De bank voor het optisch spanningsonderzoek

advertisement
De bank voor het optisch spanningsonderzoek
Braak, L.H.
Gepubliceerd: 01/01/1968
Document Version
Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the author's version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences
between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the
author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
Citation for published version (APA):
Braak, L. H. (1968). De bank voor het optisch spanningsonderzoek. (DCT rapporten; Vol. 1968.040). Eindhoven:
Technische Hogeschool Eindhoven.
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners
and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research.
• You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ?
Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately
and investigate your claim.
Download date: 18. Jul. 2017
De bank voor het optisch spanningsonderzoek.
Ir. L.H.
Braak
WE 68-40
totaal overzicht optische bank
De bank voor het optisch spanningsonderzoek
I
Inleiding
I1
Beschrijving van de algemene opzet.
1.
Het optische systeem
2. De mechanische onderdelen
3 . De elektrische circuits
I11
8
12
Beschrijving van enige specifieke onderdelen.
1.
IV
3
De lichtkast
14
2. De filterhouders
18
3 . De beeldvorming
20
4 . De aandrijvingen
27
5 . Het tandwielkastje
31
6. De meetmethode
34
7. De halfautomaat
38
Enkele Instelprocedures
1.
De lampen
41
2. De filters
42
3 . Het afbeeldingssysteem
44
- 1 -
De bank voor het optisch spanningsonderzoek
Inleidine
De optische bank in het laboratorium van de groep Technische Mechanica,
Technische Hogeschool Eindhoven, is geconstrueerd om, door middel van
een modeltechniek, inzicht te verkrijgen in twee-dimensionale spanningstoestanden. Bij het zo geheten optisch spanningsonderzoek wordt gebruik
gemaakt van een fysisch verschijnsel dat als dubbele breking bekend staat.
Verschillende kunststoffen vertonen dit effect onder invloed van een mechanische belasting. De gegevens die uit het onderzoek verkregen kunnen
worden, hangen nauw samen met de spanningsverdeling in het model en maken
het in principe mogelijk deze spanningsverdeling geheel te berekenen.
Bij de hier te bespreken apparatuur worden vlakke, doorzichtige modellen
gebruikt, waarin een vlakspanningstoestand wordt aangebracht. Een telecentrische bundel licht doorloopt het model. De lichtbron levert wit
licht of monochromatisch groen licht. De lenzen van het afbeeldingssysteem
----
zoïgeïì voûï een tweetal vcLgïûtirrgsverhoüdLrrgen vârr het ~ û d e l ,waardoor ook
de plaats van het model in het optische systeem vastligt. De afbeelding kan
in haar geheel geprojecteerd worden op het isoklinenscherm, dat in het bedieningspaneel van de optische bank is ingebouwd. Een deel van de afbeelding
kan fotografisch geregistreerd worden. De camera is geintegreerd in het totale meetsysteem.
Voor het bepalen van de deelwaarde van de orde
Senarmont
-
-
volgens de meetmethode van
kan het model punt voor punt doorgemeten worden. Het meetprocédé
is gedeeltelijk geautomatiseerd. De polaroid en kwart-lambdafilters worden
door middel van elektrische assen aangedreven. Het te meten modelpunt moet
zich altijd in de optische as bevinden. Om dit te bereiken is het mogelijk
- 2 -
het model in zijn vlak te verplaatsen.
De bedienings- en kontrole-organen voor de optische bank zijn zodanig
rond het afbeeldingssysteem gegroepeerd, dat vanaf één plaats alle
noodzakelijke handelingen voor het meten verricht kunnen worden.
- 3 -
Beschrijving van de algemene opzet
I . Het oDtisch systeem
Een hoge druk kwiklamp en een hoge druk xenonlamp vormen de lichtbronnen
van de optische bank. Een groot gedeelte van de uitgezonden lichtstroom
wordt binnen de lichtkast
(1.1)
gebundeld in het zogenaamde secundaire
brandpunt. Dit punt kan worden opgevat als de "nieuwe" lichtbron voor het
optische systeem. In het secundaire brandvlak is een instelbaar diafragma
(1.3) gemonteerd. Voordat het licht door het diafragma kan gaan, moet het
een warmte- en verdoezelingsfilter (1.2) passeren. Achter het diafragma
kan een interferentie-filter ( 1 . 1 9 )
geplaatst worden. In combinatie met
de kwiklamp levert dit een voldoende grootte van de lichtstroom op, waarvan het optisch zwaartepunt dan ligt bij een golflengte X = 546 nm.
Het secundaire brandpunt valt samen met het brandpunt van een enkelvoudige condensorlens (1.4). Bij een diafragma-opening van 24 mm. diameter,
heeft
2x
de telecentrische lichtbundel achter de condensor een tophoek van
1 ,so.
De dismeter van de bundel bedraagt daar circa 220 nnn.
De eerste filtergroep is direct achter de condensor geplaatst en bestaat
uit de polarisator (1.5) en een kwart-lambda-plaat ( 1 . 1 8 ) .
Bij het meten
volgens de meetmethode van Senarmont geeft deze filter-combinatie lineair
gepolariseerd licht. Het is mogelijk de kwart-lambda-plaat ten opzichte
van de polarisator zo te draaien dat ook circulair gepolariseerd licht gevormd kan worden. Indien noodzakelijk, kan de kwart-lambda-plaat geheel
uit de stralengang geschoven worden.
Nadat het licht door het model ( 1 . 6 )
is gegaan, passeert het de tweede
filtergroep, die weer bestaat uit een verschuifbare kwart-lambda-plaat ( 1 . 1 7 )
en de analysator ( 1 . 7 ) .
Door de onderlinge stand van de filters te wijzigen
kan er, als achtergrond voor het model, zowel met donker veld als met licht
- 4 -
veld gemeten worden.
De afbeeldingsoptiek bestaat uit een kleur-gecorrigeerd doublet ( 1 . 8 )
en
één reproduktie-objectief, dat zich in het brandpunt van het doublet bevindt. Er zijn twee reproduktie-objectieven gemonteerd op een schijf ( 1 . 1 6 ) ,
die ten opzichte van het frame te verdraaiien is. Hierdoor kan een tweeen een tienvoudige vergroting van het model verkregen worden. De tienvoudige
vergroting wordt voornamelijk gebruikt bij demonstraties aan bijvoorbeeld
grote groepen studenten. De afbeelding wordt in dit geval gevormd op het
projectie-scherm ( 1 . 1 2 ) ,
dat tegen de wand van het laboratorium bevestigd is.
Normaliter wordt alleen de tweevoudige vergroting gebruikt; daarbij zijn er
drie verschillende mogelijkheden. In de eerste plaats kan de stralengang
door een draaibare spiegel (1.15) worden afgebogen. Via een tweede spiegel
( 1 . 1 0 ) wordt de afbeelding dan geprojecteerd op het isoklinenscherm (1.9).
Dit scherm bestaat uit een matglazen plaat, maar kan op eenvoudige wijze
vervangen worden door een vel transparant tekenpapier, waarop isoklinen
en isochromaten geschetst kunne? worden. Bij de nu volgende toepassingen
wordt de stralenbundel niet afgebogen en wordt slechts een deel van de
afbeelding gebruikt.
