HC 7A, 16-03-2015 Ondernemingen en aansprakelijkheid Coase Coase is beroemd geworden om twee werken. Het eerste werk is al behandeld. Het tweede werk is een artikel uit 1937. Hierin stelde hij de vraag waarom er ondernemingen bestaan. Economen waren toen gewend om te denken in de termen van markt en overheid. In de micro economie was er geen verklaring voor ondernemingen. Daarnaast stelde hij de vraag wat dan de optimale omvang is van de onderneming. Soms worden er onderdelen van een onderneming afgestoten of wordt een onderneming vergroot. Er wordt vaak gebruik gemaakt van de diensten van een onderneming. Er vindt dan overleg plaats en er wordt een contract gesloten. Indien dit vaak gebeurt, kan het zo zijn dat een onderneming bij het bedrijf wordt gevoegd. Dit is makkelijker, want dan hoef je niet voor iedere aparte dienst een contract te sluiten en dit maakt de transactiekosten kleiner. Volgens Coase bestaan ondernemingen om transactiekosten te drukken. De kosten in de markt van contracteren en controleren, die kunnen zo hoog worden dat het gunstig wordt om als bedrijf bij een ander bedrijf in te trekken. Volgens Coase moet je gaan vergelijken wat het voordeligst is. De transactiekosten voor het organiseren van de transactie zijn hierbij van belang. Op deze manier verklaarde hij de ondernemingen en de omvang van de ondernemingen. Dit is de theory of firm. Markt of onderneming? In een markt vindt coördinatie plaats door middel van een prijsmechanisme. In de onderneming gaat de ondernemer zelf coördineren. Aan de transacties die hierbij horen zitten transactiekosten verbonden. In een markt heb je informatiekosten en contractskosten. In de onderneming heb je een ander type transactiekosten, namelijk voor het coördineren en controleren. Hoe groter een bedrijf is, hoe duurder dit wordt. Je kunt de markt op gaan of kiezen voor een onderneming. Je gaat voor je tussen deze twee vormen kiest eerst de transactiekosten vergelijken. Dit noem je differentiële kosten. Op de markt is er sprake van spot contracting. Dit betekent dat er je gelijk oversteekt en dat hieraan voorwaarden zijn verbonden. Binnen een onderneming is er sprake van lange termijn contracten. Binnen een markt is er sprake van nevenschikking, binnen een onderneming van een hiërarchie. Williamson Hij heeft na Coase ook nagedacht over ondernemingen. Hij heeft voortgebouwd op Coase. Hij stelde dat bij iedere transactie de methode moet worden gekozen waarbij de transactiekosten zo laag mogelijk zijn. Dit wordt de alignment hypothesis genoemd. De uitgangspunten van Williamson zijn beperkte rationaliteit, incomplete contracten en de mate waarin investeringen specifiek inzetbaar zijn voor een transactie. Van tevoren moet worden nagedacht hoe er met conflicten wordt omgegaan. De prikkel tot rent-seeking betekent dat je prijzen tot het niveau van de GTK probeert uit te onderhandelen. Als de mate van specifieke investeringen niet groot is, dan volstaat volgens Williamson de markt. Als er een beetje specificiteit is, dan moet je wat moeilijkere contracten sluiten. Het is dan slim om arbitrage in te roepen volgens Williamson. Indien de mate van specifieke investeringen groot is, dan is het verstandig om te integreren of samen te gaan met het bedrijf. Daarnaast is ook arbitrage hier aan te raden. Om rent-seeking te voorkomen is het dan verstandig om samen te gaan met het bedrijf. Je hebt verschillende soorten specificiteiten. De eerste is de geografische. Hierbij kun je denken aan de leverancier van grondstoffen. Deze vestigt zich dan bij dezelfde locatie als de afnemer. De tweede is de fysieke. Een gespecificeerd bedrijf is dan de input voor een ander bedrijf. De laatste is de