GEDRAG IN ORGANISATIES HOOFDSTUK I GUIDO VALKENEERS 1 Gedrag in organisaties. De basis DOELSTELLINGEN Na de studie van het hoofdstuk ben je in staat om: een omschrijving te geven van de OG; een omschrijving te geven van een organisatie; de belangrijkste wetenschappen te noemen die bijdragen tot de OG; de algemene doelen van de OG uiteen te zetten; de rol van de missionstatement en ‘corporate values’ van een organisatie aan te geven; de drie ideaaltypen van economische organisatie van de samenleving te bespreken; 2 Gedrag in organisaties. De basis DOELSTELLINGEN II Na de studie van dit hoofdstuk ben je in staat om: de bijdrage van A. Smith tot de OG te bespreken; de bijdrage van het ‘scientific management’ te bespreken; de bijdrage van de ‘human relations’ tot de OG te bespreken; het revisionisme en hrm in een historische context te plaatsen; enkele hedendaagse tendensen in organisaties aan te geven; de principes van TQM te bespreken; aan te geven waarom een pluriform personeelsbestand een belangrijke kwestie geworden is. 3 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? 4 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Wat is de organisatiewetenschap? • Wat is een organisatie? • Historiek van de OG? • Trends in hedendaagse organisaties? 5 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE ORGANISATIEGEDRAGSWETENSCHAP? • Gaat over gedrag in organisaties Individueel gedrag - perceptie in de organisatie; - motivatie van medewerkers; - besluitvorming; - individuele verschillen in mogelijkheden; - leerprocessen in organisaties; - tevredenheid van medewerkers. 6 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE ORGANISATIEGEDRAGSWETENSCHAP • Gaat over gedrag in organisaties Groepsgedrag Hoe komen groepen tot stand? Welke typen groepen bestaan er? Hoe evolueren groepen? Welke leiderschapstypen bestaan er? Welk type levert de beste resultaten? Hoe ontstaat een cultuur in organisaties? Kunnen organisaties leren? 7 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Wat is een organisatie? “Organisations are composed of individuals and groups in order to achieve certain goals and objectives by means of differentiated functions that are intented to be rationally coordinated and directed through time on a continuous basis.” (M.E. Porter) 8 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Wat is een organisatie? “Is een bewust gecoördineerde sociale eenheid van twee of meer personen die op een betrekkelijk continue basis functioneert om een gemeenschappelijk doel of serie van doelen te realiseren. Zij wordt gekenmerkt door formele rollen die het gedrag van haar leden definiëren en vormgeven.” (Robbins, 2005) 9 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Wat is een organisatie? 1. twee of meer mensen werken samen; 2. gericht op realiseren van doelstellingen (missionstatement); 3. specifieke taakverdeling coördinatie/gezagsrelaties zijn nodig; 4. gericht op continuïteit. 10 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Voorbeeld van een missionstatement en ‘corporate values’: Randstad: http://www.randstad.com/aboutus/company-information.html 11 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Missionstatement Vaak verwijzing naar Integrale Kwaliteitszorg Laatste element vaak streven naar continuïteit van de onderneming (groeien…) 12 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Stakeholders van de organisatie: Aandeelhouders (shareholders) Medewerkers Management Leveranciers Klanten 13 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Het is de tak van de wetenschap die op een systematische wijze het gedrag in organisaties bestudeert. • Stelselmatig bevragen van de werkelijkheid: - trachten verbanden te leggen tussen variabelen (bv. determinanten van motivatie); - op wetenschappelijke wijze, d.i. in controleerbare situaties, op basis van betrouwbare/valide metingen en op de juiste manier geïnterpreteerd. 14 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • De OG is een wetenschap: geen intuïtieve kennis; experimenteel onderzoek; survey-onderzoek. • De OG is een multidisciplinaire wetenschap ondersteuning van: algemene psychologie; sociale psychologie; antropologie; sociologie. 