Nut O`wijk 19091926 [KM]

advertisement
Het moeizame bestaan van het Oisterwijkse Nutsdepartement
door Ad van den Oord
In 1983 schreef P. Wuisman in dit blad reeds een lezenswaardig artikel over het Oisterwijkse
Departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.1 Hij maakte hierbij gebruik van
correspondentie en jaarverslagen van het Oisterwijkse Departement uit het landelijk Archief van het
Nut dat gedeponeerd is op het Gemeentearchief van Amsterdam. Sinds kort beschikt het
Streekarchief in het Kwartier van Oisterwijk echter over het Archief van de Hervormde Gemeente te
Oisterwijk. Daarin bevinden zich diverse jaarverslagen en aantekeningen van het Nutsdepartement
(onder andere over de oprichting), die in Amsterdam niet aanwezig zijn.
Wuisman stelt vast dat het Oisterwijkse Departement, evenmin als andere departementen in
Noord-Brabant, voet aan de grond wist te krijgen. Als oorzaken noemt hij de tegenwerking door de
katholieke geestelijkheid en het gebrek aan activiteiten binnen het Departement zelf. Dit beeld, zo
blijkt uit de archiefstukken van de Hervormde Gemeente, is ongetwijfeld juist. Toch is er volgens mij
nog een derde oorzaak: de sterker wordende behoefte van de Oisterwijkse werklieden om naast
vakbonden ook te beschikken over eigen culturele organisaties.
In september 1909 werd door enkele notabele protestantse Oisterwijkers de wens
uitgesproken tot oprichting van een Nutsdepartement. De Ontvanger der Directe Belastingen Carel
Beekman, Postdirecteur Lambertus Pitlo en de boekhouder Helenus Adrianus Zeijlmans-van Emmichhoven namen het initiatief tot een vergadering voor belangstellenden op 23 september 1909 in Hotel
de Linde. Op 22 oktober kon reeds een concept huishoudelijk reglement toegezonden worden aan de
twintig toegetreden leden. Beekman werd voorzitter, Zeijlmans-van Emmichhoven secretaris en
George Diederik Perk penningmeester. Met een succesvol feestje voor de leden in december werd de
oprichtingsfase afgesloten.2
Het eerste doel van het bestuur van het Departement was te komen tot een volksbibliotheek.
Pogingen om de bibliotheek van het opgeheven Tilburse Departement over te nemen bleven vruchteloos. Maar de plaatselijke diaconie bleek bereid haar bibliotheek met boekenkast af te staan. Na een
subsidie-toezegging van 50,- door het hoofdbestuur van het Nut kon op 20 februari 1910 een begin
gemaakt worden met de bibliotheek. De nog jonge koopman William Charles Perk werd bibliothecaris.
Hij was gehuwd met de oud-onderwijzeres van de Oisterwijksche Schoolvereeniging Agatha Riedel.
De verwantschap kwam ook financieel tot uitdrukking, het Nut subsidieerde deze bijzondere neutrale
school. Vanwege financiële redenen en "de plaatselijke omstandigheden" zouden de activiteiten van
het Departement voorlopig beperkt blijven tot de volksbilbiotheek.
Oisterwijk had vanaf 16 december 1906 al een RK Leesbibliotheek, die gevestigd was in het
RK Vereenigingslokaal bij de Petruskerk. Het initiatief was genomen door het Jongenspatronaat en
het bestuur bestond naast E. Bolsius, J. v.d. Berg, A. van Eindhoven en A. Rooijakkers uit de nijvere
kapelaan Anton Huijbers. De Leesbibliotheek was 's zondags na de Hoogmis geopend en had tot doel
de verspreiding van "goede lectuur" en wering van "slechte lectuur". Naast boeken over
godsdienstleer en sociologie (Essers De sociaal-democratische toekomststaat en Cathreins Het
Socialisme waren opgenomen in de catalogus) konden de Oisterwijkers onder andere Conscience,
Thompson, Schmidt, Jules Verne, De Katholieke Illustratie, Het Katholieke Stuiversmagazijn en het
Geïllustreerd Zondagsblad lezen.3
Het patronaat was in 1899 door de Fraters van Tilburg gesticht. Er werd voor jongens tussen
de elf en zestien jaar godsdienstleer en godsdienstgeschiedenis gegeven. Omdat deze vorm de
kinderen niet echt boeide, startte Huijbers vanaf 1903 ook met zang- en muziekonderwijs, het
declameren van gedichten en het instuderen van toneelstukken. Het patronaat zou de straatzwerverij
van jongeren moeten vervangen door gecontroleerde ontspanning en ontwikkeling. Met toestemming
van de gemeenteraad startte kapelaan Joosten in 1908 in de Gemeentelijke Tekenschool
vergaderingen voor een Vereeniging tot Algemeene Ontwikkeling van Jongelui.
