STUKKEN WAARUIT DE UITSPRAAK TOT HET GENIETEN VAN PRO DEO BLIJKT 1. ALGEMENE SITUERING VAN DE REGELGEVING (a) – OVERZICHT VAN DE RELEVANTE REGLEMENTAIRE BEPALINGEN (b) (a) De wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen regelt de invoering van een rolrecht bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Het rolrecht is enkel verschuldigd indien de verzoekende partij niet van het voordeel van de pro deo geniet. Verzoekende partij die van dit voordeel geniet dient hiervan het bewijs te leveren door bij zijn verzoekschrift de stukken te voegen waaruit blijkt dat hij op dit voordeel aanspraak kan maken. Door de invoering van het rolrecht zullen verschillende situaties onderscheiden worden: - Verzoekende partij vraagt geen toepassing van het voordeel van de pro deo in het verzoekschrift en voegt geen overtuigingsstukken toe. Verzoekende partij wordt bij beschikking op de hoogte gebracht van de grootte van het verschuldigde rolrecht en het beroep wordt, na de betaling van het rolrecht, ingeschreven op de rol. - Verzoekende partij vraagt geen toepassing van het voordeel van pro deo in het verzoekschrift maar voegt de vereiste overtuigingsstukken om van het voordeel van pro deo te genieten bij. Het bijvoegen van het stuk die het voordeel van pro deo staaft, betekent impliciet dat verzoekende partij van het voordeel van pro deo geniet (normdoel is bereikt). Het verzoekschrift kan op de rol worden ingeschreven. - Verzoekende partij vraagt toepassing van het voordeel van pro deo in het verzoekschrift en staaft zijn verzoek met alle vereiste overtuigingsstukken bij het verzoekschrift gevoegd . De kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter onderzoekt het verzoek. Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, wordt het beroep op de rol gezet. - Verzoekende partij vraagt toepassing van het voordeel van pro deo in het verzoekschrift en laat na zijn verzoek te staven. De hoofdgriffier vraagt verzoekende partij zijn verzoekschrift te regulariseren binnen de termijn van 8 dagen. Wordt het verzoekschrift tijdig geregulariseerd, dan wordt het verzoek afgehandeld volgens optie3, is er geen regularisatie van een pro deo stuk binnen 8dagen, dan zijn er de volgende opties mogelijk: 1) laattijdig stuk pro deo, vóór versturen beschikking rolrecht - pro deo stuk OK => zaak op rol (geen beschikking versturen) - pro deo stuk niet OK => beschikking versturen 2) beschikking rolrecht verstuurd, daarna laattijdig pro deo stuk (rolrecht nog niet betaald) - pro deo stuk OK => zaak op rol - pro deo stuk niet OK => NIETS 3) beschikking rolrecht verstuurd, rolrecht betaald => zaak op de rol - Verzoekende partij vraagt de toepassing van het voordeel van pro deo in het verzoekschrift, voegt stukken toe om dit te staven maar stukken zijn ‘ontoereikend’ . De hoofdgriffier vraagt verzoekende partij zijn verzoekschrift te regulariseren binnen de termijn van 8 dagen. De brief tot regularisatie vermeldt het motief waarom een stuk ‘ontoereikend’ is. Wordt het 1 verzoekschrift tijdig geregulariseerd, dan wordt het verzoek afgehandeld volgens optie3, is er geen regularisatie van het pro deo stuk binnen 8dagen, dan zijn er de volgende opties mogelijk: 1) laattijdig stuk pro deo, vóór versturen beschikking rolrecht - pro deo stuk OK => zaak op rol (geen beschikking versturen) - pro deo stuk niet OK => beschikking versturen 2) beschikking rolrecht verstuurd, daarna laattijdig pro deo stuk (rolrecht nog niet betaald) - pro deo stuk OK => zaak op rol - pro deo stuk niet OK => NIETS 3) beschikking rolrecht verstuurd, rolrecht betaald => zaak op de rol Indien na de betaling van het rolrecht nog een correct pro deo stuk wordt ingediend tijdens de procedure=> ‘onterecht geïnde