MuzieksubJethro

advertisement
Jethro Tull
In mijn omgeving was Jethro Tull het hoogtepunt van intelligente rockmuziek, antiestablishment, anti-ouders, met teksten om van te smullen. Na de lp Songs from the Wood
was het een beetje op een laag pitje, ook al omdat ik in een andere (werk-) periode van mijn
leven kwam, maar ik heb ze herontdekt!
Deze pagina is dedicated aan hun!
Christmas Song
Once in royal davids city stood a lonely cattle shed,
Where a mother held her baby.
Youd do well to remember the things he later said.
When youre stuffing yourselves at the christmas parties,
Youll just laugh when I tell you to take a running jump.
Youre missing the point Im sure does not need making
That christmas spirit is not what you drink.
So how can you laugh when your own mothers hungry,
And how can you smile when the reasons for smiling are wrong?
And if I just messed up your thoughtless pleasures,
Remember, if you wish, this is just a christmas song.
http://www.youtube.com/watch?v=ZsrVcDSlvL0&mode=related&search=
Mijn idolen uit de jaren ’70:
http://home.cogeco.ca/~mansion/tull1.html
Eerst maar eens even hun elpees:
One White Duck / 0^{10} = Nothing At All
There's a haze on the skyline, to wish me on my way.
And there's a note on the telephone
some roses on a tray.
And the motorway's stretching right out to us all,
as I pull on my old wings
one white duck on your wall.
Isn't it just too damn real?
I'll catch a ride on your violin
strung upon your bow.
And I'll float on your melody
sing your chorus soft and low.
There's a picture-view postcard to say that I called.
You can see from the fireplace, one white duck on your wall.
Isn't it just too damn real?
Ian Anderson, 2006
Jethro Tull is een Britse progressieve rockband uit Blackpool, opgericht in 1968. Hun
muziek is herkenbaar aan de opmerkelijke zangstijl en het unieke dwarsfluitwerk van
voorman Ian Anderson, aan de ongewone en vaak complexe liedconstructies en aan de
intelligente teksten. Hun muziek, gestart als blues met een experimentele inslag, heeft
onomstotelijk invloeden van klassieke muziek, hardrock en alternatieve rock, alsmede
Aziatische en Keltische folkmuziek. Hierdoor is het zeer moeilijk andere muzikanten aan te
wijzen die soortgelijke muziek maken. Meer dan andere rockbands staat hun muziek apart van
de overige rockmuziek. Anderson schrijft het verschil tussen hun muziek en dat van andere
progrock bands onder meer toe aan Jethro Tull's afkeer van drugs.
Terwijl andere bands hen in de beginjaren nog beïnvloedden, ontwikkelden ze snel een
unieke, altijd herkenbare sound.
Min of meer bewust kiest Anderson ervoor om in de slipstream van de popwereld te blijven.
Een beetje in de luwte maar altijd aanwezig, zou de band volgens hem artistiek op de been
houden. Over het algemeen kreeg de band door de jaren heen vaak overweldigend goede
kritieken. Ze staan bekend als excentriekelingen, topmuzikanten en mensen met humor. Ian
Anderson laat via zijn teksten al weten dat hij een taal-alchemist is en doet daar verbaal
tijdens zijn concerten nog een schepje bovenop.
Citaten van Ian Anderson over de identiteit van Jethro Tull:
"We kunnen geen heavy riff band zijn, want Led
Zeppelin is de beste ter wereld. We kunnen geen bluesinfluenced R&B rock 'n' roll band zijn, want The
Rolling Stones zijn de beste ter wereld. We kunnen
geen slightly sort of airy-fairy mystical sci-fi
synthesizing abstract freak-out band zijn, want Pink
Floyd is de beste ter wereld. Dus wat is er over?
Precies, dat is wat we altijd gedaan hebben: Wij
bouwen de bruggen en vullen de gaten."
"We zijn door de jaren heen door iedereen al in elk
genre ingedeeld. We begonnen als een little old blues
band, werden een blues-rock band, en een progressieve
rock band; een hardrock band; een heavy metal band
waar we zelfs eens een Grammy voor wonnen. Art rock,
folkrock; alle soorten fucking rock dichtten ze ons toe,
echt waar... Hoe je het ook wilt noemen, het is best leuk
om te doen hoor."
Inhoud















1 Huidige bezetting
2 Beginjaren
3 Progressieve rock
4 Folkrock
5 Elektronische rock
6 Hardrock
7 Anniversary's
8 Alternatieve rock
9 Nieuw millennium
10 Martin Barre's soloalbums
11 Relatie met de pers
12 Populariteit
13 Trivia
14 Discografie
o 14.1 Jethro Tull CD's
o 14.2 Ian Anderson CD's
o 14.3 Martin Barre CD's
o 14.4 Jethro Tull DVD's
o 14.5 Ian Anderson DVD's
15 Externe links
Huidige bezetting





Ian Anderson; o.a. zang, dwarsfluit, akoestische gitaar,
mondharmonica, bansuri en mandoline.
Martin Barre; elektrische gitaar, mandoline, en soms
dwarsfluit of akoestische gitaar.
Andrew Giddings; keyboards, Hammond-orgel en
accordeon.
Jonathan Noyce; basgitaar.
Doane Perry; drums en percussie.
Nursie
Tip-toes in silence `round my bed
and quiets the raindrops overhead.
With her everlasting smile
She still my fever for a while.
Oh, nursie dear,
I'm glad you're here
to brush away my pain.
http://www.youtube.com/watch?v=thCqWSrFIYM&mode=related&search=
Beginjaren
Ian Anderson's eerste band, 1963 te Blackpool, heette The Blades. Deze band was rond 1966
veranderd in een zevenkoppige white soul band John Evan Band geheten (later The John
Evan Smash), vernoemd naar pianist anex drummer John Evans, die de 's' wegliet om het
minder gewoon te laten klinken. Op dit punt was Barriemore Barlow de band's drummer.