Fotografische opnamen kunnen gemaakt worden net de camera, die in de optische bank is ingebouwd. Een van de reproduktie-objectieven doet dan tevens
dienst als lens. Achter het objectief is direct een compound-sluiter aangebracht. Het camera-huis v o m t een onderdeel van het frame en de bedieningskasten en is geheel lichtdicht af te sluiten. Het filmmateriaal kan door
middel van cassettes in een camera-achterwand (1.11)
geplaatst worden. Deze
cassette-houder kan ook uit de stralengang geschoven worden. De cassettes
zijn geschikt voor de negatiefformaten 18 x 24 en 9 x
12
cm. Met een speciale
aanpassing is het mogelijk een normale rolfilm te gebruiken, die dan tien
- 5 -
negatieven van 56 x 7 2 mm levert.
Voor het bepalen van de lichtintensiteit in een punt van de afbeelding
wordt een foto-multiplikatorbuis (1.13)
gebruikt, die op een deur (1.14)
van het frame is bevestigd. De opening waardoor het licht op deze buis
valt heeft een diameter van 0,4 mm en bevindt zich in de optische as,
evenals het te meten punt van het model. Om een ander punt van het model
door te meten, moet het model in zijn vlak verplaatst worden.
Als de cassette-houder (1.11) buiten de stralengang geplaatst is, kan de
deur (1.14)
gesloten worden om lichtmetingen te verrichten. Wordt ook de
deur open gezet dan komt een opening vrij in de achterzijde van de optische
bank, waardoor een tienvoudig vergrote afbeelding van het model op het scherm
(1.12)
kan worden verkregen.
i
i
i
l
i
O
\
+d
l-t
P*
\
VI
n
P
(D
\
\.
I
I
fig.
1
2
- 7 -
Verklaring fig. 1
1.
lichtkast
2.
warmte- en verdoezelingsfilter
3.
diaf ragma
4.
condensorlens
5.
polarisator
6.
mode 1
7.
analysator
8.
doublet
9.
isoklinenscherm
10.
spiegel
11.
camera-achterwand, tevens cassettehouder
12.
projectiescherm
13.
fotom~ltiFllkatcrbuFs
14.
deur
15.
draaibare spiegei
16.
objectievenschij f
17.
kwart 1amb dap 1aat
18.
kwartlambdaplaat
19.
interferentiefilter
- 8 -
11.2
De mechanische onderdelen
Vrijwel alle componenten van het optische systeem zijn op de hoofdligger
van de bank gemonteerd. De hoofdligger is samengesteld uit een fundatiebalk (2.3) en twee dwarsbalken. De rechter dwarsbalk (2.1) ondersteunt
de lichtkast (2.14) en één van de filterhouders (2.13).
houder zijn de condensorlens
In deze filter-
(1.4) en polarisator met de daarbij horende
kwart-lambdaplaat samengebouwd. De tweede filterhouder (2.10),
die het
afbeeldingsdoublet (1.8) bevat en de analysator met kwart-lambdaplaat, is
op de linkerdwarsbalk (2.4) gemonteerd. Deze dwarsbalk vormt tevens een
ondersteuning voor de ombouw voor de bedienings- en controle-organen. De
lichdichte binnenkast (2.8) met aan de voorzijde een lagering voor de
schijf met reproductie-objectieven (1.16), is ook op de linker dwarsbalk
bevestigd. De balk is aan het uiteinde voorzien van een extra ondersteuning,
die bestaat uit een dwarsligger (2.5) en een tweetal in hoogte verstelbare
poten ( 2 . 6 ) . De montagelijsten op de dwarsbalken (2.1) en ( 2 . 4 ) liggen op
eenzelfde hoogte boven de vloer en bovendien in eikaars verlengde.
Omdat e l k nodel in h e t voorweïpsvlâk van d e afbeeldingsoptiek geplaatst
moet kunnen worden om een scherpe afbeelding te verkrijgen, is het nood~
~
~-
~~
zakelijk dat de opspariplaat (2.11) in optische as-richting
~- versteld kan
worden. De beide dwarsbalken zijn dan ook op een zodanige afstand van elkaar
geplaatst, dat een ruime verschuiving mogelijk is. Deze verschuiving wordt
verkregen door de middenbalk (2.2) over geleidingsassen te verplaatsen.
Het daarbij horend mechanisme wordt met handwiel (3.1) aangedreven.
De middenbalk heeft aan de bovenkant een prismatische geleiding voor het
belastingsframe (2.12). De elektrische aandrijving van het belastingsframe
is ingebouwd in de middenbalk. De horizontale verplaatsingen van het opgespannen model zijn nauwkeurig te realiseren. Op het belastingsframe (2.12)
- 9 -
i”
h
-
io -
Verklaring fig. 2
1.
rechter dwarsbalk
2.
middenbalk
3.
fundatiebalk
4.
linker dwarsbalk
5.
dwarsligger
6.
ondersteuningspoot
7.
deur
8.
lichtdichte binnenkast
9.
obj ectievenschij f
10.
tweede filterhouder
11.
opspanplaat
12.
belas tingsframe
13.
eerste filterhouder
14.
lichtkast
- 11
-
is een soort gelijk mechanisme gebouwd om de opspanplaat (2.11) in verticale richting te verplaatsen. De totale verplaatsing, in horizontale en
verticale richting, van een punt van het model bedraagt ongeveer 300 mm.
Aan de linker dwarsbalk (2.4) en de dwarsligger (2.5) zijn een aantal
hoekstalen frames bevestigd, die de dragende constructie vormen voor de
elektrische apparatuur van de optische bank. De beplating is, waar dat
nodig geacht werd, uitgevoerd als deur, om snelle inspecties mogelijk
~
te maken. De panelen met de bedienings- en controle-organen hebben zoveel
mogelijk een plaats gekregen in de omgeving van het isoklinenscherm,
Het gewicht van de totale constructie bedraagt ongeveer 2000 kg. Als
andere karakteristieke gegevens kunnen nog vermeld worden:
de optische as van het systeem ligt op een hoogte van 1200 mm boven de
vloer; de maximale hoogte is 2200 mm.
De grootste lengte van het apparaat is 3540 mm. De maximale breedte van de
bank bedraagt 2440 mm.
- lla
vanaf zitplaats
-
opspanplaat
-
11.3
12
-
De elektrische circuits
Het elektrische systeem van de optische bank kan in een aantal vrijwel
onafhankelijke groepen worden onderscheiden.
Voor elk van de twee lampen, die als lichtbron voor het optische systeem
genomen kan worden, is een apart circuit aangelegd. Uitgaande van het ter
beschikking staande draaistroomnet wordt met gelijkricht- en afvlakapparatuur een zeer goed gestabiliseerde gelijkspanning verkregen. Dit is noodzakelijk voor het bereiken van een zo constant mogelijke lichtstroom.
Onder een tweede groep valt de verstelling van het belastingsframe. De
motoren voor de horizontale en verticale verplaatsing van het model zijn
uitgevoerd als draaistroommotoren.
De derde groep omvat de halfautomatische besturing voor de meetmethode
van Senarmont en de apparatuur voor het meten van de lichtintensiteit van
een modelpunt.
De filters in de filterhouders zijn door middel van elektrische assystemen
gekoppeld aan de besturingsorganen in de bedieningskast. De vastgelegde
meetcyclus om de deelwaarde van de orde te bepalen volgens Senarmont is
gedeeltelijk geautomatiseerd.
Door commando's aan een stappenschakelaar te geven wordt een programmawals gedraaid, waarop het te doorlopen programma door middel van nokken
i s aangebracht. De waarde van de isokline en de deelwaarde van de orde
worden op mechanische telwerken aangegeven.
