Certificaten en overige documenten 6.1 Lift Certificering bij ingebruikname door installateur. Vervolgens na 12 maanden en Daarna elke 18 maanden verplichte liftkeuring. 6.2 Brandmeldinstallaties Productcertificering bij ingebruikname door branddetectiebedrijf. Vervolgens jaarlijkse onderhoudscertificering. Hoe lang is een certificaat geldig? Het afgegeven certificaat voor de brandmeldinstallatie heeft een beperkte geldigheidsduur (1 jaar), zodat periodiek moet worden aangetoond dat de installatie nog aan het door alle partijen erkende Programma van Eisen voldoet. Het periodiek beheren en onderhouden is een noodzakelijk onderdeel van de certificatie (NEN 2654-1). Het erkend branddetectiebedrijf verstrekt na het jaarlijkse onderhoud een Rapport van Onderhoud, dit rapport wordt verzonden naar de certificatie-instelling. Als de installatie nog voldoet dan kan op basis van het Rapport van Onderhoud via de certificatie-instelling het branddetectiebedrijf het certificaat verlengen. NEN2535 versus Marsh richtlijn Veelvuldig komen er vragen hoe om te gaan met een installatie uitgevoerd conform het Marsh bestek. Of hoe om te gaan met installaties welke wel voldoen aan het gestelde in het PvE maar vervolgens niet voldoen aan de NEN2535. Dit omdat in het PvE zaken worden uitgesloten zonder gelijkwaardigheids beginsel. Het grote verschil tussen de uitgangspunten in het gebruiksbesluit en het Marsh bestek is dat de regelgeving uitgaat van beperking/voorkoming van menselijk leed terwijl het Marsh bestek uitgaat van beperking/voorkoming van economische schade. Wil je als branddetectiebedrijf dan een installatie leveren die voldoet aan het Marsh bestek welke tevens gecertificeerd moet worden zullen dus de eisen uit de norm en het Marsh bestek naast elkaar gelegd moeten worden en zal van elke eis de zwaarste gerealiseerd moeten worden. Daar waar de eisen tegenstrijdig zijn kan je als branddetectie bedrijf eigenlijk alleen die van de NEN2535 volgen daar je anders niet aan het wettelijk kader voldoet. Als een installatie ontworpen is op basis van het Marsh-bestek zal eerst nagegaan moeten worden waar deze afwijkt van de minimum eisen zoals deze gesteld worden vanuit de regelgeving. Indien het PvE strijdig is met de NEN-2535 of het gebruiksbesluit, kan er in de basis dus niet gecertificeerd worden. 6.3 Ontruimingsinstallatie Geen verplichting Volgens de nieuwe (model) bouwverordening 10e versie. bestaat een ontruimingsinstallatie altijd uit (minimaal een "niet" automatische) brandmeldinstallatie en een ontruimingsinstallatie. Alleen als er een doormelding moet plaats vinden naar een RAC of BAC (meldbank van de brandweer of regionale brandweer) moet de brandmeldinstallatie worden gecertificeerd. Voor ontruimingsinstallaties is nog geen certificeringsregeling en kan dus formeel niet worden gecertificeerd. Voor beide moet je wel een PvE maken. In het geval van de ontruimingsinstallatie moet er een installatie-attest worden gemaakt door een erkend branddetectiebedrijf. 6.4 Verwarmingsinstallatie EBI bij ingebruikname gas- of oliegestookte installatie (Klopt) Voor installatie met een totaal vermogen van meer dan 100 KW in een en de zelfde ruimte. PI elke 4 jaar (mits PI inspecteur niet eerder aangeeft dit kan zijn van 1-4 jaar) EBI bij ingebruikname brandstoftoevoerleidingen (scope 7) (Klopt) Indien alle gastoestellen in totaal meer dan 100 KW zijn.