Zowel Evan als Barlow zouden later terugkeren in Jethro Tull. Hoe dan ook, na de verhuizing
van de band naar Londen verlieten de meeste bandleden de band en ze lieten Anderson en
bassist Glenn Cornick achter, die de krachten bundelden met bluesgitarist Mick Abrahams en
zijn vriend, drummer Clive Bunker, beide van de band McGregor's Engine. In het begin
hadden ze problemen om herhaaldelijk geboekt te worden en wisselden daardoor frequent van
bandnaam (onder andere Navy Blue, Ian Henderson's Bag 'o Blues, en het suïcidale Candy
Coloured Rain waarmee je zelfs in de hippietijd niet serieus genomen werd) om in het
clubcircuit van Londen te kunnen blijven spelen. Meestal werden de namen aangedragen door
hun boekingsagent. Een van hen, een geschiedenisenthousiasteling, kwam op de proppen met
de naam Jethro Tull, wat de naam van een 18e eeuwse landbouwkundige is die de
zaaimachine uitgevonden heeft. Deze naam hebben ze uiteindenlijk gehouden om het simpele
feit dat tijdens het optreden waar ze deze naam voor het eerst gebruikten, de clubmanager
John Gee van The London Marquee Club hun show goed vond en hen uitnodigde terug te
komen. Hij heeft, samen met John Peel en Brian Mathews van BBC Radio ervoor gezorgd dat
Jethro Tull op grotere podia in Engeland kwam. Door hun toedoen traden ze op in Hyde Park,
en het Sunburry Jazz and Blues Festival, waar ze door het grote publiek ontdekt werden.
Toen Anderson gevraagd werd wat hij graag wilde als hij één ding uit het verleden kon
veranderen, antwoordde hij:
"De Jethro in Jethro Tull. Norman, Julien, Damon alles behalve het bloody J-word" "Het is niet grappig als
je een band start, en er na een tijdje achter komt dat je
het vernoemd hebt naar een dode kerel. Maar het had
erger gekund. Als ik per ongeluk Robin Hood of Adolf
Hitler gekozen had bijvoorbeeld. Misschien als ik beter
had opgelet bij geschiedenislessen, dan was dit niet
gebeurd."
Na een onsuccessvolle single (een door Abrahams geschreven popliedje genoemd Sunshine
Day, op welke de bandnaam fout gespeld Jethro Toe stond, wat het een collector's item
maakt) brachten ze het bluesy album This Was uit in 1968, voorzien van muziek geschreven
door zowel Anderson als Abrahams. Het traditionele arrangement Cat's Squirrel, was het
hoogtepunt van Abrahams' blues-rock stijl. Het Rahsaan Roland Kirk-gecoverde jazz stuk
Serenade To A Cuckoo gaf Anderson een showcase voor zijn groeiende talenten als fluitist.
Na dit album verliet Abrahams de band (om een eigen band Blodwyn Pig te vormen). Er
waren meerdere redenen voor zijn afscheid: hij was een bluespurist, terwijl Anderson andere
muzikale wegen wilde inslaan; Abrahams en Cornick konden het niet goed samen vinden; en
Abrahams wilde geen internationale reizen maken of meer dan drie avonden per week
optreden, terwijl de anderen succesvol wilden worden door zoveel mogelijk te spelen en een
internationale schare fans op te bouwen. In zijn plaats koos Anderson voor Tony Iommi van
Black Sabbath. Iommi voelde zich echter oncomfortabel en besloot al na een korte periode de
band te verlaten. Wel bleef hij aan tot het optreden in The Rolling Stones Rock And Roll
Circus. (In dat programma, waar de band A Song For Jeffrey speelde, was alleen Andersons
zang en fluit live; de andere muziek was van een backing tape.) Iommi werd vervangen door
voormalig Motivation, Penny Peeps en Gethsemane lid Martin Barre, die Anderson bovenal
imponeerde met zijn volharding, meer dan al het andere: hij was zo nerveus bij zijn eerste
auditie dat hij überhaupt amper kon spelen, en toch kwam hij terug voor een tweede auditie,
echter zonder een kabel om zijn gitaar te verbinden met de versterker. Ondanks dat zou Barre
het tweede langstblijvende bandlid zijn na Anderson; hij is heden ten dage nog steeds in de
band.
B. Barlow
Progressieve rock
Deze nieuwe line-up bracht Stand Up uit in 1969, de band's enige album dat plaats 1 in de
Britse charts bereikte. Compleet door Anderson geschreven, met de uitzondering van het
jazzy re-arrangement van Bach's Bourée, ontwikkelde het zich verder van de blues richting
het nog niet bestaande up-and-coming genre progressieve rock. Stand Up klinkt,
instrumentaal gezien, een beetje als een jazz-bezweemd vroeg Led Zeppelin album, met een
heavy en redelijk donker geluid. De Living In The Past single van hetzelfde jaar bereikte
nummer 3 in de Britse charts, en hoewel de meeste andere progressieve bands bewust
weigerden singles te maken in die tijd, had Jethro Tull ook succes met andere singles, Sweet
Dream (1969), The Witches' Promise (1970), en een 5-track EP Life Is A Long Song (1971),
welke allen in de top 20 kwamen. Hoewel geïnspireerd door jazz-muzikant Dave Brubeck's
Take Five, is Living In The Past veel dichter bij de Amerikaanse rock 'n' roll artiesten dan bij
jazz - een trend die blijft aanhouden gedurende de historie van Jethro Tull tot op de dag van
vandaag.
In 1970 kwam keyboardist John Evan de line-up versterken (technisch gezien was hij slechts
een gastmuzikant op dit moment) en bracht de band het album Benefit uit waarop Anderson
zijn kwaliteiten uitbreidde in de studio- en opnametechnieken, alsmede zijn compositionele
vaardigheden. Dit was het eerste album van Jethro Tull wat dat de grens van 1 miljoen
verkochte platen doorbrak.
In 2004 is een CD van een concert uit 1970 uitgebracht: Nothing Is Easy: Live At The Isle Of
Wight 1970, en begin 2005 een DVD met dezelfde titel. Deze bevat een groot gedeelte van
het concert, maar is in feite een documentaire.
Bassist Cornick verliet de band na Benefit, en werd vervangen door Jeffrey HammondHammond, een jeugdvriend van Anderson wiens naam al voorkwam in de nummers A Song
for Jeffrey, Jeffrey Goes To Leicester Square, en For Michael Collins, Jeffrey, And Me.
Jeffrey werd vaak credited op Jethro Tull albums als Jeffrey Hammond-Hammond, maar de
extra 'Hammond' was vals.
