reductie in competitie tussen co-existerende soorten door

advertisement
Gemeenschappen
Gemeenschapsstructuur
Gemeenschapsstructuur
Onder natuurlijke omstandigheden maken soorten deel uit
van complexe gemeenschappen, d.w.z. populaties van
verschillende soorten die met elkaar interageren tijdens
dezelfde periode en op dezelfde plaats.
Gemeenschapsstructuur
Onder natuurlijke omstandigheden maken soorten deel uit
van complexe gemeenschappen, d.w.z. populaties van
verschillende soorten die met elkaar interageren tijdens
dezelfde periode en op dezelfde plaats.
Gemeenschappen vertonen kenmerken die we niet aantreffen bij de afzonderlijke soorten waaruit ze zijn samengesteld.
Gemeenschapsstructuur
Onder natuurlijke omstandigheden maken soorten deel uit
van complexe gemeenschappen, d.w.z. populaties van
verschillende soorten die met elkaar interageren tijdens
dezelfde periode en op dezelfde plaats.
Gemeenschappen vertonen kenmerken die we niet aantreffen bij de afzonderlijke soorten waaruit ze zijn samengesteld.
Hun structuur en functioneren wordt bepaald door abiotische en biotische factoren.
Patronen van diversiteit
Patronen van diversiteit
Patronen van diversiteit
Patronen van diversiteit
Gemeenschapsecologen hanteren verschillende concepten
om diversiteit te beschrijven en kwantificeren:
Patronen van diversiteit
Gemeenschapsecologen hanteren verschillende concepten
om diversiteit te beschrijven en kwantificeren:
α-diversiteit: diversiteit binnen een welbepaalde gemeenschap, uitgedrukt als aantal soorten.
Patronen van diversiteit
Gemeenschapsecologen hanteren verschillende concepten
om diversiteit te beschrijven en kwantificeren:
α-diversiteit: diversiteit binnen een welbepaalde gemeenschap, uitgedrukt als aantal soorten.
β-diversiteit: verandering in diversiteit tussen gemeenschappen, uitgedrukt als aantal unieke soorten.
Patronen van diversiteit
Gemeenschapsecologen hanteren verschillende concepten
om diversiteit te beschrijven en kwantificeren:
α-diversiteit: diversiteit binnen een welbepaalde gemeenschap, uitgedrukt als aantal soorten.
β-diversiteit: verandering in diversiteit tussen gemeenschappen, uitgedrukt als aantal unieke soorten.
γ-diversiteit: diversiteit over alle gemeenschappen in een
regio, uitgedrukt als totaal aantal soorten.
Patronen van diversiteit
Strikt genomen houdt de term diversiteit tevens rekening
met het relatieve ‘belang’ van elke soort in een gemeenschap uitgedrukt als abundantie, productiviteit, grootte,
etc.
Patronen van diversiteit
Strikt genomen houdt de term diversiteit tevens rekening
met het relatieve ‘belang’ van elke soort in een gemeenschap uitgedrukt als abundantie, productiviteit, grootte,
etc.
Mathematisch vertaald omvat diversiteit een combinatie
van soortenrijkdom en eveness, het relatieve aandeel van
elke soort in een gemeenschap.
Patronen van diversiteit
Strikt genomen houdt de term diversiteit tevens rekening
met het relatieve ‘belang’ van elke soort in een gemeenschap uitgedrukt als abundantie, productiviteit, grootte,
etc.
Mathematisch vertaald omvat diversiteit een combinatie
van soortenrijkdom en eveness, het relatieve aandeel van
elke soort in een gemeenschap.
Patronen van diversiteit
Eilandbiogeografie
Eilandbiogeografie
The ‘Equilibrium Theory of Island Biogeography’ (Robert
MacArthur & Edward Wilson, 1967) .
Eilandbiogeografie
The ‘Equilibrium Theory of Island Biogeography’ (Robert
MacArthur & Edward Wilson, 1967) .
Gemiddeld lagere soortenrijkdom op eilanden t.o.v. vergelijkbare gebieden op het vasteland.
Eilandbiogeografie
planten
Azoren
vogels
Azoren
species-area verbanden
reptielen
West-Indies
vogels
Solomon
Eilandbiogeografie
broedvogels
bosfragmenten
zoogdieren
bergketens
species-area verbanden
invertebraten
mosselbanken
vissen
woestijnbronnen
Eilandbiogeografie
Eilandbiogeografie
The ‘Equilibrium Theory of Island Biogeography’ (Robert
MacArthur & Edward Wilson, 1967) .
