Griffie Commissie Zorg, Welzijn en Cultuur Datum commissievergadering : - DIS-stuknummer : : : : : : Behandelend ambtenaar Directie/afdeling Nummer commissiestuk Datum Bijlagen 1134672 A.F.M. van der Steen Sociale en Culturele Ontwikkeling ZWC-0300 4 oktober 2005 - Onderwerp: Voorstel Herijking Antidiscriminatiewerk. Wijziging Programmabegroting. Voorstel van GS aan PS: X Ter kennisneming Opmerkingen van het Presidium/Griffie: Griffier van Provinciale Staten, namens deze, mw. dr. D.G.F.M. Gorgels X uitvoerende rol Notitie ten behoeve van de commissie voor Commissie Zorg, Welzijn en Cultuur Provinciaal beleid en anti-discriminatiewerk. In het kader van het Bestuursakkoord 2003-2007 is nadrukkelijk gekozen voor de uitvoering van een integraal beleid gericht op interculturalisering van de samenleving. Uitvoering van het Bestuursakkoord vindt plaats in het kader van het Provinciaal Sociaal Beleid via het Uitvoeringsprogramma Samen verder werken aan een Kleurrijk Brabant. Binnen het programma Samenleven van het Uitvoeringsprogramma Samen verder werken aan een Kleurrijk Brabant stelt de provincie zich tot doel in de periode 2003-2007 een bijdrage te leveren aan: Het ondersteunen van het anti-discriminatiewerk in Brabant ten behoeve van het voorkomen en waar nodig helpen bestrijden van discriminatie en het bevorderen van een klimaat van wederzijdse acceptatie en respect onder allochtone en autochtone burgers in Brabant; Anti-discriminatiewerk: het voorkomen en bestrijden van discriminatie De spil in het antidiscriminatiewerk bestaat uit een landelijk netwerk van 36 anti-discriminatiebureaus (ADB’s), waarvan er vier anti-discriminatiebureaus (ADB’s) in de Provincie Brabant in resp. ‘sHertogenbosch, Eindhoven, Tilburg en Breda opereren. De ADB’s zijn eerstelijnsinstellingen die zijn opgezet om een bijdrage te leveren aan het voorkomen en bestrijden van discriminatie en uitsluiting. De basis voor hun activiteiten vormen de discriminatiemeldingen van burgers op basis waarvan de bureaus signalerend en adviserend optreden. De meldingen kunnen betrekking hebben op ongelijke behandeling en discriminatie op grond van o.m. huidskleur, etniciteit/nationaliteit, leeftijd, handicap, seksualiteit, religie, politieke gezindheid. Daarnaast verrichten de ADB’s ook preventieve taken via voorlichtingsprojecten en trainingen. Nut en noodzaak ADB’s Voor burgers vormen de ADB’s een laagdrempelige voorziening die over daadwerkelijke en/of vermeende uitsluiting een uitspraak doet c.q bemiddelt. Te weten en te ervaren dat uitsluiting beoordeeld en opgehelderd kan worden is verbonden met een basaal gevoel van veiligheid. Zeker bij nieuwe (allochtone) burgers maar evenzeer bij het autochtone bevolkingsdeel. Voor instanties, organisaties en overheden vormen de ADB’s een belangrijke informatiebron met betrekking tot het efficiënt en gericht kunnen aanpakken én voorkomen van al dan niet latent aanwezige discriminatoire en/of racistische spanningen en uitingen in Brabant. Inzet en rol Provincie De Provincie stapt niet in een gat van het Rijk inzake de uitvoering van het antidiscriminatiebeleid: Hoewel het Rijk bestrijding van discriminatie een belangrijk onderwerp vindt, zoals ook blijkt uit de nota Radicalisme en radicalisering (2005), stelt het kabinet zich tot nu toe op het standpunt dat uitvoering van het anti-discriminatiebeleid een aangelegenheid is van de decentrale overheden –gemeenten en provincie dus. Het Rijk erkent de belangrijke rol die de anti-discriminatiebureaus hebben in de uitvoering van dit beleid: zij verlenen bijstand aan slachtoffers en registreren. Hierdoor vormen zij én een belangrijke informatiebron én een belangrijke schakel in het tegengaan en voorkomen van racisme en discriminatie. Het Rijk geeft echter geen directe structurele financiële ondersteuning aan de ADB’s. Tot 2004 heeft het Rijk tijdelijk middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten en provincie via de de (rijks) Stimuleringsregeling professionalisering van Anti-discriminatiebureau’s