-
De panelen met bedienings- en controle-apparatuur zijn zoveel- mogelijk
rond het isoklinenscherm gegroepeerd. Aan de linker dwarsbalk is een
paneel ( 7 . ~ ) gemonteerd, waarop alle elementen voor de verplaatsing van
het model bevestigd zijn. Links boven het isoklinensciierm bevat het paneel
-
13
-
( 7 . 8 ) de componenten van de twee lampcircuits. De versterker, die bij
de fotomultiplikatorbuis hoort in ingebouwd in het linker onderpaneel
(7.C),
tesamen met de onderdelen voor de besturing van het programma.
Een aantal extra toegevoegde mogelijkheden van het programma worden
ingesteld op paneel (7.B).
De elektrische onderdelen zijn groepsgewijze samengebouwd op, waar
mogelijk, uittrekbare chassis. In verband met kontroles, storingzoeken en reparaties zijn de meeste onderdelen goed bereikbaar gemaakt, doordat de panelen veelal scharnierend aan het frame zijn bevestigd en de beplating aan de achterzijde van de kasten in de vorm
van deuren is uitgevoerd.
--I4
I11
-
Beschrijving van enige specifieke onderdelen.
111.1 De lichtkast
De lichtkast bevat twee hoge-druk gasontladingslampen, die als lichtbronnen voor de optische bank dienen. De booglengte van deze lampen
bedraagt 2 2 3 mm. Elke lichtboog bevindt zich in één van de brandpunten
van een elliptische spiegel ( 4 . 7 ) . Deze oppervlaktespiegel vangt ongeveer
de helft van de uitgezonden lichtstroom op en bundelt die via spiegel
(4.10) in het zogenaamde secundaire brandpunt. Dit punt kan beschouwd
worden als de "nieuwe" lichtbron voor de rest van het optisch systeem.
De uitgevoerde opstelling heeft onder meer het voordeel dat er, uitgaande
van een betrekkelijk klein vermogen, een grote lichtstroom door het te
meten model gaat.
Bij het optisch spanningsonderzoek is vrijwel altijd wit licht noodzakelijk. f e n xenonlarnp, type CSX-!50 ( 4 . 8 ) levert een spectrum dat lijkt
op d a t van daglicht. De kleurtemperatuur van de lamp bedraagt nl. 60006300°R, hetgeen volgens de C . I .E.
c
afspraken overeenkomt met "dagl5cht C"
.
Monochromatisch licht i s vereist voor metingen, waarbij een hoge nauwkeurigheid bereikt moet worden. Dit licht wordt verkregen door een interferentiefilter ( 4 . 5 ) te plaatsen in de lichtbundel van een kwiklamp ( 4 . 1 ) .
Het licht van deze lamp, type CS-200,
heeft een lijnenspectrum.
De doorlaatbaarheidscurve van het filter heeft een top voor de golflengte
A
=
546 nm, de halfwaardebreedte bedraagt i3 nm. Het fileer laat dus
inderdaad licht door in een zeer beperkt golflengtegebied. Ondanks het
feit, dat slechts een zeer gering deel van de uitgezonden lichtstroom
het filter kan passeren, is de intensiteit van de bundel voldoende groot
om metingen te kunnen uitvoeren. Het interferentiefilter kan op een ge%
C.I.E.:
Compagnie International de 1'Eclarage.
-
15
-
makkelijke manier uit de stralengang genomen worden.
Elke lamphouder bevat een justeermechanisme, waardoor het van buitenaf
mogelijk i s , het hart van de lichtboog in het brandpunt van de elliptische
spiegel te brengen. Lamphouder en elliptische spiegel zijn in een cassette
( 4 . 9 ) gemonteerd. In de cassette is ook het startapparaat voor de lamp
opgenomen.
De hoogfrequente puls, die nodig is om de lamp te starten, vereist een zo
kort rnqgelijke verbinding tussen starter en lamp. Het frame van de lichtkast is zo uitgevoerd dat de cassettes gemakkelijk onderling verwisselbaar
zijn.
Het is bekend dat veelvuldig starten van gasontladingslampen tot een snelle
veroudering leidt. Bij het ontwerp is er van uitgegaan, dat beide lampen
continu-branden. Welke lichtbron gebruikt wordt om het model door te lichten
hangt af van de stand van spiegel (4.10). Deze dubbelzijdige oppervlaktespiegel is om een verticale as in het frame draaibaar. De twee standen
worden met een snapper gefixeerd. Een van de lampen wordt dus gebruikt a l s
lichtbron voor het optische systeem, het licht van de andere lamp valt via
de spiegei op de achterwand van de lichtkast. Het deel van de wand dat dGoï
de lichtbundel wordt beschenen, bestaat uit een glazen ruit ( 4 . 1 1 ) . De lichtstralen passeren deze ruit en worden door de gezwarte plaat (4.12) volledig
geabsorbeerd. De warmtestraling van deze plaat kan niet door de glasplaat
heen. Omdat de warmte-ontwikkeling nu buiten de kast plaats vindt, wordt de
warmte-balans van de kast zelf gunstig beinvloed. In de lichtkast zijn ook
nog twee kleine dwarsstroomventilatoren ( 4 . 6 ) aangebracht, die een luchtstroom direct op de lichtbronnen richten. De gedwongen luchtcirculatie, die
daardoor in de kast optreedt, zorgt er voor, dat er plaatselijk geen te hoge
temperatuur optreedt. Indien dit door het uitvallen van een van de ventilatoren toch het geval zou zijn, wordt door een bimetaalrelais de lampstroom
-16 -
3
I
2
I
fig. 4 .
horizontale doorsnede lichtkast
1-
kwiklamp type CS-200
2.
warmte- en verdoezelingsfilter
3.
warmtereflectiefilter
4.
diaf ragma
5.
interferentiefilter
6.
ventilator
7.
elliptische spiegel
8.
xenonlamp type CSX-150
9.
cassette
10.
spiegel
11.
ruit
12.
zwarte absorb t iep laat
-
17
-
verbroken. De lampen kunnen niet opnieuw gestart worden, aleer de storing
verholpen is.
Door de symnetrische opbouw van de lichtkast vallen de beide secundaire
brandpunten van de elliptische spiegels samen. In dit punt is een instelbaar diafragma ( 4 . 4 ) gemonteerd. Voordat het licht door dit punt de lichtkast verlaat, passeert het eerst een warmte- en verdoezelingsfilter ( 4 . 2 ) .
Dit filter bestaat uit twee geprofileerde perspexplaatjes
, die
door water
gescheiden zijn. Door de profilering wordt de lichtbundel meer homogeen
gemaakt. De schaduw van de lamp wordt over een groter oppervlak verdeeld,
evenals de gebieden met een hogere lichtintensiteit. Een deel van de
warmtestraling wordt bij de doorgang van het licht in het water geabsorbeerd. Nog voor het diafragma is een extra warte-reflectiefilter ( 4 . 3 )
geplaatst. Het verdoezelingsfilter vormt een deel van een watergekoeld
kuvet.
Door thermosyfonwerking wordt een voortdurende natuurlijke circulatie
onderhouden. Het kuvet wordt extra gekoeld door een koelspiraal, die is
aangesloten op de waterleiding.
De elliptische spiegels veroorzaken een 8 2 10-voudige vergroting van
de lichtboog in het secundaire brandpunt. De afbeelding van de boog
heeft daar een grootte van circa 25 mm.
Bij het ontwerp van het optische systeem werd een tophoek van 2 x î,5
O
voor de telecentrische lichtbundel nog aanvaard. De maximale diafragmaopening bedraagt daarbij 24 mm. In deze situatie blijkt slechts een klein
gedeelte van de lichtbundel te worden afgeschermd.