rolrecht’ moet worden teruggestort via arrest. De Raad zal een standaardbijlage voegen bij de betekening van het arrest dat een verzoekende partij, voor wie in het arrest bepaald werd dat hij recht heeft op een terugbetaling, dient in te vullen en terug te sturen indien hij terugbetaling wenst. Deze bijlage zal onder meer vragen naar de gegevens die de RvV nodig heeft om de effectieve terugbetaling uit te voeren. Samengevat: Algemene regel: Het verzoek tot pro deo moet integraal deel uitmaken van het verzoekschrift (zelfde envelop of verschillende enveloppen maar met dezelfde poststempel). ≠ opties: Geen pro deo gevraagd + geen stukken rolrecht Geen pro deo gevraagd, wel stukken pro deo ok inschrijving op rol Pro deo gevraagd + stukken inschrijving op rol Pro deo gevraagd, geen stukken regularisatie binnen de termijn inschrijving op de rol geen regularisatie binnen termijn: 1) laattijdig stuk pro deo, vóór versturen beschikking rolrecht - pro deo stuk OK => zaak op rol (geen beschikking versturen) - pro deo stuk niet OK => beschikking versturen 2) beschikking rolrecht verstuurd, daarna laattijdig pro deo stuk (rolrecht nog niet betaald) - pro deo stuk OK => zaak op rol - pro deo stuk niet OK => NIETS 3) beschikking rolrecht verstuurd, rolrecht betaald => zaak op de rol Pro deo gevraagd, maar ontoereikende stukken regularisatie binnen de termijn inschrijving op de rol geen regularisatie binnen termijn: 1) laattijdig stuk pro deo, vóór versturen beschikking rolrecht - pro deo stuk OK => zaak op rol (geen beschikking versturen) - pro deo stuk niet OK => beschikking versturen 2) beschikking rolrecht verstuurd, daarna laattijdig pro deo stuk (rolrecht nog niet betaald) - pro deo stuk OK => zaak op rol - pro deo stuk niet OK => NIETS 3) beschikking rolrecht verstuurd, rolrecht betaald Dus: een verzoekschrift kan ingeschreven worden op de rol indien aan de voorwaarden om te genieten van pro deo zijn voldaan of indien het rolrecht betaald werd én indien de overige voorwaarden waaraan een verzoekschrift moet voldoen in orde zijn. ( artikel 39/69 § 1) 2 (b) Relevante reglementaire bepalingen. Artikel 39/68-1 vreemdelingenwet: § 1. Een rolrecht van 175 euro is verschuldigd indien voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° de verzoekende partij geniet niet van het voordeel van de pro deo; 2° het betreft : — hetzij een beroep dat is ingeleid tegen een beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of van één van zijn adjuncten, — hetzij een beroep tot nietigverklaring tegen een individuele beslissing genomen met toepassing van de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, alsook de vorderingen tot schorsing van de tenuitvoerlegging, onder de in het tweede lid bepaalde voorwaarden. Wanneer de schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing wordt gevorderd, wordt het recht, vastgesteld in het eerste lid, slechts onmiddellijk betaald voor de vordering tot schorsing. In dit geval is het recht van het verzoekschrift tot nietigverklaring slechts verschuldigd bij het instellen van een vordering tot voortzetting van de procedure, bedoeld bij artikel 39/82, § 6, en wordt het gekweten door de persoon of de personen die de voortzetting van de procedure vorderen, onverminderd § 3. De verzoekschriften tot tussenkomst bedoeld in artikel 39/72, § 2, geven aanleiding tot de betaling van een rolrecht van 125 euro. § 2. Indien de hoofdgriffier of de door hem aangewezen griffier vaststelt dat de verzoekende partij in het verzoekschrift de toepassing van het voordeel van de pro deo vraagt, zonder dat die bij het verzoekschrift de in artikel 39/69, § 1, tweede lid, 8°, bepaalde stukken heeft gevoegd, dan richt hij aan de verzoekende partij een brief