De "plaatselijke omstandigheden" waren derhalve voor het Nutsdepartement niet gunstig.
Toch bleek de volksbibliotheek aan een werkelijke behoefte te voldoen "niettegenstaande (dat) van de
zijde der katholieke geestelijkheid sterk tegen de Maatschappij in het algemeen en tegen de
bibliotheek in het bizonder geageerd wordt - en deze zich zelfs niet ontziet van den kansel te
waarschuwen voor de slechte lectuur daaruit afkomstig - vinden de daarin zich bevindende boeken
gretige lezers waarvan het merendeel onder de katholieke werklieden moet gezocht worden".4 Maar
het in de openbaarheid optreden bleek door tegenwerking van de geestelijkheid moeilijk. Uitnodi-
gingen voor literaire avonden bleven aanvankelijk onbeantwoord, weinig katholieken durfden de
lezingen te bezoeken.
Toch handhaafde het bestuur haar pogingen om bij te dragen aan de ontwikkeling van de
katholieke werkman. Er werd een correspondentschap gevestigd van de Coöperatieve Centrale
Credietbank dat met geldleningen trachtte schoenmakersknechten aan een eigen zaak te helpen. In
het Departementsbestuur had de plaatselijke dominee nog geen zitting. Maar alle bekend zijnde leden
bleken van protestantse huize en welgesteld. De contibutie van 4,50 per jaar was voor de
Oisterwijkse arbeider niet op te brengen. Het Departement leek dus meer voor dan van de
Oisterwijkse werkmannen te zijn. Datzelfde gold voor de Oisterwijkse VVV waarin Nutsactivisten zoals
Beekman, Perk en Riedel een belangrijke rol speelden. Dat kon echter niet gezegd worden van de
neutrale vereniging Asterius, die in tegenstelling tot het Nut ook vele katholieke arbeiders onder de
leden telde. Huijbers' oprichting van De Kunstkring in 1912 was dan ook veel meer gericht tegen
Asterius dan tegen het geïsoleerd opererende Nutsdepartement.
De activiteiten van het Nut bereikten slechts een kleine groep Oisterwijkers. De bibliotheek
bediende amper meer dan twintig lezers en het aantal boekwerken kon door de slechte financiële
situatie niet uitgebreid worden. De gelden waren grotendeels opgegaan aan de fikse declaraties van
gastsprekers terwijl echt aansprekende causeurs zoals Jac. P. Thijsse verstek lieten gaan. Het
ledental daalde zelfs licht. Bij gebrek aan kader gingen dominees zoals P. Riedel en C. Woutman het
secretariaat vervullen waarmee het Nut in Oisterwijk een nog duidelijker protestants stempel kreeg.
