Griffie - Provincie Noord

advertisement
Griffie
Commissie Zorg, Welzijn en Cultuur
Datum commissievergadering
: -
DIS-stuknummer
:
:
:
:
:
:
Behandelend ambtenaar
Directie/afdeling
Nummer commissiestuk
Datum
Bijlagen
1134672
A.F.M. van der Steen
Sociale en Culturele Ontwikkeling
ZWC-0300
4 oktober 2005
-
Onderwerp:
Voorstel Herijking Antidiscriminatiewerk.
Wijziging Programmabegroting.
Voorstel van GS aan PS:
X
Ter kennisneming
Opmerkingen van het Presidium/Griffie:
Griffier van Provinciale Staten,
namens deze,
mw. dr. D.G.F.M. Gorgels
X uitvoerende rol
Notitie ten behoeve van de commissie voor Commissie Zorg, Welzijn en Cultuur
Provinciaal beleid en anti-discriminatiewerk.
In het kader van het Bestuursakkoord 2003-2007 is nadrukkelijk gekozen voor de uitvoering van een integraal
beleid gericht op interculturalisering van de samenleving.
Uitvoering van het Bestuursakkoord vindt plaats in het kader van het Provinciaal Sociaal Beleid via het
Uitvoeringsprogramma Samen verder werken aan een Kleurrijk Brabant.
Binnen het programma Samenleven van het Uitvoeringsprogramma Samen verder werken aan een Kleurrijk
Brabant stelt de provincie zich tot doel in de periode 2003-2007 een bijdrage te leveren aan:
 Het ondersteunen van het anti-discriminatiewerk in Brabant ten behoeve van het voorkomen en
waar nodig helpen bestrijden van discriminatie en het bevorderen van een klimaat van wederzijdse
acceptatie en respect onder allochtone en autochtone burgers in Brabant;
Anti-discriminatiewerk: het voorkomen en bestrijden van discriminatie
De spil in het antidiscriminatiewerk bestaat uit een landelijk netwerk van 36 anti-discriminatiebureaus
(ADB’s), waarvan er vier anti-discriminatiebureaus (ADB’s) in de Provincie Brabant in resp. ‘sHertogenbosch, Eindhoven, Tilburg en Breda opereren.
De ADB’s zijn eerstelijnsinstellingen die zijn opgezet om een bijdrage te leveren aan het voorkomen en
bestrijden van discriminatie en uitsluiting. De basis voor hun activiteiten vormen de discriminatiemeldingen
van burgers op basis waarvan de bureaus signalerend en adviserend optreden. De meldingen kunnen
betrekking hebben op ongelijke behandeling en discriminatie op grond van o.m. huidskleur,
etniciteit/nationaliteit, leeftijd, handicap, seksualiteit, religie, politieke gezindheid. Daarnaast verrichten de
ADB’s ook preventieve taken via voorlichtingsprojecten en trainingen.
Nut en noodzaak ADB’s
Voor burgers vormen de ADB’s een laagdrempelige voorziening die over daadwerkelijke en/of vermeende
uitsluiting een uitspraak doet c.q bemiddelt. Te weten en te ervaren dat uitsluiting beoordeeld en
opgehelderd kan worden is verbonden met een basaal gevoel van veiligheid. Zeker bij nieuwe (allochtone)
burgers maar evenzeer bij het autochtone bevolkingsdeel.
Voor instanties, organisaties en overheden vormen de ADB’s een belangrijke informatiebron met betrekking
tot het efficiënt en gericht kunnen aanpakken én voorkomen van al dan niet latent aanwezige discriminatoire
en/of racistische spanningen en uitingen in Brabant.
Inzet en rol Provincie
De Provincie stapt niet in een gat van het Rijk inzake de uitvoering van het antidiscriminatiebeleid:
Hoewel het Rijk bestrijding van discriminatie een belangrijk onderwerp vindt, zoals ook blijkt uit de nota
Radicalisme en radicalisering (2005), stelt het kabinet zich tot nu toe op het standpunt dat uitvoering van het
anti-discriminatiebeleid een aangelegenheid is van de decentrale overheden –gemeenten en provincie dus.