De lichtkast is vrijwel geheel luchtdicht afgesloten. Van eventuele
ozonvorming door de lampen is in het laboratorium niets te merken.
111.2
18
-
De filterhouders.
De beide filterhouders zijn in opbouw identiek. De eerste filterhouder
(2.13) bevat de condensorlens ( 1 . 4 ) . Dit is een enkelvoudige planconvexe
lens, die alleen voor sferische aberraties gecorrigeerd is. De brandpuntsafstand is 480 mm, de diameter bedraagt 220 mm. In de tweede
filterhouder is het kleurgecorrigeerde doublet (1.8)
bevestigd. Deze
grote afbeeldingslens heeft ook een brandpuntsafstand van 480 mm, maar
de nuttige diameter is 200 mm.
Polarisator (1.5)
en analysator ( 1 . 7 )
bestaan uit schijven polaroïd-
materiaal, type HN 2 2 , die tussen glasplaten zijn gekit. Vanwege de vereiste diameter was het niet mogelijk, ook de kwart-lambdaplaten gelamineerd te verkrijgen.
Door een groot aantal platen te testen is het wel gelukt de beschikking
te krijgen over kwart-lambdaplaten, die zeer goed zijn aangepast aan de
monochromatische go1flengte.X = 546 nm, die bij het meten gebruikt wordt.
~
-
~
elijk overeen met een optisch weg-
De _retardatie
van
- - - -~
lengte verschil van 136,5 resp. 1 3 6 , 7 nm, ofwel uitgedrukt als fractie
van bovengenoemde golflengte: 0,25V
f
;Zo-.
Elke filter wordt door een klemring tegen een schijf (5.1) gedrukt. De
schijf is voorzien van een velg ( 5 . 2 ) waarop een schaalverdeling en een
vertanding is aangebracht. De binnenkant van de velg wordt geleid door
vier kogellagers, waarvan er twee op een excenter geplaatst zijn. Er
kan een instelling gezocht worden, waarbij de velg met minimale wrijving
en speling kan ronddraaien. In de vertanding van de velg loopt een nylon
rondsel, dat op de as van een elektrisch systeem ( 5 . 4 ) bevestigd is.
De verdraaiing van het filter kan daardoor geregeld worden vanaf het
bedieningspaneel.
De overbrengingsverhouding tussen rondsel en filter bedraagt
1
: 20. De
-
19
-
fig. 5
filterhouders
-
20
-
schaalverdeling op de velg is uitgevoerd in decimaalgraden.
-
400
decimaalgraden komen overeen met 2r radialen. Op het frame van de
filterhouders zijn afleesglaasjes ( 5 . 3 ) gelijmd, waardoor een parallaxvrije aflezing van de stand van het filter mogelijk wordt.
De kwart-lambdaplaten hangen, compleet met hun aandrijfmechanisme
aan telescopische schuifrails, waardoor ze gemakkelijk in en uit de
lichtbundel gebracht kunnen worden.
111.3
De beeldvorming.
Een afbeelding van het model wordt gevormd door het doublet (1.8)
één van de reproductieobjectieven die in schijf (1.16)
en
zijn gemonteerd.
Er kunnen vier verschillende objectieven op deze schijf geplaatst worden.
Voorlopig zijn echter maar twee mogelijkheden benut. Bij de tien-voudige
vergroting wordt gebruik gemaakt van een Apo-Tessar (f
=
600 mm, 1:9).
Dit is een a-symmetrisch lenzenstelstel in tegenstelling tot de symme-
trisch opgehouwde Apo-Germinar (f
= 375
mm, 1:9),
die bij de twee-
voudige vergroting wordt toegepast.
Bij zuiver evenwijdig iicht is de stand van het model ten opzichte van
het afbeeldende lenzenstelse.1 niet belangrijk. Op elke plaats in de
afbeeldingsruimte kan een beeld van het model gevormd worden. Afgezien
van de eisen die daarbij gesteld moeten worden aan de lichtbron en de
condensor is het bij doorstraling met zuiver evenwijdig licht ook noodzakelijk dat het model volkomen vlak en plan-parallel is, omdat kleine
afwijkingen de lichtstralen zullen doen afbuigen en daardoor de beeldvorming verstoren.
i
-
21
-
Bij een diffuse verlichting van het model werken er zoveel verschillend
gerichte stralen mee aan de beeldvorming van elk modelpunt, dat slechts
in één
_,
vlak een scherpteafbeelding verkregen kan worden. De scherpte
diepte zal daarbij uiterst gering zijn.
Het telecentrisch licht dat in de optische bank gebruikt wordt is een
compromis tussen de genoemde uiterste verlichtingssystemen. Het stelt
geen erg hoge eisen aan lichtbron, condensorlens en model. Het betekent
wel dat bij een gegeven afbeeldingsoptiek en vergrotingsverhouding de
plaats van het model in het optische systeem vastligt. De lichtstralen
die door een willekeurig punt van het model gaan vormen een kegel met
een tophoek van 2 x 1,5
O
.
De gebruikte lenssystemen mogen niet meer als dunne lenzen beschouwd
worden, onder meer in verband met de kleine voorwerpsafstand v
i
en de
dikte van het doublet (zie fig. 6 ) . Voor de constructie van de afbeelding wordt uitgegaan van een modelpunt, dat zich niet in de optische
as bevindt.
Het voorwerpshoofdvlak van lens I1 bevindt zich in het beeldbrandvlak
van iens I, het doublet.
Verklaring fig. 6
I : doublet
I1 :
reproductie-objectief
M
model
:
M' : virtuele afbeelding
B
:
reële afbeelding
H
:
hoofdvlakken
F
:
brandpunten
-
22
-
\
\,
\
\
fig. 6 .
beeldvorming
De afstand v van het model tot het voorwerpshoofdvlak van lens I, is
1
kleiner dan de brandpuntsafstand f1'
daarom vormt het doublet een vir-
tuele afbeelding M' van het model. Het reproductieobjectief I1 "ziet"
deze virtuele afbeelding als voorwerp en maakt een reële afbeelding
in het beeldvlak.
Door liet achtereenvolgens toepassen van de lenzenformules voor de twee
systemen I en I1 blijkt: b2
verhouding voorstelt.
= A
f l ,waarbij A de totale vergrotings-
-
Immers :
-1 * - -1 - 1
v
2
fl
bl
23
-
1
-1 = -
fl
V
=
f l - bl
1
+---
1
fl
b
-
bi
. fl
1 - 1
- bl
b2
f2
- bl
b_=
b?
%v'' =7
2 v2
f l - bl
1
-
Omdat f l resp. f2 gelijk zijn aan 480 resp. 375 mm wordt bij de tweevoudige vergroting v 1 gelijk aan 106 mm. Is het model voor de twee-voudige
vergroting goed ingesteld, dan behoeft voor de tien-voudige afbeelding
- ~.
alleen het tweede objectief verwisseld worden. Volgens bovenstaande
~
formules zou in dat geval een brandpuntsafstand f van 545 mm nodig zijn.
2
Door een Apo-Tessar met een brandpuntsafstand van 600 mm te gebruiken en
~~
het voorwerpshoofdvlak niet precies te laten samenvallen met het beeldbrandvlak van het doublet wordt toch een tienvoudige vergrotingsverhouding
bereikt. De vervorming van het beeld blijft in beide genoemde gevallen
binnen accepteerbare grenzen.
