Schoolgids 2005-2006 - John F. Kennedy Basisschool

advertisement
Een woord vooraf bij de versie juli 2013
De schoolgids is bedoeld om de communicatie tussen ouders en school te stimuleren. Het is
van groot belang dat ouders weten waar ze voor kiezen, niet in het minst vanwege het
speciale onderwijsconcept dat onze school voert. De school is een gemeenschap waar
kinderen niet alleen kennis vergaren, maar waar ze ook volop de gelegenheid krijgen zich te
ontwikkelen in een houding van zelfvertrouwen, zelfkennis en positief gedrag. Zo trachten wij
bij te dragen aan de opvoeding van uw kind. Deze gids wordt u eenmalig verstrekt. Alleen
wanneer er grote veranderingen zijn krijgt u een nieuw exemplaar. In de bijlage vindt u de
veranderlijke gegevens.
Wat staat er in deze schoolgids?
Door middel van deze gids wordt u geïnformeerd over de achtergronden van het
Jenaplanonderwijs en i.h.b. over onze Jenaplanschool. De schoolgids is het resultaat van de
samenwerking tussen het schoolbestuur, de oudervereniging, de medezeggenschapsraad
en de teamleden. Van elk der geledingen zult u hier en daar een bijdrage kunnen lezen.
U leest over het onderwijs, organisatie, de zorg voor kinderen, hoe de school omgaat met
kinderen die extra zorg nodig hebben, de democratie, wat van ouders wordt verwacht en wat
ouders van de school kunnen verwachten en tot slot hoe wij omgaan met prestaties en
toetsresultaten.
Een verdere uitwerking van wat we doen en waarom we het zo doen staat in het schoolplan.
Mocht u nog iets missen in onze gids, laat het ons dan weten. Voor een persoonlijk
onderhoud kunt u altijd een afspraak maken.
Joep Verduin
Niet omdat het moeilijk is, durven we het niet aan, maar omdat we het niet aandurven,
is het moeilijk
Seneca
Inhoudsopgave:
Blz.
1
De school
4
1.1
1.2
1.3
1.4
Richting
Schoolbestuur
Situering
Schoolgrootte
2.1
2.2
Waar de school voor staat
Een katholieke school
Historische achtergronden van het Jenaplanonderwijs
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
Basisprincipes in de Jenaplanschool
Basisprincipes
Het klimaat van de school
De doelen van de school
Toelating, schoolverzuim, verlof, schorsing en verwijdering
De organisatie van het onderwijs
De organisatie van de school
De activiteiten van de kinderen
De voorzieningen in het gebouw
12
3.1
3.2
3.3
De zorg voor de kinderen
De opvang van nieuwe kinderen in de school
Het volgen van de ontwikkelingen van de kinderen (LVS)
Het begeleiden van de overgang van kinderen naar het v.o.
Activiteiten voor kinderen
16
4.1
4.2
4.3
4.4
De groepsleiders
Wijze van vervanging bij afwezigheid
De inzet van onderwijs- en klassenassistenten
De begeleiding en inzet van stagiaires van PABO’s
Bedrijfshulpverlening
20
5.1
5.2
5.3
5.4
De ouders
Ouderhulp
Het belang van de betrokkenheid van de ouders
Informatievoorziening aan ouders over het onderwijs en de school
Inspraak
Ouderbijdrage
Naschoolse opvang
Communicatie over de ontwikkelingen van uw kind
Klachtenprocedure
Schoolverzekering voor leerlingen
Webprotocol
Sponsoring
Nota`s ( bijvoorbeeld kledingvoorschriften ea.)
21
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
6.6
6.7
6.8
6.9
6.10
6.11
6.12
De ontwikkelingen van het onderwijs
25
2
3
4
5
6
7
7.1
7.2
Activiteiten ter verbetering van het onderwijs in de school
Zorg voor de relatie school en omgeving
6
1 De school
1.0
De school
Katholieke basisschool John F. Kennedy te Hendrik-Ido-Ambacht
Hoofdlocatie Druivengaarde 5
Locatie
Steenbakkersstraat 18
3344 PK
3342 BT
Brinnummer: 12BR
Hendrik-Ido-Ambacht 68 12 007
Hendrik-Ido-Ambacht 68 14 13 5
Email [email protected]
Web
www.johnfkennedybasisschool.nl
Webadres van alle SKOBA-scholen :
www.skoba.nl
Schoolleiding
De school heeft een managementteam bestaand uit de directeur en de
twee locatieleiders.
Joep Verduin directeur
( [email protected] ).
Serge Bomius, locatieleider Volgerlanden ( [email protected] )
Jacoline Molenaar, locatieleider Steenbakkersstraat ( [email protected] )
Van de leerlingen staan de gegevens vermeld in de leerlingenlijst, die aan het begin van het
schooljaar aan de eigen groep wordt uitgedeeld. Deze lijst bevat: naam, adres,
geboortedatum en een telefoonnummer. ( Mits er iets geheim is geregistreerd)
Spreken met de schoolleiding en/of met de groepsleider.
Als er zich zaken voordoen die u wilt bespreken, kunt u zich elke dag na schooltijd wenden
tot de desbetreffende groepsleider. Wij stellen het op prijs als u hiervoor een afspraak
maakt.
Wilt u de schoolleiding spreken, belt u dan even of geef het even door aan een groepsleider.
Meestal kan er dan op korte termijn een afspraak gemaakt worden.
Eventuele vragen kunt u ook stellen aan de leden van de ouderraad en de M.R.( zie bijlage)
1.1. Richting
De “John F. Kennedy" is een katholieke basisschool, die werkt volgens het
Jenaplanconcept.
In veel zaken die hierna worden beschreven komen ook tal van aspecten, die te maken
hebben met de katholieke geloofsovertuiging, naar voren. Het Jenaplanconcept simuleert in
onderwijssituaties het gezin. Daarom is het van belang, dat er bij het kind thuis en op school
niet al te verschillend wordt gedacht over normen en waarden m.b.t. opvoeding en
onderwijs.
1.2
Schoolbestuur
Onze school maakt deel uit van de Stichting Katholiek Onderwijs Bernardus Alfrink (SKOBA). Dit
schoolbestuur is het bevoegd gezag van 8 basisscholen en 1 school voor speciaalbasisonderwijs
met in totaal bijna 2.100 leerlingen. De scholen van SKOBA staan in Dordrecht, Zwijndrecht,
Hendrik-Ido- Ambacht en Gorinchem. Skoba is tevens het bevoegd gezag over een drietal
peuterspeelzalen, verbonden aan de SKOBA-basisscholen, in Dordrecht, Zwijndrecht en HendrikIdo-Ambacht.
SKOBA kent sinds 1 januari 2011 een College van Bestuur en een Raad van Toezicht. Voorzitter
van het College van Bestuur is mr.drs. Loek van Noort. Ter ondersteuning van het schoolbestuur en
de scholen is er een bestuursbureau bestaande uit enkele beleidsmedewerkers (o.a. voor
personele en financiële zaken), een bovenschoolse ICT-beheerder en een bestuurssecretaresse.
De contactgegevens van het schoolbestuur :
Bomkade 18, 3311 JD te Dordrecht, of telefonisch 078-6 32 62 00
1.3
Situering
De school heeft twee locaties:
Hoofdlocatie
Midden in de nieuwbouwwijk de Volgerlanden is een nieuwe locatie gestart. Hier zitten we
met de modernste infrastructuur. Het bijzondere van dit gebouw is dat we er met vier
denominaties in gehuisvest zijn. De welzijnsvoorzieningen zijn op hetzelfde kavel. De
Vlindertuin van Stichting Kinderopvang H.I Ambacht ligt naast ons. De zorgvoorzieningen
zijn ernaast gesitueerd.
Aan de Steenbakkersstraat en Schildmanstraat is de tweede locatie in Ambacht gelegen,
nabij het centrum. Uit de gehele gemeente komen de leerlingen naar deze locatie. Hier
hebben we een eigen peuterspeelzaal : De Koekepeer en met Stichting Kinderopvang
H.I.Ambacht is een BSO geregeld.
1.4
Schoolgrootte
De gehele school telt, lopende het jaar, tussen de 250 en 350 leerlingen. Deze kinderen zijn
verdeeld over 2 locaties. We hanteren, zo veel mogelijk, indien de situatie dat toelaat, drie
bouwen :
onderbouw (groep 0,1 en 2),
middenbouw (groep 3,4 en 5) en
bovenbouw ( groep 6,7 en 8).
Wij noemen onze groepen: stamgroepen. Deze stamgroepen hebben een eigen naam.
De formatie van de groepsleiders is voor een belangrijk deel afhankelijk van het aantal
leerlingen. Het ministerie stelt geld beschikbaar gebaseerd op dit aantal. Tevens bekostigt
het bestuur een stukje formatie uit eigen middelen. Daarnaast zijn er nog inkomsten van
derden, te denken valt aan gelden van het samenwerkingsverband WSNS en
projectsubsidies.
De school wordt geleid door een managementteam, bestaande uit de directeur en de
locatieleiders.
De groepsleiders op een jenaplanschool worden stamgroepleiders genoemd.
De directeur heeft geen lesgevende taken.
Er zijn meer dan 20 groepsleiders werkzaam, fulltime en parttime. Hiervan zijn er twee
interne begeleiders, die speciaal helpen bij de zorg.
Verder hebben een aantal groepsleiders, naast lesgevende taken ook remediërende taken.
Zij geven de kinderen extra hulp. Dit is voor kinderen die zowel “onderpresteren” als “boven
presteren”.
2. Waar de school voor staat.
2.1
Een katholieke school
In onze school dragen we uit dat we een katholieke school zijn. Dat doen we expliciet op
bepaalde momenten zoals bij het gebed, de godsdienstles, de kerkviering enz. Maar vooral
moet dit blijken uit de wijze waarop wij met elkaar in de school omgaan waarbij Christus ons
tot voorbeeld dient. Dit bevordert het klimaat om het individu de kans te geven tot volle
ontplooiing te komen.
Ook wordt er les gegeven in catechese. Alle groepen volgen voor dit vak de methode
Trefwoord. In groep 4 wordt er extra tijd besteed aan de voorbereiding op de 1e H.
Communie waar de school het werk van de werkgroep, bestaande uit ouders, zo goed
mogelijk ondersteunt. Het vormsel is tegenwoordig verplaatst naar de brugklas.
Met de pastoraal medewerkster is regelmatig contact. Zij verzorgt ook, zo mogelijk, ( vaak in
de school) de diensten.
Het bestuur heeft een eigen identiteitsbegeleider. Hij/zij bespreekt met het personeel de
ethische kanten van het onderwijs en draagt mee zorg voor de vormgeving van de
katholiciteit binnen de scholen
2.2
Historische achtergronden van het Jenaplanonderwijs
Het Jenaplan dankt zijn naam aan de voor de kinderen van alle gezindten en uit alle milieus
bestemde schoolgemeenschap die onder wetenschappelijke leiding van professor Petersen
(1884-1952) in de jaren 1924 - 1950 ontwikkeld werd in de school voor onderwijsresearch
aan de universiteit van Jena in Duitsland.
Petersen was een van de onderwijsvernieuwers van de jaren '20 die zich afzette tegen de
klassieke school, vooral omdat deze geen rekening hield met het feit dat alle kinderen naar
aanleg en tempo verschillen. De klassieke school legde naar mening van deze vernieuwers
een te sterke nadruk op de ontwikkeling van het intellect ten koste van lichamelijke, sociale
en muzische vorming.
Petersen hechtte veel waarde aan het opvoeden in groepsverband. Naar zijn idee moesten
kinderen van jongs af aan leren omgaan met de samenleving. Eerst was dat het gezin,
vervolgens de familie, daarna de buurt, later de school en tenslotte de maatschappij. Met
vallen en opstaan moesten kinderen leren elkaar te accepteren in alledaagse
samenlevingssituaties. De samenleving van later zou door het kind veelvuldig in allerlei
situaties geoefend moeten worden, door anderen te helpen, zelf geholpen te worden,
constructieve kritiek uit te oefenen en zich aan kritiek te onderwerpen. De ontwikkeling van
het individu en de groep zouden daarbij hand in hand moeten gaan. Er zou volgens
Petersen geen wezenlijke gemeenschap kunnen ontstaan zonder volledig en harmonisch
ontwikkelde individuele persoonlijkheden. Een school moest dus ruimte bieden voor
individuele ontplooiing naast het optimaal functioneren van de groep. Momenten van
zelfwerkzaamheid dienden te worden afgewisseld met groepsopdrachten. Op basis van
deze ideeën is de Jenaplanschool ontstaan.
Petersen onderscheidde een viertal pedagogische situaties, te weten gesprek, spel, werk en
viering. Binnen het ritmisch werkplan wisselen gesprek, werk, spel en viering zich
evenwichtig af. Het woord ritmisch slaat vooral op de regelmatige afwisseling tussen
spanning en ontspanning in het werkplan (rooster).
2.3
Basisbegrippen in de Jenaplanschool
De vier pedagogische situaties (grondvormen):
Gesprek
Praten is een van de belangrijkste uitdrukkingsmogelijkheden. Door een gesprek kunnen
