Rechtspersoonlijkheid

advertisement
Hoofdstuk IV • Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid
317
A fdeling  2
Rechtspersoonlijkheid
§ 1.Omschrijving
197. Over rechtspersoonlijkheid is al veel geschreven.1580 Het is een juridische techniek die het mogelijk maakt een op zich staand rechtssubject in
het leven te roepen om aldus aan het rechtsverkeer deel te nemen zoals een
mens dat kan.1581 Er kan een bepaald doel mee worden verwezenlijkt op een
andere manier dan enkel via de mens als rechtssubject. Dit is slechts ten
volle mogelijk indien aan de entiteit rechtspersoonlijkheid wordt toegekend.
Hiermee is de verantwoording voor de rechtspersoon gegeven.1582 De rechtspersoon wordt gekenmerkt door de mogelijkheid om rechten uit te oefenen
en verplichtingen op te nemen. Hij doet dit met een bepaald doel voor ogen.
De rechtspersoon kan vanuit deze overwegingen worden omschreven als een
drager van rechten en verplichtingen die geen levend wezen is, en die wordt
opgericht om een door de oprichter(s) bepaald doel in de werkelijkheid te
verwezenlijken.1583 Deze omschrijving is niet eigen aan de vennootschappen
met rechtspersoonlijkheid, maar geldt voor alle rechtspersonen.
In deze omschrijving liggen drie elementen besloten. De rechtspersoon is
een rechtssubject: hij kan rechten en verplichtingen verwerven, dragen en
uitoefenen. Dit vereist dat hij door het recht wordt erkend om zo in het
rechtsverkeer op te treden. Vervolgens is de rechtspersoon geen mens (noch
enig ander levend wezen): een mens bestaat op zich en omwille van zichzelf
en ontstaat derhalve buiten het recht. Anders dan een rechtspersoon moet de
mens niet door het recht worden ingericht maar wordt hij door het recht als
rechtssubject erkend waardoor hem van rechtswege de bekwaamheid toekomt
om aan het rechtsverkeer deel te nemen.1584 Ten slotte wordt de rechtspersoon opgericht met de verwezenlijking van een bepaald doel voor ogen dat
door de oprichters wordt omschreven. De mens heeft geen verplichting te
leven met een bepaald doel voor ogen. Het doel waarvoor de rechtspersoon
wordt opgericht, moet beantwoorden aan een bepaalde werkelijkheid waarbij
de rechtspersoon kan aanknopen en aan de verwezenlijking waarvan hij
in het leven is geroepen. Indien dit niet zo zou zijn, dan zou een juridisch
1580
1581
1582
1583
1584
Benevens de auteurs aangehaald in de volgende voetnoten, zie onder meer V. Simonart, La personnalité
morale, Bruylant, Brussel, 1995, 15-63; W. Van Gerven, Algemeen deel, 233; E.M. Meijers, De algemene
begrippen van het burgerlijk recht, Leiden, 1948, 170 e.v.; F.J.W. Lowensteyn, Het rechtspersonenrecht, in
Het Nederlands Burgerlijk Wetboek, Pitlo (ed.), Gouda Quint, Arnhem, 1978, 15; F.C. De Savigny, Traité
de droit romain, Lib Firmin Didot Frères, Paris, II, 1855, § 60; J. Van den Heuvel, De la situation légale
des associations sans but lucratif en France et en Belgique, Larcier, Brussel, 1884, 7 e.v.
Hiermee wordt aangesloten bij de theorie van de juridische werkelijkheid (voor een beknopte bespreking
van de verschillende theorieën, zie D. Van Gerven, Rechtspersonen, 7 e.v.).
J. Dabin, Le droit subjectif, Dalloz, Paris, 1952, 149-150.
D. Van Gerven, Rechtspersonen, 6.
Zij het dat omwille van zijn jeugdige leeftijd of zijn mentale capaciteiten, zijn handelingsbekwaamheid, die
ziet op de uitoefening van zijn rechten, wordt beperkt (zie hierover W. Van Gerven, Algemeen deel, 141).
l a rc i e r
318
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid • Hoofdstuk IV
instrument worden gecreëerd dat geen nut heeft. De rechtspersoon heeft dan
geen rechtsgeldige oorzaak (zie ook randnr. 38).
Als dusdanig kan men de rechtspersoon niet in levende lijve zien. Maar de
rechtspersoon beantwoordt wel aan een werkelijkheid in de mate dat hij kan
worden waargenomen door de aanwijzing van de goederen die hem toebehoren, de website en aanwezigheid op internet en de mensen die in zijn schoot
met een bepaald doel samenwerken,1585 waardoor een eigen belang ontstaat.