Gemiddeld lagere soortenrijkdom op eilanden t.o.v. vergelijkbare gebieden op het vasteland.
Soortenrijkdom op oceanische eilanden vertoont een dynamisch evenwicht tussen ratios van immigratie en emigratie.
Eilandbiogeografie
Eilandbiogeografie
Eilandbiogeografie
Functioneren van gemeenschappen
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Dominante soorten
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Dominante soorten
 hoge abundantie of biomassa
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Dominante soorten
 hoge abundantie of biomassa
 hoge impact op voorkomen of verspreiding van andere
soorten en op abiotische variabelen
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Dominante soorten
 hoge abundantie of biomassa
 hoge impact op voorkomen of verspreiding van andere
soorten en op abiotische variabelen
 hoog competitief vermogen
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Keystone soorten
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Keystone soorten
 niet noodzakelijk hoge abundantie of biomassa
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Keystone soorten
 niet noodzakelijk hoge abundantie of biomassa
 hoge impact via ecologische rol of niche
Functioneren van gemeenschappen
Sommige soorten hebben een grote invloed op structuur of
functioneren van gemeenschappen wegens hun aantal
(dominante soorten) of sleutelrol (keystone soorten).
Keystone soorten
 niet noodzakelijk hoge abundantie of biomassa
 hoge impact via ecologische rol of niche
 belang blijkt vooral na het verdwijnen
Functioneren van gemeenschappen
Functioneren van gemeenschappen
Voedselketens en voedselwebben
Voedselketens en voedselwebben
Voedselrelaties vormen een zeer belangrijke component in
de structuur en dynamiek van gemeenschappen.
Voedselketens en voedselwebben
Voedselrelaties vormen een zeer belangrijke component in
de structuur en dynamiek van gemeenschappen.
Het complexe geheel van voedselrelaties wordt trofische
gemeenschapsstructuur genoemd.
Voedselketens en voedselwebben
Voedselrelaties vormen een zeer belangrijke component in
de structuur en dynamiek van gemeenschappen.
Het complexe geheel van voedselrelaties wordt trofische
gemeenschapsstructuur genoemd.
Primaire producenten (autotrofen) capteren zonlicht en
vormen via fotosynthese complexe organische moleculen
uit H2O en CO2.
Voedselketens en voedselwebben
Voedselrelaties vormen een zeer belangrijke component in
de structuur en dynamiek van gemeenschappen.
Het complexe geheel van voedselrelaties wordt trofische
gemeenschapsstructuur genoemd.
Primaire producenten (autotrofen) capteren zonlicht en
vormen via fotosynthese complexe organische moleculen
uit H2O en CO2.
Primaire consumenten (heterotrofen) prederen op autotrofen, secundaire heterotrofen op primaire heterotrofen,
etc. Naargelang het dieet onderscheiden we herbivoren,
carnivoren, omnivoren, detrivoren en saprofieten.
Voedselketens en voedselwebben
Voedselketen: Lineaire energiestroom waarbij energie als
voedsel meerdere trofische niveaus doorloopt.
Voedselketens en voedselwebben
Voedselketens en voedselwebben
Voedselketen: Lineaire energiestroom waarbij energie als
voedsel meerdere trofische niveaus doorloopt.
Voedselweb: Naast directe interacties tussen trofische
niveaus worden trofische gemeenschappen ook gekenmerkt door indirecte interacties binnen trofische niveaus.
Voedselketens en voedselwebben
Voedselketens en voedselwebben
Voedselketen: Lineaire energiestroom waarbij energie als
voedsel meerdere trofische niveaus doorloopt.
Voedselweb: Naast directe interacties tussen trofische
niveaus worden trofische gemeenschappen ook gekenmerkt door indirecte interacties binnen trofische niveaus.
Bij elke overgang tussen trofische niveaus gaat ca. 90%
van de energie opgeslagen in organische componenten
verloren.
Voedselketens en voedselwebben
Voedselketens en voedselwebben
Het aantal trofische niveaus in voedselketens is beperkt.