De objectiefschijf (1.16) wordt door een arretteerknop ( 7 . 3 ) in de juiste
standen gefixeerd. De schijf is gelagerd in de voorzijde van het binnenframe (2.8),
dat geheel lichtdicht is af te sluiten. Om de totale twee-
voudige afbeelding zichtbaar te maken wordt de draaibare spiegel (1.15)
via knop
(7.1)
in de stralenbundel gebracht.
Door de grote oppervlaktespiegel (1.10) wordt de lichtbundel nogmaals
afgebogen, voordat het beeld gevormd wordt op het isoklinenscherm (1.9).
-
24
-
fig. 7
panelen
-
25
-
fig. 8
achterzijde
-
-
26
Bij het overnemen van het isochromaten- of isoklinenbeeld kan in plaats
van het matglas een vel transparant tekenpapier op het isoklinenscherm
worden aangebracht. Het tekenpapier kan onder de lijsten (7.6) worden
vastgeklemd.
Op het scherm is een merkteken aangebracht dat de plaats van de optische
as markeert.
Wordt spiegel (1.15) niet in de bundel gebracht, dan wordt de afbeelding
gevormd aan de achterzijde van de binnenkast
(zie fig. 8). De achter-
wand van het binnenframe (2.8) heeft een voldoend grote opening om de
lichtbundel door te laten in verband met de tienvoudige vergroting. Bij
gebruik van de tweevoudige vergroting kan die opening worden afgesloten
door een cassette-houder (1.11).
In dat geval blijft van het beeldvlak
een gedeelte met afmetingen 18 x 24 cm zichtbaar. Dit is het grootste
negatiefformaat voor vlakfilms, waarmee hier gewerkt kan worden. Er
zijn aanpassingen voor een 9 x 12 cassette en voor een rolfilm, waarmee
tien opnamen, 56 x 72 mm, gemaakt kunnen worden.
~~
~
De camera wordt gevormd door de Apo-Germlnar
, het
lichtdicht Sinnen-
frame en de cassette-houder.
Direct achter het objectief i s de sluiter gemonteerd. Deze Compoundsluiter ( 7 . 4 ) type 5 / X heeft de volgende belichtingstijden:
T,
By l / l , 1/2, 1/5, 1/10, 1/25 en 1/50 sec.
In plaats van de cassette-houder (1.11) kan de opening in de achterwand ook worden afgesloten door een deur, waarin een fotomultiplikatorbuis is aangebracht. Voor het bepalen van de deelwaarde van de orde moet
in de gebruikte opstelling de lichtintensiteit van een piint van het model
bepaald worden. De opening van de fotomultiplikator-buis ( 1 . 1 3 ) bevindt
zich altijd in de optische as en heeft een diameter van 0,4 mm. Achter
-
27
-
die opening is een opaal glazen plaatje geplaatst, waardoor de intredende
lichtbundel een wat grotere tophoek krijgt en de kathode van de buis beter
wordt belast.
Bij het fotograferen is het noodzakelijk dat het isoklinenscherm wordt
afgedekt met klep (7.2).
Normaliter wordt deze met kleine magneetjes in
opgeklapte stand vastgehouden.
111.4
De aandrijvingen.
Een model dat in de optische bank moet worden doorgemeten, wordt bevestigd
aan de spanplaat (9.5).
Deze montageplaat is voorzien van een patroon top-
gaten (M8), waarvan zowel de horizontale als de verticale steek 60 mm bedraagt. Ongeveer in het midden van deze plaat is een uitsparing van
270 x 330 mm vrij gehouden om de lichtbundel door te laten. Aan de bovenen onderzijde van de uitsparing zijn extra gaten getapt.
De spanplaat met afmetingen 760 x 1000 x 22 mm, wordt met gietijzeren
leistrippen afgesteund tegen het raam (9.6). Aan een zijkant zijn twee
geleidestrippen instelbaar gemaakt, zodat de plaat met zo weinig mogelijk
speling in verticale richting bewogen kan worden langs het belastingsraam
(9.6). De spanplaat hangt met een draadspil (9.4) aan een moer van het
haakse tandwielkastje (8.3).
Aan de bovenzijde van het belastingsraam is het aandrijfmechanisme voor
de verticale beweging gemonteerd. Een kleine draaistroommotor met aangebouwde reduktiekast(9.1)
levert aan de as een vermogen van 0,l kW bij
670 omw/min. Direkt hieraan gekoppeld is een tweede tandwielkastje (9.2)
met een elektro-magnetisch schakelelement waardoor twee toerentallen
beschikbaar zijn van 100 resp. 1,OO omw/min. De uitgaande as is verbonden
met een haakse overbrenging ( 9 . 3 ) ,
waaraan het aangedreven tandwiel tevens
de moer vormt, waarin de draadspil (9.4) van de opspanplaat hangt.
- 28
-
fig. 9
zijaanzicht lichtkast en frame
-
29
-
Het raam (9.6) is zodanig samengesteld uit dikke platen, dat de stijlen een
kokervormige doorsnede verkregen hebben. De voorzijde van het raam is voorzien van leibanen voor de spanplaat. Het raam rust met twee gietijzeren
sloffen (9.7)
op de prismatische geleidingen van de middenbalk (2.2 ; 9 . 8 ) ,
(zie fig. 10).
fig. 10 doorsnede over middenbalk met geleiding
A m de onderza’jde van het raam is een meenemer bevestigd voor de horizontale
verplaatsing van raam en spanplaat ten opzichte van de middenbalk. Het aandrijfmechanisme voor deze verplaatsing is in de middenbalk ingebouwd en identiek aan het systeem voor de verticale beweging van de spanplaat. De uitgaande
as van het tandwielkastje drijft een tweemaal gelagerde schroefspil aan. Door
de verdraaiing van de spil wordt een moer bewogen die met de meenemer van het
raam gekoppeld is.
De verplaatsingssnelheid in horizontale en verticale richting bedraagt in ijlgang 10 m/sec,in kruipgang O,lrmn/sec.
Om het model in optische asrichting te verplaatsen moet de middenbalk (2.2 ;
9.8) met de daarop gemonteerde constructie verschoven worden. Deze verplaatsing
-
30
-
is na het opspannen van een nieuw model noodzakelijk om het model weer in
het voorwerpsvlak van de afbeeldingsoptiek te brengen, waardoor een scherpe
afbeelding op het isoklinenscherm gemaakt kan worden. De middenbalk steunt
door middel van kogelbussen (ball-bushings) op twee geharde stalen assen,
die ook voor de geleiding zorgen. Door de kogelbussen wordt een spelingsvrije en vrijwel wrijvingsloze verplaatsingsmogelijkheid gewaarborgd. De
verplaatsing wordt verkregen door een verdraaiing van handwiel ( 3 . 1 ) .
Per omwenteling van het handwiel verplaatst de middenbalk en dus ook het
model over een afstand van 5 m.De maximale verplaatsing in optische asrichting bedraagt 230 mm. Worden de handgrepen ( 9 . 9 ) rechtsom gedraaid dan
.
i
worden twee klemringen om de stalen assen vastgezet, waardoor de middenbalk niet meer te verschuiven is.
De maximale verplaatsing in horizontale resp. verticale richting bedraagt
330 resp. 280 mm.
-
-
2
3
. .
4
5
fig.
