac Lepto + Nobivac DHP + Nobivac KC • H et hierboven weergegeven basisvaccinatieschema is ons advies gebaseerd op de Nederlandse situatie, waarbij voor jonge pups het grootste gezondheidsrisico een parvo- of kennelhoestinfectie is. • Pups hebben een verhoogd risico op kennelhoest. Het oplopen van kennelhoest op jonge leeftijd kan een goede socialisatie verstoren aangezien hond-hondcontacten essentieel zijn om uit te groeien tot een goed gesocialiseerde hond. Er gaan per jaar meer honden dood (euthanasie) door gedragsproblemen dan door stofwisselings- en infectieuze aandoeningen en kanker bij elkaar. Daarom adviseren wij om standaard alle pups tegen kennelhoest te vaccineren. WSAVA richtlijnen Door een onafhankelijke internationale groep experts zijn er richtlijnen opgesteld (WSAVA Vaccination Guidelines Group). Het advies van de WSAVA is een internationaal advies en houdt geen rekening met geografische verschillen in infectiedruk en/of nationale richtlijnen (zoals bijv. het honden- en kattenbesluit). Het is hun advies dat alle honden minimaal gevaccineerd moeten worden tegen hondenziekte, parvo en adeno (zgn. “core vaccins”). Indien rabiës of lepto een risico is in een land, dan moeten deze vaccinaties aan het vaccinatieschema worden toegevoegd. Een aantal van hun adviezen staat hieronder. De WSAVA richtlijnen zijn niet altijd in overeenstemming met de nationale regelgeving/richtlijnen. Alternatieve vaccinatieschema’s volgens WSAVA richtlijnen Basisvaccinatieschema Leeftijd 8 weken 12 weken 16 weken Na 1 jaar Ziekten Parvo, hondenziekte Ziekte van Weil, parvo Ziekte van Weil, parvo, hondenziekte + HCC Ziekte van Weil, parvo, hondenziekte + HCC Vertaald naar Nobivac vaccins Nobivac Puppy DP Nobivac Lepto + Nobivac Parvo-C Nobivac Lepto + Nobivac DHP Nobivac Lepto + Nobivac DHP • Nadeel van het starten van vaccineren op 8 weken leeftijd is dat de kritische/onbeschermde periode van sommige pups langer wordt. Vaccinatieschema bij uitbraak van parvo of hondenziekte • • • • ls er sprake is van een parvo- of hondenziekte-uitbraak, al op 4-5 weken leeftijd beginnen met vaccineren*. A Interval tussen de vaccinaties verkorten naar 2 weken (minimaliseren van kritische/onbeschermde periode). Pups in een besmet milieu, tot de leeftijd van 16 weken, om de 2 weken blijven vaccineren. Pups zo snel mogelijk na binnenkomst in een asiel vaccineren of liever nog opvangen in gastgezinnen. * In Nederland zijn er geen parvo- of hondenziektevaccins geregistreerd voor gebruik op de leeftijd van 4 weken. Nobivac Puppy DP en Nobivac Parvo-C zijn geregistreerd voor gebruik vanaf 6 weken leeftijd. Er zijn echter veiligheidsstudies gedaan bij pups van 4 weken leeftijd. Vaccinatieschema voor pups met onbekende vaccinatiestatus Leeftijd > 16 weken Na een interval van 3 weken Na 1 jaar Ziekten Ziekte van Weil, parvo, hondenziekte + HCC Ziekte van Weil Ziekte van Weil, parvo, hondenziekte + HCC Vertaald naar Nobivac vaccins Nobivac Lepto + Nobivac DHP Nobivac Lepto Nobivac Lepto + Nobivac DHP Als pups op een leeftijd van 16 weken of ouder worden aangeboden met onbekende vaccinatiestatus, kan bovenstaand schema gebruikt worden. Bovenstaand schema zou uitgebreid kunnen worden met een vaccinatie tegen kennelhoest (Nobivac KC). • • • • • • • • • • • • • • • E en gezonde pup altijd met een volledige dosis gevaccineerd mag worden (ongeacht ras!)? Vaccineren van niet-gezonde pups een hoger risico van bijwerkingen geeft? Een pup met een worminfectie niet als een gezonde pup beschouwd mag worden? Eén week voor vaccinatie ontwormen een betere immuniteitsopbouw geeft? Een pup met een laag gewicht (vergeleken met nestgenoten of met rasstandaard) gezien moet worden als niet gezond? Stress het risico van bijwerkingen verhoogt? - Vaccineren, chippen, ontwormen, spenen zijn ieder op zich stressfactoren. Toyrassen (b.v. chihuahua) t.g.v. stress ernstige hypoglycemie kunnen krijgen? Maternale immuniteit niet alleen beschermt tegen infectie met een virulent veldvirus, maar ook kan interfereren met de opbouw van actieve immuniteit na een vaccinatie? Maternale immuniteit voor een verlengde incubatietijd kan zorgen? Vaccins altijd op kamertemperatuur toegediend moeten worden? Solvens het beste buiten de koelkast bewaard kan worden? Relatief koude vaccins eerder een (pijn)reactie kunnen geven? Rabiësvaccinatie geregistreerd is vanaf de leeftijd van 3 maanden? Een basisvaccinatie pas is afgerond als er op de leeftijd van 1 jaar een booster-vaccinatie gegeven wordt? Onze website en informatiebrochures hier meer informatie over verschaffen? Nobivac Puppy DP bevat per dosis van 1 ml: minstens 105,0 CCID50 levend, geattenueerd canine distemper virus (CDV), stam Onderstepoort en minstens 107,0 CCID50 levend, geattenueerd canine parvovirus (CPV), stam 154. Doeldier: Hond. Indicatie: Actieve immunisatie vanaf de leeftijd van 6 weken tegen hondenziekte (CDV) en aandoeningen veroorzaakt door canine parvovirus (CPV). Toediening en dosering: Subcutane injectie van 1 dosis. Bijwerkingen: Een lokale vaccinatiereactie kan voorkomen. Waarschuwingen: Maternale antistoffen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden. Contra-indicaties: Geen. REG NL 9484 UDD. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Voor overige informatie over een ander Nobivac vaccin, zie bijsluiter van het betreffende vaccin. MSD Animal Health Postbus 50, 5830 AB Boxmeer www.msd-animal-health.nl UIN 118167 ©2013 Intervet International BV alle rechten voorbehouden Wist u dat?