mensen dichter tot elkaar komen. Groepsgesprekken maken een groep hechter. Dit is een
kind ook te leren. Vandaar dat in het Jenaplan het gesprek- en bij uitstek het kringgesprek een belangrijke plaats inneemt.
Spel
Een kind leert het gemakkelijkst door en tijdens spelen. Ook het leren
omgaan met elkaar gaat het snelst door een spel. Bijvoorbeeld door
het buitenspelen, in de pauze, maar ook gerichter door toneel, dans,
gymnastiek, kringspelletjes en gezelschapsspelen.
Werk
Werken is een verzamelwoord voor bezigheden die meer op een doel gericht zijn. Op
Jenaplanbasisscholen slaat dit op het uitwerken van onder meer opdrachten voor rekenen
en taal, wereldoriëntatie, schrijven, maar ook het verzorgen van het lokaal en het
voorbereiden van een kring of van evenementen. Dit gebeurt veelal in stilwerkuren en
blokuren.
Viering
Feest vieren is één van de belangrijkste bezigheden van een mens, dus de moeite waard
om dat van jongs af aan te leren en hierbij leren initiatieven te nemen. Op school wordt veel
aangegrepen om te vieren: niet alleen de verjaardagen, maar ook de weeksluiting en de
jaarlijkse feesten, zoals het begin en het eind van het schooljaar, Sinterklaas, Kerst, etc.
Eigenlijk is alles een viering als er grote betrokkenheid is.
Het is natuurlijk niet zo, dat alle onderdelen in de dagelijkse praktijk te scheiden zijn. Een
gesprek is vaak ook werk en spel is ook een beetje feest. Alles loopt door elkaar. Er wordt
naar gestreefd deze 4 grondvormen zoveel mogelijk in alle bezigheden tot hun recht te laten
komen.
2.4
Basisprincipes
In 1990 werden door de Nederlandse Jenaplanvereniging (N.J.P.V.) nieuwe uitgangspunten
opgesteld. De school is lid van de N.J.P.V. en heeft deze uitgangspunten voor de
schoolontwikkeling aanvaard.
De twintig basisprincipes voor het Jenaplanonderwijs;
De eerste vijf principes gaan over mensen.
Ieder mens…
…
is uniek met eigen waarde en waardigheid, die onvervangbaar zijn.
…
heeft ongeacht zijn ras, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociaal milieu,
religie of levensbeschouwing, het recht een eigen identiteit te ontwikkelen, die in
ieder geval wordt gekenmerkt door zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit,
gerichtheid op sociale rechtvaardigheid.
…
heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig met
andere mensen, met de zintuiglijke waarneembare en de niet zintuiglijk
waarneembare werkelijkheid.
…
wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en
aangesproken.
…
wordt als een cultuurdrager en vernieuwer erkend en waar mogelijk zo benaderd en
aangesproken.
Dan volgen er vijf principes over de samenleving.
Mensen moeten werken aan een samenleving...
…
die ieders onvervangbare waarde respecteert.
…
die ruimte en stimulans biedt voor ieders identiteitsontwikkeling .
…
waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen
wordt
omgegaan .
…
die respectvol en zorgvuldig de aarde en de wereldruimte beheert.
…
die de natuurlijke en culturele hulpbronnen in verantwoordelijkheid voor toekomstige
generaties gebruikt.
De overige tien principes gaan over de school.
De school is een relatief autonoom, coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt
door de maatschappij beïnvloed en heeft er ook zelf invloed op.
In de school... .
…
hebben de volwassenen de taak de voorgaande uitspraken over mens en
samenleving tot pedagogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken.
…
wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van het kind als
aan de cultuurgronden die in de maatschappij als belangrijke middelen worden
beschouwd voor de hier geschetste ontwikkeling van personen en samenleving.
…
wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met hulp van
pedagogische onderwijsmiddelen.
…
wordt het onderwijs vormgegeven door een ritmische afwisseling van de
basisactiviteiten; gesprek, spel, werk en viering.
…
vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats.
…
wisselen ontwikkelend onderwijs en zelfstandig spelen en leren van kinderen elkaar
af.
…
neemt wereldoriëntatie een belangrijke plaats in, met als basis ervan ontdekken en
onderzoeken, alleen en in groepen.
…
vinden gedrags- en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit
de eigen ontwikkeling van dat kind en in overleg met hem.
…
worden veranderingen gezien als een nooit eindigend proces, gestuurd door een
consequente wisselwerking tussen doen en denken.
2.5
Het klimaat binnen de school
Ouders op school .
Het Jenaplan sluit op verschillende manieren aan bij het gezin:
De ongelijke opbouw in leeftijdsgroepen;
De 4 grondvormen (gesprek, spel, werk en viering);
Gedurende 2- of 3 jaar dezelfde groepsleider om de school
voor het kind zo vertrouwd mogelijk te maken.
Tussen school en ouders dient een wisselwerking te bestaan ten
aanzien van de opvoeding. Dit principe vraagt om wederzijds
vertrouwen. Vertrouwen kunnen ouders en groepsleiders elkaar
alleen dan geven als ze elkaar kennen. In de Jenaplanschool wordt
veel gedaan om dat contact te bevorderen:
Door het openstellen van school voor ouders;
Door open lessen ( bijv: ouders aanwezig bij leeskring en presentaties);
Door ouders te laten helpen bij onderdelen van het schoolprogramma;
Door participatie in het buitenlooprooster
Door ouderavonden; keuzecursussen ( door ouders)
Door stamgroepavonden; evaluatiemomenten
Door rapportage over de ontwikkeling van het kind.
Een "open les" kan een dagdeel of een moment op de dag zijn, waarbij een (groot)ouder op
bezoek is in een groep. Het is eigenlijk net zoals "Op visite gaan bij.." met als doel:
Het bevorderen van het informele contact;
Het bevorderen van de betrokkenheid;
Mogelijkheid tot ontmoeten van ouder/kind/groepsleider in de schoolsituatie.
Het initiatief voor het maken van een afspraak om in de groep op bezoek te gaan kan zowel
van de ouder als van de groepsleider uitgaan. Het is aan de groepsleider om te bepalen of
het bezoek in de groep gelegen komt.
2.6
De doelen van de school
Onderwijs is een onderdeel van opvoeding. Opvoeding zonder onderwijs is mogelijk, maar
onderwijs zonder opvoeding niet.
Wij willen ieder kind een zo groot mogelijke kans geven alle capaciteiten te
ontwikkelen die het nodig heeft bij de ontwikkeling naar volwassenheid en te leren
om die capaciteiten zelfstandig en op een creatieve wijze aan te wenden, waardoor
de
opvoedingsdoelen bereikt kunnen worden.
Opvoedingsdoelen
Onze opvoedingsdoelen zijn:
Een houding, waardoor het kind zelf het proces van de persoonsvorming richting kan
geven;
Verantwoordelijkheid;
Hulpvaardigheid;
Een kritische, eerlijke instelling;
Respect en belangstelling voor andere mensen en de wereld om ons heen;
Het vermogen om gedachten en gevoelens te uiten;
-
Creativiteit;
De kinderen te laten proeven van de bijzondere mens Jezus Christus en ze in Zijn
Geest te begeleiden in hun ontwikkeling. Hij is dan ook het voorbeeld van het
omgaan van mensen met elkaar, waarbij wij vooral denken aan eerbied en respect
voor ieder mens. Hij heeft het voorbeeld gegeven en de onderwijsgevende heeft als
taak op een katholieke school dit door een goed voorbeeld over te dragen.
Visie op kind en ontwikkeling
Ieder kind ontwikkelt zich in een eigen tempo en op een eigen manier.
Aan die eigen ontwikkeling moet ook in ons onderwijs recht gedaan
worden: ieder kind moet de mogelijkheid hebben zichzelf te zijn.
Ons onderwijs wordt dus zodanig ingericht dat de kinderen een
ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Wij verstaan
onder ontwikkelen niet alleen intellectuele scholing, maar een
allesomvattende groei naar volwassenheid. Het onderwijs richt zich op
de emotionele en cognitieve ontwikkeling, op de ontwikkeling van de
creativiteit, op het verwerven van de noodzakelijke kennis en van
sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Bij de overgang van
onderbouw naar middenbouw, van middenbouw naar bovenbouw en
van bovenbouw naar voortgezet onderwijs worden de volgende
aspecten besproken: ( Zie blz 15 en betreffende criteria zitten in de
portfoliomap)
a
b
c.
d
emotionele- en sociale ontwikkeling
cognitieve ontwikkeling;
creatieve ontwikkeling;
lichamelijke ontwikkeling.
a. Emotionele ontwikkeling:
Ieder kind kan zich emotioneel en sociaal het beste ontwikkelen, als het de gelegenheid
krijgt anderen te ontmoeten. Om de mogelijkheid tot ontmoeten optimaal te maken, zijn
verschillende contacten wenselijk. Daarom is een groep op een Jenaplanschool niet
samengesteld uit kinderen van dezelfde leeftijd.
Er zijn "stamgroepen" voor kinderen van 4 tot en met 6 jaar, van 6 tot en met 9 jaar en 9 jaar
tot en met 12 jaar. In zo'n groep moeten de kinderen zich vrij kunnen bewegen, zelfs in
principe door de hele school. Samenwerken vinden we erg belangrijk. Door de
groepssamenstelling, de bewegingsvrijheid en ook de inrichting van het lokaal, staat het kind
in voortdurende wisselwerking met zijn omgeving. Zo maken de kinderen zich sociale
vaardigheden eigen, ervaren ze dat ze van elkaar kunnen leren, elkaar kunnen stimuleren.
Ze horen verschillende meningen, leren kritisch denken en hun gedachten en gevoelens
onder woorden brengen. De sfeer in de groep moet zo zijn, dat de kinderen zich veilig en
welkom voelen. Pas dan kunnen ze zelfstandig hun gang gaan, onafhankelijk meningen
uiten en met anderen op een menselijke manier omgaan.
b. Creatieve ontwikkeling:
Het is voor een mens van wezenlijk belang zich te leren uiten. De creatieve ontwikkeling
raakt dan ook alle facetten van het onderwijs, ook de cognitieve vaardigheden, Daarom is
expressie (tekenen, schilderen, knutselen en muziek maken) een heel belangrijk onderdeel
van de werkzaamheden, Ook is er veel aandacht voor creatief taalgebruik (verhalen maken,
dramatiseren en gesprekken voeren).
c. Cognitieve ontwikkeling:
Belangrijke cognitieve vaardigheden in onze cultuur zijn onder meer rekenen, lezen, taal en
schrijven. Het kind moet die vaardigheden leren om
zelfstandig te kunnen zoeken naar informatie. Dan pas
kunnen de kinderen de wereld om zich heen zelf leren
kennen. Daarvoor moeten ze op school alle ruimte krijgen. Ze
kunnen bijvoorbeeld in het documentatiecentrum allerlei
materialen en gegevens vinden. Of via de computer
informatie ontsluiten. De ontwikkeling verloopt het beste door
ontdekkend leren, door het opdoen van ervaringen. Het
creatief denken, zelf oplossingen vinden, veel met de handen
doen, is bij alle cognitieve vaardigheden van wezenlijk
belang.
d. Lichamelijke ontwikkeling:
Kinderen die naar de basisschool gaan, zijn volop in de
groei. Ze moeten zich in die periode veel kunnen bewegen
om zich lichamelijk harmonisch te ontwikkelen. In school
moet daartoe de gelegenheid zijn, maar natuurlijk ook
buiten. Het kind moet kunnen spelen en spelend kunnen
ontdekken. Lichaamsbeweging is o.a. nodig voor het
ontwikkelen van de fijne motoriek, een noodzakelijke
voorwaarde om bijvoorbeeld te kunnen leren schrijven.
Opbrengstgericht werken en passend onderwijs
Vooraf gesteld staan we positief tegenover het verbeteren van de opbrengsten in de breedste zin
van het woord. We zijn ook van oordeel dat het vaststellen en meten van opbrengsten verbeterd
kan worden. Het bepalen en beoordelen van opbrengsten zoals dat nu door de inspectie gebeurt, is
in strijd met het Jenaplanconcept, omdat het slechts onderdelen van rekenen en taal betreft en te
weinig uitgaat van de talenten van kinderen.
Onze Jenaplanschool is een pedagogische school en richt zich op de totale ontwikkeling van