Voedselketens en voedselwebben
Het aantal trofische niveaus in voedselketens is beperkt.
 energetische hypothese
Voedselketens en voedselwebben
Het aantal trofische niveaus in voedselketens is beperkt.
 energetische hypothese
 dynamische stabiliteit hypothese
Gemeenschapsregulatie
Op basis van potentiële trofische interacties worden twee
modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld:
Gemeenschapsregulatie
Op basis van potentiële trofische interacties worden twee
modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld:
Bottom-up model
Gemeenschapsregulatie
Op basis van potentiële trofische interacties worden twee
modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld:
Bottom-up model
verandering in biomassa van lagere tropische niveaus
indiceert veranderingen op hogere niveaus
Gemeenschapsregulatie
Op basis van potentiële trofische interacties worden twee
modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld:
Bottom-up model
verandering in biomassa van lagere trofische niveaus
indiceert veranderingen op hogere niveaus
weergegeven als N  V  H  P
Gemeenschapsregulatie
Op basis van potentiële trofische interacties worden twee
modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld:
Top-down model (trofisch cascade model)
Gemeenschapsregulatie
Op basis van potentiële trofische interacties worden twee
modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld:
Top-down model (trofisch cascade model)
structuur van een gemeenschap wordt in hoofdzaak gereguleerd door predatie
Gemeenschapsregulatie
Op basis van potentiële trofische interacties worden twee
modellen van gemeenschapsregulatie voorgesteld:
Top-down model (trofisch cascade model)
structuur van een gemeenschap wordt in hoofdzaak gereguleerd door predatie
weergegeven als N  V  H  P
Gemeenschapsregulatie
Traditioneel bestond de visie dat gemeenschappen zich in
afwezigheid van verstoring in evenwicht bevinden, d.w.z.
een tendens vertonen tot constante soortensamenstelling.
Gemeenschapsregulatie
Traditioneel bestond de visie dat gemeenschappen zich in
afwezigheid van verstoring in evenwicht bevinden, d.w.z.
een tendens vertonen tot constante soortensamenstelling.
Momenteel primeert de visie van een niet-evenwichtsmodel (non-equilibrium model).
Gemeenschapsregulatie
Traditioneel bestond de visie dat gemeenschappen zich in
afwezigheid van verstoring in evenwicht bevinden, d.w.z.
een tendens vertonen tot constante soortensamenstelling.
Momenteel primeert de visie van een niet-evenwichtsmodel (non-equilibrium model).
Sommige gemeenschappen zijn voor hun voortbestaan
(gedeeltelijk) afhankelijk van verstoringen.
Gemeenschapsregulatie
Traditioneel bestond de visie dat gemeenschappen zich in
afwezigheid van verstoring in evenwicht bevinden, d.w.z.
een tendens vertonen tot constante soortensamenstelling.
Momenteel primeert de visie van een niet-evenwichtsmodel (non-equilibrium model).
Sommige gemeenschappen zijn voor hun voortbestaan
(gedeeltelijk) afhankelijk van verstoringen.
Intermediate
disturbance
hypothesis:
middelmatige
verstoring leidt tot de hoogste soortenrijkdom (Joseph
Connell, 1978).
Gemeenschapsregulatie
Joseph Connell
Research Professor
University of California, Santa Barbara
Gemeenschapsregulatie
Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschappen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk
gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen
(ecologische successie).
Gemeenschapsregulatie
Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschappen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk
gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen
(ecologische successie).
Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijdschalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap.
Gemeenschapsregulatie
Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschappen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk
gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen
(ecologische successie).
Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijdschalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap.
Successie wordt gestuurd door drie ecologische processen:
Gemeenschapsregulatie
Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschappen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk
gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen
(ecologische successie).
Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijdschalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap.
Successie wordt gestuurd door drie ecologische processen:
Facilitatie: vroege soorten bespoedigen vestiging
Gemeenschapsregulatie
Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschappen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk
gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen
(ecologische successie).
Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijdschalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap.
Successie wordt gestuurd door drie ecologische processen:
Facilitatie: vroege soorten bespoedigen vestiging
Inhibering: vroege soorten bemoeilijken vestiging
Gemeenschapsregulatie
Na grootschalige verstoring zullen nieuwe gemeenschappen zich geleidelijk en via opeenvolgende stadia (elk
gekarakteriseerd door dominante soorten) ontwikkelen
(ecologische successie).
Speelt zich af op ecologische (niet evolutionaire) tijdschalen en leidt tot dynamische climax gemeenschap.
