Wiskunde II(B) H6: Vectorruimten Y.W. 02/06/2009 H6: Vectorruimten: Definities en Stellingen • Is V een deelverzameling van ℝ n die voldoet aan de eigenschappen A1-A10, m.a.w. V is zelf een vectorruimte, dan heet V een deelruimte van ℝ n . Het is genoeg om te checken als de lineaire combinatie van 2 willekeurige elementen van V opnieuw behoort tot V , of m.a.w. als voor alle v, w ∈ V en voor alle s, t ∈ ℝ : s v + t w ∈ V • Vectoren v1, v 2 , …, vk in ℝn zijn lineair afhankelijk als en slechts als er scalairen c1, c2 , …, ck in ℝ bestaan met ( c1, c2 , …, ck ) ≠ ( 0, 0, …, 0 ) zodat c1 v1 + c2 v 2 + ⋯ + ck vk = 0 Vectoren v1, v 2 , …, vk in ℝ n zijn lineair onafhankelijk als en slechts als c1 v1 + c2 v 2 + ⋯ + ck vk = 0 ⇒ c1 = c2 = ⋯ = ck = 0 • Zijn de vectoren v1, v 2 , …, vk van ℝ n lineair onafhankelijk dan noemt men de verzameling A = { v1, v2 , …, vk } een vrij deel van ℝ n . • Een verzameling A = { v1, v2 , …, vk } ⊂ V is een voortbrengend deel van de vectorruimte V als elke vector uit V kan geschreven worden als een lineaire combinatie van de vectoren v1, v 2 , …, vk , m.a.w. als er geldt ∀v ∈ V , ∃c1, …, ck ∈ ℝ : v = c1 v1 + ⋯ + ck vk • Een vector b van ℝ n is lineair afhankelijk van de vectoren v1, v 2 , …, vk in ℝ n , d.w.z. b ∈ L v1, v2 , …, vk als en slechts als het lineair stelsel Ac = b , met A = ( v1 v 2 … vk ) , minstens één oplossing c heeft. • De verzameling { v1, v 2 , …, vk } van vectoren uit ℝ n is een voortbrengend deel van ℝ n als en slechts als het stelsel Ac = b , met A = ( v1 v 2 … vk ) , minstens één oplossing c heeft voor elk rechterlid b ∈ ℝ n . • Een verzameling A = { v1, v 2 , …, vk } is een basis van een vectorruimte V als A een voortbrengend en een vrij deel is van V. • Men noemt het geordend k-tal ( α1, …, αk ) , waarvoor t.o.v. de geordende basis ( v1, …, vk ) geldt: v = α1 v1 + ⋯ + αk vk , de coördinaat(vector) van v t.o.v. de geordende basis ( v1, …, vk ) . • Het aantal basisvectoren in elke basis van een vectorruimte V noemt men de dimensie van deze ruimte. 1/2 Wiskunde II(B) H6: Vectorruimten Y.W. 02/06/2009 • dim(rijenruimte A) = dim(rijenruimte B) = rang(A) , met B de gereduceerde vorm van A. • Een kolom van een matrix A is een basiskolom als de corresponderende kolom in de gereduceerde vorm B een leidend element bevat. De basiskolommen van A vormen de basis van de kolommenruimte van A. • Voor een willekeurige (n × k ) -matrix A is: rang A = dim(kolommenruimte A) = aantal leidende elementen in B = aantal niet-nulrijen van B = dim(rijenruimte A) • De deelruimte van ℝ k bestaande uit de oplossingen van het homogene stelsel Ax = 0 , met A een (n × k ) -matrix, noemt men de kern van A: ker(A) = { x ∈ ℝk Ax = 0, 0 ∈ ℝn } De dimensie van de kern van A noemt men de nulliteit van A = null(A) . (kern niet ledig: nulvector van ℝ k altijd oplossing van Ax = 0 ) • De verzameling van vectoren b ∈ ℝ n waarvoor het stelsel Ax = b , met A een (n × k ) -matrix, minstens één oplossing heeft, noemen we de beeldruimte van A: im(A) = { b ∈ ℝ n ∃x ∈ ℝk : Ax = b } Deze beeldruimte is een deelruimte van ℝ n . dim(im(A)) = dim(kolommenruimte A) = rang(A) • Is A een (n × k ) -matrix, dan geldt er: dim(ker A) = k − dim(im A) ⇔ null A + rang A = k • De beeldruimte van een (n × k ) -matrix A vertelt ons iets of het stelsel Ax = b oplossingen heeft, terwijl de kern van A ons zegt hoe groot de oplossingenruimte is. • Zij A een vierkante (n × n ) -matrix, x ∈ ℝn een niet-nulvector en λ een reëel getal. Als Ax = λ x, x ≠ 0, λ ∈ ℝ, dan is x een eigenvector van A behorende bij de eigenwaarde λ . • Ax = λ x ⇔ Ax = λIn x ⇔ ( A − λ In ) x = 0 2/2