11
optisch afleesapparaat
1.
meetlineaal
2.
meet1oupe
3.
instelkenmerk
4.
venster
5.
venster voor trommel
WO-
Iineaal
6
-
31 -
Voor de plaatsbepaling van het model bij bewegingen in het modelvlak wordt
optische apparatuur gebruikt. Een lineaal met millimeterverdeling kan ten
opzichte van een meetloupe (3.2; 10.2) bewegen. In het venster ( 1 1 . 4 ) van
het afleesapparaat wordt de lineaal vergroot weergegeven. Een instelkenmerk (11.3) kan door een knop ( 1 1 . 6 )
worden verplaatst waardoor een deel-
streep van de lineaal wordt ingevangen. De knop is gekoppeld aan een getallentromel, waarvan de verdeling eveneens in het venster geprojecteerd
wordt. Ten opzichte van een referentiepunt kan de plaats tot op éénhonderdste millimeter worden bepaald. De afleesnauwkeurigheid bedraagt bij
deze uitvoering 5pm.
De meetloupe is op een verstelbare slede gemonteerd, zodat het referentiepunt van de schaal geschikt gekozen kan worden. Door een stelbout te verdraaien is een maximale verstelling van 6 m uitvoerbaar. Het is daarom
altijd mogelijk de coördinaten van één, willekeurig, modelpunt zo te kiezen
dat deze waarden veelvouden van 5,OO mm zijn.
De lineaal voor de verticale plaatsbepaling is bevestigd aan de spanplaat;
de bijbehorende meetloupe (3.3) bevindt zich op het raam. De lineaal die de
horizontale coördinaat levert I s op
Sïi
..
vaïi de glijslûffeïì
(9.7)
gzmmteerd;
het afleesapparaat (3.2) is daarbij aan de middenbalk vastgemaakt.
111.5
Het tandwielenkastje
De tandwielkastjes (9.2) bestaan in principe uit een constante reductie en
een differentieelschakeling waardoor aan de uitgaande as twee toerentallen
beschikbaar komen met een onderlinge verhouding van
1
: 100. Het eigenlijke
schakelelement voor de keuze van het toerental wordt gevormd door een magneet-kern (12.7), die vast verbonden is aan een schuifstuk (12.5). De magneet-kern heeft aan beide uiteinden een radiale vertanding, die een slipvrije aangrijping met de rest van de constructie verzekert.
-
32
-
In ijlgang wordt door elektrische bekrachtiging van spoel ( 1 2 . 6 ) de kern
naar binnen getrokken, waardoor het schuifstuk vast verbonden wordt aan
het frame van de kast en kroonwiel ( 1 2 . 1 ) geblokkeerd staat. De aandrijving
van de uitgaande as geschiedt dan via kroonwiel ( 1 2 . 3 ) en de planeetwielen.
De tussenas ( 1 2 . 4 ) vervult daarbij geen r o l en draait loos rond.
-
~~
Bij de kruipgang wordt alleen de buitenste spoel
-_ - ( 1 2 . 8 ) bekrachtigd. Het
schuifstuk ( 1 2 . 5 ) wordt dan gekoppeld met de tussenas ( 1 2 . 4 ) . In deze stand
van het mechanisme draaien de beide kroonwielen met tegengestelde en bijna
gelijke snelheid rond. Het aantal tanden van wiel ( 1 2 . 3 ) en ( 1 2 . 1 ) bedraagt
99 resp. 100. Indien de kroonwielen met een gelijk aantal tanden waren uitgevoerd zou de uitgaande as in deze situatie stilstaan. Nu er echter één
tand verschil is, wordt de planeetwieldraager ( 1 2 . 2 ) en de daarmee gekoppelde as zeer langzaam gedraaid.
De slag van de magneetkern en daarmee ook de luchtspleet, i s instelbaar.
Door de moer ( 1 2 . 9 ) op het einde van de tussenas te verdraaien kan de luchtspleet zo worden ingesteld dat in de twee uiterste standen van de magneet-
kern de 57ertanding j u i s t vrij loopt.
-
33
4
3
5
6
I
2
fig. 12
-
schema tandwielenkastje
1.
kroonwiel z = 100
2.
planeetwieldrager
3.
kroonwiel z =
4.
tus senas
5.
schuifstuk
6.
spoel
7.
magneetkern
8.
spoel
9.
moer
99
7
9
- 34
111.6
-
De meetmethode
De deelwaarde van de orde wordt in een punt van het model bepaald volgens
de methode van Senarmont. De te volgen procedure wordt beschreven na een
kort overzicht van de meetmethode.
Monochromatisch licht doorloopt achtereenvolgens polarisator, model,
hart-lambdaplaat en analysator. Een van de hoofdassen van de kwart-lambdaplaat valt samen met de polarisatierichting. Bij de beschrijving wordt
uitgegaan van de situatie waarbij lineair gepolariseerd licht het modelpunt
in gaat. Het polarisatievlak maakt een hoek van 45'
met de hoofdspannings-
richtingen (zie fig. 13).
fig. 13
Het binnentredende lineair gepolariseerde licht kan geschreven worden a l s :
E =a
@ =
cos$
waarbij
ut - 2nz/X
w : hoekfrequentie
z : voortplantingsrichting van het licht
X
golflengte in vacuüm
Na transformtie op de hoofdspanningsassen (ai
in het complexe vlak geschreven worden als:
3
02) 'Xaa deze Ilchtvector
- 35
-
Bij het doorlopen van het model met dikte d, treedt er een faseverschil y
op tussen de componenten van de lichtvectoren langs de hoofdspanningsassen. Nadat het licht het model heeft doorlopen, kan de lichtvector bij
uittreden uit het model beschreven worden met de volgende uitdrukking:
E = 1a
J2.e i .rr'4
I cos(+
-
y/2>
-
i cos($ + y / 2 )
1
~-
waarbij gebruik gemaakt is gen-aakt
_ _
van de volgende substituties:
~
y = 2 nd (l/Ai
- l/X,).
d : modeldikte
X1,2: golflengte in het model langs hoofdrichting
en
+
=
ut
-
1
resp. 2
2~rd/A2- y / 2
Tevens is verondersteld dat in de component langs de ol-richting de grootste
vertraging heeft ondergaan. Met behulp van enige goniometrische relaties is
bovenstaande uitdrukking voor de lichtvector te schrijven als:
E = a (cosy /2 cos+ + i sin
y / 2 sin+).
Dit licht valt op de kwart-lambdaplaat, waarvan de hoofdassen samenvallen
met de reële en complexe-as. Neea aan dat de retardatie y
= ~ r / 2 optreedt
langs de reële as, hetgeen een niet essentiële beperking is, dan kan na het
doorlopen van de kwart-lambdaplaat de lichtvector geschreven worden als:
E =a
(cos y / 2
cos(+
-
~ / 2 )+ i sin y/2 sin+)
hetgeen gelijk is aan:
E = a ei 1(/2 sin+.
- Dit is de beschrijving van lineair gepolariseerd licht, waarvan de trillingsrichting een hoek y/2 maakt met de reële as.
-
36
-
De uitgangsstand van de analysator was bij onbelast model zodanig dat door
het systeem geen licht uittrad; polarisator en analysator waren gekruist.
Om voor het betreffende modelpunt weer volledige uitdoving van het licht
te verkrijgen moet de analysator klaarblijkelijk over een hoek
c1 =
y/2
verdraaid worden.
Als
a =
De hoek
n
=
n rad., dan is de deelwaarde van de orde n
a,
=
1,000.
die nodig is om uitdoving te verkrijgen, komt dan overeen met
a/n.
De meetprocedure omvat de volgende stappen:
1 . -------Isocline.
De hoofdspanningsrichting in het modelpunt wordt bepaald
door alle filters synchroon met de hand te verdraaien, totdat de
lichtintensiteit minimaal is. In deze stand kan de waarde van de
isocline op teller (7.10) worden afgelezen.