Song for Jeffrey:
http://www.youtube.com/watch?v=MDUT_BFjd_o&mode=related&search=
Deze line-up bracht Jethro Tull's meest bekende werk Aqualung uit in 1971, waar
tegenwoordig al 12 miljoen van zijn verkocht. Het album is een combinatie van hardrock
muziek, gefocust op themas zoals sociale verstotenen en georganizeerde religie, en wat
lichtere akoestische stukken over de wereldse dingen uit het leven van alledag zoals het
liefdesliedje Wond'ring Aloud. Aqualung wordt aanbeden en gehaat tegelijk, maar het
titelnummer en Locomotive Breath worden nog regelmatig op de radio gedraaid.
Aqualung:
http://www.youtube.com/watch?v=bfRyjvy5Mq8&mode=related&search=
http://www.youtube.com/watch?v=OhAWUF94WDw&mode=related&search=
De reden waarom het album gehaat wordt zijn Anderson's teksten die een vernietigende
opinie op religie en de maatschappij geven. Het karakter Aqualung uit het titelnummer is een
alcoholische pedofiele zwerver, en het karakter uit het nummer Cross-Eyed Mary is een
onvolwassen prostituee. My God, Hymn 43 en Wind-Up zijn een frontale aanval op religieuze
buitensporigheid, zoals bijvoorbeeld:

"People - what have you done - locked Him in His
golden cage. Made Him bend to your religion - Him
resurrected from the grave. He is the God of nothing - if
that's all that you can see.";
 "If Jesus saves - well, He'd better same Himself from the
gory glory seekers who use His name in death."
Drummer Clive Bunker werd begin 1971 vervangen door Barriemore Barlow, volgens John
Bonham "de grootste rockdrummer die Engeland ooit voortgebracht heeft" en wiens speelstijl
als muzikale geometrie wordt omschreven; hij nam eerst samen met de band de EP Life Is A
Long Song op, en maakte zijn albumdebuut met Jethro Tull in 1972 op Thick As A Brick.
http://www.youtube.com/watch?v=toHlMD50eYY&mode=related&search=
http://www.youtube.com/watch?v=SzHn7FF4Fus&mode=related&search=
http://www.youtube.com/watch?v=thCqWSrFIYM&mode=related&search=
Dit was een conceptalbum gewikkeld in een (zelfgemaakte) krant, bestaande uit slechts 1 zeer
lang nummer gesplitst in twee delen over beide zijden van de LP, met een aantal
samengesmolten movements en een centraal thema naar een gedicht van het fictieve jongetje
Gerald Bostock, bijgenaamd Little Milton. Het eerste movement met zijn onderscheidende
akoestische gitaar riff werd redelijk veel gedraaid op de radio en ook nu wordt het soms wel
eens gedraaid als zeldzaam muziekstuk. Thick As A Brick was het eerste Jethro Tull album
wat plaats 1 in de Amerikaanse Billboard Pop Albums charts bereikte (het jaar erna bereikte
A Passion Play diezelfde plaats als enig ander album; opvallend is dat beide albums
bestonden uit slechts 1 nummer van ongeveer 45 minuten lang). Dit quintet — Anderson,
Barre, Evan, Hammond en Barlow — was een van de meest geliefde Jethro Tull line-ups, en
bleef samen tot 1975.
Ook in 1972 was de release van het dubbelalbum Living In The Past; een compilatie van
singles, B-sides en outtakes (inclusief de complete Life Is A Long Song EP, welke het album
afsluit), met één LP-kant live opgenomen in 1970 in New York's Carnegie Hall. Het album
wordt door veel Jethro Tull fans gezien als een van hun beste uitgaves. Het titelnummer (in
5/4 time) is een van hen meest populaire singles, en Anderson schreef het ook met de
specifieke intentie om hoog in de popcharts te komen om zo bekendheid te winnen.
Life is a long song:
http://www.youtube.com/watch?v=4RJ6VX1BIeo&mode=related&search=
In 1973 was het de bedoeling van de band om een dubbelalbum op te nemen in het
belastingvrije Château d'Hérouville (iets wat onder andere The Rolling Stones en Elton John
ook deden in die periode), maar ze waren niet tevreden over de kwaliteit van de opnamestudio
en verlieten het, en doopten het gekscherend Château d'Isaster (een gedeelte van deze
opnames werd later uitgebracht op de 20 Years Of Jethro Tull 3CD Box Set. De complete
opname werd in 1993 uitgebracht op Nightcap.). In plaats daarvan namen ze snel A Passion
Play op en brachten dat uit. Ook dit was een conceptalbum met slechts 1 nummer, net zoals
Thick As A Brick, deze keer met erg allegorische lyrics. Na enkele jaren groeiende populariteit
verkocht A Passion Play erg goed, maar ontving over het algemeen slechte kritieken met
koppen als Play Without Passion en Tull Quit. Tot dit punt had Anderson een vriendelijke
relatie met de muziekpers, maar dit album markeerde een keerpunt in deze relatie. Ze hadden
de piek in popularteit bij de critici gepasseerd na de drie monsters Aqualung, Thick As A Brick
en Living In The Past, zelfs al hield hun populariteit bij het publiek onverminderd aan.
Toen, in 1974 kwam War Child, een album geschreven met de intentie als muziek voor een
filmproductie, en bereikte plaats 2 in de Billboard charts en werd met wat meer gejuich
ontvangen als het voorgaande album. Het nummer Bungle In The Jungle werd een zomerhit in
Amerika. Het nummers Only Solitaire is naar verluidt gericht tot L.A. Times muziekresencent
Robert Hilburn, een van Anderson's heftigste commentatoren:
Brain-storming habit-forming battle-warning weary
winsome actor spewing spineless chilling lines the critics falling over to tell themselves he's boring and
really not an awful lot of fun.
Well who the hell can he be when he's never had V.D.,
and he doesn't even sit on toilet seats?
Court-jesting, never-resting - he must be very cunning
to assume an air of dignity
and bless us all with his oratory prowess, his lamebrained antics and his jumping in the air.
And every night his act's the same and so it must be all
a game of chess he's playing "But you're wrong, Steve: you see, it's only solitaire."
Steve is Steve Peacock, een andere grote afschrijver van Jethro Tull.
