Vreemde wortels in de wijngaard Het merendeel van de planten die het product voortbrengen dat wij zo graag als natuurlijk zien, staat niet op zijn raseigen wortels. Die waren en zijn immers niet bestand tegen een druifluis uit Amerika. De oplossing kwam uit hetzelfde land: resistente onderstokken. Daarop kan het edele plantmateriaal van onze vitis vinifera worden geënt. En zo staan 'vreemde' wortelstokken al sinds meer dan een eeuw aan de basis van de kwaliteit van wijn. We noemen de druifluis phylloxera vastratrix, maar dat is niet geheel correct: hij heet eigenlijk daktulosphaira vitifoliae - een klassieke verwarring van familie en geslacht. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw (1863 wordt gezien als jaar van zijn ontdekking, in het Franse departement Gard) begon dit kleine insect ernstige schade toe te brengen aan Europese wijngaarden. Het was trouwens kort daarvoor, vanaf 1850, dat een ander Amerikaans importproduct, de schimmelziekte oïdium (echte meeldauw), ook voor grote problemen zorgde. werden echter snel beheersbaar nadat Henri Marès in 1857aantoonde dat elementaire zwavel effectief was tegen de schimmel. De remedie tegen phylloxera liet heel wat langer op zich wachten, en tegen het einde van de negentiende eeuw was zo'n 70 % van de Europese wijngaarden vernietigd. Ongeveer tien jaar na de ontdekking van de druifluis werd duidelijk dat de wortels van Amerikaanse vitissoorten (zoals riparia, berlandieri, rupestris en in mindere mate labrusca) er resistent voor waren en dat het enten van vitis vinifera op wortelstokken van Amerikaanse vitissoorten de redding zou betekenen voor de kwaliteitswijnbouw in Europa. In 1883 was reeds een kwart van de wijngaarden van de Hérault geënt op resistente onderstokken, maar de verwoesting door phylloxera was niet te stuiten en ging door tot in de twintigste eeuw Meer dan resistentie Als enkele van de laatste gebieden in Frankrijk waren Chablis en Champagne aan de beurt (phylloxera houdt niet zo van koude streken). Het enten op Amerikaanse onderstokken bleek daar lastig, de Amerikaanse rassen hadden moeite met het hoge kalkgehalte van de bodems. Een oplossing voor dit probleem was het kruisen van (bepaalde soorten) vitis vínifera, van nature gewend aan kalkrijke bodems, met vitis berlandieri, een uit Texas stammende druivensoort, die goed aangepast was aan de kalkheuvels van die staat. Dankzij voortdurend onderzoek werd duidelijk dat van een absolute noodzaak ook een deugd kon worden gemaakt. Door kruising en veredeling ontstonden namelijk onderstokken die niet alleen resistent waren tegen phylloxera, maar ook tegen andere ziektes. Bovendien konden ze de groeikracht, het moment van rijpheid en de opbrengst beïnvloeden, en zorgen voor een betere aanpassing aan klimatologische omstandigheden en bodemtype. Het heeft de keuze voor de juiste onderstok bijna net zo belangrijk gemaakt als de keuze voor het juiste druivenras, of de producent nu voor kwaliteit of voor kwantiteit gaat. Door klimaatverandering en waterschaarste zijn met name het efficiënt omgaan met water en de droogteresistentie van de onderstok belangrijke gebieden van onderzoek geworden. Maar ook verminderde kaliumopname door de onderstok, om een te hoge pH van de most te voorkomen en minder te hoeven aanzuren, is in warme gebieden (zoals Australië) een doel van onderstok verbetering. In de aanpassing van onderstokken aan warme, droge omstandigheden speelt abscisinezuur, een specifiek plantenhormoon, een belangrijke rol. Dit hormoon, waarvan de aanmaak per onderstok varieert, signaleert stress door gebrek aan water en reguleert de mate van opening van de huidmondjes, en daarmee de koolstofassimilatie en transpiratie van de plant. Onderstokken die onder droge, warme omstandigheden goede resultaten geven, zoals R110, maken dit hormoon wat minder snel aan, zodat de plant niet te snel stopt met de vegetatieve groei en redelijk productief blijft onder moeilijke omstandigheden. Onderstokken anno 2012 De moderne onderstokken stammen met name van drie Amerikaanse druivensoorten: vitis riparia, vitis rupestris en vitis berlandieri. Deze zijn alle sterk resistent tegen phylloxera en hebben verder van nature ieder hun specifieke eigenschappen op het gebied van wortelontwikkeling (spreidend/oppervlakkig of draaiend/diepgaand), groeikracht en resistentie tegen actieve kalk, zout en schadelijke rondwormen (nematoden). Uit onderlinge kruisingen, en uit kruisingen met ander vitissoorten (vinifera, maar ook Aziatische soorten als amurensis), zijn de hybriden ontstaan, die aan de basis staan van de onderstokken die nu veel gebruikt worden. In de tabel vindt u hiervan een overzicht. Het schema geeft slechts een deel van de beschikbare onderstokken weer; er zijn tegenwoordig verschillende goede onderstokken beschikbaar voor zo'n beetje elk wijnbouwgebied Wortelecht Er zijn ook nog wijngebieden waar phylloxera geen problemen oplevert en zelfs niet of nauwelijks voorkomt. Veel druivenplanten staan daar nog op hun eigen wortels. De bekendste gebieden met veel wortelechte stokken zijn ongetwijfeld Chili en grote delen van Argentinië en Australië. Maar ook veel dichter bij huis, bijvoorbeeld