Klimaatverandering in het mariene milieu -Geïntegreerd maritiem beleid moet voor een gezond maritiem systeem zorgen dat op duurzame wijze geëxploiteerd kan wordenContext De Noordzee heeft een grote intrinsieke waarde. Het is een bron van rust, leven en ruimte. De Noordzee heeft Nederland ook welvaart gebracht. Scheepvaart, havens en visserij zijn voorname maritieme bedrijfssectoren, maar ook olie, gas en toerisme zorgen voor massale inkomsten. Aan dit gebruik zit echter ook een keerzijde, het mariene milieu staat onder druk. Dit geldt niet alleen voor de Noordzee, maar ook voor zeeën wereldwijd. Het vinden van een uitweg uit deze situatie is des te urgenter tegen de achtergrond van de steeds verdergaande mondialisering en de klimaatverandering. Probleem Naast de toenemende druk door het directe gebruik van de Noordzee, zoals visserij en scheepvaart, zijn er ook externe verschijnselen die het ecosysteem beïnvloeden. Door klimaatverandering, eutrofiering en de toenemende concentratie van gevaarlijke stoffen vinden zowel abiotische als biotische verschuivingen plaats. De effecten hiervan voor het ecosysteem kunnen onomkeerbaar zijn. Het is niet altijd duidelijk wat hiervan de belangrijkste oorzaak is: klimaatverandering, menselijk ingrijpen of natuurlijke processen. De effecten van deze factoren kunnen elkaar wel versterken, met als gevolg dat de effecten van klimaatverandering een grotere impact kunnen hebben. Gevolgen van klimaatverandering op het fysische systeem Klimaatverandering manifesteert zich in het mariene milieu op de volgende manieren (dit geldt niet specifiek voor de Nederlandse situatie, maar voor oceanen en zeeën wereldwijd): • Stijging zeewatertemperatuur Wereldwijd is in de periode van 1955-2000 de zeewatertemperatuur met 0.06 °C gestegen. De temperatuur van het Noordzeewater is met 0.5 °C gestegen en de Waddenzee werd een hele graad warmer. • Verzuring Tussen lucht en water vindt o.a. uitwisseling van CO2 plaats. Dit wordt via natuurlijke processen in de zeebodem opgeslagen. De hoeveelheid CO2 in de atmosfeer neemt echter zodanig toe dat die natuurlijke processen de aanvoer op den duur niet meer kunnen verwerken. Dit kan in enkele eeuwen leiden tot verzuring van de bovenste lagen zeewater. Naar verwachting zijn de invloeden op het ecosysteem aanzienlijk. • Lager zoutgehalte Veranderingen in lucht- en watertemparatuur, stromingen en zeespiegelstijging kunnen het water minder zout maken. Dit kan grote gevolgen hebben voor veel mariene soorten. Nederlandse kustwateren worden ook minder zout omdat er door hogere rivierafvoeren meer zoet water wordt gespuid. Tegen deze plotselinge schommelingen van het zoutgehalte zijn weinig mariene organismen bestand. • Windrichting en zomerstormen o De gemiddelde windrichting is zuidelijker geworden. Dit verandert het golfregime en daarmee verplaatst de erosie en aangroei. o Als het aantal zomerstromen toeneemt, zal de lichtrijke, maar voedselarme bovenlaag, vaker mengen met de donkere, maar voedselrijke onderlaag van de waterkolom. Dit maakt een grotere algengroei mogelijk, waardoor er meer voedsel beschikbaar is. • Stijging van de zeespiegel Om de kust veilig te houden, worden zandsuppleties toegepast. Hiermee wordt de natuurlijke dynamiek van het systeem aangetast. Dit wordt beperkt door het gesuppleerde zand zoveel mogelijk ‘door de natuur’ te laten verspreiden. In de Waddenzee wordt zeespiegelstijging een probleem als blijkt dat deze niet wordt gecompenseerd door de zand- en slibimport. Intergetijdegebieden vallen dan minder of niet meer droog met aanzienlijke gevolgen voor het waddengebied (vogels kunnen bijvoorbeeld niet meer bij hun voedsel komen). Ecologische gevolgen van klimaatverandering Als bepaalde soorten niet in staat zijn om zich snel genoeg aan te passen aan deze veranderende omstandigheden, heeft dit gevolgen voor het ecosysteem. Organismen kunnen op verschillende manieren reageren: • • • migreren; op andere momenten in het seizoen verschijnen of; uitsterven (als migreren niet mogelijk is). De afname of verdwijning van een soort kan tot problemen leiden bij andere soorten die vanwege hun voedselvoorziening afhankelijk zijn van eerstgenoemde soort. Er is dan sprake van een trofische mismatch. Het meeste risico lopen soorten die afhankelijk zijn van een beperkt aantal relaties in het voedselweb met een korte overlaptijd. Door klimaatverandering kunnen gebiedsvreemde soorten, ook wel exoten genoemd, invasief worden. Ze worden veelal geïntroduceerd via schelpdierentransporten of ze reizen mee in ballastwater dat schepen innemen voor stabiliteit. Door opwarming van zeewater kunnen exoten zich ook via zeestromingen verspreiden, omdat er geen thermische barrière meer is. Exoten kunnen bij gebrek aan natuurlijke vijanden invasief worden en zo voor