met als achterliggend doel het ADBwerk te professionaliseren en de anti-discriminatie-infrastructuur te stroomlijnen tot een landelijk dekkend netwerk. In aanvulling op het gemeentelijk beleid heeft de provincie tot 2004 in het kader van het Sociaal Beleid een bijdrage geleverd aan de verbreding en kwalitatieve uitbouw van het ADB-werk in Brabant via : het project “Regionalisering anti-discriminatievoorzieningen 1997-2002”; het project “Professionalisering anti-discriminatiewerk 2002-2004”; Ondersteuning van de ADB’s door de provinciale steunfunctie Palet; Met het afsluiten van het regionaliserings- en professionaliseringstraject dient zich de vraag aan “Hoe verder?” Wat kan en moet de inzet zijn van de vier Brabantse ADB’s in het dichterbij brengen van een veilige en zorgzame samenleving zonder discriminatie en uitsluiting. Welke inzet kan verwacht worden van de ADB’s en welke rol en inzet kan de provincie plegen?: De vier Brabantse ADB’s kampen momenteel met capaciteitstekort en financiële problemen. Een forse toename van meldingen en klachten in verband met de toegenomen maatschappelijke onrust en de landelijke bezuinigingen wegvallende financiering door gemeenten zijn hier de oorzaak van. Omdat de provinciale regelingen eind 2004 zijn afgelopen en er vanuit het Rijk geen middelen meer beschikbaar worden gesteld aan gemeenten, is per brief van 15 september 2004 in dit verband opdracht aan het PON gegeven om nader onderzoek te verrichten naar de wijze waarop de Provincie, in samenwerking met gemeenten en de ADB’s, de kwaliteit en de continuïteit van het toekomstige ADB-werk op efficiënte wijze kan helpen waarborgen. Evaluatie PON Provinciale inzet versterken toekomstig anti-discriminatiewerk Om erachter te komen welke provinciale samenwerkingsafspraken of structuurmaatregelen positief kunnen uitwerken op de kwaliteit en continuïteit van het toekomstige ADB-werk in Brabant heeft de Provincie het PON opdracht gegeven om de bovengenoemde door de Provincie gefinancierde regionaliserings- en professionaliseringstraject van de 4 ADB’s te evalueren op de behaalde resultaten. Daarnaast is het PON gevraagd om op basis van een knelpunten-analyse aanbevelingen te doen met betrekking tot de werkwijze en onderlinge samenwerking van de 4 ADB’s in de uitvoering van de kerntaken in de vier Brabantse regio’s. Het PON-onderzoek heeft de volgende conclusies en aanbevelingen opgeleverd: Resultaten provinciale inzet periode 1997-2004 Regionaliseringsproject Doelstelling van het provinciaal regionaliseringsproject was om meer gemeenten in Brabant te stimuleren zich te verbinden aan een van de ADB’s teneinde een Brabantdekkend netwerk te realiseren . Het concrete doel was om in de periode 1998-2002 een dekkingsgraad van 50-70% te bereiken, hetgeen neerkomt op 35 tot 49 gemeenten. Hiertoe kregen gemeenten 25% van de kosten vergoed in de eerste 2 jaar van de subsidierelatie met een ADB onder de voorwaarde dat gemeenten zich voor drie jaar aan een ADB verbonden. In totaal hebben uiteindelijk maar 11 gemeenten deelgenomen. Kosten voor de Provincie bedroegen € 30.000,--. De regeling heeft haar doel niet bereikt. Uit de evaluatie van het PON blijkt dat het voor relatief kleine organisaties als de ADB’s niet efficiënt is om met alle afzonderlijke gemeenten contracten aan te gaan voor het inzet van anti-discriminatiewerk. Voor gemeenten is geld van de provincie uiteindelijk niet de beslissende factor om in zee te gaan met een ADB. Inhoudelijke gronden en met name in het oog springende zaken en incidenten, zoals bijvoorbeeld herhaalde uitingen van rechts-extremisme zijn de doorslaggevende factor om contact te zoeken met een ADB. Professionaliseringsproject Naast de beoogde versterkte inzet in de regio diende het professionaliseringsproject van de provincie om in kwalitatief opzicht het anti-discriminatiewerk te versterken. Het project was vooral gericht op de onderlinge inhoudelijke samenwerking van de ADB. Uit het door de Provincie goedgekeurde eindverslag van