(dus ook gasfornuis enz.) PI elke 4 jaar (kleine keuring) en elke 8 jaar (grote keuring) (klopt) Zie de aangegeven links voor meer uitleg! Conform de SCIOS regeling wordt altijd eerst een EBI uitgevoerd (zie ook: http://bit.ly/lWhEka ), dit geldt ook voor bestaande toestellen en/of toestellen die al geruime tijd in bedrijf staan. Tijdens de EBI worden alle grenswaarden van de installatie vastgesteld en opgenomen in het basisverslag (zie ook: http://bit.ly/kcSoTV ). Het basisverslag blijft bij de installatie totdat de installatie wordt gesloopt en/of vervangen. Tevens wordt de inspectiefrequentie vastgesteld. Na het verlopen van het inspectietermijn van de EBI volgt een PI. Deze inspectie kan en mag uitgevoerd worden door een PI-Technicus. De PI wordt uitgevoerd aan de hand van het basisverslag, wat is opgemaakt bij de EBI. Het is niet zo dat naast de EBI ook een PI uitgevoerd moet worden, de PI is dus pa aan de orde als het inspectietermijn van de EBI is verlopen. Daarbij is de EBI eenmalig en de PI nadien terugkerend. Zie ook: http://bit.ly/lZTuAu en http://bit.ly/lcU0pq enhttp://bit.ly/i5yi0k (laatste link geeft meer informatie tbv de keuring van brandstoftoevoerleidingen. 6.5 Legionella Risicico analyse Legionella beheersplan Logboek Legionella risicoanalyse & beheersplan In de Nederlandse wetgeving is vastgelegd welke groepen in het hoge risicosegment vallen en daardoor verplicht zijn halfjaarlijks monsters te laten nemen. Daarnaast is men verplicht een risicoanalyse met legionella beheersplan voor leidingwater op te laten stellen door een daarvoor gecertificeerd bedrijf volgens BRL 6010. In de risicoanalyse (RI&E) is vastgelegd: Door welke installaties of werkzaamheden risico’s op legionellagroei kunnen optreden Op welke wijze het gevaar op besmetting wordt verkleind of zelfs kan worden weggenomen De totale controle op de waterinstallatie, zodat de eventuele risico’s op legionellagroei inzichtelijk worden gemaakt. Legionella beheersplan Een legionella beheersplan omvat periodieke preventieve maatregelen zoals monstername, temperatuurmetingen, het spoelen van weinig gebruikte tappunten, onderhoud van boilers en de controle van de keerklep. Tevens worden hierin de verantwoordelijke personen aangegeven. Logboek bij legionella beheersplan In het logboek wordt de uitvoer van deze preventieve maatregelen bijgehouden en inzichtelijk gemaakt voor controle door het Waterleidingbedrijf of VROM Inspectie. Bij ieder beheersplan komt een bijpassend logboek. RPS hecht grote waarde aan het nauwgezet bijhouden van de informatie, waardoor u altijd blijk geeft van het vervullen van uw zorgplicht. 6.6 NEN1010 en NEN3140 Bestaande installaties NEN3140 Nieuwe installaties NEN1010 Keuring is wettelijk niet verplicht maar men moet wel aan de ARBO-wet voldoen, dus het kan zijn dat het toch verstandig is keuring uit te laten voeren. Beleid? DE verplichting is dat de eigenaar van een elektrotechnische installatie dient aan te tonen dat de installatie veilig , zonder gebreken is en onderhouden wordt volgens de normen. Uw (elke) organisatie valt onder de Arbowet en dus zijn ook de normen NEN 1010 en NEN 3140 van toepassing. Deze normen hebben betrekking op onder andere de inspectie van de elektrische installatie. Normen zijn echter niet (wel) verplicht, als uw organisatie een vergelijkbaar veiligheidsniveau kan realiseren is dit ook akkoord. Overleg dit van te voren wel even met de Arbeidsinspectie (of verzekering maatschappij) om niet achteraf voor verrassingen te komen staan. Gaan we uit van NEN 3140 en NEN 1010 dan zijn er een aantal aandachtspunten van belang. - - Bij panden in eigendom moet uw organisatie er zelf voor zorgen dat de inspecties uitgevoerd worden, dit kan uitbesteed worden of zelf gedaan (alleen als de desbetreffende persoon inspectie bevoegd is en daarvoor de benodigde opleiding heeft). Bij gehuurde panden moet de eigenaar van die panden erop toezien dat de inspecties worden uitgevoerd. Maar die weet hoogstwaarschijnlijk niet dat dit verplicht is. Dat schiet dus niet op. In dit geval kunt u het uitvoeren van deze inspecties het beste bespreken met de eigenaar van de panden. Betreft het bestaande bouw dan is NEN 3140 van toepassing (afhankelijk van de ouderdom van de installaties). Op