Bleekscheuten - Onze Eigen Tuin

advertisement
OET206 7 Zomer 2008.qxd
13-05-2008
15:25
Pagina 29
Bleekscheuten
MARCO HOFFMAN
I
ken bij Cotoneasterblad. En chemische
(onkruid)bestrijdingsmiddelen kunnen
de productie van bladgroen stilzetten
en daarmee witte of bonte bladeren
veroorzaken.
n vrijwel elke tuin zijn bontbladige
planten te vinden met deels groen,
deels wit of goudgeel blad. Af en toe
ontstaan in een boom of struik ook volledig witte scheuten waaruit alle groene
pigment (kleurstof) verdwenen is. Vaak
zien die er wat armetierig uit en ze verbranden snel in de zon. Meestal ontstaan deze witte scheuten in bonte planten en heel af en toe in groene planten.
Hoe kan dat?
De groene kleur van het blad wordt veroorzaakt door bladgroenkorrels (chlorofyl). Dit groene pigment is van levensbelang voor planten, omdat hiermee
fotosynthese plaatsvindt. Daarbij maakt
de plant suikers met behulp van zonlicht, kooldioxide en water. Deze suikers
zijn voor de plant nodig om te groeien.
Dit verklaart ook waarom bontbladige
planten vaak minder snel groeien.
Dat bladgroenkorrels in bonte of witte
scheuten soms geheel of gedeeltelijk
ontbreken kan verschillende oorzaken
hebben. Soms zijn er externe factoren in
het spel, bijvoorbeeld een virus, zoals
het Abutilon-mozaïekvirus dat een witgroen mozaïekpatroon in het blad van
Abutilon veroorzaakt. Het gebrek aan
bepaalde voedingsstoffen kan ook verlies van bladgroen veroorzaken. Het ontbreken van magnesium en/of borium
bijvoorbeeld geeft witte randen of vlek-
S
oms is de bonte bladkleur juist volledig genetisch bepaald en is het een
soortkenmerk. Weliswaar komt bontbladigheid in de vrije natuur nauwelijks
voor, toch zijn er enkele soorten die van
nature bontbladig zijn. Bekende voorbeelden zijn de klimmende Actinidia
kolomikta, de siernetel Solenostemon
scutellarioides en Calathea zebrina, veel
gekweekt als kamerplant. Hierbij zullen
de nakomelingen uit zaad in principe
ook bontbladig zijn. Er zijn ook enkele
cultivars van groene soorten waarbij de
bontbladigheid volledig genetisch
bepaald wordt, Acer pseudoplatanus
‘Leopoldii’ bijvoorbeeld. Dergelijke cultivars zullen bij zelfbestuiving ook
bonte nakomelingen uit zaad geven.
Soms speelt ook het ontwikkelingsstadium in het seizoen een rol. Zo zijn bijvoorbeeld de scheuten van de bekende
bonte wilg (Salix integra ‘Hakuro-nishiki’)
eerst vrijwel volledig wit en worden ze
tijdens het seizoen steeds groener.
Veruit de meeste bonte planten of
scheuten in tuinen zijn echter het resultaat van mutaties in de groeipunten.
Een mutatie is een verandering in het
erfelijk materiaal. Deze ontstaat meestal spontaan, maar kan ook worden gestimuleerd met gamma- of röntgenstraling. Indien een gemuteerde cel aan
de basis van een groeipunt zit, zullen
alle cellen die daaruit ontstaan dezelfde
genetische afwijking hebben, bijvoorbeeld het onvermogen om bladgroen te
maken. Op deze manier kan dus een
volledig witte scheut of tak ontstaan.
Bladgroen ontbreekt in een scheut van Elaeagnus
ebbingei ‘Gilt Edge’
FOTO’S AUTEUR
D
e praktijk is echter vaak nog wat
ingewikkelder. Dit komt doordat
een groeipunt meerdere cellen en cellagen bevat. Als een cel in een groeipunt
muteert (vervormt) tot ‘witte’ cel, zijn er
gewoonlijk ook nog andere cellen die
niet gemuteerd zijn. Zowel de gemuteerde witte cel of cellaag als de niet-gemuteerde groene cel(len) of cellaag zullen
zich delen en verder uitgroeien.
Hierdoor ontstaan in feite twee genetisch verschillende weefsels door elkaar.
Witte scheut in Weigela praecox ‘Variegata’
Dit wordt een chimaera genoemd. Deze
term is ontleend aan Chimaira, een
monster uit de Griekse mythologie, met
het hoofd van een leeuw, het lichaam
van een geit en de staart van een slang.
Afhankelijk van de verdeling en posities
van de gemuteerde en niet-gemuteerde
cellen kunnen verschillende patronen
van bontbladigheid ontstaan: een groen
centrum met witte rand (komt het
meest voor), wit centrum met groene
rand, en strepen- en vlekkenpatronen.
Bij bonte chimaeraplanten komt het
nogal eens voor dat een van beide weefsels de overhand krijgt en zelfstandig
uitgroeit tot een groene of witte scheut.
Een groene scheut in een bonte plant
heet terugslag. Tuiniers kennen dit
fenomeen vast en zeker van bijvoorbeeld de bonte vederesdoorn of de
goudiep. Deze groene scheuten zijn
groeikrachtiger dan de bonte scheuten
en krijgen daardoor (ongewenst) gauw
de overhand. Zo vroeg mogelijk wegsnoeien dus.
Een witte scheut daarentegen groeit
juist veel minder goed. Deze kan in feite
niet voor zichzelf zorgen omdat hij door
het ontbreken van bladgroen geen
suikers kan maken. Een witte scheut is
daarmee totaal afhankelijk van de groene of bonte bladeren aan dezelfde plant.
Een potverteerder. Bij stekken of enten
kan een witte scheut niet verder groeien. Een witte stek of ent is niet levensvatbaar. Helaas of niet.
!
OnzeEigenTuin/Zomer 2008
Marco Hoffman is
taxonoom/ sortimentsdeskundige bij
Praktijkonderzoek
Plant & Omgeving in
Lisse. Hij is o.a.
samensteller van de
internationale naamlijsten van houtige
gewassen en vaste
planten en hoofdredacteur van
Dendroflora.
29
Download