Successie wordt gestuurd door drie ecologische processen:
Facilitatie: vroege soorten bespoedigen vestiging
Inhibering: vroege soorten bemoeilijken vestiging
Tolerantie: vroege soorten hebben een neutrale invloed
Gemeenschapsregulatie
Primaire successie
Gemeenschapsregulatie
Primaire successie
 temporele verandering in soortensamenstelling in voorheen onbewoond gebied
Gemeenschapsregulatie
Gemeenschapsregulatie
Primaire successie
 temporele verandering in soortensamenstelling in voorheen onbewoond gebied
 windverbreide varens en mossen vormen de eerste
fotosynthetische kolonisten
Gemeenschapsregulatie
Primaire successie
 temporele verandering in soortensamenstelling in voorheen onbewoond gebied
 windverbreide varens en mossen vormen de eerste
fotosynthetische kolonisten
 decompositie leidt tot de vorming van een initiële
organische bodemlaag
Gemeenschapsregulatie
Secundaire successie
Gemeenschapsregulatie
Secundaire successie
 temporele verandering in soortensamenstelling nadat
originele vegetatie verdween (maar intacte bodem)
Gemeenschapsregulatie
Gemeenschapsregulatie
Secundaire successie
 temporele verandering in soortensamenstelling nadat
originele vegetatie verdween (maar intacte bodem)
 via successie ontstaat een vegetatie die sterk gelijkt op
de oorspronkelijke
Gemeenschapsregulatie
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Interactief gemeenschapsmodel
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Interactief gemeenschapsmodel
 gemeenschappen gedragen zich als ‘superorganisme’
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Interactief gemeenschapsmodel
 gemeenschappen gedragen zich als ‘superorganisme’
 vertonen ‘ontwikkeling’ tot ‘volwassen’ staat
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Interactief gemeenschapsmodel
 gemeenschappen gedragen zich als ‘superorganisme’
 vertonen ‘ontwikkeling’ tot ‘volwassen’ staat
 nadruk op interactie tussen soorten
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Individualistisch gemeenschapsmodel
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Individualistisch gemeenschapsmodel
 omgevingsgradiënten belangrijker dan interacties
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Individualistisch gemeenschapsmodel
 omgevingsgradiënten belangrijker dan interacties
 samen voorkomen duidt op gelijkaardige vereisten
Gemeenschapsmodellen
Vraag of gemeenschappen op een ‘voorspelbare’ manier
gestructureerd zijn, blijft bron van discussie onder gemeenschapsecologen.
Individualistisch gemeenschapsmodel
 omgevingsgradiënten belangrijker dan interacties
 samen voorkomen duidt op gelijkaardige vereisten
 nadruk op individualiteit van soorten
Gemeenschapsmodellen
Interactief
Gemeenschapsmodellen
Interactief
Individualistisch
Structuur en
dynamiek
Ecologische nicheconcept
Ecologische nicheconcept
Ecologische niche omvat alle biotische en abiotische
aspecten die deel uitmaken van de levensbehoefte van een
organisme.
Ecologische nicheconcept
Ecologische nicheconcept
Ecologische niche omvat alle biotische en abiotische
aspecten die deel uitmaken van de levensbehoefte van een
organisme.
In evolutionaire termen weerspiegelt het de totaliteit aan
adaptaties van een organisme aan zijn leefomgeving.
Ecologische nicheconcept
Ecologische niche omvat alle biotische en abiotische
aspecten die deel uitmaken van de levensbehoefte van een
organisme.
In evolutionaire termen weerspiegelt het de totaliteit aan
adaptaties van een organisme aan zijn leefomgeving.
Limiterende hulpbron (critical resource): elke omgevingscomponent die de ecologische niche van een organisme
beperkt.
Ecologische nicheconcept
Ecologische niche omvat alle biotische en abiotische
aspecten die deel uitmaken van de levensbehoefte van een
organisme.
In evolutionaire termen weerspiegelt het de totaliteit aan
adaptaties van een organisme aan zijn leefomgeving.
Limiterende hulpbron (critical resource): elke omgevingscomponent die de ecologische niche van een organisme
beperkt.
Gerealiseerde niche is het deel van de fundamentele
(potentiële) niche dat effectief wordt ingenomen gegeven
competitie voor limiterende hulpbronnen.
Ecologische nicheconcept
Chthamalus
Balanus
Ecologische nicheconcept
Ecologische nicheconcept
Het nicheconcept is nauw verweven met het verschijnsel
competitie (interactie die optreedt wanneer twee of meer
individuen gebruik willen maken van dezelfde kritische
hulpbron).