het project blijkt dat het professionaliseringsproject geleid heeft tot een verbetering en professionalisering van discriminatiebestrijding. In het project is geen aandacht besteed aan de organisatiestructuur en bestuursstructuur van de afzonderlijke en samenwerkende ADB’s. (werkgeverschap, rechtspersoonlijkheid, financiële administratie etc). De samenwerking heeft dan ook niet geleid tot een herschikking van taken tussen de bureaus. Ondersteuning Palet In opdracht van de Provincie ondersteunt Palet het anti-discriminatiewerk c.q de ADB’s. In de periode 19982002 heeft Palet de opdracht gekregen de regionaliseringsregeling in samenwerking met de ADB’s uit te voeren. Daarnaast heeft Palet een coördinerende taak in het uitwisselen van kennis en ervaring tussen de ADB’s. Tot 2004 was het ADB Denbosch hierbij aangehaakt bij Palet. Voor het ADB Breda geldt dit nog steeds. De ondersteuning van Palet bestaat verder uit activiteitenondersteuning op basis van behoefte van de afzonderlijke ADB’s. Aanbevelingen PON Versterking ADB-werk 1. Maatschappelijke meerwaarde ADB’s Werkzaamheden op het terrein van anti-discriminatie zijn nuttig en noodzakelijk. In elke samenleving, en zeker in een multiculturele samenleving doen zich uitsluitingsprocessen voor. Het is van groot belang dat er een onafhankelijke instelling is, die over daadwerkelijke of vermeende uitsluiting en discriminatie uitspraken doet en bemiddelt. Te weten en te ervaren dat uitsluiting beoordeeld en opgehelderd kan worden is verbonden met een basaal gevoel van veiligheid. Zeker bij nieuwe (allochtone) burgers maar evenzeer bij het autochtone bevolkingsdeel. Voor instanties, organisaties en overheden vormen de ADB’s een belangrijke informatiebron met betrekking tot het efficiënt en gericht kunnen aanpakken én voorkomen van al dan niet latent aanwezige discriminatoire en/of racistische spanningen en uitingen in Brabant; 2. Ondersteuning van de ADB’s door de Provincie Het bestrijden van discriminatie dient vanuit alle overheden actief te worden opgepakt. De actieve rol die de Provincie speelt in het kader van Sociaal Beleid maakt een voortgaande articulatie van haar rol op dit terrein logisch: “In Brabant doet iedereen mee”. Het verdient daarom aanbeveling dat de Provincie in woord en daad doorgaat met het stimuleren en ondersteunen van de ADB’s. De ADB’s in de Provincie Noord-Brabant zijn de spil in het anti-discriminatiewerk. Provinciale steunverlening aan de ADB’s maakt ook dat zij sterker staan in hun pogingen om meer gemeenten bij het werk te betrekken. De resultaten van de provinciale regionaliseringsregeling tonen aan dat de huidige ADB’s onvoldoende zijn uitgerust om alle Brabantse gemeenten op te roepen deel te nemen aan het door de Provincie beoogde Brabantdekkende netwerk. De vier Brabantse ADB’s kampen momenteel met capaciteitstekort en financiële problemen als gevolg van door landelijke bezuinigingen wegvallende financiering door gemeenten 3. Ontwikkeling stappenplan op weg naar een basisvoorziening ADB-Brabant. De werkzaamheden op het terrein van antidiscriminatie worden momenteel verricht vanuit 4 kleine eerstelijns-organisaties waarvan 2 bureaus met een eigen rechtspersoonlijkheid (ADB Basta Denbosch en ADB Tilburg). Het ADB in Eindhoven is aangehaakt bij de welzijnsinstelling Loket W, het ADB in Breda is aangehaakt bij Palet. In totaal gaat het binnen de 4 bureaus om 6 Fte aan uitvoeringscacapiciteit. Het PON stelt in haar evaluatie dat de sector kan als ‘top-zwaar’ worden getypeerd: het aantal bestuurders en coördinatoren ten opzichte van het aantal uitvoerders is relatief hoog met alle indirecte kosten van dien. Zeker uit oogpunt van efficiency verdient het aanbeveling om planmatig toe te werken naar de oprichting van één bureau of basisvoorziening. Deze basisvoorziening strekt zich uit over de gehele Provincie, omvat alle Brabantse gemeenten en bestaat concreet uit een Provinciaal Meldpunt gericht op klachtbehandeling, klachtregistratie, klachtanalyse (jaarlijkse Brabantse