O
2. Draaiing
--_-------45
. In deze stand van het programma worden de filters
elektrisch over 45'
verdraaid ten opzichte van de isoklinenstand.
Het lineair gepolariseerde licht komt aan het einde van deze stap
onder de juiste hcek met d e hocfdspanningsrichtingen in het model.
Het programma wordt doorgeschakeld.
3 . Deelwaarde
_-------------orde. Met de hand wordt alleen de analysator verdraaid,
zodanig dat de lichtintensiteit weer een minimum bereikt. De verdraaiingshoek
a
is een maat voor de deelwaarde van de orde. Deze
waarde kan op teller (7.9) worden afgelezen.
4 . Nulpunt
--- ___----analysator.
----- De analysator wordt elektrisch teruggedraaid
over de verdraaide hoek. Staat dit filter weer gekruist ten opzichte
van de polarisator dan wordt overgeschakeld naar de volgende stand.
Senarmont. Alle filters worden elektrisch over 45
5 . Nulpunt
--- -------------
O
terug-
gedraaid. Dan staan de filters weer in vrijwel dezelfde stand als
aan het einde van de eerste stap. Ter afsluiting loopt het programma
door naar de laatste stand.
6 . -------Controle. Alle filters zijn nu gekoppeld aan de hoofdsystemen. Eventuele
verstoringen die in de stand van de filters zijn opgetreden kunnen in
deze fase van de meting gemakkelijk bepaald worden. Alleen in stand 6
van het programma is het mogelijk om de filters continu te laten
draaien. Door het indrukken van de programmaknop (7.7) wordt stand
1
opnieuw bereikt.
Wordt bovenstaande procedure gevolgd dan duurt één complete meting
ongeveer 1,5 2 2 minuten, afhankelijk van de geoefendheid van de meettechnicus. In de tijd dat het programma de standen 4 en 5 doorloopt,
kan reeds een ander modelpunt in de optische as gebracht worden om te
worden doorgemeten.
In de standen
1,
3 en 6 kan worden overgeschakeld van normaal lineair
gepolariseerd licht naar circulair gepolariseerd licht. Dit licht wordt
verkregen als beide kwart-lambdaplaten in de stralenbundel staan. De
hoofdassen van deze filters moeten dan een hoek van 45'
maken met de
polarisatierichting van het bijbehorend filter, polarisator resp.
~
analysator.
Bij het gebruik van circulair gepolariseerd licht zijn alleen isochromaten zichtbaar in de afbeelding van het model.
111.7
38
-
De halfautomaat
De halfautomaat bevat alle componenten, die nodig zijn om de meetprocedure
zoals die in 111.6 beschreven is, te kunnen uitvoeren. De filters op de bank
- polarisator, kwartlambdaplaten en analysator
-
zijn door elektrische assen
gekoppeld aan het besturingsgedeelte in de bedieningskast.
Een elektrische as bestaat uit twee inductieve draaitransformatoren, waarbij
de beweging van de ene rotor wordt gecomnandeerd door de beweging van de tweede
rotor. De rotoren worden met wisselspanning gevoed. Door verdraaiing van de
rotor van het geversysteem worden in de bijbehorende statorwikkelingen spanningen
geïnduceerd.
Wordt verondersteld dat het ontvangend systeem nog niet verdraaid is, dan zullen
er stromen gaan lopen in de respectievelijke statorkringen, die immers onderling
verbonden zijn. Daardoor wordt in het ontvangend systeem een magnetisch veld opgewekt dat de rotor van dit systeem zover doet draaien, dat de stand van deze
r o t o r weer overeen komt met die van het gevende systeem.
fig. 14
blokschema halfautomaat
- 39
--
De in beide statorsystemen geinduceerde spanningen zijn dan weer gelijk en
de som van de emk's is nul. In de statorkringen lopen dus geen stromen meer,
waardoor er geen koppels op de rotoren kunnen worden uitgeoefend.
Door de wijze waarop de filterhouders zijn gemonteerd, zijn er in principe
twee elektrische assen nodig met tegengestelde draaizin. De hoofdgevers
Sy I en I1 verkrijgen door middel van twee gelijke tandwielen een even grote
maar tegengestelde beweging. Sy I is verbonden met de systemen Sy VI1 en IX
van de tweede filtergroep: hiermee parallel lopen de systemen Sy VI en VI1
voor de mechanische telwerken TI en TIII. De gever Sy I1 is gekoppeld aan de
eerste filtergroep door de systemen Sy IV en V; het telwerk TI1 loopt via
systeem Sy I11 hiermee samen.
De verbinding tussen een ontvangend systeem en de gever kan ontkoppeld worden
door twee van de drie statorkringen te onderbreken. In de rotorkring wordt
nooit geschakeld. Electromagnetische koppelingen zorgen voor verbindingen
tussen de elektrische assen en de andere elementen van de halfautomaat, zoals
-
~
~~~
~~
de telwerken en de hand of electrische bediening.
De verschiiiende schakeifuncties worden gecommandeerd door een programmawais
-
met 6 standen, die een aantal nokschijven -heeft, waarmee 19 schakelaars worden
bediend, die in elke stand het schakelproces vastleggen. De prograrnawals
t
wordt aangedreven door een stappenmagneet, die bij bekrachtiging de wals over
30
O
verdraaid en het programma een stap verder brengt. Staat het programma
in de standen
1,
3 en 6 dan moet de stappenmagneet van buitenaf bediend worden
door knop (7.7).
In de standen 2 , 4 en 5 wordt een schakelpuls verkregen via de mechanische
telwerken TI of TIII. Deze telwerken bestaan uit drie cijferwielen, waarbij
in elk wiel een gat ge3oord Is, eveilwljdlg aan de draaiingsas. Op het ogenblik dat de drie gaten in een lijn staan, kan het licht van een kleine
-
40
-
gloeilamp op een fotodiode vallen. De diode vormt een onderdeel van een
Schmitt-trigger, die door de lichtpuls het gewenste schakelproces start.
Genoemde lichtpuls wordt verkregen in stand 2 van het programma als alle
filters over 45
O
gedraaid zijn; in stand 4 als de analysator weer gekruist
staat ten opzichte van de polarisator en in stand 5 als alle filters weer
zijn teruggedraaid over 45 O
.
Op paneel (7.c) is het verloop van het p r o g r a m te volgen op het indicatiepaneel ( 7 . 8 ) .
-
IV .
IV. 1
41
-
Enkele instelprocedures
De lampen
Gebruik bij het verwisselen van de lichtbronnen een veiligheidsbril. Ook in
koude toestand staat de ballon onder dnuk; wacht altijd tot de lamp is afgekoeld.
De llchtkast is aan de achterzijde toegankelijk via een deur, waarvan de
vergrendeling kan worden opgeheven door pen (9.12) met een schroevendraaier
een kwartslag te draaien. Het is dan mogelijk om een speciale beschermhuls
voor de xenonlamp aan te brengen; voor de kwiklamp is geen speciale voorziening getroffen. Door de steker uit het contactenpaneel (9.11)
te nemen
en de vier bouten (9.10) los te maken, kan de gehele cassette van het frame
van de lichtkast genomen worden. De lamp is nu gemakkelijk bereikbaar en kan
uit de vatting genomen worden, nadat de aansluitdraden zijn losgemaakt.