15 Gedrag in organisaties. De basis 1.1 WAT IS DE OG? • Doelstellingen van de OG: - verklaring van de vaststellingen bv. medewerkerstevredenheid; - voorspellingen doen bv. in geval van reorganisatie; - gedrag sturen: taak van management; wetenschap??? 16 Gedrag in organisaties. De basis 1.2 ECONOMISCHE OMGEVING • Organisatie functioneert in een economische context. Onderneming werkt niet geïsoleerd t.o.v. de omgeving, maar vormt een onderdeel van het geheel. Vandaar economische verkenning 17 Gedrag in organisaties. De basis 1.2 ECONOMISCHE OMGEVING • Drie manieren om de economie te organiseren Centraal geleide economie Gemengde economie Vrijemarkteconomie 18 Gedrag in organisaties. De basis 1.2 ECONOMISCHE OMGEVING • Centraal geleide economie De overheid stelt de productie van goederen en diensten vast. Problemen? • Vrijemarkteconomie Vrijheid van productie en consumptie. Chaos? Neen. Onzichtbare hand stuurt vraag en aanbod. 19 Gedrag in organisaties. De basis 1.2 ECONOMISCHE OMGEVING • Gemengde markteconomie Vrijheid van productie en consumptie, maar bijgestuurd door de overheid. Overheid stelt minimum- en maximumprijzen vast. Bv. minimumloon voor arbeid. Bv. maximumprijs voor brood (eerder). Wat zijn de gevolgen? 20 Gedrag in organisaties. De basis 1.2 ECONOMISCHE OMGEVING • Gemengde economie China Cuba Zweden Hongarije Centraal geleid 21 Gedrag in organisaties. De basis Engeland België USA Vrije markt 1.3 HISTORIEK VAN DE OG Smith, A. (1776). The Wealth of Nations Filosoof Grondlegger van de economie Organisatiepsycholoog Principe van de vrije markt Door samenwerking: 1+1=3? A. Smith 22 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • Adam Smith Comparatieve voordelen = voordelen door specialisatie. Medewerkers voeren activiteiten uit met het oog op de laagste opportuniteitskosten. Hierdoor ontstaan comparatieve voordelen. 23 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • Comparatieve voordelen Voorbeeld I Jan bakt 100 broden in 50% van de tijd of breit 10 truien. Marie bakt 50 broden in 50% van de tijd of breit 15 truien. Samen 150 broden en 25 truien Goed gewerkt? Neen Kosten? Jan 1 brood = 10/100 truien = 0,1 trui Marie 1 brood = 15/50 truien = 0,3 trui Oplossing: door specialisatie ontstaan comparatieve voordelen Jan: 200 broden en 0 truien Marie: 0 broden en 30 truien totaal: 200 broden en 30 truien 24 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • Comparatieve voordelen Voorbeeld II Jos bakt in 50% van de tijd 50 broden of breit 20 truien. Sofie bakt in 50% van de tijd 200 broden of breit 24 truien. Totaal: 250 broden en 44 truien. Goed gewerkt? Neen Oplossing: Jos: 1 brood = 20/50 truien = 0,4 trui Sofie: 1 brood = 24/200 truien = 0,12 trui 25 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • Comparatieve voordelen Voorbeeld II Sofie en Jos kunnen specialiseren in de richting van de laagste kostprijs. Hierdoor ontstaan comparatieve voordelen. Oplossing I Jos ---- broden 40 truien Sofie 400 broden --- truien totaal: 400 broden en 40 truien Oplossing II Jos --- broden Sofie 300 broden Totaal: 300 broden 26 40 truien 12 truien 52 truien Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • Evaluatie A. Smith (1776) - aandacht voor intra-individuele verschillen (cf. capaciteitenprofiel); - toepassing: doe alleen dat waar je goed in bent, de rest niet; op deze wijze wordt de welvaart maximaal; - toepassing in internationale handel door D. Ricardo. 27 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG Taylor, F. (1911). The principles of scientific management grondlegger van het ‘scientific management’ 28 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • Het ‘scientific management’ Arbeid kan alleen efficiënt geordend worden als wetenschappelijke methoden gebruikt worden: - scheiding van planning en uitvoering (d.i. verticale arbeidsdeling); - opdelen van arbeid in eenvoudige deelbewerkingen (horizontale arbeidsdeling); - prestatieloon; - tijds- en bewegingsstudies: efficiënte methode? - juiste persoon voor de juiste taak selecteren; - goede samenwerking tussen arbeiders en ondernemer is mogelijk. 