monitor discriminatie) Naast de basisvoorziening richt het ADB-werk zich op aanvullende activiteiten, bestaande uit beleidsadvisering en preventieve activiteiten in de vorm van projecten. De aanvullende activiteiten zijn lokaal van aard worden vanuit meerdere uitvoeringslocaties op verzoek van gemeenten, regio’s en andere financierders uitgevoerd op basis van tijdsgebonden resultaatsovereenkomsten. Een dergelijke herstructurering leidt niet tot het oprichten van een nieuwe provinciale steunfunctieinstelling, maar tot een clustering van vier eerstelijnsinstellingen naar één eerstelijnsinstelling met wie de Provincie en de gemeenten op basis van tijdsgebonden resultaatsafspraken een financiële relatie aangaat Ook vanuit de inhoud valt er veel te zeggen voor een herijking van het anti-discriminatiewerk tot een basisvoorziening als fundament voor het ADB-werk in Brabant: Momenteel richt het ADB-werk zich in hoofdzaak op de 4 grote steden. Discriminatie houdt echter niet op bij de grenzen van de grote stad of een gemeente. In de uitvoering van het anti-discriminatiebeleid ligt om deze reden bij uitstek een taak voor de provincie om gemeenten te ondersteunen en bij te dragen aan een dekkend en goed functionerend netwerk van ADB’s. Iedere burger in Brabant moet immers met een klacht of melding terecht kunnen bij een ADB, ook de burger zonder ADB in zijn/haar gemeente. Dit is niet het geval in Brabant: er is geen dekkend netwerk, niet iedere gemeente betaalt mee, en er zijn grote verschillen in kwaliteit tussen de vier huidige ADB’s. Bovendien staat de continuïteit van de ADB’s onder druk vanwege gemeentelijke bezuinigingen en het ophouden van de tijdelijke rijks- en provincieregeling. De ADB’s kampen ieder met een capaciteittsprobleem, terwijl het aantal klachten en meldingen de afgelopen tijd alarmerend toeneemt. Kijkend naar de actualiteit is een bredere provinciale dekking c.q een sluitend netwerk dus wenselijk. Om een goed functionerend Brabantbreed netwerk van laagdrempelige ADB’s te realiseren is het nodig de huidige werkwijze en infrastructuur van het ADB-werk ingrijpend te wijzigen. Het stimuleren van een basisvoorziening op dit terrein is een efficiënt instrument om dit te bewerkstelligen; De vier grote gemeenten en de ADB’s onderkennen dit en hebben samen met de provincie en het PON een plan van aanpak gemaakt. In dit plan van aanpak worden de kerntaken van de vier ADB’s nader geëxpliciteerd en gebundeld tot één basisvoorziening voor heel Brabant. Deze basisvoorziening bestaat uit behandeling van klachten, registratie, en monitoring en wordt mede financieel ondersteund door de provincie op basis van tijdsgebonden resultaatsafspraken. Daarbij kan een intentie uitgesproken worden om voor meer jaren een subsidie-contract aan te gaan. Het is dus niet de bedoeling om een structurele subsidierelatie aan te gaan. Een aanvullend pakket is ter beoordeling van de afzonderlijke gemeenten als het gaat om projecten en/of andere op een specifieke gemeente toegespitste activiteiten. Daarbij gaat het om preventie, voorlichting, onderzoek en beleidsbeïnvloeding. 4. Opbouw Basisvoorziening ADB-Brabant Het verdient aanbeveling dat de ADB’s samen met gemeenten en Provincie de conceptontwikkeling en daadwerkelijke opbouw van de basisvoorziening ADB-Brabant ter hand nemen. Het PON heeft binnen het kader van haar onderzoeksopdracht drie structuurmodellen ontwikkeld die als uitgangspunt verder uitgewerkt kunnen worden in een stappenplan dat toe moet leiden naar de totstandkoming van het ADBBrabant. 