Het Rijk erkent de belangrijke rol die de anti-discriminatiebureaus hebben in de uitvoering van dit beleid: zij
verlenen bijstand aan slachtoffers en registreren. Hierdoor vormen zij én een belangrijke informatiebron én
een belangrijke schakel in het tegengaan en voorkomen van racisme en discriminatie.
Het Rijk geeft echter geen directe structurele financiële ondersteuning aan de ADB’s.
Tot 2004 heeft het Rijk tijdelijk middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten en provincie via de de (rijks)
Stimuleringsregeling professionalisering van Anti-discriminatiebureau’s met als achterliggend doel het ADBwerk te professionaliseren en de anti-discriminatie-infrastructuur te stroomlijnen tot een landelijk dekkend
netwerk.
In aanvulling op het gemeentelijk beleid heeft de provincie tot 2004 in het kader van het Sociaal Beleid een
bijdrage geleverd aan de verbreding en kwalitatieve uitbouw van het ADB-werk in Brabant via :
 het project “Regionalisering anti-discriminatievoorzieningen 1997-2002”;
 het project “Professionalisering anti-discriminatiewerk 2002-2004”;
 Ondersteuning van de ADB’s door de provinciale steunfunctie Palet;
Met het afsluiten van het regionaliserings- en professionaliseringstraject dient zich de vraag aan “Hoe verder?”
Wat kan en moet de inzet zijn van de vier Brabantse ADB’s in het dichterbij brengen van een veilige en
zorgzame samenleving zonder discriminatie en uitsluiting. Welke inzet kan verwacht worden van de ADB’s
en welke rol en inzet kan de provincie plegen?:
De vier Brabantse ADB’s kampen momenteel met capaciteitstekort en financiële problemen. Een forse
toename van meldingen en klachten in verband met de toegenomen maatschappelijke onrust en de landelijke
bezuinigingen wegvallende financiering door gemeenten zijn hier de oorzaak van.
Omdat de provinciale regelingen eind 2004 zijn afgelopen en er vanuit het Rijk geen middelen meer
beschikbaar worden gesteld aan gemeenten, is per brief van 15 september 2004 in dit verband opdracht aan
het PON gegeven om nader onderzoek te verrichten naar de wijze waarop de Provincie, in samenwerking
met gemeenten en de ADB’s, de kwaliteit en de continuïteit van het toekomstige ADB-werk op efficiënte
wijze kan helpen waarborgen.
Evaluatie PON Provinciale inzet versterken toekomstig anti-discriminatiewerk
Om erachter te komen welke provinciale samenwerkingsafspraken of structuurmaatregelen positief kunnen
uitwerken op de kwaliteit en continuïteit van het toekomstige ADB-werk in Brabant heeft de Provincie het
PON opdracht gegeven om de bovengenoemde door de Provincie gefinancierde regionaliserings- en
professionaliseringstraject van de 4 ADB’s te evalueren op de behaalde resultaten.
Daarnaast is het PON gevraagd om op basis van een knelpunten-analyse aanbevelingen te doen met
betrekking tot de werkwijze en onderlinge samenwerking van de 4 ADB’s in de uitvoering van de kerntaken
in de vier Brabantse regio’s.
Het PON-onderzoek heeft de volgende conclusies en aanbevelingen opgeleverd:
Resultaten provinciale inzet periode 1997-2004
Regionaliseringsproject
Doelstelling van het provinciaal regionaliseringsproject was om meer gemeenten in Brabant te stimuleren zich
te verbinden aan een van de ADB’s teneinde een Brabantdekkend netwerk te realiseren . Het concrete doel
was om in de periode 1998-2002 een dekkingsgraad van 50-70% te bereiken, hetgeen neerkomt op 35 tot 49
gemeenten. Hiertoe kregen gemeenten 25% van de kosten vergoed in de eerste 2 jaar van de subsidierelatie
met een ADB onder de voorwaarde dat gemeenten zich voor drie jaar aan een ADB verbonden.