kinderen. Daarbij gaat het om de persoonlijke ontwikkeling van de mens als actief lid van onze
samenleving. Onze Jenaplanschool bepaalt en beoordeelt de opbrengsten zodanig dat er recht
gedaan wordt aan de kindgerichte benadering.
Er is structureel aandacht voor de ontwikkelingsverschillen tussen kinderen. Verschillen waar juist
gebruik van wordt gemaakt. Ontwikkeling is een dynamisch proces. De stamgroepleider investeert
in relaties: in een goede relatie met elk kind en in goede relaties tussen de kinderen onderling. Zo
krijgen alle kinderen optimale ontwikkelingskansen. Er is aandacht voor de individuele continuïteit in
het leer- en ontwikkelingsproces van ieder kind. (art 8 WPO)
Taal en rekenen zijn belangrijk om in het leven succes te hebben. Het zijn niet de enige
vaardigheden die succes garanderen. De onevenredige grote aandacht die deze vormingsgebieden
krijgen door de toetssystematiek zorgt er voor dat de andere vormingsgebieden worden
verwaarloosd. Op deze manier verwaarlozen we andere talenten dan die op het gebied van taal en
rekenen. Onze samenleving heeft ook die talenten nodig.
Onze Jenaplanschool respecteert de uniciteit van elk kind en probeert vanuit deze uniciteit het
onderwijs vorm te geven. We leggen kinderen niet langs eenzelfde meetlat. We willen wel graag,
samen met de ouders, een positief perspectief voor kinderen vaststellen en dat gebruiken als maat
voor het succes van de ontwikkeling op school. Op die manier realiseren we voor elk kind passend
onderwijs.
2.7
Toelating, schoolverzuim, verlof, schorsing en verwijdering,
het verlaten van de school
Toelating
Elke ouder, die de visie, doelstellingen en regels accepteert, is van harte welkom om
zijn/haar kind aan te melden. Van een ieder verwachten wij een positieve bijdrage die het
klimaat van de school ten goede komt. We moeten vertrouwen hebben in elkaar. Mocht
achteraf blijken dat de ouders doelbewust gegevens hebben verzwegen, is dit voor ons een
reden om het vertrouwen op te zeggen.
We zijn geen school om zomaar te proberen en u helpt uw kind juist niet door informatie
achter te houden.
Met alle ouders is een gesprek over bovenstaande zaken. De school wordt getoond en er is
ruim gelegenheid om vragen te stellen. Na intake en inschrijving krijgt het kind een kaartje
toegestuurd, waarop staat in welke groep het is geplaatst. Bij wijze van schoolgewenning
mag een kind van drie jaar en tien maanden de basisschool maximaal 5 dagen bezoeken
vóór zijn vierde verjaardag. Na ontvangst van het kaartje maakt de groepsgroepsleider een
afspraak met u voor een eerste bezoek. U bent van harte welkom om met uw kind de sfeer
van de stamgroep mee te beleven.
In de gewenningsperiode bij de kleuters is er ook nog tijd om een verduidelijking te krijgen,
van beide zijden, over gerezen vragen.
Als het gaat om een ( voorlopige) aanmelding van een leerling van een andere school wordt
er contact opgenomen met die vorige school. Wanneer blijkt dat er een procedure loopt bij
de Permanente Commissie Leerlingenzorg, wordt er bij de vorige school duidelijk
geïnformeerd wat hun bedoeling is. Ook zij hebben er vaak veel tijd ingestoken, zijn het
beste op de hoogte van de situatie en weten vaak beter wat op dat moment goed is voor het
kind. Adviezen i.v.m. verwijzing naar het speciaal basisonderwijs of doubleren worden dan
ook meestal overgenomen.
Sinds enige tijd kunnen ouders met een gehandicapt kind kiezen voor een speciale school
voor basisonderwijs of een reguliere basisschool. De basisschool moet dan wel die
mogelijkheid kunnen bieden.
Het spreekt voor zich dat de school oog heeft voor kinderen met een specifieke handicap.
(bijv. slechtziende kinderen, slechthorende kinderen, lichamelijk en verstandelijk
gehandicapte kinderen, langdurig zieke kinderen, zeer moeilijk lerende kinderen etc.) De
school zal- in overleg met betreffende ouders - per situatie beoordelen of plaatsing
verantwoord is. Overwegingen die in de praktijk een rol kunnen spelen om een kind niet toe
te laten zijn:
verstoring van de rust en de veiligheid bij een ernstige gedragsproblematiek;
-
noch de benodigde zorg en behandeling noch het onderwijs aan het kind kan
voldoende tot zijn recht komen vanwege onvoldoende faciliteiten;
verstoring van het leerproces voor andere kinderen; er kan in alle redelijkheid te
veel van de basisschool gevraagd worden waardoor de aandachtverdeling en de
leertijd in het gedrang komen;
Alle ouders ontvangen, bij een nieuwe oplage, de laatste schoolgids. Jaarlijks ontvangen ze
de bijlage ( per locatie) Tussentijdse veranderingen, die tijdens het jaar voor deze gidsen
ontstaan worden zo spoedig mogelijk gepubliceerd in de weekbrief.
Een inschrijving is pas geldig na bevestiging van de directeur.
Schoolverzuim en verlof
Er kunnen zich allerlei omstandigheden voordoen, waardoor de leerlingen de lessen moeten
verzuimen. Doktersbezoek en ziekte moeten uiterlijk dezelfde dag voor schooltijd gemeld
worden. Het verzuim wordt dagelijks geregistreerd. Het kan voorkomen dat een leerling in de
loop van de dag ziek wordt. De groepsgroepsleider zal dan contact met de ouder/verzorger
opnemen om te bekijken hoe te handelen. Bepaalde gezinsomstandigheden kunnen
redenen zijn tot schoolverzuim. In dit kader moet u buitengewoon verlof ruim van tevoren
schriftelijk aanvragen met opgave van de redenen bij de directeur.
U ontvangt schriftelijk bericht over het besluit van uw aanvraag. Bij een dergelijke aanvraag
moet u denken aan een begrafenis, een bruiloft enz.
Voor het toekennen van buitengewoon verlof, zijn de bepalingen in de Leerplichtwet 1969,
(gewijzigd bij wet van 10 maart 1994, Staatsblad 255) van toepassing.
Een schriftelijke aanvraag voor buitengewoon verlof voor extra vakantie, al dan niet
aansluitend op de schoolvakanties, wordt slechts toegestaan in zeer bijzondere gevallen.
Dergelijke aanvragen dienen vergezeld te gaan van een verklaring van de werkgever.
In sommige uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat leerlingen niet mee kunnen doen aan de
reguliere lessen. In de meeste gevallen blijven de kinderen bij de groep. Zij kunnen wellicht
in de les op een andere manier assisteren of kunnen de instructies en uitleg aanhoren, zodat
ze de volgende keer gelijk mee kunnen doen. Wanneer de periode van lesontheffing langer
noodzakelijk is, (denkt u bijvoorbeeld aan een gebroken been en de gymnastiekles) wordt
vaak een apart programma gemaakt, dat beter op de leerling aansluit.
Ten aanzien van ongeoorloofd schoolverzuim wordt gehandeld volgens de richtlijnen van de
eerder genoemde Leerplichtwet en het verzuim wordt gemeld bij de leerplichtambtenaar.
Schorsing
De “Leerplichtwet 1969” staat de school toe een leerling bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk
de toegang tot de school te ontzeggen. Uitvoering aan deze regel is bij middel van het
directiestatuut gegeven aan de directeur van de school.
Verwijdering
Bij het hoofdstukje van de toelating is gesproken over het accepteren
van uitgangspunten, prioriteiten en regels. Wanneer ouders, c.q.
leerlingen uitgangspunten en regels in die mate overtreden dat dit het
klimaat zeer zeker niet ten goede komt, (bijvoorbeeld gedragsredenen)
dan kan dat leiden tot verwijdering.
Tot verwijdering wordt niet eerder over gegaan dan nadat er een
gesprek heeft plaats gevonden met de ouders. Definitieve verwijdering
van een leerling wegens gedragsredenen vindt niet plaats dan nadat de
directie ervoor heeft zorggedragen dat een andere school bereid is de
leerling toe te laten. Indien aantoonbaar gedurende acht weken zonder
succes is gezocht naar een zodanige school waarnaar kan worden verwezen, kan tot
definitieve verwijdering worden overgegaan.
Het verlaten van de school
Bij het verlaten van de school krijgen de kinderen een onderwijskundig rapport mee.
Dit rapport bevat, afhankelijk van waar de leerling naar toe gaat, het volgende:
stand van zake betreffende de methodes (deel en positievermelding);
onze verslaggeving;
een vermelding en precisering van eventuele speciale zorg;
indien gewenst door een volgende school, de resultaten van toetsen;
indien aanwezig en nog van belang, rapportage van derden, zoals de logopedist,
schoolarts en orthopedagoog.
Met de ouders wordt gesproken over de noodzakelijkheid van het doorgeven van gegevens.
In sommige gevallen wordt duidelijk apart gesproken over de aard van de door te geven
gegevens.
De ouders ontvangen een kopie van de verstuurde gegevens.
Overgang peuterspeelzaal
De meeste kinderen die voor het eerst naar de basisschool gaan, hebben al op een
peuterspeelzaal of buitenschoolse opvang gezeten. In de voorschoolse periode hebben de
kinderen al geleerd met andere kinderen te spelen en samen te werken. De leidsters van de
zalen hebben inmiddels een indruk gekregen op welke wijze een kind zich aan het
ontwikkelen is.
Zodra een kind naar de basisschool gaat, is het van belang dat op de basisschool informatie
beschikbaar is over de ontwikkeling van uw kind.
In beide gemeenten wordt door peuterspeelzalen, kinderopvang en basisscholen gewerkt
met een overdrachtsformulier. Op het overdrachtsformulier wordt aangegeven op welke
wijze een kind zich in de voorschoolse periode heeft ontwikkeld. Het is de bedoeling dat de
basisschool waarnaar een kind gaat dit overdrachtsformulier ontvangt. De ouders van het
kind ontvangen het overdrachtsformulier van de leidster en de ouders overhandigen dit
formulier aan de groepsleider van de basisschool. Met deze informatie kan op de
basisschool worden aangesloten bij de verdere ontwikkeling van uw kind. Nadat uw kind
enkele maanden op de basisschool zit, heeft de groepsleider van de basisschool een goede
indruk op welke wijze uw kind zich verder ontwikkelt. De groepsleider van de basisschool
neemt dan contact op met de leidster van de peuterspeelzaal. Met behulp van een
terugkoppelingsformulier wordt door de leidster van de peuterspeelzaal en de groepsleider
van de basisschool gesproken over de verdere ontwikkeling van uw kind.
Door dit protocol willen wij de kinderen zo goed mogelijk volgen in hun ontwikkeling.
Kinderen die zich minder snel ontwikkelen, kunnen in een vroeg stadium beter worden
begeleid. In de aanloopperiode op de basisschool kan direct ingespeeld worden op de
individuele ontwikkeling van de kinderen.
3
De Organisatie van het onderwijs
3.1
De organisatie van de school
Ritmisch week plan
Het ritmisch weekplan is een rooster voor een week, waarin de vier pedagogische situaties
(grondvormen) terug te vinden zijn. Omdat we gesprek, spel, werk en viering even belangrijk
vinden, laat het weekplan een speciale verdeling zien en wordt het daarom ritmisch
genoemd. Inspanning en ontspanning wisselen elkaar af. Zo zal een kring een moment van
rust kunnen geven en een blokuur een moment van beweging.
De basisvormen vinden vaak een logische, vaste plaats in een weekritme. Het werk in een
blokuur wordt afgesloten d.m.v. een gesprek in een kring.
Stamgroep
In Jenaplanscholen worden de groepen samengesteld uit kinderen van (zo mogelijk) 3
opeenvolgende leeftijden
de 4 tot en met de 6 jarigen in de onderbouw (groep 0,1, 2)
de 6 tot en met de 9 jarigen in de middenbouw (groep 3, 4, 5)
de 9 tot en met de 12 jarigen in de bovenbouw (groep 6, 7, 8)
De kinderen leren hierdoor om te gaan met kinderen van andere leeftijd en ontwikkeling. De
mogelijkheid om een beroep op elkaar te doen, maakt de school tot een gemeenschappelijk
thuis. De stamgroep heeft een stamgroepsleider, waarmee kinderen een hechte band