In 1975 bracht de band Minstrel In The Gallery uit, een album wat wel lijkt op Aqualung met
het contrast dat het wat softer is, veel akoestische guitar-gebaseerde stukken met langere,
meer bombastisch solo's van Barre's elektrische gitaar. Dit album kreeg gemixte reviews,
maar het werd uiteindelijk bekend als een van Jethro Tull's meest geliefde albums van de fans,
en zelfs bij een groep mensen die eigenlijk vooral Aqualung een goed album vinden maar niet
erg houden van de meer progressieve andere albums. Na dit album, verliet HammondHammond de band, en werd vervangen door John Glascock.
http://www.youtube.com/watch?v=Mj33u5kqNnk&mode=related&search=
http://www.youtube.com/watch?v=3jUdf91aZjM&mode=related&search=
Deze bezetting bracht een nieuw conceptalbum uit, deze keer over een op leeftijd geraakte
rocker: Too Old To Rock 'n' Roll: Too Young To Die!. Anderson, geprikkeld door de
kritieken (vooral die van A Passion Play), kwam met een respons: messcherpe teksten. De
pers gingen deze tactische zet uit de weg, en vroegen in plaats daarvan of het album
autobiografisch was — een aantijging die Anderson vurig ontkende.
In 1976 en 1977 zijn respectievelijk de twee-eenheid compilatiealbums M.U.- The Best Of
Jethro Tull en Repeat: The Best Of Jethro Tull - Vol. II uitgebracht.
Tijdens de vroege jaren '70 groeide Jethro Tull van een progressieve blues band naar een van
de grootste concertspectakels ter wereld. De concerten van de band waren beroemd om hun
theatrale en lange medleys met superieure instrumentale improvisaties. En terwijl de vroege
Jethro Tull shows een manische Anderson met wilde bos haar en baard, gekleed in haveloze
overjas en versleten kleding bevatten, werden de kostuums professioneler (maar niet minder
bijzonder) zodra de band beroemder werd. Dit bereikte zijn toppunt tijdens de War Child tour:
Anderson in een oversized codpiece en idioot kleurrijk carnaval-esque kostuum. Andere
bandleden bleven niet achter, met Hammond-Hammond in een zwart-wit diagonaal gestreepte
outfit én gitaar, Evan in een strak wit pak met stropdas, Barlow in een veel te kleine korte
broek en Barre in kamerjas met binocle. Liveshows bevatten interactieve intermezzo's,
inclusief on-stage telefoongesprekken, korte films, en toneelstukjes zoals The Story Of The
Hare Who Lost His Spectacles.
Zodra de band een wat meer gesettelde stijl ontwikkelden eind jaren '70, veranderden ook de
kostuums in een meer sereen geheel en werden de concerten ook wat normaler. Anderson
droeg vaak een kostuum zoals de landheren van een dorp in de Schotse historie dat deden.
Maar toch bevatten de shows nog steeds bombastische instrumentale stukken die naar een
climax toewerken, en ook de beroemde gigantische ballonnen die Anderson op zijn hoofd
balanceert en in het publiek gooit.
Skating away (on the thin ice of a new day): (live 1977)
http://www.youtube.com/watch?v=-rWoMqQdH0U&mode=related&search=
Folkrock
Jethro Tull sluit het decenium af met een trio folkrock albums, Songs From The Wood, Heavy
Horses en Stormwatch. Songs From The Wood was het eerste album van de band wat
unaniem positieve reviews kreeg sinds Living In The Past.
De band had een tijd vriendschappelijke banden met folkrockers Steeleye Span. Hoewel
Jethro Tull formeel niet tot de folkrock beweging werd gerekend (die zo een 10 jaar eerder
begonnen was door Fairport Convention), was er een duidelijke uitwisseling van muzikale
ideeën tussen de folkrockers en Jethro Tull. Daarnaast was Anderson verhuisd van Londen
naar een boerderij in Schotland, en deze nieuwe landelijke levensstijl is gereflecteerd op deze
albums. Bijvoorbeeld is het titelnummer van Heavy Horses een lofzang voor de trekpaarden.
Het tourleven van de band bleef doorgaan, en ze brachten een live dubbelalbum uit in 1978,
getiteld Live: Bursting Out, en bevat dynamische livenummers van de line-up die door veel
fans wordt gezien als het gouden tijdperk van de band. Ook de vaak schunnige podiumscherts
van Anderson met het publiek en bandleden is aanwezig ("David is even weg om te pissen.
Ah, hij is terug. Heb je er even een goede slinger aan gegeven?"). Naast de dubbel LP (en nu
dubbel CD) is er ook een goedkopere enkele CD in omloop waar de nummers Quatrain,
Conundrum en Sweet Dream weggelaten zijn.
In 1978 kreeg Jethro Tull, met Uriah Heep in het voorprogramma, de eer om de eerste transatlantische live televisieuitzending te doen. Hun optreden werd vanuit Madison Square
Garden, New York, via de satelliet live uitgezonden in Europa en zowel Noord- als ZuidAmerika, waarmee ze in totaal 400 miljoen mensen bereikten. Tijdens deze tour werd
Glascock overigens wegens een hartoperatie tijdelijk vervangen door Tony Williams.
Gedurende deze folkrock periode werd David Palmer een fulltime bandlid als tweede
keyboardspeler. Eerder componeerde hij al de muziekstukken voor orkest die op veel
voorgaande albums aanwezig waren. Bassist Glascock stierf in 1979 na een hartoperatie en
Stormwatch werd zonder hem afgemaakt (Anderson speelde de bass op een paar nummers).
Hierna besloot Anderson zijn eerste soloalbum te gaan maken.
Elektronische rock
Tijdens de opnames van Anderson's soloalbum bleek dat het toch meer een groepsproces
werd dan en solo-uiting, en daarom is besloten het als een Jethro Tull uit te brengen. Dit was
in 1980, en het album heet A. Naast Anderson speelt Barre op elektrische gitaar, David Pegg
(die na de dood van Glascock was aangetrokken uit Fairport Convention) op basgitaar, en
Mark Craney op de drums. Het album had een erg electronisch geluid, bijgedragen door
keyboardspeler en violist Eddie Jobson (van onder andere UK en Roxy Music). De sound was
complete anders dan eerdere Jethro Tull opnames, voornamelijk door het prominente gebruik
van synthesizers.
Met dezelfde gemoederen als het album maakte de band een muziekvideo Slipstream, een
film van een concert in London's Hammersmith Odeon in September 1980 met deze A lineup. De electronische stijl was zelfs meer prominent in de liveoptredens en liet ook zijn sporen
na in bestaande nummers zoals Locomotive Breath. De meer klassieke Jethro Tull sound was
meer geprononceerd in een complete akoestische versie van Skating Away On The Thin Ice Of
The New Day met Pegg op mandoline. Slipstream was lange tijd een zeldzaamheid op VHS,
maar is sinds 2004 gratis als bonus DVD bij A.