5. Financiering Basisvoorziening ADB-Brabant De financiering van de Basisvoorziening ADB-Brabant is een zaak van de gemeenten en Provincie samen: het Rijk stelt dat uitvoering van het antidiscriminatiebeleid een aangelegenheid is van de decentrale overheden. De bestuursrechtelijke argumentatie waarom gemeenten garant moeten staan voor de basisfinanciering van de ADB’s is gelegen is in het feit dat deze eerstelijnstaak in Nederland bij gemeenten ligt. De argumentatie achter de deelname van de Provincie is daarnaast inhoudelijk: op basis van autonoom beleid ondersteunt en activeert de Provincie in het kader van het sociaal beleid het gemeentelijk integratiebeleid. In dit kader heeft de provincie zich tot doel gesteld in de periode 2003-200, en afhankelijk van het beleid in de nieuwe bestuursperiode een bijdrage te leveren aan het ondersteunen van het anti-discriminatiewerk in Brabant ten behoeve van het voorkomen en waar nodig helpen bestrijden van discriminatie en het bevorderen van een klimaat van wederzijdse acceptatie en respect onder allochtone en autochtone burgers in Brabant; De inzet van de Provincie ten behoeve van de Basisvoorziening ADB-Brabant zou moeten bestaan uit: - Directe financiering van het ADB-Brabant - Ondersteuning van het ADB-Brabant door Palet en andere steunfunctie-instellingen op basis van heldere taakafspraken. - Het aanwenden van bestuurlijke invloed om gemeenten te stimuleren deel te nemen aan het ADBwerk via het B5 en M5 overleg. Voorstel Herijking ADB-werk in relatie tot kadernota 2005 1. Inzet van de provincie De zienswijze van de provincie ten aanzien van het ADB-werk en de richting van de provinciale inzet daarbij laat zich samenvatten in de volgende punten: - de ADB’s hebben een als eerstelijnsinstellingen een maatschappelijke meerwaarde en dienen door de provincie ondersteund te worden; - uit oogpunt van efficiency dient het ADB-werk in de provincie vanuit één eerstelijns-organisatie met decentrale uitvoeringscapaciteit verricht te worden; de ombouw van vier kleine organisaties naar een grotere dient planmatig en stapsgewijs te verlopen; - het verdient aanbeveling om ten behoeve van de structurering van de organisatie het ADB-werk onder te verdelen in activiteiten behorend tot de basisfunctie en aanvullende activiteiten gericht op preventie, voorlichting, beleidsondersteuning (onderstaand een meer precieze uitsplitsing van taken en functies); - de basisvoorziening strekt zich uit over de gehele provincie, omvat alle gemeenten en heeft de vorm van een meldpunt, gericht op klachtbehandeling, klachtregistratie en een jaarlijkse monitor; de provincie neemt verantwoordelijkheid voor de financiering van een dergelijke basisvoorziening; de vorm van het meldpunt is aan nader onderzoek onderhevig en zal mede ook afhangen van de lokale wensen op dit punt; - de aanvullende activiteiten zijn lokaal of regionaal van aard; ze worden, al dan niet vanuit decentrale uitvoeringslocaties, uitgevoerd op verzoek van gemeenten en andere financiers op basis van resultaatovereenkomsten. De provincie als ‘trekker’ Momenteel richt het ADB-werk zich in hoofdzaak op de vier grote steden. Discriminatie houdt echter niet op bij de grenzen van de grote stad. Met de actualiteit in het achterhoofd, kan zelfs gesteld worden dat een bredere provinciale dekking zeer gewenst is. Het proces om te komen tot een bovenlokaal of bovenregionaal werkend ADB-bureau is dan ook bij uitstek een taak voor de provincie. De provincie erkent dat en ziet zichzelf als ‘trekker’ van een dergelijk proces. Zij is bereid in een ADB-Brabant bureau te investeren dat als basisvoorziening in de provincie activiteiten onderneemt, mits de uitvoerend betrokkenen ook kiezen voor de inzet op een dergelijk bureau. Randvoorwaarde: grote gemeenten blijven actief in adb-werk Niet alleen de uitvoerend betrokkenen moeten achter de ontwikkeling van een bureau ADB-Brabant staan. Ook de stem van de grote gemeenten is essentieel in het veranderingsproces. De gedachte op dit moment is dat gemeenten diensten en activiteiten kunnen ‘inkopen’ bij de stichting ADB-Brabant op basis van resultaatovereenkomsten op lokaal niveau. Ook de ontwikkeling van een lokaal meldpunt is onderdeel van de besprekingen tussen de gemeenten en de stichting. De B5 gemeenten worden bij aanvang van het reorganisatietraject gevraagd of zij achter de geschetste ontwikkeling staan, en of zij voornemens zijn diensten bij het bureau in te kopen. Rolverdeling De provincie neemt