ecologische en economische schade zorgen. Een bekend voorbeeld is de Japanse Oester, welke in de in de Zeeuwse delta en in de Waddenzee mosselbanken overwoekert. Ook reeds (in kleine getale) aanwezige exoten kunnen alsnog door verandering van het klimaat invasief worden. Initiatieven tot behoud van het mariene milieu De gevolgen van klimaatverandering voor het mariene ecosysteem zijn niet direct te bestrijden. Er moet natuurlijk wel uitvoerig aandacht worden besteed aan mitigerende maatregelen om de CO2 uitstoot te reduceren. Daarnaast moet ook de impact van antropogene stress (door mensen veroorzaakt) op het mariene milieu worden teruggedrongen. Het mariene systeem is dan beter in staat om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Om dit te realiseren is er in het afgelopen decennium al succesvol beleid gelanceerd. In mondiaal verband zijn er o.a. de “Convention on Biological Diversity” en de milieuafspraken voor scheepvaart van de IMO. OSPAR is een succesvol verdrag dat als doel heeft om het mariene milieu in de Noord-Oostelijke Atlantische Oceaan (incl. de Noordzee) te beschermen. OSPAR heeft veel bereikt met betrekking tot het terugdringen van vervuilende stoffen en het dumpen van afval in zee. OSPAR is echter niet afdwingbaar, maar werkt op basis van consensus en boekt daarom soms traag voortgang. Ook de Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft mede de doelstelling om het mariene milieu te beschermen, maar is gericht op bronnen van het land. Verder zijn er tal van richtlijnen en beleidsnota’s die sectoraal gericht zijn en/of bescherming van het mariene milieu mede als nevendoelstelling hebben. Er is echter geen Europese richtlijn die over alle sectoren heen een integraal en afdwingbaar afwegingskader biedt. De Commissie heeft hierom in het zesde milieuactieprogramma (2002) een Europese mariene strategie (EMS) aangekondigd om deze tendens een halt toe te roepen. De Europese Mariene Strategie Eind 2005 is de Europese Commissie met een Groenboek inzake maritieme bedrijvigheid en een voorstel voor een Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) gekomen om de EMS invulling te geven. Het doel van de KRM is het bereiken van een goede milieutoestand in 2021 van alle mariene wateren in Europa. Daarbij wordt gestreefd naar een goede aansluiting bij bestaande zeeverdragen zoals OSPAR en HELCOM (verdrag voor de Baltische zee) en bij Europese wet- en regelgeving zoals de KRW, de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn en de aanbeveling integraal kustzonebeheer van de EU. De KRM geeft een tijdspad (tabel 1) waarin de lidstaten samen de doelstellingen voor de eigen regio moeten formuleren. Tabel 1 - Tijdspad KRM JAAR 2010 2012 2012 2014 2015 2016 STAP Wettelijke implementatie Eerste toestandsbeschrijving + vaststellen goede milieutoestand Vaststellen operationele milieudoelen + indicatoren Implementatie monitoringprogramma Vaststellen programma van maatregelen Programma van maatregelen operationeel Voor deze tot (op zekere hoogte) flexibele aanpak is gekozen om recht te doen aan de grote verschillen die tussen de Europese zeeën bestaan. Het is niet de bedoeling dat er voor bepaalde mariene regio’s onhaalbare doelstellingen worden opgelegd. Het doel is wél dat er op korte termijn voor alle zeeën wordt gestreefd naar een goede milieutoestand. Hieronder wordt de toestand verstaan die leidt tot ecologisch verscheiden en dynamische oceanen en zeeën die schoon, gezond en productief zijn. De goede milieutoestand is verder gespecificeerd aan de hand van een set descriptoren. Enkele daarvan zijn: • • • • Voedselwebben moeten in natuurlijke toestand kunnen functioneren; Contaminenten mogen geen effect hebben in systeem; Integriteit van de bodem moet gewaarborgd zijn; Er worden ‘marine protected areas’ ingesteld. Het gebruik van deze gebieden blijft mogelijk, mits de kenmerkende waarden niet worden aangetast. Verdere ontwikkeling van de maritieme sectoren moeten plaatsvinden binnen de grenzen die het ecosysteem biedt. Hierbij staat de ecosysteembenadering centraal: “Geïntegreerd beheer van de menselijke activiteiten, gebaseerd op kennis van de dynamiek van het ecosysteem met als doel het duurzame gebruik van ecosysteemproducten en –diensten en behoud van de integriteit van het ecosysteem”. De KRM geeft invulling over de wijze waarop in de toekomst de ontwikkeling van maritieme bedrijvigheid moet worden getoetst. Monitoring speelt hierin een centrale rol. KRM en klimaat Het is nog niet mogelijk een uitspraak te doen over de gevolgen van klimaatverandering voor de maatregelen die getroffen moeten worden in het kader van de KRM. Voor de KRM is het doel ‘een goede milieutoestand’ omschreven met een set descriptoren, maar deze zijn nog niet vertaald naar maatregelen voor elke mariene