Samenvatting Voortplanting en ontwikkeling Geslachtelijke voortplanting: de kernen van twee geslachtscellen (eicel en zaadcel) versmelten. Dat het bevruchting. Ze vormen samen een nieuwe cel. Geslachtscellen worden gemaakt door meiose (reduktiedeling). Het verschil met mitose (gewone celdeling) is: bij mitose hebben de dochtercellen evenveel chromosomen in de celkern als de moedercel. Bij meiose hebben ze maar de helft. Als de moedercel begint met mitose, verdubbelen de chromosomen. Bij meiose niet. 1 naam: zwellichaam functie: de penis stijf maken; een erectie veroorzaken 2 urinebuis vervoer van urine of sperma naar buiten 3 voorhuid bescherming van de eikel 4 eikel sexuele prikkeling 5 zaadblaasje toevoegen van voedingsstoffen aan zaadcellen 6 bijbal (2x) opslaan van zaadcellen 7 teelbal (2x) productie (maken) van zaadcellen 8 scrotum (k....zak) bescherming teelballen en bijballen 9 zaadleider (2x) vervoer van zaadcellen van teelbal tot prostaat 10 prostaat toevoegen van voedingsstoffen aan zaadcellen naam: 1 trechter (2x) functie: begin van de eileider; opvangen eicel 2 eierstok (2x) rijping van eicellen + ovulatie (eisprong) 3 eileider (2x) vervoer van eicellen 4 baarmoederwand opvangen van bevruchte eicel(len) 5 Urineblaas opvang van urine 6 vagina of: schede opening naar baarmoeder 7 baarmoeder hier ontwikkelt de vrucht zich 8 baarmoedermond opening naar de baarmoeder (slijmprop) 9 clitoris of: kittelaar sexuele prikkeling 10 kleine (binnenste) schaamlip (2x) bescherming van de vagina 11 grote (buitenste) schaamlip (2x) bescherming van de vagina Uit de eierstokken van de vrouw komt elke maand een eicel. Dat heet eisprong of ovulatie. In de eierstok zat er een laagje cellen om de eicel heen. Bij elkaar heet dat een follikel. De cellen die achterblijven noemen ze het gele lichaam. De eicel gaat dor de eileider op weg naar de baarmoeder en kan onderweg bevrucht worden. de rijping van een follikel Een eicel is maar 12 uur lang vruchtbaar; daarna sterft hij af. Zaadcellen blijven ongeveer 3 dagen vruchtbaar. Menstruatiecyclus Als de eisprong plaatsvindt, is het baarmoeder-slijmvlies klaar om een bevruchte eicel op te vangen. Als de eicel niet wordt bevrucht, verdwijnt het gele lichaam, en daardoor gaat de vrouw menstrueren; het baarmoederslijmvlies wordt opgeruimd. Primaire geslachtskenmerken: eigenschappen die je hebt als je geboren wordt. Bijvoorbeeld: penis, vagina. Secundaire geslachtskenmerken: komen pas later tevoorschijn. Bijvoorbeeld: schaamhaar, baard in de keel, borsten. embryonale ontwikkeling Embryo: een bevruchte eicel tot 3 maanden Foetus: vanaf 3 maanden na bevruchting tot geboorte Placenta (moederkoek): groeit uit het baarmoederslijmvlies. Voedt het kind via de navelstreng. De navelstreng groeit uit het kind. Navelstreng-slagaders: brengen bloed van het hart van het kind naar de placenta. Er zitten dus afvalstoffen van het kind in en weinig zuurstof. Navelstrengader: brengt bloed naar het hart van het kind toe. Er zitten dus voedingsstoffen en zuurstof in. Vruchtvliezen: Een zak om het kind heen (2 lagen). Is verder gevuld met vruchtwater. Bevalling = 1.Weeën (spieren in de baarmoederwand zijn actief) 2. Ontsluiting (baarmoedermond wordt groter) 3. Uitdrijving Stuitligging: het kindje ligt met zijn bips of een voet naar beneden Dwarsligging: het kindje ligt dwars; kan alleen via een keizerssnee (operatie; via de buik) worden gehaald. Levensfasen van de mens leeftijd: 0 – 1,5 jr baby 1,5 – 4 jr peuter 4 – 6 jr 6 – 12 jr 12 – 16 jr kleuter schoolkind puber 16 – 21 jr 21 – 65 jr 65 jr en + adolescent volwassen bejaarde dan leer je / kun je zitten, staan, lopen, dingen pakken, reageren traplopen, tegen een bal schoppen, praten fietsen, tekenen, veters strikken lezen, schrijven, rekenen geslachtsrijp worden, ontwikkelen van secundaire geslachtskenmerken zelfstandig worden SOA’s (sexueel overdraagbare aandoeningen) ziekte: ziekteverschijnselen: Chlamidya meer of andere uitscheiding uit penis, vagina of anus Gonorroe meer of andere uitscheiding uit penis, vagina of anus (soms etter) Syfilis zweertjes of vlekjes op penis, vagina, anus of mond Candida jeukende ontsteking met veel (witte) afscheiding uit de vagina. Mannen merken vaak niets; soms krijgen ze een ontstoken, rode of schilferige eikel. Aids het weerstandssysteem wordt aangetast, dus je wordt niet meer beter bv. een verkoudheid, longontsteking, enz. Seropositief: wel besmet met het virus (=hiv), (nog) geen aids hebben. SOA’s zijn te genezen met antibiotica, behalve Candida (met een schimmeldodend medicijn) en Aids (niet te genezen). V&O Basisstof 8 Geboorteregeling: zelf bepalen of je een kind krijgt of niet als je vrijt. Voorbehoedmiddelen: (=Anti-conceptie middelen): manieren om wel te vrijen maar niet zwanger te raken. 1. Onbetrouwbaar: Periodieke onthouding: soms niet vrijen, namelijk als je denkt dat je vruchtbaar bent Coitus interruptus: (“voor het zingen de kerk uit gaan’); als een man als hij klaarkomt zijn penis al uit de vagina heeft gehaald 2. Wel betrouwbaar: De pil: elke pil kan anders werken; de vrouw wordt (tijdelijk) onvruchtbaar Verder kan ook: Prikpil, Nuvaring, (vrouwen)condoom, Spiraaltje (ankertje), sterilisatie na bevruchting: morning-afterpil: tot 3 dagen na bevruchting spiraaltje: tot 5 dagen na bevruchting overtijdbehandeling: tot 2,5 week na het uitblijven van menstruatie abortus: tot 13 weken na bevruchting Heterosexueel: als je op het andere geslacht valt Homosexueel: als je op je eigen geslacht valt (man: homofiel, vrouw: lesbisch) Biseksueel: als je op het andere en op je eigen geslacht valt Seksueel geweld: 1. Ongewenste intimiteiten: bv billen knijpen, opmerkingen 2. Aanranding: met geweld of onder bedreiging dwingen tot sexuele handelingen 3. Verkrachting: aanranding met geslachstgemeenschap 4. Incest: verkrachting binnen de familie.