In totaal hebben uiteindelijk maar 11 gemeenten deelgenomen. Kosten voor de Provincie bedroegen €
30.000,--. De regeling heeft haar doel niet bereikt.
Uit de evaluatie van het PON blijkt dat het voor relatief kleine organisaties als de ADB’s niet efficiënt is om
met alle afzonderlijke gemeenten contracten aan te gaan voor het inzet van anti-discriminatiewerk. Voor
gemeenten is geld van de provincie uiteindelijk niet de beslissende factor om in zee te gaan met een ADB.
Inhoudelijke gronden en met name in het oog springende zaken en incidenten, zoals bijvoorbeeld herhaalde
uitingen van rechts-extremisme zijn de doorslaggevende factor om contact te zoeken met een ADB.
Professionaliseringsproject
Naast de beoogde versterkte inzet in de regio diende het professionaliseringsproject van de provincie om in
kwalitatief opzicht het anti-discriminatiewerk te versterken. Het project was vooral gericht op de onderlinge
inhoudelijke samenwerking van de ADB. Uit het door de Provincie goedgekeurde eindverslag van het project
blijkt dat het professionaliseringsproject geleid heeft tot een verbetering en professionalisering van
discriminatiebestrijding.
In het project is geen aandacht besteed aan de organisatiestructuur en bestuursstructuur van de afzonderlijke
en samenwerkende ADB’s. (werkgeverschap, rechtspersoonlijkheid, financiële administratie etc). De
samenwerking heeft dan ook niet geleid tot een herschikking van taken tussen de bureaus.
Ondersteuning Palet
In opdracht van de Provincie ondersteunt Palet het anti-discriminatiewerk c.q de ADB’s. In de periode 19982002 heeft Palet de opdracht gekregen de regionaliseringsregeling in samenwerking met de ADB’s uit te
voeren. Daarnaast heeft Palet een coördinerende taak in het uitwisselen van kennis en ervaring tussen de
ADB’s. Tot 2004 was het ADB Denbosch hierbij aangehaakt bij Palet. Voor het ADB Breda geldt dit nog
steeds. De ondersteuning van Palet bestaat verder uit activiteitenondersteuning op basis van behoefte van de
afzonderlijke ADB’s.
Aanbevelingen PON Versterking ADB-werk
1.
Maatschappelijke meerwaarde ADB’s
Werkzaamheden op het terrein van anti-discriminatie zijn nuttig en noodzakelijk. In elke samenleving, en
zeker in een multiculturele samenleving doen zich uitsluitingsprocessen voor. Het is van groot belang dat
er een onafhankelijke instelling is, die over daadwerkelijke of vermeende uitsluiting en discriminatie
uitspraken doet en bemiddelt. Te weten en te ervaren dat uitsluiting beoordeeld en opgehelderd kan
worden is verbonden met een basaal gevoel van veiligheid. Zeker bij nieuwe (allochtone) burgers maar
evenzeer bij het autochtone bevolkingsdeel. Voor instanties, organisaties en overheden vormen de ADB’s
een belangrijke informatiebron met betrekking tot het efficiënt en gericht kunnen aanpakken én
voorkomen van al dan niet latent aanwezige discriminatoire en/of racistische spanningen en uitingen in
Brabant;
2.