Op voorstel van de arts Leendert Metz besloot het bestuur, dat in 1916 met de
gepensioneerde doch energieke Eduard Jacobus Veldhuijzen een nieuwe secretaris had gekregen,
meer te gaan werken met eigen sprekers. Metz en Veldhuijzen voegden de daad bij het woord en
hielden inleidingen over hun eigen werkzaamheden, waarbij Veldhuijzen naast het postwezen en de
telegrafie ook nog het nodige wist te vertellen over de inval van de Belgen in 1830 in ZeeuwsVlaanderen. Een voorstel tot contributiewijziging sleepte jaren alvorens werd besloten tot een lagere
contributie voor "buitengewone leden". Pas na 1920 kwam er met de komst van dominee C. Kunst
een daadwerkelijke inbreng vanuit de pastorie. Kunst hield lezingen over de Faust van Goethe en
Shakespeare's Hamlet. Na een mislukte poging om de onderwijzeres N. de Boer te strikken voor een
bestuurslidmaatschap werd in oktober 1921 met de persoon van de fabrikant Cornelis Johannes van
Haansbergen eindelijk een jongere en ondernemende voorzitter gevonden. Maar het was allemaal te
laat. De Nutsbibliotheek, die het paradepaardje van het Departement had moeten worden, verkeerde
na de Eerste Wereldoorlog in een deplorabele toestand en moest ondergebracht worden in het
gebouw van de Oisterwijksche Schoolvereeniging aan de Kerkstraat.
In de periode 1910-1920 hadden de Oisterwijkse katholieke vakbondsmannen zelf initiatieven
genomen tot culturele vorming. De katholieke vakbonden hadden buiten Huijbers' Kunstkring om een
eigen toneelclub 'Hulp in Nood' opgericht. Ook waren er plannen voor een eigen zangvereniging, een
voetbalclub en een geitenfokvereniging. Via bedrijven kwamen sportclubs en bibliotheken tot stand.
De arbeiders ijverden bij de clerus voor een eigen gebouw waarin de ontspanningsactiviteiten konden
plaatsvinden en zij lieten niet na kapelaan Huijbers bij bisschop A.F. Diepen aan te klagen toen
Huijbers zich mengde in de organisatie van katholieke vakbondsfeesten. Het beschavingsoffensief, of
het nu van de burgerlijke protestantse elite of van de katholieke clerus kwam, zinde de Oisterwijkse
arbeiders niet. Het straat- en caféleven en het omgaan met de natuur (eekhoorntjes en vogeltjes
vangen, lindebloesem plukken, vrij zwemmen) van de arbeiders werd minder en minder geaccepteerd.
De katholieke vakbondsmannen konden inhoudelijk wel achter het beschavingsoffensief staan, maar
wensten meer invloed binnen de daartoe geëigende organisaties. En daar konden De Kunstkring, de
VVV, de Oisterwijksche Zwem- en Badvereeniging en ook het Nut door hun organisatiestructuur
onvoldoende aan tegemoet komen.
Op 24 augustus 1926 ondertekenden Veldhuijzen en Van Haansbergen het laatste jaarverslag
van het Nutsdepartement in mineurstemming, er waren door vertrek en bedanken diverse leden
verloren gegaan en de grote stimulator G.D. Perk was overleden: "Het arbeidsveld is in dit RK
centrum zeer beperkt, de belangstelling zeer gering. Alleen door oprichting van een departement in
het naburige Tilburg, waar, evenals vroeger Oisterwijk zich zou kunnen aansluiten zou een levensvatbare afdeeling gevormd kunnen worden. De reisgelegenheid is in deze tijd van autobussen geen
bezwaar meer".5 Het liberaal-protestantse culturele tijdperk was in Oisterwijk definitief ten einde.
Dominee Kunst zou zijn lezingen en toneelstukken voortaan niet meer presenteren binnen het Nut
maar binnen de socialistische arbeidersbeweging van SDAP, NVV en VARA.
1.P. Wuisman, Het Oisterwijkse Departement van 't Nut van het Algemeen, in: De Kleine Meijerij 34 (1983), 102-104.
2.Streekarchief in het Kwartier van Oisterwijk (SKVO), Archief Hervormde Gemeente Oisterwijk (AHGO), 101, jaarverslag Departement Oisterwijk 1909-1910.
3.SKVO, Archief De Kunstkring, 2, 118.
4.SKVO, AHGO, 101, jaarverslag Departement 1911.
5.SKVO, AHGO, 101, jaarverslag 1925-1926.
Download