kunnen opbouwen, gedurende een langere periode. Nadat een kind ( zo mogelijk) drie jaar
in dezelfde groep heeft gezeten- eerst als jongste, dan als middelste en later als oudstegaat het naar de volgende bouw..
Er wordt zoveel mogelijk getracht bovenstaand beeld te handhaven.
De indeling is echter mede afhankelijk van:
- een evenwichtige verdeling van de kinderen over de stamgroepen.
- Het ontwikkelingsperspectief van de groepsleiders
Een vast verdelingsprotocol wordt hiervoor gehanteerd.( zie onder)
Doorstroom
Aan het eind van het schooljaar wordt door het team bekeken welk kind naar welke
stamgroep door stroomt. De overgang naar de volgende bouw levert veel denkwerk op.
Zorgvuldig kijken de groepsleiders van de verschillende bouwen samen naar de nieuwe plek
van kinderen. We houden bij de verdeling rekening met verschillende zaken die een rol
spelen bij de uiteindelijke beslissing om een kind een bepaalde plek te geven.
Het is uiteraard belangrijk om de kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op de overgang
naar een andere groep. Kinderen kunnen er tegenop zien om te moeten verhuizen naar een
andere stamgroep of om een bepaald vriendje te moeten missen. Alvast een paar keer op
bezoek gaan in de nieuwe groep, helpt een kind om alvast een beetje aan de nieuwe situatie
te wennen. Voor alle duidelijkheid geven wij u hier onder inzicht in de overwegingen die een
rol spelen bij de plaatsing van kinderen in een volgende stamgroep met als uitgangspunten:
Het verkrijgen van zo gelijkwaardig mogelijke stamgroepen en het welbevinden van
het
kind.
Het totale aantal kinderen per groep mag niet teveel verschillen;
De aantallen/verhouding "jongsten"-"middelsten"-"oudsten";
Er wordt gelet op de verhouding jongens/meisjes in de groep;
Broertjes en zusjes bij voorkeur niet samen in een stamgroep;
In elke groep wordt rekening gehouden met kinderen die extra zorg nodig hebben;
Vriendschappen en mogelijke vriendschappen; negatieve/ positieve beïnvloeding;
Sociale structuur binnen een stamgroep;
Individuele omstandigheden.
Voor bouwovergangen zijn de criteria scherper opgesteld :
Overgangscriteria 2 naar 3
Behaalt een kind 80% van de reken-, taal/lees- en soc. emotionele voorwaarden in combinatie met
een gemotiveerde werkhouding, dan kan een kind naar de MB.
Indien 1 onderdeel onder de 80% scoort is dit nog geen reden om niet naar de MB door te gaan.
Bij twijfel is het advies van de stamgroepleider doorslaggevend.
Overgangscriteria 5 naar 6
Behaalt een kind 80% toetsscore op de vakgebieden reken-, taal/lees- en soc. emotionele
voorwaarden in combinatie met een gemotiveerde werkhouding, dan kan een kind naar de BB.
Indien 1 onderdeel onder de 80% scoort is dit nog geen reden om niet naar de BB door te gaan.
Eventueel kunnen voor dit vakgebied hiaten worden weggewerkt of kan het vak op een lager
niveau binnen of buiten de stamgroep worden gevolgd.
Bij twijfel is het advies van de stamgroepleider doorslaggevend.
Bij uitzondering zullen er kinderen zijn die deze overgangscriteria niet behalen. Voor hen zal in de
toekomst een speciaal onderwijsperspectief worden opgesteld.
Instructiegroepen op niveau
Naast gemengde groepen werken de kinderen ook in groepjes van eigen
ontwikkelingsniveau. Uit de stamgroepen worden groepjes van hetzelfde niveau geformeerd.
Dit zal vaker voorkomen wanneer er meerdere stamgroepen van een bouw zijn. We noemen
dit instructiegroepen. Instructiegroepen zijn er (zo mogelijk) voor rekenen, taal en lezen. De
kinderen kunnen ook wisselen van niveau. Bijvoorbeeld: een kind dat sneller is in het leren
lezen, maar weer langzamer in rekenen.
Tafelgroep
Binnen de stamgroepen kan de tafelgroep functioneren. Dit is een groepje kinderen, dat
doorgaans werkt aan dezelfde tafel. Het aantal kan verschillen, maar bedraagt in de regel
niet meer dan 6 kinderen. De groep wordt op basis van eigen keuze in overleg met de
groepsleiders samengesteld met voorkeur voor kinderen van verschillende leeftijden.
Daardoor kan er een verscheidenheid aan inbreng ontstaan en kunnen kinderen elkaar
helpen.
De school als groep
Tijdens sommige gebeurtenissen komen alle kinderen en volwassenen bij elkaar. Dat
kunnen de afsluitingen zijn van projecten, feestdagen en weeksluitingen. Per locatie wordt er
bepaald wat de meest geschikte ruimte is. De weeksluitingen worden, tijdens het laatste
gezamenlijke uur van de week, verzorgd door de kinderen. De andere kinderen,
groepsleiders en ouders (wanneer de ruimte het toelaat) zijn het publiek. De inhoud van de
weeksluitingen bestaat uit muziek, dans, toneel, verwerking van projecten, teksten enz.
Deze groepsvorm draagt ertoe bij dat kinderen aandacht en waardering leren opbrengen
voor wat andere kinderen presenteren. Bovendien leren kinderen op het toneel te staan, te
presenteren, met een microfoon omgaan, een optreden voor te bereiden enz.
3.2
De activiteiten van de kinderen
Gesprek
Het gesprek neemt in ons onderwijs een heel belangrijke plaats in. Overal, door de school,
wordt de hele dag gepraat en overlegd. Praten is het meest voor de hand liggende middel
om elkaar te leren kennen en informatie uit te wisselen.
De gesprekken die gevoerd worden kunnen we onderscheiden in:
formele gesprekken (bijvoorbeeld de kring);
informele gesprekken (het praten tijdens het werken, het spelen etc).
Bij de formele gesprekken vormen we met de groep een kring, zodat iedereen een
gelijkwaardige plaats heeft en elkaar goed kan zien. Er zijn vrije en geleide kringen. De
geleide kringen kunnen door de groepsleider, maar ook door een kind worden geleid.
Tijdens de basisschoolperiode wordt een bepaalde opbouw van de kringgesprekken
nagestreefd. De belangstelling van de kinderen wordt, naarmate ze ouder worden, breder.
Om die reden zal het aantal vertelkringen langzamerhand minder worden, en zullen er meer
onderwerpkringen komen. Voorbeelden van kringen in onze school zijn: De leeskring, de
vertelkring, kijk-wat-ik-kan-kring, de verjaardagskring, de actualiteitenkring, de
evaluatiekring.
Spel
Het spel is een onmisbaar onderdeel in het leven van een kind. Het
kind doet al spelend ontdekkingen. Een spelend kind is intensiever
bezig en ontdekt meer dan wanneer het bijvoorbeeld een rijtje
sommen maakt. Daarom besteden wij veel tijd aan spelen. Doelen
zijn:
-
-
Handelend tot ontdekkingen komen en daardoor leren;
Het ontwikkelen van de sociale en emotionele vaardigheden. Gezelligheid,
samenwerking, spanning, concentratie, teleurstelling, plezier, fantasie etc. zijn hierbij
belangrijke ervaringen;
Het stimuleren van de lichamelijke ontwikkeling door bewegen, rennen, rusten,
zwemmen (alleen in H.I.A.), klimmen, etc.
Het zwemmen in Hendrik-Ido-Ambacht is “natte gymnastiek”en niet per definitie
bedoeld om zwemdiploma`s te behalen.
Werk
Een groot deel van de tijd die een kind in de school doorbrengt, wordt besteed aan werk.
Het werken wordt ondergebracht in twee blokken:
a. Het stilwerkuur:
Dit is een bijna dagelijks terugkerende werkperiode van 45 - 75 minuten, waarin de kinderen
rustig bezig moeten zijn met werk dat te maken heeft met de cognitieve ontwikkeling. Dat
betekent voor onderbouw kinderen werken aan het project van dat moment. Voor midden en
bovenbouw kinderen betekent dat rekenen, taal, schrijven, lezen, topografie, e.d. Zij leren
zelfstandig hun gang te gaan en hun tijd in te delen. Ook kunnen zij vaak in overleg kiezen
waar en met wie ze willen werken. Er wordt gestimuleerd dat alle onderdelen regelmatig aan
bod komen.
Naarmate de kinderen ouder worden wordt er meer aan dag- of weektaken gewerkt. De
omvang van de taak hangt af van wat het kind aankan. De planning wordt met het kind
geëvalueerd.
Zoals de timmerman een hamer en een spijker nodig heeft, hebben de kinderen
gereedschap nodig om te kunnen werken en om zich te kunnen oriënteren in de wereld.
Daarom krijgen de kinderen instructie in de instructiegroep voor de volgende vakgebieden:
Rekenen
De 3de t/m de 8ste jaars rekenen volgens de methode “Wereld in Getallen” ongeveer 1 uur
per dag. In de onderbouw is er voorbereidend rekenen van dezelfde methode.
Taal/Lezen/Spelling
Na het voorbereid (spelenderwijs) lezen in de onderbouw, leren de 3de jaars kinderen ( soms
eerder, soms later) lezen volgens de methode “Veilig Leren Lezen” (versie 2004) in
combinatie met de verhalen en woorden van de kinderen zelf. Daarna volgt er technisch,
begrijpend en studerend lezen. Voor begrijpend en studerend lezen gebruiken we diverse
methoden.
Vanaf groep 4 wordt er gewerkt met “Taalleesland”. Deze methode probereb we zo veel
mogelijk te koppelen aan wereldoriëntatie.
De school gebruikt voor spelling het bijbehorende spellingsgedeelte van “Taalleesland”,
eventueel aangevuld met heel specifiek materiaal.
Computerprogramma`s zijn hierbij een middel.
b. Het blokuur:
Dit is een werkperiode van 60 - 90 minuten waarin wereldoriëntatie centraal staat. Vaak
wordt er gewerkt aan projecten of thema’s. Aan ieder blokuur gaat een kring vooraf waarin
groepsleider iets laat zien, vertelt, speelt, etc. met het doel de kinderen te stimuleren om aan
het werk te gaan. Daarna wordt er besproken wat ieder wil gaan doen. Het scala van
activiteiten kan zeer uitgebreid zijn.
Wereldoriëntatie
Wereldoriëntatie is het hart van het Jenaplanonderwijs.
Het valt in alle vier de pedagogische situaties in te passen. De verschillende werkvormen die
bij wereldoriëntatie voorkomen, zijn meestal gepland in de blokuren. Deze werkvormen
hebben veelal tot doel de kinderen te leren de dingen zelf te ontdekken en te onderzoeken.
Werkvormen zijn:
Excursies (van verkenningen op het terrein van de school tot het bezoeken van
musea, winkels, natuurpaden etc.);
Observatiekringen (De groepsleider of één van de kinderen neemt iets mee voor
deze kring, de kinderen kijken, voelen, proberen, ruiken etc. en praten met elkaar in
de kring over het meegebrachte voorwerp, dier o.i.d.);
Teksten schrijven (n.a.v. een verhaal, observatie of excursie);
Onderzoek doen (door interview, experiment, uit elkaar halen);
Gebruik maken van teksten in boeken en van internet (lezen, plaatjes kijken,
voorgelezen worden, natekenen, verslag maken;
Planten zaaien, diertjes bekijken, wieden, milieueducatie op het schoolterrein;
Schooltelevisie kijken (programma's die aansluiten bij het onderwerp);
Video (verzamelde of gehuurde banden, die aansluiten bij het projectonderwerp);
Expressie activiteiten (knutselen, kleien, tekenen, schilderen);
Spelen (toneelspel kringspelen etc.);
Bouwen (blokken, timmeren);
Gebruik maken van lessen uit methodes.
Projecten/thema`s
We werken op school veel met projecten of thema’s. Tijdens de projecten wordt er uitgegaan
van een onderwerp. In die periode gaan de blokuren, de toneelstukken, de liedjes etc. over
dat onderwerp. Twee à drie projecten per jaar worden door de hele school gedaan. De
andere projecten verschillen per bouw of per stamgroep. Het spreekt voor zich, dat er bij een
project voor de hele school bij een onder-, midden- en bovenbouw aan het onderwerp een
verschillende inhoud wordt gegeven, aangepast aan de belevingswereld van de kinderen.
Topografie
De kinderen doorlopen een leergang topografie, waarbij globaal de 6de jaars Nederland, de
7de jaars Europa en de 8ste jaars de Wereld leren.
Daarnaast wordt er in de kringgesprekken en thema`s aanacht geschonken aan het omgaan
met topografische, aardrijkskundige aspecten.
ICT(informatie en communicatie technologie) en techniek
ICT en techniek bieden unieke mogelijkheden voor leren op maat. De rol van ICT en