29 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • ‘Scientific management’ The Ford Motor company,1920 Opvatting over de werknemer: homo economicus, mens reageert als individu, is van nature lui, en wil graag geleid worden. Opvatting van de onderneming: optimalisering van de productie, rationele benadering van de organisatie. Taken: bewegings- en tijdsstudies, selectie van medewerkers enz. Nadere uitwerking: H. Ford. 30 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG Wat zijn de gevolgen voor de werknemers? • modern times 31 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • ‘Human relations’-beweging grondlegger: E. Mayo E. Mayo Hawthorne-experimenten: - geen samenhang tussen werkcondities en productie; - medewerkers gaan informele relaties opbouwen; - deze relaties spelen een belangrijke rol in productie en arbeidstevredenheid. 32 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • ‘Human relations’-beweging: Relaties tussen mensen spelen belangrijke rol in productie en arbeidstevredenheid. Geringe arbeidstevredenheid tast de productie aan. Aandacht voor communicatietrainingen, leiderschapscursussen, groepstrainingen enz. 33 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • Revisionisme Argyris, Herzberg, McGregor. Mensen hebben fundamentele drang om zich te ontplooien (Maslow). Vandaar aandacht voor taakinhouden en organisatievormen. Taken: jobdesign. 34 Gedrag in organisaties. De basis 1.3 HISTORIEK VAN DE OG • Hedendaagse opvatting - een organisatie is geen machine maar een sociaal-technisch systeem waar kennis centraal staat; - organisatie vormt een open systeem in nauwe relatie met de omgeving; - optimaal leiderschap is afhankelijk van de omstandigheden. Taken: belang van ontwikkeling van competenties, tevredenheid, herontwerp van taken… 35 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Virtuele onderneming Hedendaagse onderneming heeft alleen aandacht voor de kernactiviteiten en via samenwerking met andere bedrijven, via uitbesteding en ‘lean organization’ naar de virtuele onderneming (rol van informatietechnologie). 36 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Virtuele organisatie Kerncompetenties: vaardigheden en technologieën waardoor de organisatie een unieke positie inneemt. Bv. kerncompetenties van Ford zijn aanmaken van de motor en de assemblage van de onderdelen. Alle overige activiteiten kunnen uitbesteed worden. In de limiet… een ‘lege doos’. Bv. Benetton. 37 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Mensgerichte organisatie d.w.z. groeiend besef dat mensen het verschil kunnen maken met de concurrent: - verbetering van de taakinhoud (taakverbreding, taakverrijking… ); - starten van autonome werkgroepen; - empowerment: verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar de werkvloer. 38 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Mensgerichte organisatie: van werknemersparticipatie naar autonomie inzake beslissingen op de werkvloer; verantwoordelijkheden EN bevoegdheden naar de werkvloer; afname van ‘command-and-control’; manager wordt coach, begeleider; vaak samenhang tussen autonomie en tevredenheid. 39 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Kennisonderneming P. Drucker: medewerkers zijn ‘kenniswerkers’. Hoe ontwikkelt zich kennis in de onderneming? Hoe kan deze kennis gemanaged worden? Wat is een lerende organisatie? Klassieke leerprocessen (Pavlov, Skinner, Bandura). Visie van Takeuchi over leren in de organisatie? Visie van Kolb over het leren in organisaties? 40 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Geautomatiseerde organisatie ERP, bv. SAP Door deze automatisering verdwijnen tal van jobs in de organisatie; een beperkt aantal nieuwe jobs ontstaan. Op weg naar een virtuele organisatie, waarbij een beperkt aantal medewerkers vanuit hun huisadres het werk doen. Gevolgen voor aansturing? 