Ondersteuning van de ADB’s door de Provincie
Het bestrijden van discriminatie dient vanuit alle overheden actief te worden opgepakt. De actieve rol die
de Provincie speelt in het kader van Sociaal Beleid maakt een voortgaande articulatie van haar rol op dit
terrein logisch: “In Brabant doet iedereen mee”. Het verdient daarom aanbeveling dat de Provincie in
woord en daad doorgaat met het stimuleren en ondersteunen van de ADB’s. De ADB’s in de Provincie
Noord-Brabant zijn de spil in het anti-discriminatiewerk. Provinciale steunverlening aan de ADB’s maakt
ook dat zij sterker staan in hun pogingen om meer gemeenten bij het werk te betrekken. De resultaten
van de provinciale regionaliseringsregeling tonen aan dat de huidige ADB’s onvoldoende zijn uitgerust
om alle Brabantse gemeenten op te roepen deel te nemen aan het door de Provincie beoogde
Brabantdekkende netwerk. De vier Brabantse ADB’s kampen momenteel met capaciteitstekort en
financiële problemen als gevolg van door landelijke bezuinigingen wegvallende financiering door
gemeenten
3.
Ontwikkeling stappenplan op weg naar een basisvoorziening ADB-Brabant.
De werkzaamheden op het terrein van antidiscriminatie worden momenteel verricht vanuit 4 kleine
eerstelijns-organisaties waarvan 2 bureaus met een eigen rechtspersoonlijkheid (ADB Basta Denbosch en
ADB Tilburg). Het ADB in Eindhoven is aangehaakt bij de welzijnsinstelling Loket W, het ADB in Breda
is aangehaakt bij Palet.
In totaal gaat het binnen de 4 bureaus om 6 Fte aan uitvoeringscacapiciteit. Het PON stelt in haar
evaluatie dat de sector kan als ‘top-zwaar’ worden getypeerd: het aantal bestuurders en coördinatoren
ten opzichte van het aantal uitvoerders is relatief hoog met alle indirecte kosten van dien.
Zeker uit oogpunt van efficiency verdient het aanbeveling om planmatig toe te werken naar de oprichting
van één bureau of basisvoorziening.
Deze basisvoorziening strekt zich uit over de gehele Provincie, omvat alle Brabantse gemeenten en
bestaat concreet uit een Provinciaal Meldpunt gericht op klachtbehandeling, klachtregistratie,
klachtanalyse (jaarlijkse Brabantse monitor discriminatie)
Naast de basisvoorziening richt het ADB-werk zich op aanvullende activiteiten, bestaande uit
beleidsadvisering en preventieve activiteiten in de vorm van projecten.
De aanvullende activiteiten zijn lokaal van aard worden vanuit meerdere uitvoeringslocaties op verzoek
van gemeenten, regio’s en andere financierders uitgevoerd op basis van tijdsgebonden
resultaatsovereenkomsten.
Een dergelijke herstructurering leidt niet tot het oprichten van een nieuwe provinciale steunfunctieinstelling, maar tot een clustering van vier eerstelijnsinstellingen naar één eerstelijnsinstelling met wie de
Provincie en de gemeenten op basis van tijdsgebonden resultaatsafspraken een financiële relatie aangaat
Ook vanuit de inhoud valt er veel te zeggen voor een herijking van het anti-discriminatiewerk tot een
basisvoorziening als fundament voor het ADB-werk in Brabant:
Momenteel richt het ADB-werk zich in hoofdzaak op de 4 grote steden. Discriminatie houdt echter niet
op bij de grenzen van de grote stad of een gemeente.
In de uitvoering van het anti-discriminatiebeleid ligt om deze reden bij uitstek een taak voor de provincie
om gemeenten te ondersteunen en bij te dragen aan een dekkend en goed functionerend netwerk van
ADB’s.
Iedere burger in Brabant moet immers met een klacht of melding terecht kunnen bij een ADB, ook de
burger zonder ADB in zijn/haar gemeente.
Dit is niet het geval in Brabant: er is geen dekkend netwerk, niet iedere gemeente betaalt mee, en er zijn
grote verschillen in kwaliteit tussen de vier huidige ADB’s.