waarbij wordt meegedeeld welke stukken ontbreken en waarbij die partij wordt verzocht binnen acht dagen haar verzoekschrift te regulariseren. De verzoekende partij die haar verzoekschrift regulariseert binnen acht dagen na de ontvangst van het in het eerste lid bedoelde verzoek, wordt geacht de vereiste stukken te hebben gevoegd bij het verzoekschrift op de datum van de verzending van het verzoekschrift. Een verzoekschrift dat niet, onvolledig of [ …]is geregulariseerd, wordt onverminderd de toepassing van artikel 39/69, § 1, derde lid, geacht in te houden dat de verzoekende partij afstand doet van zijn verzoek van de pro deo te genieten. § 3. De kamervoorzitter of de door hem aangewezen rechter beslist bij beschikking tot het verschuldigd zijn van het rolrecht en bepaalt het bedrag ervan. De beoordeling van de in § 1, eerste lid, bepaalde voorwaarden geschiedt op basis van het verzoekschrift en de er op grond van artikel 39/69, § 1, eerste lid, bijgevoegde stukken. De uitspraak over het rolrecht geschiedt zonder rechtspleging en is niet vatbaar voor enig beroep. § 4. Collectieve verzoekschriften geven aanleiding tot het betalen van zoveel malen het recht als er verzoekers en bestreden beslissingen zijn. § 5. Het rolrecht wordt door de verzoekende partij voorgeschoten. De betaling wordt verricht binnen een termijn van acht dagen, die ingaat op de dag dat de hoofdgriffier de betrokkene ter kennis brengt dat het rolrecht verschuldigd is en waarbij hij tevens op de hoogte wordt gesteld van het verschuldigde bedrag. Indien het bedrag niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn is gestort, wordt het beroep niet op de rol geplaatst. De niet-tijdige betaling kan niet worden geregulariseerd. Bij tijdige kwijting wordt hetberoep op de rol geplaatst en gaat de termijn bedoeld in artikel 39/76, § 3, in. In afwijking van het tweede lid, moet, wanneer in de vordering tot schorsing, die gepaard gaat met een beroep tot nietigverklaring, de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd, het verschuldigde rolrecht betaald 3 worden op het ogenblik dat de voortzetting van de procedure wordt gevraagd, met dien verstande dat de vordering tot schorsing op zich geen aanleiding geeft tot de kwijting van het recht indien de schorsing wordt toegestaan. Als met toepassing van artikel 39/82, § 3, eerste lid, de vordering tot schorsing zich uitsluitend beperkt tot een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid en indien de vordering tot schorsing niet werd toegestaan, dan is het rolrecht voor deze vordering tot schorsing verschuldigd bij het indienen van een verzoekschrift tot nietigverklaring. § 6. De Raad begroot het rolrecht en doet uitspraak over de bijdrage in de betaling ervan. Gaat het beroep tot nietigverklaring samen met of is het voorafgegaan door een vordering tot schorsing, dan wordt het recht verschuldigd voor het verzoekschrift tot nietigverklaring ten laste gelegd van de partij die ten gronde in het ongelijk wordt gesteld. § 7. De Koning past de in § 1 bepaalde bedragen aan aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. § 8. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze van inning van de in deze bepaling bepaalde rechten. Artikel 39/69, §1, tweede lid 8° vreemdelingenwet: In voorkomend geval, het verzoek te genieten van de pro deo en de stukken waaruit die aanspraak blijkt.de koning bepaalt bij een in ministerraad overlegd besluit, de stukken die verzoeker moet overleggen ter ondersteuning van zijn beroep tot pro deo. Artikel 9/1 PrRvV: Iedere partij in een procedure voor de Raad kan het voordeel van het pro deo vragen bij haar verzoekschrift. Het voordeel van het pro deo wordt toegekend aan: 1° iedere persoon die bijstand