41 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Geautomatiseerde organisatie Enterprise Resource Planning (ERP). Via outsourcing naar de virtuele onderneming? E-commerce in de B2B, bijna voor 100%, minder in de B2C (voor beperkt aantal producten/diensten, bv. vakanties). Bedrijf = netwerkorganisatie 42 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Klantgerichte organisatie Koning Klant 43 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Integrale Kwaliteitszorg • • • • 44 Grondlegger: E. Deming (1951) Plan-do-check-act-cirkel (‘wheel of quality’) Borging van wat bereikt werd 14 principes van management: http://www.lii.net/deming.html Gedrag in organisaties. De basis E. Deming 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES TQM Plan Do Act Check CONTINUOUS PROGRESS 45 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Integrale Kwaliteitszorg: vijf principes • Sterke klantgerichtheid. Interne en externe klanten. • Aandacht voor continue verbetering. Kaizen = stap voor stap verbeteren. • Verbetering van de kwaliteit van ALLES wat de onderneming doet. • Meten is weten. • Empowerment van medewerkers. Beperking van middenkader. Participatief leiderschap. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar de werkvloer. ‘Speelruimte’ voor de medewerkers. 46 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Globalisering • Producten en diensten gaan over de landsgrenzen heen (bv. Ford Mondeo) maar ook investeringen (Bekaert, Delhaize, Barco…) en zoeken van leveranciers. • Buitenlandse opdrachten geven aanleiding tot contacten met mensen uit andere culturen. Omgaan met andere waarden/gebruiken (bv. onderhandelingen, afspraken op papier, geschenken geven; cf. Hofstede). • Verplaatsing van werk naar de lagelonenlanden, niet alleen van routinematige werkzaamheden. Vooral arbeidsintensieve ondernemingen verplaatsen hun activiteiten. • Integratie van kennis/vaardigheden/technologieën uit andere landen. 47 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Pluriform personeelsbestand 48 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES ‘Diversity management’ Gaat om verschillen tussen medewerkers van één onderneming. Heeft betrekking op verschillen m.b.t. geslacht, ras, leeftijd, invaliditeit enz. Er bestaan een aantal wettelijke regelingen (verbod op discriminatie op grond van geslacht, huidskleur, leeftijd enz.). 49 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES ‘Diversity management’ M.b.t. geslacht: vrouwen disproportioneel veel in eenvoudige beroepen, en relatief weinig in managementfuncties. Topmanagement slechts 4% vrouwen. Vrouwen verdienen 80% van wat mannen verdienen in soortgelijke functies (Arnold e.a., 2004: de zgn. loonkloof). Glazenplafondeffect: probleem Wel... geleidelijke verbetering van dit probleem. 50 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES ‘Diversity management’ van etnische minderheden: - minder vooruitgang in arbeidsparticipatie dan bij vrouwen; - relatief veel laaggeschoolden; - rapporteren vaak discriminatie: geen glazen plafond, maar een echt plafond; - maar: … 51 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Dalende loyaliteit van de medewerkers Snel veranderende omgeving, vereist een flexibel personeelsbestand. Competenties van vandaag zijn morgen mogelijk niet meer relevant, vandaar de stelling: wie leert die blijft. Binnen dezelfde onderneming, maar andere afdeling, werkgroep, functie… Onderneming: kerngroep van vaste medewerkers, aangevuld met een aantal tijdelijke medewerkers. Westerse onderneming versus de Japanse firma: verschil in ‘lifelong employment’. 52 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Dalende loyaliteit van medewerkers Vanuit concurrentieoverwegingen werden kosten verminderd, met als gevolg: afvloeiingen, reorganisaties, re-engineering, verplaatsing naar lagelonenlanden, ‘downsizing’ enz. ‘Lean production’ (= slank, mager) betekent dat de strijd tegen verspilling aangegaan wordt. Wat is MUDA? Deze activiteiten leiden tot het besef dat de werkgever niks om werknemers geeft, vandaar een geringere betrokkenheid. Hoe moeten we hiermee omgaan? Hoe kan de betrokkenheid verbeterd worden? 53 Gedrag in organisaties. De basis 1.4 HEDENDAAGSE ORGANISATIES Dalende loyaliteit van de medewerkers Babyboomers (geb.1946-1965) leven om te werken, terwijl de X- en Y-generaties werken om te leven, vandaar het belang van een goede ‘work-life balance’. Jonge medewerkers aanvaarden niet dat de scheidingslijn tussen privé en werk vervaagt. Belang van flexibele uurroosters met het oog op een mogelijke combinatie met gezinsleven. 54 Gedrag in organisaties. De basis 55 Gedrag in organisaties. De basis GEDRAG IN ORGANISATIES GUIDO VALKENEERS 56 Gedrag in organisaties. De basis