Bovendien staat de continuïteit van de ADB’s onder druk vanwege gemeentelijke bezuinigingen en het
ophouden van de tijdelijke rijks- en provincieregeling. De ADB’s kampen ieder met een
capaciteittsprobleem, terwijl het aantal klachten en meldingen de afgelopen tijd alarmerend toeneemt.
Kijkend naar de actualiteit is een bredere provinciale dekking c.q een sluitend netwerk dus wenselijk.
Om een goed functionerend Brabantbreed netwerk van laagdrempelige ADB’s te realiseren is het nodig
de huidige werkwijze en infrastructuur van het ADB-werk ingrijpend te wijzigen. Het stimuleren van een
basisvoorziening op dit terrein is een efficiënt instrument om dit te bewerkstelligen;
De vier grote gemeenten en de ADB’s onderkennen dit en hebben samen met de provincie en het PON
een plan van aanpak gemaakt. In dit plan van aanpak worden de kerntaken van de vier ADB’s nader
geëxpliciteerd en gebundeld tot één basisvoorziening voor heel Brabant.
Deze basisvoorziening bestaat uit behandeling van klachten, registratie, en monitoring en wordt mede
financieel ondersteund door de provincie op basis van tijdsgebonden resultaatsafspraken. Daarbij kan een
intentie uitgesproken worden om voor meer jaren een subsidie-contract aan te gaan. Het is dus niet de
bedoeling om een structurele subsidierelatie aan te gaan.
Een aanvullend pakket is ter beoordeling van de afzonderlijke gemeenten als het gaat om projecten en/of
andere op een specifieke gemeente toegespitste activiteiten. Daarbij gaat het om preventie, voorlichting,
onderzoek en beleidsbeïnvloeding.
4.
Opbouw Basisvoorziening ADB-Brabant
Het verdient aanbeveling dat de ADB’s samen met gemeenten en Provincie de conceptontwikkeling en
daadwerkelijke opbouw van de basisvoorziening ADB-Brabant ter hand nemen. Het PON heeft binnen
het kader van haar onderzoeksopdracht drie structuurmodellen ontwikkeld die als uitgangspunt verder
uitgewerkt kunnen worden in een stappenplan dat toe moet leiden naar de totstandkoming van het ADBBrabant.
5.
Financiering Basisvoorziening ADB-Brabant
De financiering van de Basisvoorziening ADB-Brabant is een zaak van de gemeenten en Provincie samen:
het Rijk stelt dat uitvoering van het antidiscriminatiebeleid een aangelegenheid is van de decentrale
overheden.
De bestuursrechtelijke argumentatie waarom gemeenten garant moeten staan voor de basisfinanciering
van de ADB’s is gelegen is in het feit dat deze eerstelijnstaak in Nederland bij gemeenten ligt.
De argumentatie achter de deelname van de Provincie is daarnaast inhoudelijk: op basis van autonoom
beleid ondersteunt en activeert de Provincie in het kader van het sociaal beleid het gemeentelijk
integratiebeleid. In dit kader heeft de provincie zich tot doel gesteld in de periode 2003-200, en
afhankelijk van het beleid in de nieuwe bestuursperiode een bijdrage te leveren aan het ondersteunen van
het anti-discriminatiewerk in Brabant ten behoeve van het voorkomen en waar nodig helpen bestrijden
van discriminatie en het bevorderen van een klimaat van wederzijdse acceptatie en respect onder
allochtone en autochtone burgers in Brabant;
De inzet van de Provincie ten behoeve van de Basisvoorziening ADB-Brabant zou moeten bestaan uit:
- Directe financiering van het ADB-Brabant
- Ondersteuning van het ADB-Brabant door Palet en andere steunfunctie-instellingen op basis van
heldere taakafspraken.
- Het aanwenden van bestuurlijke invloed om gemeenten te stimuleren deel te nemen aan het ADBwerk via het B5 en M5 overleg.