ontvangt van een openbaar centrum dat maatschappelijke hulp verstrekt op overlegging van een attest van dit centrum; 2° Iedere persoon die opgesloten, gevangen gehouden of vastgehouden wordt op een bepaalde plaats in het Rijk, op overlegging van een attest van de inrichting waarin hij van zijn vrijheid is beroofd; 3° iedere minderjarige op overlegging van een identiteitsbewijs of van enig ander document dat zijn staat bewijst; 4° iedere persoon die juridische tweedelijnsbijstand ontvangt in de zin van artikel 508/1 van het Gerechtelijk wetboek, op overlegging van een attest waaruit blijkt dat deze bijstand hem werd toegekend; 5° Iedere andere persoon die over onvoldoende financiële middelen beschikt om het rolrecht te voldoen op overlegging van bewijskrachtige documenten die bewijzen dat zijn inkomsten ontoereikend zijn. Artikel 9/2 PrRvV: De betaling bedoeld in artikel 39/68-1, § 5, eerste lid, geschiedt uitsluitend rechtsgeldig door de storting op een rekening bij de Raad die wordt meegedeeld in de in artikel 39/68-1 van de wet van 15 december 1980 bedoelde beschikking. Bij deze storting dient verplichtend het refertenummer dat wordt opgegeven in deze beschikking vermeld te worden. Enkel stortingen in euro met vermelding van het refertenummer zijn geldig. De tussenkomende partij betaalt op de wijze bepaald in het eerste lid, het op grond van artikel 39/68-1, § 1, derde lid, van de wet van 15 december 1980 verschuldigde rolrecht binnen een termijn van acht dagen die ingaat op de dag van kennisgeving van de in artikel 39/68-1, § 3 van de wet van 15 december 1980 bedoelde beschikking. Arrest nr. 88/2012 van het Grondwettelijk Hof. Op 10 september 2012 werd arrest nr. 88/2012 van het Grondwettelijk Hof (FR) in het Belgisch staatsblad gepubliceerd. Dit arrest vernietigt bepaalde onderdelen van de artikelen 39/68-1 en 39/81 van de Vreemdelingenwet en van artikel 44, 3° van de Wet van 29 december 2010. Kort samengevat heeft dit vernietigingsarrest de volgende gevolgen voor wat betreft het rolrecht: 4 - het rolrecht mag niet meer worden vermenigvuldig per bestreden beslissing. - De woorden « of laattijdig » in artikel 39/68-1, § 2, van de Vreemdelingenwet worden vernietigd. Krachtens deze bepaling werd een verzoekschrift dat niet, onvolledig (of laattijdig) wordt geregulariseerd, geacht in te houden dat de verzoekende partij afstand doet van zijn verzoek de pro deo te genieten. 2. FAQS A. Welke overtuigingsstukken worden aanvaard? Het PrRvV, art. 9/1 (zie supra) reikt een duidelijke opsomming aan, doch er blijven enkele onduidelijkheden overeind: 1. Maatschappelijke hulp: een attest van een openbaar centrum dat maatschappelijke hulp verstrekt waaruit blijkt dat slechts gedeeltelijke steun wordt verleend aan verzoekende partij. => Het moet een attest zijn van een openbaar centrum. Een attest van een LOI ( lokaal opvanginstelling: vb Rode Kruis, Service Laïque d’aide sociale aux justiciables et aux victimes de l’arrondissement judiciaire de Bruxelles) volstaat niet. Om onduidelijkheden en betwistingen te vermijden houdt de Raad het principe aan dat een OCMW-attest waaruit steunverlening blijkt voldoende is, ongeacht of het volledige of gedeeltelijke steun betreft. De Raad gaat niet over tot interpretatie van bedragen, maar het attest moet wel nog geldig zijn (datum controleren van afgifte of de periode die in het attest wordt opgegeven). Samengevat: attesten waarbij het OCMW financiële, materiële of medische hulp verleent, volledig of gedeeltelijk worden in aanmerking genomen. 