Jobson en Craney scheidden hun wegen na de A tour en Jethro Tull kwam in een periode met
wisselende drummers (onder andere Phil Collins en Paul Burges, hoewel voornamelijk Gerry
Conway en Doane Perry). Peter-John Vettese verving Jobson op keyboards, en de band
keerde terug naar een meer folkrock stijl - hoewel ook met synthesizers - om in 1982 The
Broadsword And The Beast uit te brengen. Het album ging over Keltische en Germaanse
thema's, en op de cover stond een mythologische vikingachtige figuur. De tour had Spinal
Tap-waardige proporties; het podium was getransformeerd tot rondreizend vikingschip, en
Anderson liep met een groot monster op zijn schouders rond. Het album werd vooral in
Duitsland en Scandinavië een groot succes. 1981 was het eerste jaar dat de band geen album
heeft uitgebracht.
Anderson kwam eindelijk met zijn eerste soloalbum in 1983, in de vorm van een hevig
electronisch Walk Into Light. Zoals met latere solouitingen van Anderson en Barre vonden
sommige van deze nummers hun weg in de Jethro Tull liveset.
In 1984 bracht Jethro Tull Under Wraps uit, alweer een hevig electronisch album. Hoewel de
band erg trots en tevreden over het album was, werd het niet goed ontvangen, vooral in
Noord-America niet. Als een gevolg van de keelproblemen die Anderson ondervond bij het
zingen van het Under Wraps materiaal tijdens de tour, nam de band een twee jaar durende
pauze (slechts 1 concert in 1985 en maar 6 in 1986). In deze periode maakte Anderson fortuin
door zeer actief met zijn zalmkwekerijen aan de slag te gaan.
Een concert van de Under Wraps tour werd uitgezonden door de BBC en is later op CD
uitgebracht: Live At Hammersmith '84.
Om een signaal aan de fans af te geven dat de pauze die de band vanaf 1985 inlast wat hen
betreft tijdelijk is wordt het compilatiealbum Original Masters uitgebracht in datzelfde jaar.
Hardrock
Jethro Tull kwam in 1987 sterker en machtiger terug dan men kon verwachten met Crest Of A
Knave, zonder Vettese (Anderson speelde de keyboards op het album). De band leunde veel
sterker op Barre's elektrische gitaar dan ze gedaan hadden sinds begin jaren '70, en het album
ontving goede recensies en was een commercieel succes. Meteen wonnen ze een Grammy
Award voor Best Hard Rock/Metal Performance, waarmee ze grote favorieten Metallica
versloegen. De award was gedeeltelijk controversieel omdat veel mensen Jethro Tull geen
hardrock band vinden, en al helemaal niet heavy metal. En natuurlijk waren ze feitelijk in de
basis nog altijd een progressieve rockband. Commentaar van Anderson hierop:
"Het is nu eenmaal een feit dat Jethro Tull geen pure
heavy metal band is en ook geen pure hardrock band.
Maar ik daag iedereen uit om te bewijzen dat er in onze
muziek geen hardrock-ínvloeden zitten, zeker als je naar
onze liveshows kijkt. Onze live-uitvoeringen bevatten
veel hardrock elementen: harde riffs, keiharde drums,
gierende gitaarsolo's en gierende vocalen."
En eigenlijk vind Anderson de progrock ook veel boeiender dan hardrock:
"Muziek heeft meer elementen zoals drama, licht en
schaduw, teksten, volume en tonen, en die horen er
allemaal bij. Metallica is red meat and potatoes vind ik.
Ik doe er wat salade bij, pastiches en zeebanket. Muziek
maken is net als de liefde bedrijven; je kunt het snel open-neer doen zoals Metallica, of er samen wat moois
van maken."
De eerste Grammy in deze categorie ooit was in ieder geval een flinke klap in het gezicht van
veel heavy metal fans (na deze uitreiking, en wellicht vanwege deze uitreiking, werden twee
in volgende jaren twee verschillende Grammys uitgereikt: een voor hardrock en een voor
heavy metal). Het advies van Jethro Tull's management was om niet naar de ceremonie te
gaan omdat ze toch geen kans om te winnen hadden. Misschien maar goed ook, want toen
bekend werd dat ze gewonnen hadden begonnen veel metalfans in het publiek met boegeroep. Als respons op de kritiek die ze kregen over de award (alsof ze er zelf iets aan konden
doen) plaatste de band een advertentie in een Brits muziektijdschrift met de slogan "The flute
is a (heavy) metal instrument!".
Het jaar erop won Metallica alsnog een Grammy, en hun dank ging uit naar Jethro Tull: "The
first thing we've got to do is obviously - like you guys were expecting - we've got to thank
Jethro Tull for not putting out an album this year, right."
De stijl van Crest Of A Knave wordt wel eens vergeleken met die van Dire Straits, gedeeltelijk
omdat Anderson na zijn stemproblemen niet langer de vocalrange bleek te hebben als
voorheen. Jethro Tull's openhartige behandelmethode van seksualiteit was wél onverminderd.
Het album bevat het populaire nummer Budapest wat tegenwoordig veel live gespeeld wordt,
en schildert een backstage-scène af met een verlegen meisje dat als hulpje voor hen werkte
tijdens een concert in Budapest. De Rock Island tour in 1989 bevatte een schimmenspel van
lenige dansers tijdens het nummers Kissing Willie, eindigend in poses die grenzen aan
pornografie.
Een ander nummer van Rock Island (een album dat qua stijl voortborduurt op Crest Of A
Knave, met gastkeyboardspeler Martin Allcock), Big Riff And Mando vertelt het verhaal van
de diefstal van Barre's dure mandoline tijdens een tour door Amerika door een fan, die via een
radiouitzending liet weten de mandoline alleen terug te geven in ruil voor een optreden:
"Big Riff, rough boy, wants to be a singer in a band.
A little slow in the brain box, but he had a quick right
hand."
(...)
"Ringing on the radio, got a proposition for those
English boys.
I'll make the sing-song you can make the background
noise."