in de Mosel en langs de Rijn, staan nog planten op hun eigen wortels. Wijnliefhebbers, kenners en producenten zijn vaak buitengewoon lovend over de kwaliteit van de wijnen die deze originele planten voortbrengen; ik ook. Aan deze wijnen wordt vaak een surplus aan complexiteit, puurheid en lengte toegeschreven in vergelijking met wijnen van op resistente onderstokken geënte planten. Maar hoeveel daarvan is te danken aan de eigen wortels? Ligt het niet eerder aan de ouderdom van bepaalde wortelechte stokken? Die in de Mosel en in Barossa Valley bijvoorbeeld zijn niet zelden ouder dan honderd jaar (echte natural treasures van de wijnbouw) en geven ongekend lage opbrengsten, waardoor de gelaagdheid in geur en smaak in principe heel groot is. Alleen: dat is die van honderd jaar oude grenache noir op R99 in Cháteauneufdu-Pape ook. Bovendien lijkt het zeker niet terecht een grotere complexiteit toe te schrijven aan de gemiddelde Chileense sauvignon blanc van vijf jaar oude, ongeënte stokken dan aan de gemiddelde Sauvignon de Touraine van vijf jaar oude, geënte stokken. Voor en nadelen Mensen die alles weten van de verschillen tussen wortelechte stokken en planten met resistente onderstokken zijn producenten die met beide werken, zoals Aurelio Montes jr., eigenaar van Kaiken Wines in Vistalba, Mendoza. Ik vroeg hem naar de voor- en nadelen van wortelechte stokken ten opzichte van planten op resistente onderstokken, los van de financiële aspecten (enten op resistente onderstokken is uiteraard duurder dan wijnplanten met hun eigen wortels in de grond zetten)." De voordelen van wortelechte planten zijn divers, maar gelden alleen als je een bodem hebt die weinig restricties heeft. Als er geen phylloxera is en je hebt een goede bodem, zonder een tekort aan water en voeding, dan zal de plant langer leven en kan zowel de kwaliteit als de opbrengst beter zijn. Bovendien kun je de genen van de plant voor altijd `bewaren' en is het mogelijk via afleggen (marcotteren, red.) planten te vervangen zonder het irrigatiesysteem te hoeven veranderen." Over de droogteresistente onderstok R110 was hij echter ook enthousiast: "R110 kan beter tegen waterstress dan wortelechte stokken; die moeten in Mendoza altijd geïrrigeerd worden. Verder is de groeikracht ervan zelfs in arme, droge bodems beter en is de kaliumopname beperkt, waardoor de pH van de druiven lager blijft." Het is daarom goed te begrijpen waarom een project als Vinia Vik in Chili), dat in korte tijd 300 hectare wijngaarden aanplant om er in principe maar een wijn van te produceren, niet wil vertrouwen op natuurlijke wortels. Op zo’n schaal heb je te maken met zó veel verschillen in bodems, dat de juiste selectie van onderstokken enorm bijdraagt aan de homogeniteit van de wijngaard en dus aan de kwaliteit van de wijn. Phylloxera is niet overwonnen Met zoveel succesvolle, goed functionerende onderstokken voor de producent om uit te kiezen, lijkt het alsof phylloxera geen rol meer speelt. Maar dat is niet waar. De druifluis is in de meeste wijngaarden ter wereld nog steeds aanwezig en slaat nog steeds toe als hij de gelegenheid krijgt. In de jaren tachtig in Californië, bijvoorbeeld. Daar bleek de zeer populaire vinifera-rupestriskruising AxR#1 (aramon x ruspestris) niet resistent tegen een nieuw type phylloxera, dat de naam biotype B kreeg. Als gevolg moesten grote delen van onder andere Sonoma, Napa en San Joaquin midden jaren negentig worden omgeënt op wél resistente onderstokken: een enorme strop voor de producenten. Het hele debakel zorgde voor hernieuwde aandacht voor phylloxera en een doemscenario: wat als phylloxera zich zó ontwikkelt dat ook tot nu toe resistente onderstokken aangetast worden? In Duitsland zijn al nieuwe typen phylloxera aangetroffen, die bepaalde, als zeer resistent bekend staande onderstokken beschadigen. Magie Weingut Clemens Busch in Punderich aan de Mosel werkt op een veel kleinere schaal. Rita Busch, de vrouw van Clemens, benadrukt dat wortelechte stokken vrijwel alleen maar voordelen hebben voor de kwaliteitswijnen die zij willen maken: "Door de gelijkmatige, maar nogal zwakke groeikracht geven de planten minder compacte trossen, met kleine druiven. Daardoor zijn ze minder gevoelig voor rot en kunnen ze later geoogst worden. Hiermee komen we op een interessant punt. Want in wezen zegt zij dat gezonde wortelechte stokken staan voor een optimale symbiose tussen wijnstok, klimaat en bodem. En dus voor een ongeevenaarde terroirexpressie. Het geeft aanleiding om te speculeren hoe bijzonder prephylloxera Montrachet of Léoville-las Cases mits gemaakt met moderne kennis en middelen, zou smaken. Maar hoe magisch wortelechte stokken ook mogen zijn, ze vormen slechts een fractie van het wijngaardareaal ter wereld en leveren in feite maar een klein deel van de wijnen die wij grote terroirwijnen noemen. De natuurlijke gastheren van de druifluis, de wortels van Amerikaanse druivenrassen, hebben de wijnbouw in Europa (en elders). inclusief alle topterroirs, behoed voor de totale ondergang. En zo staan de vele resistente onderstokken die voor de wijnbouw zijn ontwikkeld al meer dan honderd jaar aan de basis van kwaliteit.