2. Vrijheidsberoving: verzoekende partij legt een attest over van de inrichting waarin hij van zijn vrijheid is beroofd. Uit dit attest blijkt dat het om een strafrechtelijke vrijheidsberoving gaat. => Elk attest van de inrichting waar de verzoekende partij opgesloten, gevangen gehouden of vastgehouden wordt op een bepaalde plaats in het Rijk, inclusief de ‘woonunit’ (Zulte,Tubeke, Sint-Gillis-Waas), wordt in aanmerking genomen ongeacht de reden van de opsluiting. Attesten die de internering van de verzoekende partij staven, worden eveneens aangenomen. Attesten dat de verzoekende partij voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld of het regime van de enkelband kan volgen worden niet in aanmerking genomen. 3. Minderjarigen: minderjarigen genieten het voordeel van pro deo op overlegging van een identiteitsbewijs of van enig document dat zijn staat bewijst. => Hierbij dienen de regels betreffende de staat van de persoon van het land van herkomst in acht genomen te worden De dag van indiening van het beroep is in deze belangrijk. Uitzonderingen: 1. Staatloze minderjarige = Belgisch recht = 18 jaar 2. Een niet-begeleide minderjarige = Belgisch recht = 18 jaar - Beslissingen van de dienst ‘VOOGDIJ’ ( justitie) wordt in aanmerking genomen als attest dat de identiteit staaft. - In het verzoekschrift staat: ‘ Mijnheer X, Mevrouw Y en hun minderjarige kinderen’, zonder de namen in het verzoekschrift te vermelden en op de bestreden beslissing wordt een opsomming gemaakt van de namen van de kinderen. Moeten de kinderen betalen indien zij niet genieten van het voordeel van pro deo? Ja, de kinderen zijn identificeerbaar aan de hand van de bestreden beslissing. - Aantal kinderen vermeld in het verzoekschrift en het aantal kinderen vermeld op de bestreden beslissing verschilt? Het verzoekschrift primeert. 5 - Het feit dat kinderen als minderjarig staan vermeld op de bestreden beslissing volstaat niet als bewijs van minderjarigheid. - Een bijlage 38 voldoet niet als bewijs voor minderjarigheid. 4.Tweedelijnsbijstand: verzoekende partij legt een attest voor waaruit blijkt dat hem juridische tweedelijnsbijstand werd toegekend. => Elke balie heeft een eigen Bureau voor Juridische bijstand. Dit maakt dat verschillende attesten kunnen worden voorgelegd. Algemene principes: - Op de documenten van het bureau voor Juridische bijstand (NL), wordt gewerkt met nummers. Wanneer het om een ‘verzoek tot aanstelling gaat’ krijgt het dossier een A nummer. In deze fase is het dossier in onderzoek. Eens de beslissing wordt genomen door de voorzitter van het BJB, krijgt het dossier een B nummer. Dit betekent dat de aanvrager zijn verzoek werd behandeld. Op deze attesten staat duidelijk de naam van de aanvrager, het voorwerp van de procedure en de aard van de beslissing vermeld. Deze attesten mogen beschouwd worden als zijnde ondertekend en worden in aanmerking genomen. Hetzelfde principe geldt voor de brieven die worden verstuurd door de voorzitter van het BJB. Als er een B nummer wordt vermeld, wordt het document in aanmerking genomen en beschouwd als zijnde ondertekend. - Attesten van FR balies werken niet met deze nummering. De beslissing tot aanstelling blijkt duidelijk uit de voorgelegde attesten. De elektronische attesten die niet ondertekend zijn maar waarop de aanstelling duidelijk vermeld staat, worden in aanmerking genomen. - De toekenning van juridische tweedelijnsbijstand moet betrekking hebben en/of op beroepsprocedure bij de RvV en/of op de ‘asielprocedure’ in het algemeen en/of op de procedure “verblijf” (zoals 9bis, gezinshereniging, regularisatie, …). Deze attesten kunnen van oudere datum zijn omdat deze procedures een zekere tijd in beslag nemen. Attesten met de codes 9.3.1, 9.3.2, 9.3.3 worden in aanmerking genomen. Indien het attest betrekking heeft op een ander type van procedure (bv problemen logement, huur, sociale hulp….) of indien op het attest