rationele. De onderneming wordt dan afhankelijk van ervaring van het andere bedrijf. Indien er hoge transactiekosten zijn in de markt en je kan deze transactie ook voor lagere kosten in een onderneming uitoefenen, dan is de transactie in zijn geheel niet mogelijk op de markt volgens Williamson. Dit is een erg belangrijke conclusie. Jensen en Meckling Zij kwamen met de agency theory. Zij hebben het hierin over uitvoerders. De principaal is de opdrachtgever en de agent is de uitvoerder van de principaal. Binnen de onderneming is de aandeelhouder de opdrachtgever. De manager is de uitvoerder. Dit heet ook wel corporate governance. Hierbij hadden zij het principaal-agent probleem. De agent voert werkzaamheden uit voor de principaal. De agent heeft echter een informatievoorsprong. De kern van het probleem is informatieasymmetrie en opportunistisch gedrag. De agent weet iets en de principaal weet dit niet. De agent probeert hier opportunistisch gebruik van te maken. De agency problemen ontstaan dus omdat een agent opportunistisch kan handelen en de principaal dit niet altijd kan zien. Kosten die hiermee gepaard gaan zijn onder andere contractskosten. Om de agency costs te beheersen kun je rechten delegeren waarin een omschrijving staat van bevoegdheden van agenten. Daarnaast kun je beloningsprikkels instellen. Ten slotte kun je het gedrag van de agent monitoren. Beperkte aansprakelijkheid Dit is een vorm van governance van de onderneming. De beperkte aansprakelijkheid bestaat uit aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Dit leidt tot een bepaalde mate van voorzichtigheid en het is pareto-efficiënt. Het uitgangspunt is dat de schade moet worden vergoed. Indien je beperkt aansprakelijk bent, dan ben je niet aansprakelijk voor de volledige schade, maar voor een deel van de schade. Een belangrijke casus hierbij is die van Walkovsky vs. Carlton. Walkovsky wordt aangereden door taxi waarin Carlton aandeelhouder was. De eigenaar van het taxibedrijf was niet vermogend genoeg om de claim die was ingediend te kunnen voldoen. Carlton was wel vermogend, maar slechts beperkt aansprakelijk. Dit wordt dan ook gehandhaafd en Carlton hoefde niet deze claim te voldoen omdat hij vermogend was. Aandeelhouders van de Vennootschap tot niet meer wat hij heeft ingelegd. In het BW staat ook dat de aandeelhouder niet persoonlijk aansprakelijk is voor de vennootschap en dat hij niet in de verliezen hoeft bij te dragen. De voordelen van beperkte aansprakelijkheid zijn dat ze de scheiding tussen leiding en eigendom van de onderneming mogelijk maken. Daarnaast stimuleert beperkte aansprakelijkheid het nemen van risico’s. Een nadeel van beperkte aansprakelijkheid is het leidt tot externe effecten. Risico’s worden deels op anderen afgewenteld, want er blijven kosten over doordat je slechts beperkt aansprakelijk bent. Daarnaast is er sprake van een overinvestering in de schade toebrengende activiteit. Je moet hierbij een onderscheid maken tussen vrijwillige en onvrijwillige crediteuren. Vrijwillige crediteuren nemen van te voren maatregelen. Het gaat bij vrijwillige crediteuren om contractzaken. Deze maatregelen leiden tot internalisatie van de externe effecten. De onvrijwillige crediteuren kunnen geen maatregelen nemen. Hier gaat het om onrechtmatige daad zaken. Beperkte aansprakelijkheid kan leiden tot het nemen van excessieve risico’s. Dit is moeilijk te peilen en te straffen. De beperkte aansprakelijkheid heeft een effect op de structuur van een bedrijf. Vaak zie je een geregistreerd moederbedrijf. Hier omheen heb je dan een aantal dochterondernemingen. Het moederbedrijf is beperkt aansprakelijk voor de dochterbedrijven als enige aandeelhouder.