het voortouw in de herijking van het Brabantse ADB-werk in lijn met haar provinciale regierol in het Brabantse beleidsveld. Zij stelt daartoe financiën beschikbaar en stimuleert de betrokken partijen (gemeenten en ADB’s) in de procesgang naar de oprichting van ADB-Brabant: De provincie neemt het initiatief met het beleggen van een startbijeenkomst over de ontwikkeling van ADBBrabant. De provincie geeft het PON opdracht het onderliggende onderzoeks- en proceswerk te verrichten ter oprichting van ADB-Brabant. Het PON verricht zijn werk vanuit een adviesrol. De besturen van de huidige ADB’s zijn verantwoordelijk voor de oprichting en inrichting van ADB-Brabant. Het PON assisteert hen daarbij. De provincie, de besturen van de ADB’s en de gemeenten formeren een stuurgroep. Het PON assisteert de stuurgroep en verzorgt het voorzitterschap. De provincie gaat niet op de stoel van de gemeenten en/of de ADB’s zitten: voorstel is om in een nog nader op te stellen intentieverklaring vooraf de verschillende verantwoordelijkheden van de provincie en gemeenten bij de verschillende taken van het ADB-Brabant vastgesteld worden. 2. Een ‘twee-stappen-proces’ De besturen van de huidige ADB’s en de diverse betrokken gemeenten moeten toegroeien naar de ontwikkeling van een ADB-Brabant. De provincie deelt de zienswijze van het PON dat een ‘twee-stappenproces’ de voorkeur geniet: in 2005 en 2006 de opbouw van de basisvoorziening ADB-Brabant als middelpunt van de organisatie op de bestaande fundamenten en vervolgens eind 2006 en de ontwikkeling van het nieuwe bureau ADB-Brabant als resultaat van een fusieproces. Op korte termijn moet gepeild worden of de inzet en richting door de ADB-besturen gedeeld wordt. Met betrokken moet worden gesproken over motieven, toegevoegde waarde, strategische agenda en de realistische verwachtingen (de zegeningen en de prijs die darvoor betaald moet worden). Voorstel is om de elementaire afspraken vast te leggen in een nog nader op te stellen intentieverklaring. Via deze intentieverklaring verklaren de besturen van de ADB’s zich bereid een fusie nader te onderzoeken en tot fusie te besluiten als de resultaten van het onderzoek daartoe voldoende aanleiding geven. Ook met de vier grote Brabantse gemeenten dient vooraf gesproken te worden. Inzet daarbij is de voortzetting van hun betrokkenheid bij het ADB-werk. Najaar 2005 dienen die huidige bureaus met de provincie te spreken over de producten en prestaties die de provincie ziet vanuit de basisvoorziening voor het jaar 2006. Gelet op de tijd ligt het voor de hand om, bouwend op de huidige structuur, te werken aan de invulling van een resultaatovereenkomst ADB-basisvoorziening 2006 terzake. Per 1-1-2006 dient gestart te worden met deze basisvoorziening in projectvorm. De huidige ADB’s verrichten in onderlinge afspraak het werk. Samenwerking dient tot norm te worden verheven. In de loop van 2006 dient de tweede stap gezet te worden. In 2006 dient de opbouw van het nieuwe bureau daadwerkelijk gestalte krijgen, zodanig dat ADB-Brabant er per 1-1-2007 staat. Financiering ADB-Brabant na 2007 Het streven is om op 1 januari 2006 de basisvoorziening ADB als project operationeel te hebben. Het einddoel is dat vanaf 1 januari 2007 de basisvoorziening ADB ook in rechtspositionele zin gereorganiseerd is. De basisvoorziening wordt in 2006 en 2007 mede financieel ondersteund door de Provincie op basis van tijdsgebonden resultaatsafspraken (werkplan). De Provincie stelt hiervoor in 2006 en 2007 een bedrag van € 150.000,-- beschikbaar. Daarbij kan een intentie uitgesproken worden om voor meer jaren een subsidiecontract aan te gaan. Het is dus niet de bedoeling om een structurele subsidierelatie aan te gaan. Een en ander betekent dat vanaf 2008 opnieuw en indien wenselijk op basis van tijdsgebonden resultaatsafspraken een subsidie-contract kan worden afgesloten op basis van enkelvoudige dan wel meervoudige aanbesteding. 's-Hertogenbosch, 4 oktoberr 2005. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.