specifiek vermeld staat voor welke fase in de procedure de tweedelijnsbijstand werd gevraagd( vb. interview DVZ/CGVS), dan wordt het document niet in aanmerking genomen. - In principe verwacht de Raad 1 attest per persoon. Indien blijkt dat het attest betrekking heeft op meerdere personen die allemaal nominatief in het attest vermeld staan kan 1 attest volstaan. Op deze regel is er een versoepeling: een verwijzing naar de familie, echtgenote, kinderen wordt in aanmerking genomen. - Voor minderjarige kinderen die samen met hun ouders een verzoekschrift instellen, ook wanneer vermeld staat in het verzoekschrift dat de ouders optreden ‘in naam van’ of ‘handelend in eigen naam en in naam van de kinderen’, moet een bewijs van pro deo worden voorgelegd. - Indien het attest van de moeder melding maakt ‘ aantal personen ten laste:1’, dan geldt dit attest ook voor het kind. Tenzij het verzoekschrift melding zou maken van meerdere kinderen. - Wat met attesten waarop vermeld staat ‘ gedeeltelijke kosteloos’? Deze attesten worden in aanmerking genomen. 6 5. Onvoldoende financiële middelen: verzoekende partij verklaart over onvoldoende financiële middelen te beschikken om het rolrecht te voldoen en legt stukken over die bewijzen dat zijn inkomsten ontoereikend zijn. - Verzoekende partij verklaart te verblijven in een federaal opvangcentrum voor asielzoekers en vraagt derhalve om vrijstelling voor betaling van het rolrecht. Een attest van Fedasil op zich is onvoldoende. De verzoekende partij moet nog een attest voorleggen dat zijn inkomsten ontoereikend zijn en aantonen dat dit de enige bron van inkomsten is: -> belastingsbrief ( langer dan 1 jaar in België) -> arbeidsovereenkomst -> werkloosheidsattest -> fiscaal attest -> invaliditeitsattest -> pensioneringsattest - Verzoekende partij legt loonfiches over waaruit blijkt dat zijn maandelijkse inkomsten lager liggen dan de inkomensvoorwaarden die gehanteerd worden door de bureaus voor juridische bijstand (Zie brochure “Een beter toegang tot justitie inkomensgrenzen.docx/” http://www.just.fgov.be/img_publications/pdf/66.pdf). Loonfiches op zich zijn onvoldoende. De verzoekende partij moet aantonen dat dit zijn enige bron van inkomen is. Opmerking: elke vreemdeling/vluchteling die kan aantonen dat hij over onvoldoende financiële middelen beschikt heeft recht op tweedelijnsbijstand!! B. Is voor ieder beroep ingediend vanaf 1 april 2011 een beschikking (al dan niet rolrecht) noodzakelijk, ongeacht de pro deo werd verleend of niet? Er wordt geen beschikking verstuurd wanneer de ‘kosteloze rechtspleging’ wordt verleend. Het feit dat een zaak op de rol wordt gezet, is een voldoende bewijs dat de VP het voordeel van pro deo geniet. Er zijn 2 type van beschikkingen rolrecht: 1. 2. Beschikking rolrecht: indien in het verzoekschrift geen voordeel van pro deo wordt gevraagd en geen stukken worden toegevoegd. Beschikking rolrecht- pro deo afgewezen: indien pro deo niet werd geregulariseerd. C. Meerdere verzoekers stellen één verzoekschrift in, doch er wordt maar éénmaal rolrecht betaald. Quid? Tenzij de verzoekende partij duidelijk aangeeft voor wie het rolrecht werd betaald, wordt de eerst vermelde verzoeker in het verzoekschrift op de rol geplaatst. D. Verzoekende partij vraagt schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid. De beslissing over het rolrecht of over de vrijstelling ervan, wordt in een mogelijke latere fase van het geding onderzocht. Verzoekende partij vraagt geen voortzetting van de procedure maar dient binnen de beroepstermijn in dezelfde zaak een annulatieberoep in. Is verzoekende partij tweemaal rolrecht verschuldigd, of enkel voor zijn annulatieberoep? De wet voorziet dat er geen rolrecht is verschuldigd indien de schorsing wordt toegestaan. Dus: schorsing verworpen: de verzoekende partij is tweemaal het rolrecht verschuldigd. schorsing wordt toegestaan: de verzoekende partij is eenmaal het rolrecht verschuldigd Opmerking: Indien de pro deo gevraagd en gestaafd wordt in de UDN-procedure, ook al wordt dit in deze fase van de procedure niet vereist, dan is deze pro deo geldig voor het verdere verloop van de procedure. 