Voorstel Herijking ADB-werk in relatie tot kadernota 2005
1. Inzet van de provincie
De zienswijze van de provincie ten aanzien van het ADB-werk en de richting van de provinciale inzet daarbij
laat zich samenvatten in de volgende punten:
- de ADB’s hebben een als eerstelijnsinstellingen een maatschappelijke meerwaarde en dienen door de
provincie ondersteund te worden;
- uit oogpunt van efficiency dient het ADB-werk in de provincie vanuit één eerstelijns-organisatie met
decentrale uitvoeringscapaciteit verricht te worden; de ombouw van vier kleine organisaties naar een
grotere dient planmatig en stapsgewijs te verlopen;
- het verdient aanbeveling om ten behoeve van de structurering van de organisatie het ADB-werk
onder te verdelen in activiteiten behorend tot de basisfunctie en aanvullende activiteiten gericht op
preventie, voorlichting, beleidsondersteuning (onderstaand een meer precieze uitsplitsing van taken
en functies);
- de basisvoorziening strekt zich uit over de gehele provincie, omvat alle gemeenten en heeft de vorm
van een meldpunt, gericht op klachtbehandeling, klachtregistratie en een jaarlijkse monitor; de
provincie neemt verantwoordelijkheid voor de financiering van een dergelijke basisvoorziening; de
vorm van het meldpunt is aan nader onderzoek onderhevig en zal mede ook afhangen van de lokale
wensen op dit punt;
- de aanvullende activiteiten zijn lokaal of regionaal van aard; ze worden, al dan niet vanuit decentrale
uitvoeringslocaties, uitgevoerd op verzoek van gemeenten en andere financiers op basis van
resultaatovereenkomsten.
De provincie als ‘trekker’
Momenteel richt het ADB-werk zich in hoofdzaak op de vier grote steden. Discriminatie houdt echter niet op
bij de grenzen van de grote stad. Met de actualiteit in het achterhoofd, kan zelfs gesteld worden dat een
bredere provinciale dekking zeer gewenst is.
Het proces om te komen tot een bovenlokaal of bovenregionaal werkend ADB-bureau is dan ook bij uitstek
een taak voor de provincie. De provincie erkent dat en ziet zichzelf als ‘trekker’ van een dergelijk proces. Zij
is bereid in een ADB-Brabant bureau te investeren dat als basisvoorziening in de provincie activiteiten
onderneemt, mits de uitvoerend betrokkenen ook kiezen voor de inzet op een dergelijk bureau.
Randvoorwaarde: grote gemeenten blijven actief in adb-werk
Niet alleen de uitvoerend betrokkenen moeten achter de ontwikkeling van een bureau ADB-Brabant staan.
Ook de stem van de grote gemeenten is essentieel in het veranderingsproces. De gedachte op dit moment is
dat gemeenten diensten en activiteiten kunnen ‘inkopen’ bij de stichting ADB-Brabant op basis van resultaatovereenkomsten op lokaal niveau. Ook de ontwikkeling van een lokaal meldpunt is onderdeel van de
besprekingen tussen de gemeenten en de stichting.
De B5 gemeenten worden bij aanvang van het reorganisatietraject gevraagd of zij achter de geschetste
ontwikkeling staan, en of zij voornemens zijn diensten bij het bureau in te kopen.
Rolverdeling
De provincie neemt het voortouw in de herijking van het Brabantse ADB-werk in lijn met haar provinciale
regierol in het Brabantse beleidsveld. Zij stelt daartoe financiën beschikbaar en stimuleert de betrokken
partijen (gemeenten en ADB’s) in de procesgang naar de oprichting van ADB-Brabant:
De provincie neemt het initiatief met het beleggen van een startbijeenkomst over de ontwikkeling van ADBBrabant.
De provincie geeft het PON opdracht het onderliggende onderzoeks- en proceswerk te verrichten ter
oprichting van ADB-Brabant. Het PON verricht zijn werk vanuit een adviesrol.