Ecologische nicheconcept
Het nicheconcept is nauw verweven met het verschijnsel
competitie (interactie die optreedt wanneer twee of meer
individuen gebruik willen maken van dezelfde kritische
hulpbron).
 contest competition: impliceert actieve interferentie
Ecologische nicheconcept
Het nicheconcept is nauw verweven met het verschijnsel
competitie (interactie die optreedt wanneer twee of meer
individuen gebruik willen maken van dezelfde kritische
hulpbron).
 contest competition: impliceert actieve interferentie
 scramble competition: exploitatie van eenzelfde hulpbron
Ecologische nicheconcept
Het nicheconcept is nauw verweven met het verschijnsel
competitie (interactie die optreedt wanneer twee of meer
individuen gebruik willen maken van dezelfde kritische
hulpbron).
 contest competition: impliceert actieve interferentie
 scramble competition: exploitatie van eenzelfde hulpbron
Competitie voor limiterende hulpbronnen kan aanleiding
geven tot competitieve uitsluiting (G.F. Gause, 1934).
Ecologische nicheconcept
G.F. Gause
Moscow University
Ecologische nicheconcept
Twee soorten van eenzelfde gemeenschap kunnen niet exact
dezelfde ecologische niche bezetten.
Ecologische nicheconcept
Twee soorten van eenzelfde gemeenschap kunnen niet exact
dezelfde ecologische niche bezetten.
Over een evolutionaire tijdschaal zal natuurlijke selectie
individuen bevoordelen die competitie voor kritische hulpbonnen reduceren.
Niche dimensie
Gebruik hulpbron
Niche dimensie
Niche dimensie
Gebruik hulpbron
Gebruik hulpbron
Ecologische nicheconcept
Twee soorten van eenzelfde gemeenschap kunnen niet exact
dezelfde ecologische niche bezetten.
Over een evolutionaire tijdschaal zal natuurlijke selectie
individuen bevoordelen die competitie voor kritische hulpbonnen reduceren.
Resource partitioning: reductie in competitie tussen coexisterende soorten door reductie van overlap in één of
meerdere niche dimensies. Dit proces kan leiden tot
character displacement.
Ecologische nicheconcept
Andere biotische interacties
Andere biotische interacties
Predatie verwijst naar het proces waarbij een prooi
geconsumeerd wordt door een predator. Dit slaat zowel op
carnivoren áls herbivoren.
Andere biotische interacties
Predatie verwijst naar het proces waarbij een prooi
geconsumeerd wordt door een predator. Dit slaat zowel op
carnivoren áls herbivoren.
Natuurlijke selectie leidt tot verfijning van adaptaties bij
predatoren en prooien. Evolutie van strategieën bij de ene
groep vormt de selectieve kracht voor co-evolutie van
strategieën bij de tegenpartij (evolutionaire wapenwedloop).
Andere biotische interacties
Predatie verwijst naar het proces waarbij een prooi
geconsumeerd wordt door een predator. Dit slaat zowel op
carnivoren áls herbivoren.
Natuurlijke selectie leidt tot verfijning van adaptaties bij
predatoren en prooien. Evolutie van strategieën bij de ene
groep vormt de selectieve kracht voor co-evolutie van
strategieën bij de tegenpartij (evolutionaire wapenwedloop).
Adaptaties kunnen zowel morfologisch (bv. kleurpatronen),
fysiologisch (bv. alkaloïden) als gedragsmatig (bv. groepsgedrag) zijn.
aposematisme
Mülleriaanse mimicry
Batesiaanse mimicry
Andere biotische interacties
Symbiose verwijst naar een nauwe associatie tussen individuen van twee of meer soorten als gevolg van co-evolutie.
Afhankelijk van het type van symbiose kunnen symbionten
voordeel, nadeel of neutraliteit ondervinden.
Andere biotische interacties
Interactie
Effect op 1
Effect op 2
Predatie van 2 door 1
positief
negatief
Mutualisme van 1 en 2
positief
positief
Commensalisme van 1 & 2
positief
neutraal
Parasitisme van 1 op 2
positief
negatief
Competitie van 1 en 2
negatief
negatief
Mutualisme
Andere biotische interacties
Interactie
Effect op 1
Effect op 2
Predatie van 2 door 1
positief
negatief
Mutualisme van 1 en 2
positief
positief
Commensalisme van 1 & 2
positief
neutraal
Parasitisme van 1 op 2
positief
negatief
Competitie van 1 en 2
negatief
negatief
Commensalisme
Andere biotische interacties
Interactie
Effect op 1
Effect op 2
Predatie van 2 door 1
positief
negatief
Mutualisme van 1 en 2
positief
positief
Commensalisme van 1 & 2
positief
neutraal
Parasitisme van 1 op 2
positief
negatief
Competitie van 1 en 2
negatief
negatief
Parasitisme
Related documents
Download