basis van deze normen moeten deze installaties worden geïnspecteerd. Betreft het nieuwe(bouw) gebouwen dan moet de elektrische installatie zijn aangelegd volgens NEN 1010 2007. In dit geval is de installateur volgens de wet verplicht een opleverinspectierapport aan (de eigenaar) uw organisatie te verstrekken, aan de werkgever om precies te zijn. U doet er echter wel goed aan om dit te ‘eisen’ om dat veel installateurs gewoonweg geen inspectierapporten opleveren of dat de klant (achteraf) iets anders had voorgesteld van het inspectierapport. Door van te voren eisen te stellen kunt u dit achteraf-gedoe voorkomen. Zijn de tekeningen up-to-date? Bij de meeste bedrijven niet. Om een installatie te kunnen inspecteren moeten de tekeningen upto-date zijn en bij veel bedrijven is dit niet het geval. Deze zullen dus eerst bijgewerkt moeten worden. Eis dan ook bij oplevering van nieuwbouw naast een inspectierapport ook de elektrotechnische tekeningen. Bij voorkeur digitaal. Anders levert dit t.z.t. weer de nodige problemen en kosten op. Hoe vaak inspecteren? ( 1 x 7 jaar?) De frequentie van de inspectie van de elektrische installatie hangt af van een aantal factoren en kunt u zelf vaststellen, http://www.euronorm.net/content/template2.php?itemID=93 Tevens is het steekproefsgewijs inspecteren toegestaan. Het materiaal moet dan wel van hetzelfde bouwjaar, type en gebruiksomstandigheid zijn. Dit is het geval bij bijvoorbeeld lichtarmaturen, wandcontactdozen, etc. Verplaatsbare elektrische apparaten en machines. Daarnaast is er nog een punt van belang want uw organisatie plaatst neem ik aan ook elektrische machines in panden. De norm kent twee soorten elektrische machines en toestellen: verplaatsbare en vast opgestelde machines. De vast opgestelde (of ze nu met een stekker op het elektriciteitsnet zijn aangesloten of niet, doet niet ter zake.) machines kun je laten meenemen met de inspectie van de elektrische installatie. De verplaatsbare elektrische apparaten, machines, et cetera moeten jaarlijks worden gecontroleerd. De frequentie van inspectie van verplaatsbare apparaten en machines kunt u zelf vaststellen. Huisinstallateur of inspectiebedrijf? De inspecties kunt u uitbesteden aan een gespecialiseerd inspectiebedrijf. Deze voeren uitsluitend inspecties uit en repareren niet. Dit is een pluspunt voor de onafhankelijkheid. Een installatiebedrijf zou in ‘slappe tijden’ immers wel eens wat meer ‘fouten’ kunnen ontdekken… Dit is vergelijkbaar met een APK keuring van een auto. Laat je dit een garage doen of een APK keuringsbedrijf die dus niet de reparaties uitvoeren. De keus hangt af van de relatie met de ‘huisinstallateur’. Wel is het verstandig een aantal zaken zelf voor te bereiden: de frequentie van inspectie van de installatie; de frequentie van inspectie van elektrische apparaten en machines; let bij aanschaf van apparaten en machines op CE-markering; eis tekeningen bij oplevering van nieuwbouw; eis een inspectierapport bij oplevering; en voor ‘gevorderden’ eisen bij uitbreiding van de installatie. 6.7 Ventilatie Keuring ventilatiesysteem is niet verplicht. Keuring airconditioning eenmaal per 5 jaar (verplichte gasdetectie 1x pj als inhoud freon meer dan 3 kg is) Airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW worden ten minste eenmaal per vijf jaar gekeurd. De keuring wordt op onafhankelijke wijze uitgevoerd door gekwalificeerde of erkende deskundigen. De keuring omvat ten minste: een beoordeling van het rendement van de airconditioning en van de dimensionering ervan, gelet op de koelingsbehoefte van het gebouw; een advies aan de gebruiker van het airconditioningsysteem over mogelijke verbeteringen in of vervanging van het airconditioningsysteem of over alternatieve oplossingen, indien het resultaat van de beoordeling daartoe aanleiding geeft. 