Hoofdstuk 4 De crisisjaren (= de jaren ’30 van de 20e eeuw) In de jaren ’30 van de 20e eeuw is sprake van een wereldwijde economische crisis. Ook in Nederland zijn de gevolgen van die crisis op ingrijpende wijze merkbaar. Dit komt door het gevoerde overheidsbeleid, dat in economisch opzicht klassiek-liberaal is. Belangrijke politieke thema’s in de crisisjaren zijn: I de opvattingen over rol van de overheid in de economie II het huishoudboekje van de staat: sluitende begroting? III de waarde van de nationale munt Thema van dit hoofdstuk Het economische en monetaire beleid van de Nederlandse overheid in de crisisjaren. Centrale vraag van hoofdstuk 4 - Moet en kan de overheid de economische crisis bestrijden? (In 1935 is 30% van de beroepsbevolking werkloos) Collectie Spaarnestad Photo 4.1 Crisis ook in Nederland typering Ned. economie sterk internationaal georiënteerd productie en consumptie zijn sterk gerelateerd aan uitvoer, invoer en vervoer van goederen. ontwikkeling intern. handel enorme terugval gedurende de jaren ’30 soc.-econ. gevolgen I II III winstgevendheid van bedrijven zakt ineen werkgelegenheid loopt sterk terug grote teruggang in belastingopbrengsten in de jaren ’30 kiezen veel landen voor een “nationale oplossing” van de crisis: het gehanteerde middel is protectionisme. Een langdurige economische crisis (depressie) kan ernstige gevolgen hebben voor de politieke stabiliteit. Veel mensen verliezen dan namelijk het vertrouwen in een democratisch gekozen bestuur, omdat ze hun eigen sociaaleconomische en maatschappelijke positie onder druk komt. politieke gevolgen verspreiding van anti-democratische opvattingen de gevoelens van onvrede en onzekerheid vormen een voedingsbodem voor de opkomst van politieke groeperingen die stemming maken tegen het regeringsbeleid en de parlementaire democratie (Denk aan Hitler, die in 1933 aan de Duitse kiezers vraagt: “Geef mij vier jaar de tijd”. Hij suggereert dat door het Duitse regeringsbeleid de crisis is ontstaan en door het gevoerde regeringsbeleid de crisis nog steeds niet is opgelost. Hitler start na zijn benoeming tot rijkskanselier met enorm grote werkverschaffingsprojecten [bouw Autobahnen] door de overheid (deels met een toen nog verborgen militaire betekenis) En hij krijgt daardoor veel sympathie, want door welbewuste propaganda ontstaat het beeld dat de enorme werkloosheid “verdwijnt”. In de Verenigde Staten start ook president Franklin Delano Roosevelt in 1933 met een economisch beleid, waarin de federale overheid zorgt voor grote werkgelegenheidsprojecten, zoals de aanleg van stuwdammen en de bouw van elektriciteitsnetwerken. Hieraan is geen militaire bijbedoeling verbonden. Deze actieve overheidsbemoeienis in de economie wordt ‘New Deal’ genoemd. 4.2 Hendrikus Colijn (1869 - 1944) Biografie 1884 - 1886 hulponderwijzer te Nieuw-Vennep 1892 - 1909 officier en bestuurder in Nederlands-Indië (Atjeh) (Militaire Willems Orde!) 1909 - 1911 lid Tweede Kamer voor de ARP (“gereformeerde partij”) 1911 - 1913 Minister van Oorlog 1914 - 1922 directeur Bataafse Petroleum Maatschappij (later Shell) (blijft in die tijd tot 1920 lid van de Eerste Kamer) 1922 - 1923 lid Tweede Kamer voor de ARP 1923 - 1926 Minister van Financiën 1925 - 1926 Minister-president 1926 - 1929 lid Eerste Kamer voor de ARP 1929 - 1933 lid Tweede Kamer voor de ARP 1930 toekenning eredoctoraat rechtsgeleerdheid door de VU 1933 - 1939 Minister-president daarbij tijdelijk ook diverse andere ministerfuncties: koloniën, economische. zaken, waterstaat, defensie, buitenlandse zaken, financiën Colijn was voorstander van krachtige gezagshandhaving 1933 Beëindiging van muiterij op het marineschip “de Zeven Provinciën” in Ned.