techniek in onze maatschappij neemt bovendien zo sterk toe dat iedere leerling voorbereid
moet worden op deze nieuwe manier van leren, informeren en communiceren. ICT en
techniek worden planmatig ingevoerd middels het ICT- en techniekplan. Beide vormen staan
niet op zichzelf, maar worden zoveel mogelijk geïntegreerd in alle vakken.
SoVa ( sociale vaardigheidstraining)
Ook hieraan wordt met de groep aandacht besteed. Het kost veel tijd om goed met elkaar
om te gaan. De school verzorgt intern een sova-cursus.
Burgerschap
De school tracht van elk kind een goede burger te maken. Onze doelstellingen gaan daar al
van uit. Tijdens allerlei activiteiten komt het burgerschap aan de orde. Te denken valt aan de
kringgesprekken over ruzie, discriminatie,allochtonen, maar ook tijdens lessen
staatsinrichting.
Hoe functioneert ons land, onze democratie. We gaan zo mogelijk zelf meedoen (acties) en
kijken.
Filosoferen doe je zo
Binnen ons onderwijs staat samen leven, samen vieren, de maatschappij centraal. Tijdens diverse
werk- en gespreksvormen in de stamgroep, worden er regelmatig vragen gesteld waar geen
eenduidig antwoord op te geven is. Door aansturing en begeleiding van de groepsleiders worden
deze momenten aangegrepen om de kinderen vanaf niveau 1 te stimuleren hun gedachten onder
woorden te brengen.
Kinderen leren op een onderzoekende manier hun gedachten onder woorden te brengen en te
begrijpen, naar elkaar te luisteren, elkaar te respecteren, verschillende opvattingen te erkennen en
argumentatief te onderzoeken. Als zij daarnaast open vragen aandurven, vooral de grote ideeën als
geluk, rechtvaardigheid en vriendschap, dan komen ze een stuk dichterbij het ideaal van een
werkelijk democratische vrije maatschappij.
Viering
Een viering is alles wat de kinderen intens beleven. Vaak is het gevoel dat je samen met de
anderen iets beleeft al een viering.
Het is belangrijk dat kinderen zulke hoogtepunten en dieptepunten meemaken en zo
gezelligheid ervaren, voor elkaar waardering hebben, een moment dicht bij elkaar staan,
succes ervaren, iets voor elkaar voorbereiden en opvoeren en gevoelens van en met elkaar
beleven. Een viering kan op ieder moment van de dag plaats vinden. Tijdens gesprek, werk
en spel ontstaan soms situaties die zo bijzonder zijn, dat we wel van een viering kunnen
spreken. Soms zijn die momenten niet te plannen. Een gesprek in de boekenhoek, het
bouwen van een heel hoge toren, een improvisatie in de kring zijn allemaal gebeurtenissen
die iedere dag kunnen voorkomen en als viering beleefd kunnen worden. Natuurlijk plannen
we ook vieringen: In de stamgroep: een verjaardagkring, een toneelkring, een leeskring, een
spelletjeskring, een muziekkring. Met de hele school: weeksluitingen, feestdagen,
kerkvieringen en afsluitingen van projecten.
3.3
Voorzieningen in het gebouw
We hebben drie gebouwen.
In alle gebouwen zijn natuurlijk de groepslokalen en ruimten voor directie en ib-er. Alle
gebouwen hebben ook een grote zaal. Hierin worden een heleboel activiteiten gehouden.
Alle leslokalen bevatten digitale borden. Voor alle groepen zijn computers beschikbaar. Ons
streefdoel is 1 computer per 5 leerlingen, al hoewel hier niet altijd de ruimte voor is. Er liggen
twee netwerken.
Springlevend
4
De zorg voor kinderen
4.1
De opvang van nieuwe leerlingen in de school
De plaatsing van een kind op school
Er zijn geen vaste regels voor de eerste schoolweken van uw kind. Ieder kind is anders en
de ene vierjarige kan al snel de hele week naar school, terwijl een ander 's middags nog
slaapt. Bespreek het met de groepsleider, samen lossen we het wel op. Nauw contact is in
de eerste weken erg gewenst.
Overblijven
Op school hanteren we een continurooster. Een continurooster bevordert mede het familiaire
karakter en zorgt voor extra groepsbinding. Samen werken, samen eten, samen vieren. Dit
houdt in dat alle kinderen op school overblijven.
De kinderen nemen voor het overblijven zelf eten en drinken mee. Indien gewenst kan er
ook overblijfschoolmelk besteld worden bij de Melkunie. De kinderen eten in de lunchpauze
gezamenlijk met de groep in het eigen lokaal.
Na het eten wordt er buiten gespeeld. Dit gebeurt onder begeleiding van ouders, waarbij dus
uw hulp onontbeerlijk is.
4.2
Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen in de school
(leerlingvolgsysteem)
De wijze waarop het dagelijkse werk van kinderen wordt bekeken en beoordeeld en de
middelen die worden gebruikt om vorderingen van leerlingen te verzamelen.
We hebben drie items waarin de vorderingen van uw kind bijgehouden worden.
a. het leerlingvolgsysteem (LVS) Dit bestaat uit mappen met gegevens, informatie,
verslagen, brieven, toetsgegevens die voor meerdere jaren van belang zijn. Een deel
hiervan is digitaal.
b. de klassenmap. De administratie die de betreffende stamgroepleider zelf bijhoudt.
Hierin staat doorgaans alleen de informatie over 1 schooljaar.
c. Het portfolio. De kinderen hebben een eigen portfoliomap. Hierin zit informatie/
verslaggeving die naar/voor het kind geschreven is. Hierin zit ook een overzicht van
zijn/ haar eigen werk. Hierover kan het kind bevraagd worden. Hierin zitten vanaf
groep 5 ook de doelenbladen: Wat wil ik bereiken (wat, hoe, wanneer, waarom) en
verantwoordingsbladen : hoe is het gegaan. Per bouw gaat uiteindelijk de portfolio
blijvend mee naar huis. (3x)
Verslaggeving
Ouders kunnen altijd informatie van de groepsleider over hun kind krijgen. De portfoliomap is
altijd in te zien. Twee keer per jaar krijgt het kind de portfoliomap mee naar huis, in
november en aan het einde van het schooljaar. Neemt u hem a.u.b. door met uw kind, met
de vragen : waarom dit blad, waarom deze keuze, wat zit hier achter enz. Gekoppeld
hieraan zijn er de ouderavonden, waarop u voor een gesprek wordt uitgenodigd. De portfolio
dient als uitgangspunt.
Voor de middenbouw en bovenbouw is er daarnaast nog een dossiergesprek (derde
moment) in april ( resultaten). Wanneer de kinderen naar een andere stamgroep gaan
krijgen ze hun portfolio definitief mee naar huis.
Interne begeleiding
Op school is een intern begeleider ( ib-er) aanwezig. De taak van een intern begeleider is
vooral het coördineren van de zorgbreedte. Dit houdt in dat de ontwikkeling van alle kinderen
nauwlettend gevolgd wordt. Vaak is dat het volgen van een zeer natuurlijk groeiproces, maar
soms moet er aan een kind extra zorg worden besteed, hetzij op emotioneel hetzij op
cognitief gebied.
1-Zorgroute
We starten met het maken van groepsplanningen voor de zorg. Hieraan gekoppeld zitten de
plannen voor sub-groepen of individuele leerlingen.
Systematisch worden op school toetsen afgenomen en algemene observaties gedaan. Deze
worden bijgehouden in het leerlingvolgsysteem. De toetsen en observaties worden meestal
gewoon in de klas gedaan, maar de groepsleider kan ook aan de intern begeleider vragen
om een kind nader te onderzoeken. Daarbij wordt niet alleen naar een score op een toets
gekeken, maar indien nodig ook naar de klassensituatie, de gevoelens van een kind, de
ideeën en de werkwijze van de groepsleider en de gezinssituatie. Bij een apart intern
onderzoek worden de ouders van te voren op de hoogte gesteld.
Overzicht van een 20-tal methode onafhankelijke toetsen ( o.a. CITO) en observaties zoals
die nu worden afgenomen is te verkrijgen bij de ib-er. Als eindtoets voor groep 8 wordt het
drempelonderzoek afgenomen. Dit vindt plaats in oktober. Het toetsoverzicht en waarom we
toetsen is in een stuk op de website terug te vinden.
Het is van belang om regelmatig de resultaten van ons onderwijs te toetsen. Op dit moment
zijn er ontwikkelingen gaande betreffende het afnemen van methode onafhankelijke toetsen.
De beste toets is voor ons de mate van plezier waarmee kinderen naar school gaan. Als
kinderen met tegenzin naar school gaan zullen hun prestaties daar onder lijden.
Leerling-besprekingen
De gegevens worden bijgehouden en per groepsleider ,volgens een vaststaand schema,
met de intern begeleider besproken tijdens leerling-besprekingen. Wekelijks spreken de
directeur en intern begeleider alle zorgzaken door.
Speciale zorg voor kinderen met specifieke behoeften
Een kind dat extra zorg nodig heeft, wordt beschouwd als een vanzelfsprekend gegeven in
het onderwijs. De school dient daar speciale voorzieningen voor te scheppen. Hulpverlening
is niet langer alleen een zaak van de groepsleider, maar een teamaangelegenheid. Met
name bij het organiseren van extra hulp kan op school een beroep gedaan worden op de
kennis van de interne begeleider. Deze kan op haar beurt weer de hulp inroepen van het
Consultatie Team (CT-team). Dit team bestaat uit de ib-er, de betrokken groepsleider, de
orthopedagoog, de logopedist, de schoolarts en de schoolmaatschappelijk werker. Soms
worden er derden uitgenodigd. Afhankelijk van de aard van de bespreking zijn de ouders
en/of directeur aanwezig. Het organiseren van de hulp is net zo belangrijk als de inhoud
ervan en hoeft niet alleen binnen de groep gerealiseerd te worden. De ib-er maakt,
doorgaans in samenwerking met de orthopedagoge van de CED, afspraken binnen het team
over de mogelijkheden op groepsniveau en op schoolniveau.
Hoe bepalen we nu welke leerling extra zorg nodig heeft?
Aan de hand van gemaakt werk, observaties, toetsen of vorderingenoverzichten worden
problemen gesignaleerd. De kinderen worden tijdens gestructureerde
leerlingenbesprekingen besproken. Oplossingsmethoden, andere werkwijzen e.d. worden
aangedragen.
Om welke kinderen gaat het?
De kinderen die even ontspoord zijn en die met kortdurende hulp ( blokken van 6
weken) weer op groepsniveau kunnen komen. (Bijvoorbeeld d/t p/b spellingfouten)
Kinderen met ernstiger structurele problemen. (Gedragsproblemen, auditieve
(=gehoor)
problemen, dyslexie);
Kinderen die getest zijn door een orthopedagoog en vervolgens verder hulp nodig
hebben;
Kinderen met motorische problemen;
Kinderen met een probleem rond hoogbegaafdheid.
Hoe dan verder?
De ouders worden op de hoogte gebracht van de extra aandacht aan hun kind.
De ib-er (of orthopedagoog) stelt een diagnose. Er wordt bekeken bij welke discipline het
probleem thuishoort. Ze doet een voorstel. Het voorstel kan inhouden dat men beter meteen
buiten de school speciale hulp kan zoeken in de vorm van een arts, medisch specialist,
psycholoog, pedagoog, fysiotherapeut e.a. omdat het hier gaat over problemen die wij toch
niet kunnen oplossen. Vaak worden deze kosten vergoed door uw eigen verzekering.
Is het een schools probleem, dan gaan we verder aan het werk.
Er wordt een handelingsplan opgesteld in samenspraak met de ib-er.
De vorderingen van het kind worden bijgehouden door de groepsgroepsleider, en regelmatig
doorgesproken met de ib-er. Een van de twee neemt zo nodig met u contact op, of u
informeert bij ons hoe de stand van zake is.
Aan de hand hiervan wordt, na een van tevoren bepaalde tijd, bekeken, of:
de leerling verder kan zonder extra hulp;
de hulp moet worden verminderd, voortgezet of moet worden uitgebreid;
de leerling in aanmerking zou moeten komen voor doorverwijzing naar een
orthopedagoog ,of een andere instantie.
Handelingsplannen worden over het algemeen door de groepsgroepsleider zelf in de groep
uitgevoerd. Een klein deel wordt door derden buiten de groep uitgevoerd. We hebben hier
maar een beperkte inzet voor omdat wij er voor gekozen hebben om het groepsgemiddelde
zo laag mogelijk te houden. Liever een extra groep, dan extra hulp buiten de groep. We
werken ook zoveel mogelijk preventief en niet curatief.