De besturen van de huidige ADB’s zijn verantwoordelijk voor de oprichting en inrichting van ADB-Brabant.
Het PON assisteert hen daarbij.
De provincie, de besturen van de ADB’s en de gemeenten formeren een stuurgroep. Het PON assisteert de
stuurgroep en verzorgt het voorzitterschap.
De provincie gaat niet op de stoel van de gemeenten en/of de ADB’s zitten: voorstel is om in een nog nader
op te stellen intentieverklaring vooraf de verschillende verantwoordelijkheden van de provincie en
gemeenten bij de verschillende taken van het ADB-Brabant vastgesteld worden.
2. Een ‘twee-stappen-proces’
De besturen van de huidige ADB’s en de diverse betrokken gemeenten moeten toegroeien naar de
ontwikkeling van een ADB-Brabant. De provincie deelt de zienswijze van het PON dat een ‘twee-stappenproces’ de voorkeur geniet: in 2005 en 2006 de opbouw van de basisvoorziening ADB-Brabant als
middelpunt van de organisatie op de bestaande fundamenten en vervolgens eind 2006 en de ontwikkeling van
het nieuwe bureau ADB-Brabant als resultaat van een fusieproces.
Op korte termijn moet gepeild worden of de inzet en richting door de ADB-besturen gedeeld wordt. Met
betrokken moet worden gesproken over motieven, toegevoegde waarde, strategische agenda en de
realistische verwachtingen (de zegeningen en de prijs die darvoor betaald moet worden).
Voorstel is om de elementaire afspraken vast te leggen in een nog nader op te stellen intentieverklaring. Via
deze intentieverklaring verklaren de besturen van de ADB’s zich bereid een fusie nader te onderzoeken en
tot fusie te besluiten als de resultaten van het onderzoek daartoe voldoende aanleiding geven. Ook met de
vier grote Brabantse gemeenten dient vooraf gesproken te worden. Inzet daarbij is de voortzetting van hun
betrokkenheid bij het ADB-werk.
Najaar 2005 dienen die huidige bureaus met de provincie te spreken over de producten en prestaties die de
provincie ziet vanuit de basisvoorziening voor het jaar 2006. Gelet op de tijd ligt het voor de hand om,
bouwend op de huidige structuur, te werken aan de invulling van een resultaatovereenkomst ADB-basisvoorziening
2006 terzake. Per 1-1-2006 dient gestart te worden met deze basisvoorziening in projectvorm. De huidige
ADB’s verrichten in onderlinge afspraak het werk. Samenwerking dient tot norm te worden verheven.
In de loop van 2006 dient de tweede stap gezet te worden. In 2006 dient de opbouw van het nieuwe bureau
daadwerkelijk gestalte krijgen, zodanig dat ADB-Brabant er per 1-1-2007 staat.
Financiering ADB-Brabant na 2007
Het streven is om op 1 januari 2006 de basisvoorziening ADB als project operationeel te hebben. Het
einddoel is dat vanaf 1 januari 2007 de basisvoorziening ADB ook in rechtspositionele zin gereorganiseerd is.
De basisvoorziening wordt in 2006 en 2007 mede financieel ondersteund door de Provincie op basis van
tijdsgebonden resultaatsafspraken (werkplan). De Provincie stelt hiervoor in 2006 en 2007 een bedrag van €
150.000,-- beschikbaar. Daarbij kan een intentie uitgesproken worden om voor meer jaren een subsidiecontract aan te gaan. Het is dus niet de bedoeling om een structurele subsidierelatie aan te gaan. Een en ander
betekent dat vanaf 2008 opnieuw en indien wenselijk op basis van tijdsgebonden resultaatsafspraken een
subsidie-contract kan worden afgesloten op basis van enkelvoudige dan wel meervoudige aanbesteding.
's-Hertogenbosch, 4 oktoberr 2005.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.
Download