Om een lage overgangsweerstand te krijgen moeten de contactvlakken van de
aansluitdraden schoon geschuurd worden. Bij de xontage van de nieuwe lamp
moet er voor gezorgd worden, dat de plaats van de lichtboog zich al ongeveer
in het eerste brandpunt van de elliptische spiegel bevindt. Met behulp van het
justeermechanisme kan laqer de juiste plaats worden ingesteld. Als de lamp
op de goede wijze met het startapparaat verbonden is, moet de ballon gereinigd worden met alcohol om inbranden van vingerafdrukken te voorkomen. De
aansluitdraden moeten helemaal vrij zijn van de cassette, omdat bij een te
grote capaciteit tegen aarde van de toevoerleidingen, de lamp niet ontstoken
kan worden.
De cassette kan vervolgens weer met vier bouten aan het frame van de lichtkast
gemonteerd worden. Via de deur kan daarna de beschermhuls van de xenonlamp
worden afgenomen. Nadat de stekker in het bijbehorend contact is bevestigd
-
42
-
kan de lamp worden ontstoken.
Regel de weerstand van de potentiometers voor de kwiklamp en de xenonlamp
zodanig af, dat de lampen het opgegeven vermogen opnemen.
Om de lichtboog zo goed mogelijk in het brandpunt te brengen, kunnen kleine
correcties in de plaats van de boog worden uitgevoerd met behulp van drie
justeerschroeven die zich aan de onderzijde van de cassette bevinden. De
lichtboog staat goed ingesteld als de afbeelding van de boog in het secundaire brandpunt zo klein mogelijk is met een zo groot mogelijke helderheid.
Dit is te controleren door in het diagragma van de lichtkast een stuk papier
aan te brengen,,waarop de lichtboog dan vergqoot wordt afgebeeld. Indien de
instelmogelijkheden niet toereikend zijn, moet opnieuw de lamp in de vatting
geplaatst en de beschreven procedure herhaald worden.
IV.2
De filters.
Voor de montage van de filters in de filterhouders moeten de hoofdassen zo
nauwkeurig mogelijk bepaald worden en op de filters worden aangegeven.
Er moet dan de beschikking z i j n over een instrument dat lineair gepolariseerd licht geeft en waarvan het polarisatie-vlak bekend is.
De velgen waarin de Íilters gemonteerd moeten worden, zijn aan de buitenomtrek
voorzien van een schaalverdeling in 400 decimale graden. De hoofdrichtingen
van de filters zouden moeten samenvallen met de assen 0-200 resp. 100-300
decimale graden. De stand van de velgen ten opzichte van het frame van de
filterhouder kan worden bepaald met de afleesglaasjes ( 5 . 3 ) , die een parallaxvrije aflezing mogelijk maken. Een apart justeermechanisme is bij geen van de
filterhouders aanwezig. Voor het uitvoeren van kleine correcties op de filterstand kan gebruik gemaakt worden van de speling in de boutgaten (5.5). Indien
dit niet voldoende resultaat geeft, moet het filter in zijn vatting gedraaid
-
43
-
worden, na gedeeltelijke demontage van de filterhouder.
De polarisator wordt zodanig gemonteerd dat in de nulstand het lineair gepolariseerd licht trilt in het verticale vlak. De analysator wordt ook gemonteerd, maar behoeft nog niet in de juiste positie gebracht te worden.
Het is voldoende dat polarisator en analysator gekruist staan, dat is de
stand waarbij deze combinatie een minimale lichthoeveelheid doorlaat.
Wordt nu een model met bekende spanningsverdeling tussen polarisator en
analysator gebracht, dan moet de nul-isokline samenvaller, met de door de
belasting voorgeschreven stand. Door de polarisator te verdraaien in zijn
houder en vervolgens de analysator bij te draaien tot donker veld verlichting
van het model kan de juiste stand van de polarisator bepaald worden.
Om de analysator te justeren is het model niet meer nodig. A l s bij de analysator de waarde 100 of 300 decimale graden wordt afgelezen moet er zo
weinig mogelijk licht op de fotomultiplikatorbuis vallen. De polarisator
m e t daarbij uiteraard in de nulstand geblokkeerd werden.
De eerste kwart-lambdaplaat die hierna wordt ingebracht moet zijn hoofdassen
evenwijdig aan resp. loodrecht op de polarisatierichting hebben. In de nulstand van het kwart-lambdafilter moet er weer een donker veld zijn, want
polarisator en analysator staan gekruist en in de nulstand.
De tweede kwart-lambdaplaat wordt gejusteerd als ook de eerste in de lichtbundel staat. Er moet voor gezorgd worden dat ook nu weer met donker veld
als achtergrond voor het meten gewerkt kan worden.
Bij het justeren van de filtcrs is er voor gezorgd dan hun onderlinge stand
zo goed mogelijk is vastgelegd, waarbij is uitgegaan van een juiste stand
van de polarisator. De hoofdassen van de filters behoeven niet samen te
vallen met de hoofdassen van de velgen 0-200 resp. 100-300, omdat mogelijk
de afleesglaasjes onderling niet eenzelfde positie in de ruimte innemen.
-
IV.3
44 -
Het afbeeldingssysteem
Uitgaande van de berekening in 3 . 3 moet het brandvlak van het doublet samenvallen met het voorwerpshoofdvlak van het reproductieobjectief. Aangezien de
juiste plaats hiervan niet bekend is, wordt het objectief zo ingesteld dat
het brandvlak samenvalt met het diafragma, dat zich bij de Apo-Germinar
midden in het lenzensysteem bevindt. Het model wordt op het isoklinenscherm
geprojecteerd, waarbij een tweevoudige vergroting van het model zichtbaar
moet worden. Het reproductie-objectief is met een klembus en een gekartelde
ringmoer ( 7 . 4 ) aan de objectiefplaat verbonden.
Is de plaats van het model voor de tweevoudige vergroting bekend, dan kan
het objectief voor de tienvoudige vergroting gemonteerd worden. Het scherm
heeft een vaste2plaats aan een van de muren van het laboratorium.
Bij de vastgelegde stand van de objectieven wordt deiplaats van het model
bepaald door scherpstelling op het isoklinenscherm. Voor het fotograferen
van de afbeelding moet de afbeelding scherp op het matglas van de cassettehouder komen. De camera-achterwand Is daarom ook In optische asrichting verschuifbaar gemaakt.
Aan de instelling van de fotomultiplicatorbuis behoeft niets geregeld te
worden. Bij de opbouw van de optische bank is de opening in het diafragma
in de optische as geplaatst.
De grote en kleine oppervlakte spiegel (1.10;
1.15) zijn op drie instelbare
punten opgelegd. Deze punten zijn bereikbaar door het gat in de achterzijde
van de lichtdichte kast. Door de instelling van de spiegels is het mogelijk
om de afbeelding van de lichtbundel geheel op het isoklinenscherm te krijgen
en om de verticaal van het model te laten samenvallen met de verticaal van
het scherm.
-
-
45 -
De plaats van de optische as kan op de volgende manier op het isoklinen'
scherm worden bepaald.
Breng een model met een ingekrast kruis in de stralenbundel en stel scherp
op het isoklinenscherm, waarbij het kruisje zich al ongeveer in het centrum
van de bundel bevindt. Projecteer de afbeelding op de fotomultiplikatorbuis
en verstel het model zo dat het snijpunt van de twee kruislijnen worden ingevangen door de opening van de fotobuis.
A l s in deze opstelling met lichtveld gewerkt wordt zal bij het invangen de
lichtintensiteit minimaal zijn.
Het punt van het model waarvan de lichtintensiteit gemeten wordt is dan bekend. Indien de afbeelding nu weer op het isoklinenscherm komt kan een merkteken worden aangebracht op de plaats waar de kraislijnen worden afgebeeld.
Download