Distemper (hondenziekte)

advertisement
Distemper (hondenziekte)
Wat is hondenziekte?
Hondenziekte (ook wel ziekte van Carré of distemper genoemd) is een infectieziekte waar
vroeger regelmatig honden aan stierven en met name jonge honden. Vatbaarheid voor
hondenziekte is verschillend en hangt onder meer af van de afweer. Met name pups en jonge
honden lopen gevaar voor hondenziekte, maar ook oudere dieren kunnen geïnfecteerd raken.
Hondenziekte is een erg besmettelijke virusziekte. De ziekte is bij nederlandse honden zeer
zeldzaam omdat de meeste honden tegen deze ziekte worden gevaccineerd.
Hoe ontstaat het
Besmetting gebeurt via direct contact tussen een ziek en een gezond dier: het virus wordt over
het algemeen ingeademd en komt in het ademhalingsstelsel terecht. Meestal gebeurt de
besmetting direct; het virus wordt ingeademd en komt in het ademhalingsstelsel terecht. De
besmetting kan ook plaatsvinden via speeksel, urine of ontlasting.
Het virus vermenigvuldigt zich in de amandelen en de bronchiën (vertakkingen van de luchtpijp)
en verspreidt zich daarna binnen acht dagen in het lichaam.
Symptomen.
De volgende symptomen openbaren zich bij hondenziekte: hoesten, niezen, afscheiding uit de
neus, diarree, ontstoken ogen, temperatuurverhoging en het dier wordt apatisch. In sommige
gevallen kunnen deze symptomen ontbreken en tast de hondenziekte het zenuwstelsel
rechtstreeks aan, waarbij hersenontsteking en krampen optreden. In dit geval is herstel meestal
niet meer te verwachten.
Besmettelijk?
De ziekte is uitermate besmettelijk.
Diagnose
De diagnose wordt gesteld als tenminste vier van de zes volgende symptomen aanwezig zijn:
neus- en ooguitvloeiing, spijsverteringsstoornissen, ademhalingsstoornissen, zenuwstoornissen,
persisterende koorts en dit alles bij een jong dier. Laboratoriumdiagnostiek kan helpen bij de
bevestiging van de klinische diagnose.
Prognose
Er bestaan drie verschillende ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de helft van de honden is de
immuun reactie bevredigend en verdwijnt het virus. Deze dieren genezen volledig.
Bij andere dieren loopt er iets mis met de immuniteitsopbouw en deze honden vertonen de
typische symptomen van de ziekte. Een minderheid van de dieren lijkt te genezen maar vertoont
een maand later zenuwstoornissen. Men ziet dan verlammingen, gedragsveranderingen,
krampen van de kauwspieren of epiletische aanvallen. In het laatste stadia zijn deze
verschijnselen blijvend, bv : verlamd of voortdurend trillende achterpoot.
Er bestaan ook andere vormen van de ziekte de zogenaamde atypische vormen. Eén daarvan is
de kenmerkt zich door een verdikking van de neushuid en de zoolkussens, een neus- en
ooguitvloeiing en een aanhoudende koorts. Het ziekteproces verloopt langzaam: Veelal
ontwikkelt zich een hersenontsteking die fataal afloopt.
Behandeling
De behandeling is gericht op eventuele secundaire infecties en de verschijnselen van het
maagdarmkanaal en het ademhalingsstelsel. De beste manier om honden tegen deze ziekte te
beschermen is via preventie. In grote groepen is het aan te raden om nieuw te introduceren
dieren in quarantaine te houden. De ontsmetting van de verblijven wordt ook ten stelligste
aangeraden. Er bestaan vaccins die vanaf de zesde levensweek gebruikt kunnen worden en die
de hond zo vroeg mogelijk trachten te beschermen.
Download