regio. Daarnaast gaan uitspraken over de gevolgen van klimaatverandering gepaard met onzekerheid. Daarom wordt een strategie van al-doende-leren (adaptief management) toegepast. Het ecosysteem reageert vaak met grote vertraging op ingrepen. Het voorspellend vermogen van milieuonderzoeken en kosten-batenanalyses is in een complexe omgeving dan ook beperkt. Adaptief management maakt zo goed mogelijk gebruik van beschikbare informatie, maar accepteert dat er altijd onzekerheden zullen zijn. Daarom is het voorzorgprincipe van groot belang voor activiteiten op de Noordzee. Dit houdt in dat preventieve maatregelen genomen dienen te worden wanneer er redelijke gronden tot bezorgdheid bestaan dat een activiteit schade toebrengt aan het mariene milieu, de gezondheid van de mens of ander rechtmatig gebruik. Daarnaast moet de definitie van een goede milieutoestand dynamisch en flexibel zijn en in de loop van de tijd aangepast kunnen worden. Bijgevolg is een aanpasbare bescherming van het mariene milieu wenselijk. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de mariene strategieën regelmatig worden bijgewerkt. De potentiële ernstige impact van de klimaatverandering op kust- en zeegebieden maakt duurzame exploitatie van mariene bronnen complex en uitdagend. Kosten KRM De huidige kosten voor Nederland in relatie tot bescherming van het mariene milieu van de Noordzee worden geraamd op € 1,6 miljard per jaar. Een belangrijk deel van dit bedrag (circa € 1,4 miljard) is voor de uitvoering van het waterkwaliteitsbeleid aan landzijde. Boven op de kosten van het huidige beleid komt een jaarlijks bedrag van rond de € 300 miljoen vanwege voorgenomen beleid voor de aanscherping van het waterkwaliteitsbeleid vanwege de implementatie van de KRW. De totale kosten voor de implementatie van de KRM kennen een grote bandbreedte vanwege de vele onzekerheden die er in dit stadium nog zijn. Deze bedragen jaarlijks minimaal € 5 tot 10 miljoen en kunnen bij verdere aanscherping van het beleid oplopen tot € 135 tot € 200 miljoen per jaar en komen in belangrijke mate voor rekening van het bedrijfsleven. De kosten voor de overheid hebben betrekking op met name monitoring en handhaving en bedragen € 5 tot € 15 miljoen per jaar. Wie is verantwoordelijk? In Nederland zijn de bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de Noordzee verdeeld over verschillende ministeries. Daarnaast zijn er ook nog meerdere interdepartementale projecten, overleggen en commissies te onderscheiden. Het Interdepartementaal Directeuren Overleg Noordzee (IDON) is een coördinerend orgaan voor Noordzeezaken. In het IDON zijn een aantal ministeries vertegenwoordigd. Deze ministeries zijn: • • • • • • • Verkeer en Waterstaat Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Economische Zaken Defensie Buitenlandse Zaken Financiën Het voorzitterschap berust bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het IDON heeft als doel het beleid voor de Noordzee binnen de Rijksoverheid af te stemmen en dit beleid helder te communiceren met de buitenwereld. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft als taak om ons land tegen het water te beschermen en is het coördinerend departement voor Noordzee aangelegenheden. Binnen het ministerie houden zich verschillende afdelingen bezig met de Noordzee: • • • • • DG Water is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, uitvoering, controle en evaluatie van het nationale Noordzeebeleid. Dat beleid heeft zowel betrekking op de zeewering, de kustzone, de territoriale wateren en op de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ). Rijkswaterstaat Directie Noordzee zorgt voor het integrale water-, bodem- en technisch vaargeulbeheer van de Noordzee uit. Inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Scheepvaart is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van internationale en nationale wet- en regelgeving m.b.t. scheepvaart DG Transport en Luchtvaart is binnen het ministerie van VenW verantwoordelijk voor een veilig, concurrerend en kwalitatief hoogwaardig goederenvervoersysteem, ten behoeve van de duurzame economische ontwikkeling van Nederland. Dit betreft mede het vervoer van goederen over zee. De waterdienst levert adviezen en gegevens gericht op het gebruik van estuaria, kusten en zeeën, en de bescherming tegen overstromingen door de zee. Verantwoording en aanvullende informatie Websites • www.noordzeeloket.nl • www.noordzeeloket.nl/ems • www.noordzeeloket.nl/groenboek Documentatie • Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie (Europees Parlement, 2007) • EU marine strategy; the story behind the strategy (Europees Parlement, 2006) • Tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Europees Parlement, 2005) Auteur • Ronald Rense (Rijkswaterstaat Waterdienst)