Jaarlijks wordt aan de hand van het aantal leerlingen het aantal uren van de orthopedagoog
bepaald. De orthopedagoog biedt hulp bij het verder en dieper testen.
We zullen, qua tijds(geld)besteding, prioriteiten moeten stellen, zowel aan de uren van de iber als wel de orthopedagoog. Onze prioriteit gaat uit naar het jongste kind. De ib-er bepaalt
telkens bij nieuwe aanmeldingen, waar de prioriteit ligt. Ze let hierbij voornamelijk op de aard
van de problematiek, de lengte van behandeling, de tijd dat de problematiek al aanwezig is.
Naast de geboden hulp van school kunt u als ouder natuurlijk altijd uw kind privé laten
testen. De ib-er kan u verder voorlichten.
Logopedie
Momenteel staat logopedie onder druk van (landelijke) bezuinigingen en zoekt men naar de
juiste plaats binnen het zorgstelsel. De signalering komt in
organisatorische handen van de school. De uitvoering verloopt via uw
huisarts en de zorgverzekeraar. Vaak kan het wel op school uitgevoerd
worden.
Fysiotherapie
In een heleboel gevallen wordt deze therapie op school uitgevoerd.
Schoolarts / medische problemen
De schoolarts bezoekt regelmatig de school. Zij neemt ook deel aan
het consultatieteam. Via de ib-er is zij ook te benaderen voor vragen
en/of problemen.
De GGD (schoolartsassistente) zorgt voor het screenen van ogen, oren en rug. Het
programma hiervoor wil de laatste jaren nog al eens wijzigen.
Schoolmaatschappelijk werk
Schoolmaatschappelijk werksters zijn werkzaam binnen de school. Ze zijn in dienst bij
Stichting Opmaat en maken deel uit van het team schoolmaatschappelijk werk.
Met welke vragen en problemen kunt u o.a. bij hen terecht.
Er zijn problemen met het gedrag van uw kind en u weet niet hoe u hiermee om moet
gaan.
Er zijn thuis spanningen en uw kind neemt dit mee naar school.
Er is iemand overleden in de familie of er heeft een scheiding plaatsgevonden en dat
heeft uw kind erg aangegrepen.
Zo zijn er problemen waarbij u hen om advies, informatie en/of begeleiding kunt vragen.
Samen zoeken wij dan naar een oplossing voor de problemen. Soms kan dat betekenen dat
zij uw zoon of dochter naar een andere hulpverlenende instelling verwijzen, omdat zij dan
niet over de deskundigheid beschikken om u en uw kind verder te helpen. Ouders,
groepsleiders en ook kinderen kunnen hen via de intern begeleider bereiken.
Het spreekt voor zich dat zij zonder uw toestemming geen privé informatie mogen en zullen
verstrekken aan de school. Zij zijn als maatschappelijk werksters gebonden aan het
privacyreglement van stichting Opmaat. Het kan echter in het belang van het kind zijn dat zij
groepsleiders op de hoogte brengen van gemaakte afspraken. Dit gebeurt dan uiteraard met
uw toestemming.
Ambulante begeleiding
Ook uit vormen van speciaal onderwijs kunnen ambulant begeleiders de groepsleiders en
ouders en daarmee indirect het kind, helpen. U kunt daarbij denken aan deskundigen van
een zg. expertise centrum een school voor slechtziende, gehoorgestoorde of lichamelijk
gehandicapte kinderen en/of psychisch gerelateerde problemen bij
kinderen.( Clusterscholen) Met hulpmiddelen, aanpassingen en begrip kunnen we vaak al
veel doen voor een kind.
Verwijzing
Soms is al deze hulp niet toereikend. Dan kan er in nauw overleg met ouders en alle
betrokkenen bij de PCL (Permanente Commissie Leerlingenzorg) een aanvraag ingediend
worden voor een beschikking voor een Speciale Basisschool. De commissie zal vaststellen
of een kind beter geholpen kan worden in het SBO.(Speciaal Basis Onderwijs) Indien ouders
het niet eens zijn met de beslissing van de PCL kunnen zij in beroep gaan bij de Regionale
Verwijzingscommissie.
De ouders moeten zelf na het verkrijgen van een beschikking hun kind aanmelden bij het
SBO. Deze dient binnen 3 maanden een plaatsing te hebben gerealiseerd.
Een zelfde procedure geldt er wanneer de problematiek nog ernstiger is. Dit is wanneer uw
kind verwezen zou moeten worden naar een zogenaamde clusterschool. U moet hierbij
denken aan een doven- en blindeninstituut of een school voor psychische en sociale
problemen. De aanmelding voor de zogenaamde clusterscholen loopt via het REC
( Regionaal Expertise Centrum)
4.3
De begeleiding van de overgang naar het voortgezet onderwijs
En dan na acht jaar breekt het moment aan dat uw kind de basisschool gaat verlaten. De
grote stap naar het voortgezet onderwijs wordt gezet. De vertrouwde omgeving van de
basisschool wordt ingeruild voor een nieuwe vorm van onderwijs
Wij doen ons best om uw kind daar goed op voor te bereiden. Het is verplicht dat iedere
basisschool, bij de schoolkeuze van het vervolgonderwijs naast het advies van de
groepsleider, een zogenaamd tweede criterium over kan dragen. Dit moet een onafhankelijk
toetsgegeven zijn. Naast het advies van de groepsleider wordt er gebruik gemaakt van het
drempelonderzoek.
Huiswerkbegeleiding
Het geven van huiswerk kan een goede voorbereiding zijn voor de overgang van het kind
naar het voortgezet onderwijs. De aard van het huiswerk is in de loop van de jaren wel
veranderd. Wij vinden dat het kind buiten schooltijd ook nog speeltijd nodig heeft. Er wordt
getracht de leerling een duidelijk beeld en werkwijze te geven hoe om te gaan met (veel)
huiswerk (leren leren). Er wordt hierbij meer gekeken naar de discipline dan naar de inhoud.
Over huiswerk kunt u vragen stellen tijdens de stamgroepavond van uw zoon of dochter.
De procedure ziet er als volgt uit:
In groep 8 is er in oktober of november het gewone portfoliogesprek. Voorzichtig worden hier
al de eerste voorstellen besproken. Deze gesprekken zijn vaak losgekoppeld van de andere
portfolio-avonden, omdat ze meer tijd vragen.
In oktober wordt bij de kinderen het drempelonderzoek afgenomen.
In januari volgen er open avonden/dagen en informatiemarkten op scholen van het
voortgezet onderwijs in Zwijndrecht en de regio. Het is raadzaam deze met uw zoon/dochter
te bezoeken. Vaak blijkt het bezoeken van meerdere scholen/schooltypen, ook waar hij/zij
niet naar toe gaat, verhelderend te werken. Bovendien geven we de leerlingen
scholenfolders mee en ligt er informatie op onze school ter inzage.
In februari/maart volgt een tweede gesprek waarin de groepsleider een advies zal geven. Bij
aanmelding bij een havo of vwo- school is de drempelonderzoek-uitslag, het zogenaamde 2e
gegeven, verplicht.
Het 1e gegeven is het advies van de groepsleider/directeur van de basisschool.
Uiteindelijk moeten de ouders met behulp van de uitslag en het advies van de
groepsleider/directeur hun definitieve keuze bepalen. Er wordt goed gekeken naar hoe de
kinderen voldoen aan eindtermen basisonderwijs. Formeel zal de directeur aanmelding bij
de betreffende school van voortgezet onderwijs verzorgen. Hij verstuurt het door u
ondertekend aanmeldingsformulier, samen met gevraagde relevante informatie door naar de
school voor voortgezet onderwijs. Dit gebeurt meestal rond de maand april. Van alle
informatie die verstuurd wordt, ontvangen de ouders een kopie. Bovendien wordt een kopie
opgeslagen in het leerlingvolgsysteem.
In mei komt een bericht van bevestiging van de plaatsingscommissie van het voortgezet
onderwijs. Over het algemeen volgt in juni dan nog een kennismakingsbijeenkomst van alle
brugklassers.
In mei en juni worden alle leerlingen nogmaals doorbesproken met de brugklascoördinator
en in een later stadium met de brugklasmentor. In oktober en november van het volgende
schooljaar worden alle leerlingen nog een keer besproken met de mentor. Nog enkele jaren
ontvangen wij de rapporten.
De door de politiek (aangekondigde) eindtoets zal vooralsnog geen invloed hebben op de
individuele verwijzingen. Het zal eerder een totaal afsluitend beeld gaan geven, waarmee
een inspectie ( en school) verder kan werken.
Mocht u zich buiten de geregelde gesprekken om toch zorgen maken, of mocht u informatie
willen hebben over gespecialiseerde scholen neemt u dan a.u.b. contact op met de
groepsleider.
Doorstroom naar het voortgezet onderwijs
De actuele uitstroomgegevens vindt u in de bijlage.
4.4
Activiteiten voor kinderen
Naast het schoolprogramma initieert de school een aantal andere activiteiten, die veelal in
samenwerking met ouders worden georganiseerd. Per locatie kunnen deze verschillen. Dit is
afhankelijk van de geïnteresseerde kinderen, inzetbaarheid van groepsleiders en ouders en
het aanbod binnen de gemeente zelf. Deze activiteiten zijn in een aparte bijlage per locatie
benoemd.
5
De stamgroepsleiders
5.1 Wijze van vervanging bij afwezigheid
Bij ziekte, studieverlof en scholing zorgt de directie voor een vervangende groepsleider.
De laatste jaren bestaan er steeds meer problemen om een vervanger te krijgen bij ziekte.
Hiervoor is een protocol ontwikkeld. In dit vaste stappenplan wordt getracht om de
organisatie zo goed mogelijk te laten blijven draaien. Omdat vervanging meestal onverwacht
is, kan het voorkomen dat u, als ouders, niet direct ingelicht bent. We doen ons best om het
goed te communiceren, maar het zorgen van de vervanging op zich is een eerste prioriteit.
5.2
De inzet van onderwijs- of klassenassistenten
Tot nu toe is ons beleid er op gericht om groepsleiders in dienst te nemen. Wanneer het
mogelijk is en alle groepen een groepsleider als eindverantwoordelijke hebben, kunnen we
onderwijsassistenten in dienst nemen. Ze zullen echter nooit alleen de
eindverantwoordelijkheid dragen.
In zeer uitzonderlijke situaties ( bij vervanging) wordt er wel eens tijdelijk een assistent
ingezet.
5.2 De begeleiding en inzet van stagiaires van PABO’s
Met ons bestuur hebben we een contract afgesloten met Pabo InHolland. We begeleiden
samen 40 studenten. De verdeling over de scholen en groepen zal jaarlijks variëren.
5.3 Scholing van personeel
In overleg met het team wordt de scholing vastgelegd.
Het doel kan zijn: eigen professionalisering, teamprofessionalisering, teambuilding
Regelmatig is er scholing over het Jenaplanonderwijs, en bepaalde specialismen .
Jaarlijks hebben we onze SKOBA-studiedag.
Andere zaken worden bijgehouden, zoals bedrijfshulpverlening en
ontwikkelingen op het gebied van zorgleerlingen.
In de bijlage staat een verkort overzicht van datgene wat er komend
schooljaar aan veranderingen/ cursussen gepland is.
5.4 Bedrijfshulpverlening
Een aantal groepsleiders heeft de cursus bedrijfshulpverlener met
goed gevolg afgerond. Hierdoor voldoet de school aan de
Arbowetgeving. (om het jaar hebben zij hun nascholing)
Zij kunnen gebruik maken van het ontruimingsplan en hebben kennis
om goed in te kunnen grijpen zowel op het gebied van EHBO als op
het gebied van brand en andere calamiteiten.
6 De ouders
6.1 Ouderhulp
De school heeft de ouders nodig om ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de
school en het onderwijs te verrichten. Voor allerlei zaken rondom school is ouderhulp
onontbeerlijk, zelfs zodanig dat als ouders zich niet zouden inzetten voor school vele
activiteiten niet mogelijk zouden zijn.
Bij de aanmelding van uw kind bent u op de hoogte gebracht van alle activiteiten op onze
school waarvoor er ouders nodig zijn. Deze activiteiten zijn zeer gevarieerd. Het gaat om
heel zichtbare dingen, zoals het begeleiden van kinderen bij excursies, het maken van onze
schoolkranten, voorbereiden van de vele feestelijke activiteiten die onze school zo bijzonder
maken. Het bezig zijn met kinderen tijdens schooltijd is een steeds terugkerende activiteit die
de ouders voor de school verrichten. Van u wordt bijvoorbeeld een 5-6-tal keer per kind/per