In 1991 kwam dan Catfish Rising. Dit wordt ook wel eens een heavy blues album genoemd,
omdat het naast hardrock veel van hun vroege blues elementen bevat. Dat men qua stijl al
helemaal de draad kwijt was in welk hokje Jethro Tull geplaatst moest worden, was te merken
aan het feit dat Catfish Rising gelijktijdig zowel in de folkrock-charts als de hardrock-charts
in de top 10 stond.
Een concert van de Catfish Rising tour werd uitgezonden door de BBC en is later op CD
uitgebracht: Jethro Tull In Concert.
In 1992 volgt het een semi-akoestisch livealbum A Little Light Music die goed ontvangen
werd bij de fans vanwege de opmerkelijke verandering in compositie van veel nummers, en
een bewerking van een traditioneel Engels lied John Barleycorn. De zang komt opmerkelijk
goed tot zijn recht in deze setting. De bezetting op dit album is Anderson, Barre en Pegg, nu
samen met Dave Mattacks (Fairport Convention) die zowel de drums als het keyboard speelt.
Anniversary's
In 1988 bestond Jethro Tull 20 jaar en gaf ter gelegenheid daarvan een Limited Edition 3CD
Box Set 20 Years Of Jethro Tull uit met onder andere livenummers en onuitgebrachte
nummers. Daarvan is ook een goedkopere enkele CD versie uitgebracht.
Logisch vervolg is de viering van de 25e verjaardag van Jethro Tull in 1993 met een Limited
Edition 4CD 25th Anniversary Box Set, een 2CD uitgave The Best Of Jethro Tull - The
Anniversary Collection en een VHS met een documentaire genaamd A New Day Yesterday.
Een andere noemenswaardige actie ten behoeve van die verjaardag is het alsnog uitbrengen
van de gewraakte Château d'Isaster Tapes op verzoek van de die-hard fans. Hierbij werd een
bonus CD gedaan die uitsluitend onuitgebrachte nummers bevatte (voornamelijk uit de
periode 1988-1993); deze CD-combinatie werd Nightcap genoemd.
Alternatieve rock
De band tourde in 1994 voor het eerst door Aziatische landen als India en de stad Dubai met
Perry vanaf dit punt als de vaste drummer, en Andrew Giddings de vaste keyboardspeler
(beide speelden eerder al voor de band, maar dan tijdelijk). Door deze oosterse culturen werd
Anderson erg geïnspireerd, en het album Roots To Branches uit 1995 laat duidelijk worldmusic inlvoeden horen. Anderson hanteerde op het album naast de originele dwarsfluit ook de
Indian bamboo flute, or baby bansuri (later zou Jethro Tull weer enkele malen India en het
Midden-Oosten bezoeken, en heeft daar samen opgetreden met de 's werelds bekendste
bansuri-speler, Hariprasad Chaurasia). Verder heeft het album een hele oosterse sound, en
gaan de teksten onder andere over het rampzalige leven van jonge kinderen die als prostituee
in steden als Bombay zwerven, de onderdrukking van moslima's en schetst Anderson 3e
Wereld-straatbeelden. Maar ook luchtige nummers vinden hun weg naar dit album. De titel
van het album deed de Jethro Tull fans huiveren. Was dit het laatste album van de
kunstenaars? Ze werden niet teleurgesteld.
Ook in 1995 kwam Anderson's tweede soloalbum, Divinities: Twelve Dances With God. Dit
was een klassiek album wat totaal niet vergeleken kan worden met de Jethro Tull muziek. Het
is compleet instrumentaal, met een cover met de tekens van vier grote wereldreligies. Het zou
in een klassieke muziek collectie tussen Vivaldi en Mozart niet misstaan. Opvallend dat juist
dit album op plaats 1 stond in de Billboard charts.
Direct na de opnamen van Roots To Branches verliet Pegg de band om verder te gaan met zijn
band Fairport Convention (de laatste jaren combineerde hij het touren met beide bands
tegelijk), omdat hij het rustiger aan wilde doen, en deze band lang niet zo'n actief tourleven
had. Zijn plaatsvervanger maakte de bezetting zoals hij heden ten dage nog steeds is: Jonathan
Noyce werd de nieuwe bassist.
In 1999 kwam het album J-Tull Dot Com. Ook hier weer volop oosterse invloeden te horen,
met zelfs een achtergrond zangeres uit India op het titelnummer. Het album gaat over het
moderne internet-tijdperk, het ouder worden en Anderson's katten. Naast de oosterse
invloeden is dit album ook nogal heavy. Eén recensent schreef zelfs: "This is it! Jethro Tull
goes Iron Maiden!"
Nieuw millennium
Vervolgens, in 2000 kwam Anderson's derde soloalbum, The Secret Language Of Birds. Het
titelnummers is een ode aan de dawn chorus. Op dit album doet Anderson wat hij ook in
Jethro Tull doet, maar dan zonder de overige bandleden. Het is een akoestisch album Anderson is immers de unplugged guy in een rockband - met nummers die, als ze elektrisch
werden herschreven, zo door zouden kunnen gaan voor Jethro Tull nummers qua teksten en
complexiteit. Andrew Giddings assisteerde Anderson op dit album, net zoals ze ook samen
Divinities: Twelve Dances With God hebben gemaakt.
In 2001 werd een nieuw compilatiealbum uitgebracht, The Very Best Of Jethro Tull, en
werden enkele concerten van Jethro Tull gefilmd waar in 2002 een DVD van werd uitgegeven
(Living With The Past), alsmede een gelijknamige live CD.
In 2003 kwam Anderson's vierde soloalbum Rupi's Dance vernoemd naar één van zijn katten,
en dit album is meer nog dan Walk Into Light en The Secret Language Of Birds een Jethro
Tull-achtig album. Deze keer semi-akoestisch, met opvallend veel gastmuzikanten en
orkestrale stukken.
The Jethro Tull Christmas Album wordt in dezelfde maand als Rupi's Dance uitgebracht, en
bestaat voor 1/3 uit bestaande, en 2/3 nieuwe (kerst)nummers. Het idee kwam van de
platenmaatschappij, en het is ook een minder rockend album dan normaal. Het is wel te
vergelijken met de albums uit de folkrock periode.
Er kwam in 2005 een live DVD én dubbel CD van Anderson, genaamd Ian Anderson Plays
The Orchestral Jethro Tull. Ook werd het album Aqualung Live uitgebracht, in 2004 live
opgenomen tijdens een radiouitzending, en werd doorgegaan met wereldwijde tournees.