7 E. Wat met verzoekschriften voorlopige maatregelen? Rolrecht of niet? Geen rolrecht vereist. Immers de voorlopige maatregelen zijn slechts een vraag tot ‘activering’ van een beroep dat reeds werd ingediend en waarvoor dus al een rolrecht werd gekweten of waarvoor het voordeel van pro deo werd vastgesteld. F. Wat met verzoekschriften waarbij het rolrecht 1 dag of enkele dagen te laat wordt gestort? Wat betekent betaling binnen de termijn? Het rolrecht moet betaald worden binnen de acht dagen na de kennisgeving van de beschikking tot het verschuldigd zijn van het rolrecht (gewone regels van termijnberekening ) Samenvatting: ≠ opties: 1. Er wordt tijdig betaald, de totale som wordt betaald en met vermelding van referentienummer 2. 3. inschrijving op rol Er wordt niet (tijdig) betaald beroep wordt niet ingeschreven Het referentienummer wordt niet vermeld beroep wordt niet ingeschreven 4. Er wordt slechts een deel betaald beroep wordt slechts gedeeltelijk ingeschreven G. Is er een betaling – of stortingsbewijs nodig om een beroep om op de rol te plaatsen? Er is geen betaling-of stortingsbewijs nodig. H. Wat gebeurt er met teveel betaald rolrecht? Vb. 180 euro. Op welk moment moet worden terugbetaald? In het arrest zal worden vastgesteld dat verzoekende partij een teveel aan rolrecht heeft gestort. Het arrest zal dan als titel gelden waarmee verzoekende partij dit onverschuldigd bedrag kan terugvorderen. I. Wat met de terugstorting van rolrecht die werd betaald buiten de wettelijke termijn van 8 dagen of met een som die te weinig is om een verzoekschrift in te schrijven op de rol (betaling minder dan175 euro)? Het beroep wordt niet op de rol ingeschreven. Na het opvragen van de gegevens aan de verzoekende partij op welke rekening het bedrag moet worden teruggestort, stort de griffie dit bedrag terug met de reden waarom. J. Op het bankafschrift staat geen referentienummer vermeld zoals artikel 9/2 PrRvV voorschrijft. Het beroep wordt niet op de rol ingeschreven en het geld wordt teruggestort. K. Cash? Griffiebon? Kredietkaarten? Cheque? Betaling via de Post? Deze betalingsmodaliteiten zijn niet toegestaan. Enkel storting op de bankrekening van de Raad wordt aanvaard. L. Wat met een BB die opgesplitst wordt? (vb advocaat X die een bijlage 13 quater opsplitst in weigering tot in overwegingname asielaanvraag + een bevel. De advocaat dient een afzonderlijk verzoekschrift in voor deze opgesplitste BB. ) Het rolrecht wordt betaald per verzoekschrift en wordt berekend per verzoeker, dus 2 x rolrecht betalen. 8 M. Wanneer het gaat om meerdere verzoekers (koppels, familie) moet het stavingstuk pro deo per persoon zijn en/of wordt 1 attest voor de hele familie aanvaard? In principe geldt één attest per persoon. Wanneer echter uit het overgelegde attest duidelijk blijkt dat het betrekking heeft op meerdere personen die allemaal nominatief in het attest vermeld staan, kan één attest volstaan. Op deze regel is er een versoepeling: een verwijzing naar de familie, echtgenote, kinderen wordt in aanmerking genomen N. Wat indien een advocaat een beroep indient en de verzoeker persoonlijk ook nog eens beroep indient? Of 2 advocaten een beroep indienen voor dezelfde verzoeker? Het rolrecht wordt betaald per verzoekschrift, dus 2 x rolrecht betalen. RvV Oktober 2012 9