-Indië “waarschuwingsbom” valt op schip: 23 doden 1934 Keihard optreden van politie en leger tijdens het Jordaanoproer in Amsterdam (jaarverslag Amsterdam: 6 doden, 47 gewonden, 107 arrestaties) Colijn heeft conservatief-liberale economische opvattingen. 4.3 Colijns beleid: aanpassingspolitiek Het kabinet Colijn is centrum-rechts. (confessioneel-liberaal). In 1933 wordt het kabinet Colijn-II gevormd op basis van de onderstaande verkiezingsuitslag voor de Tweede Kamer. Tweede Kamer Eerste Kamer ministerraad RKSP 28 16 4 ARP 14 6 3 CHU 10 7 2 Vrijheidsbond 7 6 1 VDB 6 4 2 partijloos - - 1 totaal 65 / 100 (65%) 39 / 50 (78%) Het regeringsbeleid is er op gericht om de economische crisis te bestrijden. Crisis ook in Nederland typering Ned. economie sterk internationaal georiënteerd productie en consumptie zijn sterk gerelateerd aan uitvoer, invoer en vervoer van goederen. ontwikkeling intern. handel enorme terugval gedurende de jaren ’30 soc.-econ. gevolgen I II III winstgevendheid van bedrijven zakt ineen werkgelegenheid loopt sterk terug grote teruggang in belastingopbrengsten In de jaren ’30 kiezen veel landen voor een “nationale oplossing” van de crisis: het gehanteerde middel is protectionisme. economisch beleid een politiek van “aanpassing” d.w.z. uit overheidsuitgaven worden aangepast aan de lagere belastingopbrengsten. Dat leidt tot: - verlaging van ambtenarensalarissen en - verlaging van steunregelingen voor werklozen. principe “vasthouden” aan praktijk ondanks de beperkte financiële middelen worden er toch werkverschaffingsprojecten opgezet. vb.: - aanleg Amsterdamse Bos - egalisering polder Wilnis-Veldzijde - staatsonthouding en - een sluitende begroting monetair beleid Colijn houdt (te) lang vast aan handhaving van de “Gouden Standaard” d.w.z. de nationale munt (gulden) heeft een vaste goudwaarde en daar wil Colijn niet vanaf wijken (wat dat zou betekenen: waardevermindering van de gulden t.o.v. van andere valuta) Omringende landen hebben de gouden standaard in het begin van de jaren ‘30 al wel losgelaten. De exportpositie van Nederland wordt daardoor benadeeld en kan alleen verbeterd worden door verlaging van kosten. 1936 Einde Gouden Standaard in Nederland (gevolg: devaluatie) (daarna begint de economie weer te groeien door een toename van de export!) Illustraties m.b.t. Colijn. Let op de “boodschap” in de politieke affiches en de spotprent. Colijn als eerste luitenant in Atjeh, ± 1900 John Maynard Keynes (1883-1946) De Britse econoom Keynes ontwikkelt in de periode tussen beide wereldoorlogen een nieuwe economische theorie. Hij wil volledige werkgelegenheid tot stand brengen (dus werkloosheid bestrijden) door te kiezen voor een oplossing, waarbij de overheid juist veel extra geld gaat investeren tijdens een crisis. Desnoods moet de overheid daarvoor geld gaan lenen bij de banken. Doordat de overheid allerlei nuttige projecten voor de samenleving laat uitvoeren, kunnen veel mensen aan het werk; die hebben dan een salaris en daardoor koopkracht. Dat bevordert de economie. Als de mensen dan meer gaan verdienen, dan stijgt de belastingopbrengst en dan kan de overheid met die hogere belastinginkomsten de eerdere leningen weer aflossen. Deze keynesiaanse politiek (met een economisch actieve overheid) is dus compleet anders dan de tot dan toe gevoerde passieve economische politiek van staatsonthouding en de aanpassingspolitiek. De Amerikaanse president F.D. Roosevelt liet zich adviseren door Keynes bij de ontwikkeling en uitvoering van de ‘New Deal’. Na WO II wordt de keynesiaanse politiek door alle westerse overheden steeds meer als “normaal” beschouwd: overheidstekorten zijn dan eerder regel dan uitzondering. Maar voor Keynes was het overheidstekort alleen een toe te passen middel in uitzonderlijke situaties en slechts voor korte tijd!!