Op 20 december 2005 gaf Ian Anderson, samen met de Neue Philharmonie Frankfurt onder
leiding van John O'Hara, een concert in de Heineken Music Hall te Amsterdam. Dit concert
liet veel ruimte voor nieuwelinge Micarelli, die met haar viool een hardrock versie van Led
Zeppelin's Kashmir ten gehore bracht. Fans verschillen van mening of de aanwinst van
Micarelli een goede is. Dit is pas goed te beoordelen wanneer de samenwerking verder
uitgekristaliseerd is.
Verder doen alle bandleden nog veel werk als gastmuzikant bij andere bands. Puur voor het
plezier, en om die bands verder te helpen.
Ook doen Martin Barre en Ian Anderson solotours. Martin Barre doet dat met een andere
gitarist, Willy Porter. Ian Anderson heeft daarvoor een zelf samengestelde band, met zijn
zoon James Duncan achter de drums. Hij doet zowel Rubbing Elbows With Ian Anderson
shows, waar hij veel van zijn soloalbums speelt, maar ook semi-akoestische versies van Jethro
Tull nummers. Deze opzet bestaat voor 2/3 uit muziek, en 1/3 uit een cabaret-achtige
theatervorm. Maar ook doet hij, met dezelfde band Ian Anderson Plays Orchestral Jethro Tull
optredens (van de gelijknamige DVD en dubbel CD), waar Jethro Tull nummers en ook zijn
solonummers gespeeld worden door Anderson en zijn band, samen met een symphonie orkest.
In 2006 viert de huidige bezetting haar 11-jarig bestaan, en is daarmee de meest stabiele
bezetting uit de geschiedenis van Jethro Tull. Eind 2005 is daar Lucia Micarelli aan
toegevoegd. Later in 2006 zal Ann Marie Calhoun het stokje van haar overnemen, en in 2007
zal Anna Phoebe dat weer van haar doen.
In de herfst van 2006 doet Jethro Tull een akoestische tour, waarbij ze ook Nederland
aandoen. 23 en 24 november staan ze in 013 te Tilburg. De bezetting bestaat uit enkel de
bandleden Ian Anderson en Martin Barre, vergezeld door een violiste en de Rubbing Elbows
Band.
Vooralsnog zijn in 2007 concerten gepland in Argentinië, Brazilië, Chili, Engeland,
Duitsland, Nederland, Peru en Uruguay. In Nederland zullen ze slechts één concert geven: 2
juni in de Waerdse Tempel te Heerhugowaard.
Anderson heeft in de zomer van 2006 een groot gedeelte van zijn nieuwe soloalbum
opgenomen. Deze wordt waarschijnlijk in mei 2007 uitgebracht. Ook Martin Barre heeft voor
2007 een nieuw soloalbum in de planning. Daarnaast is platenmaatschappij EMI van plan een
akoestische best of van de band uit te brengen. Om voor de fans toch nog iets bijzonders te
maken van deze uitgave heeft Anderson besloten om als bonus enkele livenummers aan dit
album toe te voegen. Daarnaast zullen in 2007 twee nieuwe DVD's uitgebracht worden. De
een zal een compilatie zijn van TV optredens en live materiaal uit het archief van de Duitse
zender ZDF. De tweede zal een concertverslag van het concert van Jethro Tull op het
Montreux Jazz Festival 2003 zijn.
Martin Barre's soloalbums
Ook Barre heeft vier soloalbums uitgebracht, waarvan de eerste, A Summer Band (1992), een
live album is van gelimiteerde oplage. De andere drie zijn in dezelfde stijl (A Trick Of
Memory (1994), The Meeting (1996) en Stage Left (2003)): vooral instrumentaal, en zwaar
gitaargeorienteerd. Anders dan de Anderson albums wijken ze meer af van de originele Jethro
Tull, alhoewel ze typisch de manier van spelen van Barre tonen. Door het beluisteren van
deze albums blijkt dat Barre wellicht tegen verwachting in een dikke vinger in de pap heeft in
de sound van Jethro Tull.
Relatie met de pers
Na A Passion Play was de relatie tussen de Britse en Amerikaanse muziekpers en Jethro Tull
(met name Anderson) ernstig verstoord. Met enige uitzonderingen zoals de Grammy award
wordt de band volkomen genegeerd, maar zo rond het jaar 2000 komt daar langzaamaan
verandering in. Echter verbruidt hij het in Amerika snel weer door een aantal uitspraken in
een interview. De rel werd zelfs zo groot dat vele radiostations hun muziek weigeren te
draaien. Het ging om deze uitspraken, gedaan in de tijd dat er veel ophef over de oorlog in
Irak was, van Ian Anderson in een interview:
"I hate to see the American flag hanging out of every
bloody station wagon, out of every SUV, every little
Midwestern house in some residential area. It's easy to
confuse patriotism with nationalism. Flag waving ain't
gonna do it!"
"Americans are in a dreadful pickle at the moment,
being they're the villains of the planet as far as roughly
half the population of the world is concerned. Half the
world pretty much hates Americans."
"We keep the flag-waving out of normal society these
days, because we know that it just engenders old
animosities - we old Europeans who are a little sadder
and wiser as a result of having the shit beaten out of us
a number of times, and our cities and national
monuments destroyed. We're probably a little more
sanguine about this than the very sensitive American
psyche, which has not experienced or had to endure
these offenses on its home turf."
Aangetekend moet worden dat niet alle media hieraan meedoen. Het zijn vooral de grote
gerenomeerde muziektijdschriften; de kleinere tijdschriften en lokale reguliere pers doen dit
niet of minder. In veel landen op het Europese continent (met name Duitsland, Oostenrijk,
Zwitserland en Italië), Zuid-Amerika en Azië is dit ook niet het geval. In Duitsland wordt de
band zelfs veelvuldig gevraagd voor televisieshows en grote evenementen en beleven ze op
dit moment hun tweede hoogtepunt qua populariteit.
In het thuisland Engeland lijkt sinds 2005 ook een ommekeer te wezen. De BBC heeft
Anderson voor hun 2006 tour veelvuldig geinterviewd voor zowel de TV als de Radio, en ook
de bladen werken mee. Deze tour was dan ook al maanden van tevoren compleet uitverkocht.