jaar een deelname verwacht van de pleinbeurt tussen de middag.
Daarnaast zijn er vele commissies op school die behalve actief meewerken ook bezig zijn
met de meer onzichtbare activiteiten en die vaak voorbereidend en beleidsondersteunend
bezig zijn.
In principe is er voor elke ouder wel een taak te vinden die bij hem of haar past. Alle taken
vallen onder de verantwoordelijkheid van de groepsleider en hiervoor zijn de ouders dan ook
verzekerd.
Het schoolkamp neemt binnen veel Jenaplanscholen een prominente plaats in. Ouderhulp
van de bovenbouw is hierbij onontbeerlijk.
Er verschijnen regelmatig oproepen. Er is echt veel te doen en met z'n allen kunnen we
zorgen dat onze school een hele fijne plek is voor onze kinderen om elke dag weer naar toe
te gaan. Daarnaast is het ook nog erg leuk om bezig te zijn voor je kinderen en te zien dat
alle kinderen plezier hebben van door ouderhulp mogelijk gemaakte activiteiten.
Nieuwe ouders krijgen uitleg over de vele hulpmogelijkheden, waarna ze hun voorkeur
kunnen aangeven. Zittende ouders krijgen aan het begin van het schooljaar een schema van
alle activiteiten en kunnen daarop intekenen (o.a. tijdens de stamgroepavond). Een goede
uitwisseling tussen school en ouder is zeer belangrijk. Vandaar dat tijdens de
kennismakingsgesprekken ook het belang van de speciale activiteiten benadrukt worden,
eveneens het feit dat hier financiële consequenties aan verbonden zijn.
6.2 Het belang van de betrokkenheid van de ouders
De dagen van een kind zijn voor een groot deel gevuld met het naar school gaan. Het is
daarom van groot belang, dat u als ouder weet wat zich daar afspeelt. Door uw
betrokkenheid met de school biedt u in de thuissituatie aan uw kind de ruimte om zijn/haar
verhaal kwijt te kunnen. Als u de sfeer van de school kent, kunt u reacties van uw kind beter
begrijpen. U kunt daardoor zelf bijdragen aan een gezellige en leerzame periode op de
basisschool. In het bijzonder het jonge kind is niet in staat alles te verwoorden. Uw kennis op
schoolgebied helpt u de juiste vragen te stellen. Ook bij oudere kinderen doen deze situaties
zich voor. Zij komen soms thuis met een emotioneel verhaal. Probeert u dat ook te
controleren en te plaatsen in de context. Soms begrijpt u het verhaal beter als u even
contact opneemt met de groepsleider.
6.3 Informatievoorziening aan ouders over het onderwijs en de school
Algemeen
Los van het eerste intakegesprek ontvangt u deze schoolgids en jaarlijks de bijlage.
Regelmatig wordt u schriftelijk geïnformeerd over diverse activiteiten. Op alle locaties
hebben we een weekbrief. Ook onze website staat vol met informatie.
De Medezeggenschapsraad is het formele orgaan voor inspraak op school. Op de website is
een apart hoofdstuk over de MR te vinden. Ook via de weekbrieven wordt er informatie
gegeven. Het kan gebeuren dat er (grote) stukken ter inzage worden gelegd. Bij de
mededeling hiervan, wordt ook de plaats vermeld waar u die stukken kunt inlezen.
Activiteiten.
U wordt wellicht door de groepsleider of klassenouder benaderd om aan een activiteit deel te
nemen. Ook de ouderraad vraagt vaak ouders voor hun activiteiten.
Informatie
- We hebben deze schoolgids en de (jaarlijkse) bijlage
- We hebben de website
- Aan het begin van het schooljaar is er een informatieavond per stamgroep. Op deze avond
wordt de gang van zaken tijdens het jaar, de werkwijze van de methoden en andere
belangrijke zaken met u doorgenomen.
- Aan het eind van het jaar is er een stamgroep-evaluatieavond. De is bedoeld om het
afgelopen jaar te bespreken.
- er zijn portfolio-gesprekavonden en een dossiergesprek.
- er is wekelijks en nieuwsbrief
- voor de groep wordt ook gebruik gemaakt van het bord naast de deur van het lokaal.
- er zijn or- en mr-vergaderingen bij te wonen
Wanneer u vragen heeft bent u altijd van harte welkom, het liefst na schooltijd.
6.4
Inspraak
De medezeggenschapsraad (MR).
De MR werkt volgens de richtlijnen zoals omschreven in het ‘Reglement MR’.
In de MR zijn ouders en groepsleiders vertegenwoordigd: de ouder- en de personeelsgeleding. De
oudergeleding bestaat uit 3 ouders en de personeelsgeleding bestaat uit 3 personeelsleden. De
zittingsperiode is minimaal 3 jaar.
Elk jaar worden er verkiezingen uitgeschreven.
De MR heeft een verkiezingsprogramma opgezet voor 3 jaar.
Elk jaar worden verkiezingen georganiseerd voor de oudergeleding van de ene locatie en de
personeelsgeleding van een andere locatie. Na drie jaar zijn alle geledingen van de locaties aan de
beurt geweest.
De MR is bevoegd om alle aangelegenheden betreffende de school te bespreken.
De bevoegdheden van de MR zijn in het reglement beschreven.
Ze bestaan uit: instemmingsrecht, adviesrecht en initiatiefrecht. Zowel de ouder- als de
personeelsgeleding kan gebruik maken van het recht initiatief te nemen om een bepaalde zaak ter
tafel te brengen.
De MR heeft tot taak openheid en onderling overleg in de school te bevorderen.
Dat gebeurt door:
Het opstellen van een jaarplan.
Het publiceren van een verslag van de vergadering op de week- / nieuwsbrief.
Op de website van de school is het volgende te vinden:
Het jaarverslag.
Het ‘Reglement MR’
Het Huishoudelijk Reglement.
Het Medezeggenschapsstatuut.
Het schooljaar 201…., met daarin de namen van de MR leden en de data van de vergaderingen.
Het GMR- reglement.
Onze stichting SKOBA heeft ook een Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR). Binnen
de GMR worden zaken besproken die alle scholen van de stichting aangaan.
Ook de GMR heeft een ouder- en een personeelsgeleding.
Een GMRlid hoeft geen MRlid te zijn.
Het postadres van de MR is: [email protected]
Mocht u nog meer willen weten, neemt u dan gerust contact op met een van de leden. De
namen vindt u achter in de bijlage.
De oudervereniging.
De ouderraad is het bestuur van de oudervereniging. Ze heeft eigen statuten en een
huishoudelijk reglement. We hebben drie ouderverenigingen, één voor elke locatie.
De OR heeft de functie tussen de ouders onderling een samenwerking op te bouwen en
activiteiten te ontplooien welke de goede sfeer op school bevorderen. Door de
samenwerking tussen ouders en school bent u als ouder in staat de opvoeding van uw kind
ook tijdens de schooltijd te volgen. De ouderraad bevordert dat de schooltijd van uw kind
zowel leerzaam, maar vooral ook aangenaam is.
De oudervereniging houdt jaarlijks een ledenvergadering, die wordt uitgeschreven door de
ouderraad. Onmiddellijk na de jaarvergadering ontvangt u de lijst met namen van de leden
van de ouderraad (mits deze zijn veranderd na deze publicatie.)
Hebt u vragen, suggesties of opmerkingen neemt u dan contact op met de ouderraad. Zij zijn
er voor uw kind.
Elk jaar is hulp van ouders nodig om alle activiteiten tot een succes te maken. Wenst u ook
deel te nemen aan bepaalde activiteiten neemt u dan contact op met de ouderraadsleden.
Ze rekenen op uw hulp.
6.5 Ouderbijdrage
Geld
Voor de financiering van activiteiten wordt aan de ouders jaarlijks een vrijwillige bijdrage
gevraagd door de oudervereniging. Formeel hebben we twee verschillende ouderstichtingen.
Zij opereren een ieder geheel apart. Deze bijdrage ( rond de € 60-70) wordt jaarlijks per
locatie vastgesteld op de jaarvergadering van de oudervereniging. Hiervoor ontvangt u tijdig
een uitnodiging. Hoewel de bijdrage vrijwillig is, begrijpt u wel dat veel activiteiten hier
(financieel) van af hangen.
Omdat de ouderraad de school hiermee sponsort heeft de medezeggenschapsraad hier een
stem in (nota sponsoring).
Met de bijdrage wordt ook de bijdrage voor het zwemmen geïncasseerd. De ouderraad
draagt dit vervolgens weer af aan de Stichting zwemonderwijs, die er de bus voor betaalt.
Op de locaties komt er een aparte inning van gelden voor het driedaags schoolkamp. De
hoogte zal afhangen van het programma, de huisvesting en het aantal kinderen. Tot nu tot
bedroeg het ongeveer € 70.
Graag voor de betalingen uw uiterste best, zo niet neem dan ( vertrouwelijk) contact op met
de directeur Joep Verduin
6.6
Voor- en Naschoolse opvang
De school heeft tegenwoordig ook de zorg voor de buitenschoolse opvang. We hebben
contacten met Stichting Kinderopvang Ambacht. Zij zijn open van 7.00 uur tot 18.00 uur.
6.7
Communicatie over de ontwikkelingen van uw kind.
“Heeft u even…..?”
We willen graag vooropstellen dat contact met de groepsleider betreffende leervorderingen
en/of problemen te allen tijde moet kunnen. Natuurlijk is dit in de praktijk wat moeilijker
realiseerbaar. We hebben nu eenmaal vergaderingen, afspraken en een privé-leven. Voor
een gesprek van een paar minuten is er altijd wel tijd, het liefst na schooltijd. Wanneer u echt
een groot probleem op het hart hebt, kunt u maar beter even een afspraak maken, dan
kunnen we wat meer tijd uittrekken.
Regulier
Twee maal per jaar hebben we een portfolioavonden en één keer een dossiergesprek. Vaak
worden broertjes en zusjes voor uw gemak op dezelfde avond gepland. De besprekingen
duren tien tot vijftien minuten. Soms is dit niet genoeg en wilt u met de groepsleider wat
langer van gedachten wisselen. Dan wordt er een aparte afspraak gemaakt.
Speciaal
Het kan zijn dat uw kind extra hulp behoeft of bepaalde problemen heeft. In dit geval worden
er met u aparte afspraken gemaakt. Het zal vaak gaan om een groot gesprek gevolgd door
wekelijkse gesprekken van een paar minuten om de stand van zake door te spreken. Zie ook
hoofdstuk 4.2.
Wellicht is het prettig en/of noodzakelijk om bij u op huisbezoek te komen.
Bovendien is het prettig om als school enigszins iets te weten van speciale situaties thuis,
bijvoorbeeld ziekenhuisopname van vader of moeder. De kinderen zijn dan vaak toch van
slag en hebben in die tijd wat meer speciale aandacht nodig.
Voortgezet onderwijs
In principe wordt de informatie die u hiervoor nodig heeft meegenomen in de besprekingen
rond het portfoliogesprek in november en het definitieve verwijzingsgesprek in maart. Het is
altijd mogelijk om bij de groepsleider een apart gesprek aan te vragen, als u er meer over
wenst te weten. Zie ook hoofdstukje 4.3.
6.8
Klachtenprocedure.
Hoe gaan wij om met klachten?
1. Algemeen
Het kan gebeuren dat u het niet eens is met de wijze waarop een personeelslid van de school heeft
gehandeld. Binnen SKOBA kiezen wij er niet voor u direct door te verwijzen naar de landelijke
klachtencommissie. Nee, wij vinden dat we moeten proberen samen naar een oplossing te zoeken
door met elkaar in gesprek te gaan. Wij nemen een klacht altijd serieus. En zien een klacht als een
advies over hoe we de school (nog) beter kunnen maken.
In de map “Regelingen”, die u op school kunt inzien, is de SKOBA-procedure van de afhandeling
van klachten uitvoerig beschreven. In het kort komt dit op het volgende neer:
 eerst bespreekt u de klacht met de stamgroepleider van uw kind;
 komt u er met de leerkracht niet uit, dan kunt u zich tot de directeur wenden. Het is wel zo
netjes de betrokken leerkracht daarover te informeren;
 u kunt ook, in overleg met de leerkracht, besluiten de klacht in aanwezigheid van de
leerkracht direct met de directeur te bespreken;
 heeft u een klacht over de directeur, dan kunt u met hem of haar daarover een gesprek aan
gaan. Als u dat lastig vindt, kunt u ook contact opnemen met de bovenschoolse
vertrouwenspersoon . Deze bespreekt o.a. met u of een gesprek met de voorzitter van het
College van Bestuur gewenst is.
Uitgangspunt bij klachten is een open en respectvolle houding , zowel van de kant van de school
als van uw kant.
Wat mag u van ons verwachten:

een serieuze en zorgvuldige behandeling van klachten;

discretie en mogelijk zelfs geheimhouding waar dat gewenst of noodzakelijk is;

begripvolle en respectvolle bejegening van de klager;

toepassen van principe van hoor en wederhoor;

op papier zetten van gemaakte afspraken;

nakomen van gemaakte afspraken;

binnen 1 week na indienen van een klacht een gesprek in eerste instantie;

binnen 2 weken na indiening van een verzoek een gesprek in tweede instantie;

bij een uitspraak van de landelijke klachtencommissie een gesprek over de uitspraak (wat
gaan we doen met de uitspraak, hoe gaan we weer verder met elkaar).
Wat verwachten wij van u:

tijdig een klacht indienen;

geen anonimiteit bij het indienen van een klacht;

discretie en mogelijk zelfs geheimhouding waar dat gewenst of noodzakelijk is;

begripvolle en respectvolle bejegening van de beklaagde en anderen die bij de klacht
betrokken zijn;

melden als u zich bij de bespreking van de klacht door een externe (familielid, vriend,
kennis) laat ondersteunen;

meehelpen met het oplossen van de klacht;

nakomen van gemaakte afspraken;

melden aan de directeur en het bevoegd gezag van het indienen van een klacht bij de
landelijke klachtencommissie.
Als u geholpen wilt worden bij de afwikkeling van uw klacht, kunt u contact opnemen met één van
de vertrouwenspersonen die op de school aanwezig zijn. Wie dat zijn, staat vermeld in de bijlage.
Ook de naam en contactgegevens van de bovenschoolse vertrouwenspersoon staan in de bijlage
vemeld.
Soms is het gewenst om de klacht op schrift te stellen. De vertrouwenspersoon kan u daarbij
helpen.
Het kan zijn dat er geen oplossing voor uw klacht gevonden wordt. Of dat u de klacht zo ernstig
vindt dat u een onafhankelijke externe deskundige wilt laten kijken naar de klacht. Dan kunt u zich
wenden tot de landelijke klachtencommissie waarbij SKOBA is aangesloten. Het adres van deze
commissie vindt u in de bijlage. Het reglement van de klachtencommissie is opgenomen in de map
“Regelingen”. De vertrouwenspersoon kan u helpen bij het antwoord op de vraag of u naar de
landelijke klachtencommissie zult gaan. En ook bij het benaderen van deze commissie.
2. Klachten m.b.t. geweld, intimidatie, misbruik
Een klacht over geweld, intimidatie of misbruik kunt u direct melden bij de vertrouwensinspecteur
van de Inspectie van het Onderwijs. U hoeft deze dus niet eerst op school te melden. De
contactgegevens van deze inspecteur staan in de bijlage. U kunt voor de volgende zaken terecht bij
de vertrouwensinspecteur: (seksuele) intimidatie en misbruik, discriminatie, fundamentalisme,
lichamelijk of psychisch geweld en grove pesterijen. De vertrouwensinspecteur behandelt dergelijke
klachten met de grootste zorgvuldigheid en onderneemt geen actie zonder uw instemming. Meer
informatie vindt u op de website van de Inspectie van het Onderwijs (www.onderwijsinspectie.nl).
6.9
Schoolverzekering voor leerlingen
De school heeft een W.A.-verzekering voor de leerlingen afgesloten. Dit betreffen echter de
minimale W.A. voorwaarden. Over het algemeen wordt er pas uitgekeerd, wanneer alle
andere verzekeringen zijn aangesproken.
Alle werkenden op school ( en op excursies) zijn hierbij meeverzekerd. Dit geldt dus voor
groepsleiders, stagiaires en meehelpende ouders.
In de voorwaarden wordt over het algemeen een onderscheid gemaakt tussen
verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Wanneer een groepsleider aanwezig is op het
schoolplein, dan is hij/zij verantwoordelijk voor datgene wat gebeurt. Grofweg wordt de vraag
gesteld of hij/zij iets had kunnen voorkomen.
6.10
Webprotocol
Deze tekst is te vinden op onze website. Een belangrijk punt hierbij : U heeft op het
inschrijfformulier aan kunnen geven of u bezwaar had tegen plaatsing van foto`s.
6.11
Sponsoring
Onder sponsoring wordt verstaan het verstrekken van geld, goederen of diensten waarvoor
de sponsor een tegenprestatie verwacht waarmee de leerlingen of hun ouders in
schoolverband worden geconfronteerd. De school draagt er zorg voor dat de afspraken
tussen de sponsor en school worden vastgelegd waarbij wederzijds de prestaties worden
afgebakend. Bij alle vormen van sponsoring blijft het bevoegd gezag verantwoordelijk.
Bij sponsoring worden enkele uitgangspunten gehanteerd:
het moet verenigbaar zijn met de taak en doelstelling van de school.
het mag de betrouwbaarheid, objectiviteit en onafhankelijkheid van de school niet
schaden.
Het mag de continuïteit en inhoud van het onderwijs niet beïnvloeden.
In lesmaterialen en leermiddelen mag geen reclame voorkomen.
Het mag niet appelleren aan gevoelens van angst of bijgelovigheid.
6.12
Nota`s en veel meer informatie….
Natuurlijk hebben we veel meer afspraken op school dan er hier vermeld kunnen worden.
In de bijlage staan ook een aantal praktische afspraken vernoemd. De school cq. het
schoolbestuur moet een aantal zaken ook duidelijk op papier geregeld hebben. Dit is nodig
voor de eigen organisatie en voor de duidelijkheid naar buiten.
Zo zijn er nota`s die voor bepaalde groepen ouders erg interessant kunnen zijn.
De nota`s die ook voor extern gebruik zijn, staan allemaal op onze site. Ze gaan bijvoorbeeld
over ouderparticipatie en medezeggenschap. Kijkt u eens. De lijst wordt regelmatig
aangevuld en/of geactualiseerd.
7. De ontwikkeling van het onderwijs in de school
7.1 Activiteiten ter verbetering van het onderwijs
Schoolplan
Elke school heeft een schoolplan. Dit is een voortschrijdend plan van 5 jaar.
In dit beleidsplan treft u o.a. aan: de opdracht van onze school, de onderwijskundige doelen,
de gewenste kwaliteit, de onderwijskundige vormgeving van onze school, de huidige
ordening van de inhoud van het onderwijs, algemeen strategisch beleid, ons financieel
beleid, ons materieel beleid, beleidsvoornemens,
Een school heeft de verplichting haar schoolplan te actualiseren zodra er veranderingen
plaats vinden. Dit schoolplan is ter inzage bij de directie.
Uit bovenstaand schoolplan destilleren we de jaarlijkse plannen:
meerjaren (bestuurs)formatieplan en schoolformatieplan
schools meerjarenbeleidsplan
nascholingsplan
Het eerste plan behoeft instemming van de GMR
Jenaplan
Zowel de directeur als de ib-er neemt deel aan de Jenaplanschool overlegkringen in de
regio.
De Jena-regio is het gebied tussen Rotterdam, Dordrecht en Hoek van Holland
Schoolgids
Met het schoolplan in de hand is het gesprek over visie, missie en richting beter te voeren.
Jaarlijks evalueren we de schoolontwikkelingen. De uitkomsten van onze evaluaties nemen
we in hoofdlijnen op in deze schoolgids.(bijlage)
Werkgroepen, vergaderingen
Natuurlijk zijn er verschillende groepsleiders afgevaardigd naar een aantal werkgroepen,
vergaderingen e.a. De informatie die langs deze weg binnenkomt wordt over het algemeen
direct toegepast. Ook vinden er in die werkgroepen en vergaderingen gesprekken plaats die
gaan over de middellange of lange termijn. De gevolgen hiervan worden door ons
meegenomen.
7.2
Zorg voor de relatie school en omgeving
De school staat in een gemeente en een wijk. We staan in de maatschappij. Het is van groot
belang om contacten te onderhouden met allerlei instanties. Het betreft hier instanties die te
maken hebben met:
- de schoolorganisatie (o.a. gemeente, samenwerkingsverband WSNS),
- de programmering ( o.a. Weetpunt, Jeugdspeelpark, bibliotheek ).
- Public relations
- Algemene zaken ( o.a. wijkvereniging, winkeliersvereniging, sportclubs)
Heeft u vragen over of aanvulling voor deze gids, dan horen we dat graag
Download