Das Verb - Project X 2002

Das Indikativ Präsens
In de meeste gevallen zijn in het Nederlands dezelfde werkwoorden zwak of sterk als in het
Duits. Er zijn een paar uitzonderingen.
- Nederlands sterk / Duits zwak:
beten, betete, gebetet (vragen)
schenken, schenkte, geschenkt (schenken)
- Nederlands onregelmatig / Duits zwak
fragen, fragte, gefragt (vragen)
lachen, lachte, gelacht (lachen)
kaufen, kaufte, gekauft (kopen)
suchen, suchte, gesucht (zoeken)
1. Algemeen: regelmatige werkwoorden
sagen
ich
du
er
wir
ihr
sie
Sie
sag-e
sag-st
sag-t
sag-en
sag-t
sag-en
sag-en
2. Regels voor alle werkwoorden
2.1 De stam eindigt op -d of -t: tussen de stam en de uitgang komt een -e-, als die uitgang
begint met -s of -t. Dat klinkt ingewikkeld, maar het voorbeeld maakt het meteen duidelijk:
finden
ich
du
er
wir
ihr
sie
Sie
find-e
find-est
find-et
find-en
find-et
find-en
find-en
 geldt ook voor werkwoorden als
atmen (ademen), begegnen
(ontmoeten), bewaffnen (bewapenen),
öffnen (openen), rechnen (rekenen),
zeichnen (tekenen):
De stam eindigt op een medeklinker
('Konsonant') + -m of -n (niet l, r, h, en
geen m+m of n+n)
atmen
ich
du
er
wir
ihr
sie
Sie
atm-e
atm-est
atm-et
atm-en
atm-et
atm-en
atm-en
1
2.2 Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een sisklank ('Zischlaut'): s, ss, ß, z, tz, x.
(NIET 'SCH'!) krijgen in de du-vorm geen -st, maar -t
reisen
ich
du
er
wir
ihr
sie
Sie
reis-e
reis-t
reis-t
reis-en
reis-t
reis-en
reis-en
2.3 Werkwoorden waarvan de stam eindigt op -er of -el (-ern, -eln): bij de -en-uitgang valt de e- weg.
ändern
ich
änder-e
du
änder-st
er
änder-t
wir
änder-n
ihr
änder-t
sie
änder-n
sie
änder-n
sammeln
ich
samml-e
du
sammel-st
er
sammel-t
wir
sammel-n
ihr
sammel-t
sie
sammel-n
sie
sammel-n
3. Regels voor sterke werkwoorden
3.1 De stamklinker is een -a-: in de 2de en 3de enk. krijgt de -a- een Umlaut.
fallen
ich
du
er
wir
ihr
sie
Sie
fall-e
fäll-st
fäll-t
fall-en
fall-t
fall-en
fall-en
!! Samen met de Umlaut-regel:
-d/-t-Regel verdwijnt
halten
du hält-st
raten
du rät-st
laden
du läd-st
Zischlautregel blijft
blasen
du bläs-t
 geldt ook voor laufen, saufen en stoßen.
er hälter räter läd-t
er bläs-t
3.2 De stamklinker is een -e-
2
In de 2de en 3de enk. ('du' und 'er') wordt een korte -e- een -i- en een lange -e- (-eh-) een -ie-.
We noemen dat de E/I-WECHSEL.
sprechen
ich
sprech-e
du
sprich-st
er
sprich-t
wir
sprech-en
ihr
sprech-t
sie
sprech-en
Sie
sprech-en
sehen
ich
du
er
wir
ihr
sie
Sie
seh-e
sieh-st
sieh-t
seh-en
seh-t
seh-en
seh-en
Er is geen e/i-Wechsel bij gehen, stehen, bewegen, heben en genesen.
De werkwoorden treten, nehmen en geben hebben een lange -e-, die toch omgezet wordt in
een korte -i-.
treten
nehmen
geben
ich
tret-e
nehm-e
geb-e
du
tritt-st
nimm-st
gib-st
er
tritt
nimm-t
gib-t
wir
tret-en
nehm-en
geb-en
ihr
tret-et
nehm-t
geb-t
sie
tret-en
nehm-en
geb-en
Sie
tret-en
nehm-en
geb-en
!! Ook hier: Samen met de Umlaut-regel:
-d/-t Regel verdwijnt
fechten
du ficht-st
er ficht(ihr fechtet)
Zischlaut-Regel blijft
essen
du iss-t
lesen
du lies-t
4. Onregelmatige werkwoorden
ich
du
er
wir
ihr
sie
Sie
sein
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sind
haben
habe
hast
hat
haben
habt
haben
haben
werden
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden
werden
3