6.8 Geluidmetingen Geen verplichting. 6.9 Bliksembeveiliging Geen directe verplichting. Valt onder 6.6 6.10 Aanlijn-, valbeveiliging Keuring jaarlijks verplicht. Jaarlijkse keuring van valbeveiliging is een wettelijke verplichting (Arbobesluit Artikel 7.4a) en hieruit volgt derhalve meteen dat de werkgever als eigenaar/beheerder hiervoor de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid draagt alsmede alle hieruit voortvloeiende gevolgen. Keuring en inspectie van valbeveiliging mag echter niet zomaar door iedereen gebeuren (Arbobesluit artikel 7.6). Het is wettelijk zo geregeld dat alleen personen/bedrijven, welke door de fabrikant van een middel of systeem zijn aangewezen, deze middelen ook mogen keuren. 6.11 Sleutelcertificaat, sluitplan Gebruik van gecertificeerde cilinders betekent dat alleen de persoon die op het certificaat vermeld staat (of een gemachtigde) met de juiste legitimatie, de desbetreffende cilinder + bijbehorende sleutels kan na bestellen. Een sluitplan geeft een overzicht van wie toegang heeft tot welke ruimte(s). Wanneer een gebouw meerdere gebruikers of bewoners heeft, kunnen mensen verschillende rechten hebben voor het betreden van de ruimten in het gebouw. Om te voorkomen dat de gebruikers een enorme sleutelbos krijgen, wordt een sluitsysteem of sluitplan opgesteld. In een sluitplan kan elke medewerker één sleutel krijgen waarmee hij of zij iedere ruimte kan openen en afsluiten waarin hij/zij bevoegd is te komen of de verantwoordelijkheid voor heeft. 6.12 Beveiliging Keuring voor verzekering elke 5 jaar mits er elk jaar onderhoud wordt uitgevoerd. Certificaten en opleveringsbewijzen Indien het BORG-bedrijf zowel elektronische als bouwkundige maatregelen uitvoert die voldoen aan de criteria die horen bij het niveau volgens de Verbeterde Risicoklassenindeling, dan verstrekt het BORG-bedrijf hierbij een BORG-certificaat. Indien alleen de elektronische maatregelen of alleen de bouwkundige maatregelen voldoen aan de criteria die horen bij het niveau volgens de Verbeterde Risicoklassenindeling, dan kan het BORGbedrijf geen BORG-certificaat afgeven. Het BORG-bedrijf verstrekt dan een BORGopleveringsbewijs Alarminstallatie dan wel een BORG-opleveringsbewijs Bouwkundige beveiliging. BORG-opleveringsbewijzen zijn installatiegebonden in plaats van risicogebonden. Verzekeraars vragen verzekerden vaak in het kader van een inboedelverzekering om ter preventie inbraakbeveiliging met een BORG-certificaat te laten aanleggen. Het BORG opleveringsbewijs of certificaat van het NCP is 5 jaar geldig mits er een onderhoudsabonnement is afgesloten en er jaarlijks minimaal één preventieve controle word uitgevoerd. 6.13 Asbest Alleen verplichting bij verdenking op asbest bij sloop/verbouwing. Staatssecretaris Mansveld (Milieu) raadt scholen en gemeenten aan om constant aandacht te hebben voor hun asbestvraagstuk. Leek het er vorig jaar nog op dat scholen (voor 1994 gebouwd) bij wet verplicht zouden worden om asbestinventarisaties uit te voeren; nu blijft het bij een verzoek. Overigens is het ook in de toekomst verplicht om asbestinventarisaties uit te voeren bij sloop en verbouwingen. Voormalig staatssecretaris Atsma wilde alle oude schoolgebouwen voor 1 juli 2012 onderzocht hebben op asbest. Recent werd bekend dat staatssecretaris Mansveld het niet nodig vindt om scholen bij wet te verplichten asbestinventarisaties uit te voeren. Wel roept zij gebouweigenaren op om verantwoordelijk om te gaan met hun asbestvraagstuk. Schoolbesturen en gemeenten zijn vaak namelijk nog onvoldoende op de hoogte van het feit of en waar er asbest in een schoolgebouw zit. Want wist u dat in meer dan 70% van alle gebouwen en installaties in Nederland van vóór 1994 asbest aanwezig is. Dit brengt risico’s met zich mee, zeker omdat kinderen meer risico lopen dan volwassenen.