Populariteit
Mede door de boycot van de pers sinds halverwege de jaren '70 is Jethro Tull op dit moment
minder bekend en geliefd dan voorheen. Bedenk dat ze op hun hoogtepunt op plaats 2 in de
populariteitspolls stonden tussen The Beatles en The Rolling Stones. Zo hoog zouden ze nu
zeker niet eindigen, hoewel weinig mensen zullen tegenspreken dat ze tot de Grote Zes der
progressieve rock behoren; dat zijn Jethro Tull, Pink Floyd, King Crimson, Yes, Genesis en
Emerson, Lake and Palmer. Er blijft een schare zeer trouwe fans die de band op handen
draagt. Er wordt vaak gezegd dat de muziek van Jethro Tull niet erg toegankelijk is, maar ben
je eenmaal zover, dan je voor de rest van je leven bent verkocht, en eigenlijk wordt dat ook
wel als een eigenschap van veel progressieve rockbands gezien. Hun popularteit blijkt ook als
de letterlijk honderden illegaal te verkrijgen bootlegs ziet, en de tientallen fanclubs en
coverbands.
De teller van CD verdiensten staat inmiddels op ruim 1 miljard dollar door de jaren heen.
Jethro Tull heeft in de loop der jaren ongeveer 3500 concerten gegeven. Ze hebben 5 platina,
en 11 gouden albums. Anderson verraste iedereen (wellicht zichzelf) door in de top van
grootste belastingbetalers van Groot-Brittannië te staan, en is volgens bronnen de rijkste
rockmuzikant ter wereld.
Trivia

De scène in de film Anchorman uit 2004 waar Will
Ferrell's karakter, Ron Burgandy, jazzfluit speelt, is vol
van Jethro Tull referencies. De meest duidelijke is waar
Burgandy de lyric "Hey Aqualung!" schreeuwt.

Aan het eind van elk concert worden grote ballonnen
door Anderson in het publiek gegooid nadat hij ze een
poosje op zijn hoofd heeft laten balanceren.
 Alle albums (buiten de compilaties) tot en met Roots To
Branches zijn in Digitally Remastered versie
uitgegeven. Deze bevatten meestal outtakes, live
nummers of videoclips als bonus, alsmede een
uitgebreid boekje met een voorwoord van Anderson.
 Er is in 2006 een aflevering van The Simpsons gemaakt
over Jethro Tull.
 Tijdens optredens staat Anderson vaak op 1 been te
fluiten, een typische en beroemde pose. Vaak wordt
hem in interviews gevraagd waar die gewoonte vandaan
komt. Steevast is dan zijn antwoord: "In onze
beginjaren droeg ik altijd een zeer strakke broek tijdens
de optredens. Als ik dan hoge tonen moest fluiten,
veroorzaakte dat bepaalde samentrekkingen in het kruis
waardoor een van mijn benen omhoog schoot."
Jethro Tull CD's




























This Was (1968)
Stand Up (1969)
Benefit (1970)
Nothing Is Easy: Live At The Isle Of Wight 1970 (1970)
(live)
Aqualung (1971)
Thick As A Brick (1972)
Living In The Past (1972)
A Passion Play (1973)
War Child (1974)
Minstrel In The Gallery (1975)
M.U.- The Best Of Jethro Tull (1976)
Too Old To Rock 'n' Roll: Too Young To Die! (1976)
Songs From The Wood (1977)
Repeat: The Best Of Jethro Tull - Vol. II (1977)
Heavy Horses (1978)
Live: Bursting Out (1978) (2cd) (live)
Stormwatch (1979)
A (1980)
The Broadsword And The Beast (1982)
Under Wraps (1984)
Live At Hammersmith '84 (1984) (live)
A Classic Case (1985)
Original Masters (1985)
Crest Of A Knave (1987)
20 Years Of Jethro Tull (1988) (3cd)
20 Years Of Jethro Tull (1988)
Rock Island (1989)
Catfish Rising (1991)













Jethro Tull In Concert (1991) (live)
A Little Light Music (1992) (live)
25th Anniversary Box Set (1993) (4cd)
The Best Of Jethro Tull - The Anniversary Collection
(1993) (2cd)
Nightcap (1993) (2cd)
Roots To Branches (1995)
J-Tull Dot Com (1999)
The Very Best Of Jethro Tull (2001)
Living With The Past (2002) (live)
The Essential Jethro Tull (2003)
The Jethro Tull Christmas Album (2003)
Aqualung Live (2005) (live)
Best Of Acoustic Jethro Tull (werktitel), inclusief
livetracks (maart 2007)
http://www.rockmagic.net/guitar-tabs/jethro-tull/
hun homepage
http://www.j-tull.com/
Leuke filmpjes:
http://www.youtube.com/watch?v=_QDwzDW5eII
http://www.youtube.com/watch?v=W6wLooceRYI
http://www.youtube.com/watch?v=hSar1DBwFDY
Rocks On The Road
There's a black cat down on the quayside.
Ship's lights, green eyes glowing in the dark.
Two young cops handing out a beating:
know how to hurt and leave no mark.
Down in the half-lit bar of the hotel
there's a call for the last round of the day.
Push back the stool, take that elevator ride.
Fall in bed and kick my shoes away.
Rocks on the road.
Can't sleep through the wild sound of the city.
Hear a car full of young boys heading for a fight.
Long distance telephone keeps ringing out engaged:
wonder who you're talking with tonight.
Who you talking with tonight?
Rocks on the road.
Tired plumbing wakes me in the morning.
Shower runs hot, runs cold playing with me.
Well, I'm up for the down side, life's a bitch
and all that stuff:
so come and shake some apples from my tree.
Have to pay for my minibar madness.
Itemised phone bill overload.
Well now, how about some heavy rolling?
Move these rocks on the road.
Crumbs on the breakfast table.
And a million other little things to spoil my day.
Now how about a little light music
to chase it all away?
To chase it all away.
Official related and solo albums:
Year
1983
1990
1993
Album
Ian Anderson: Walk Into Light
The John Evan Band: Live '66
Martin Barre: A Summer Band
1994
1995
1996
2000
2003
2003
Martin Barre: A Trick Of Memory
Ian Anderson: Divinities - Twelve
Dances With God
Martin Barre: The Meeting
Ian Anderson: The Secret
Language Of Birds
Ian Anderson: Rupi's Dance
Martin Barre: Stage Left
http://www.collectingtull.com/Albums/Discography.html
JETHRO TULL RULES !!!!
Tot zover!!
Download