De vaststelling dat de rechtspersoon door de wetgever ter beschikking wordt
gesteld om iets te verwezenlijken leidt tot een ander gegeven. Het doel dat
de rechtspersoon voor ogen heeft, moet aan een werkelijkheid beantwoorden.
De rechtspersoon dient immers om iets in het werkelijke leven tot stand te
brengen. Zo niet, heeft de rechtspersoon geen rechtsgeldige oorzaak. De
rechtspersoon is daarom een werkelijk bestaand maatschappelijk fenomeen
dat kan worden afgebakend en door het recht wordt erkend.1586 Dit verklaart
ook de beperkingen van de rechtspersoon. Als juridische techniek kan hij
enkel worden aangewend voor hetgeen hij dient en is bestemd (zoals nader
omschreven in het vennootschapsdoel).
Een rechtspersoon, en in het bijzonder een vennootschap, brengt de belangen
van velen samen; zij versmelten in één eigen belang dat los van elk ander
belang staat. De rechtspersoon creëert voor de verwezenlijking van zijn eigen
activiteit een eigen netwerk van personen die hieraan meewerken. Aldus
ontstaat een afzonderlijke sociale realiteit,1587 die van andere rechtssubjecten kan worden onderscheiden. Vanuit dit oogpunt is er geen reden om de
rechtspersoon anders dan de mens te benaderen. De rechtspersoon is immers
geen fictief wezen, maar een omhulsel van een geheel van mensen (en hun
belangen). Beide worden daarom door het recht aanzien als volwaardige
rechtssubjecten. Ze moeten overigens beide door het recht worden erkend.
Als een mens niet wordt erkend door het recht, kan hij ook niet deelnemen aan het rechtsverkeer. Dit was twee eeuwen geleden het geval wanneer
iemand burgerlijk dood werd verklaard (toenmalige art. 22 t.e.m. 33 B.W.).
Nog vandaag hebben buitenlanders in bepaalde landen geen rechten. Zij
bestaan dan ook niet voor het recht. Deze vaststellingen wijzen erop dat,
voor het recht, rechtspersoon en mens op gelijke voet staan. Een historisch
te verklaren (maar op heden voorbijgestreefd) verschil is dat het recht is
geschreven voor de mens en dat de rechtspersoon zich hierin moest inpassen. Dit verklaart de beslommeringen in de rechtsleer omtrent de moeilijke
toepassing van bepaalde regels op de rechtspersoon (zoals bv. recent het
debat over de orgaantheorie: randnr. 295). In de (misschien niet zo verre)
1585
1586
1587
L. Michoud, La théorie de la personnalité morale, L.G.D.J., Paris, I, 1932, 115 e.v.; zie ook in die zin
J. Van Ryn, Principes de droit commercial, Bruylant, Brussel, I, 1954, 248.
Zie L. Michoud, o.c., I, 125 e.v.; V. Simonart, o.c., 63.
Dit is de grondslag van de theorie van de juridische werkelijkheid (D. Van Gerven, Rechtspersonen, 7-9). De
wetgever heeft resoluut voor deze uitleg gekozen wanneer hij in 1999 de strafrechtelijke verantwoordelijkheid
en strafbaarstelling van de rechtspersoon heeft ingevoerd; er is geen reden om mensen en rechtspersonen
verschillend te behandelen waar het niet moet (Parl. St. Kamer, Z.[1999/1998], nr. 2093/5, 3).
l a rc i e r
Hoofdstuk IV • Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid
319
toekomst zal men rekening moeten houden met andere rechtssubjecten, zoals
de intelligente robotten die zelfstandig kunnen handelen of mensen die door
chirurgische ingrepen belangrijke delen van hun lichaam vervangen door
niet-organische elementen en die ergens in het midden tussen mens en robot
staan. De wetenschap en de menselijke creativiteit houden op dit punt nog
verrassingen in petto, waaraan het recht zich zal moeten aanpassen.1588 Het
is nu al goed om het recht meer en meer te schrijven voor alle rechtssubjecten en in de redactie van wetten de mogelijke toepassing op mens en
rechtspersoon voor ogen te houden.
198. Als rechtssubject heeft de vennootschap met rechtspersoonlijkheid een
eigen identiteit (randnr. 199), die haar toelaat zich van de andere rechtssubjecten te onderscheiden. Zij is rechts- en handelingsbekwaam (randnr. 201).
Zij kan als volwaardig rechtssubject deelnemen aan het rechtsverkeer met
enkel de beperkingen die de wet haar oplegt. Zij heeft een eigen vermogen
(randnr. 208). De zaken die ze verwerft, zijn haar eigendom, niet dat van
haar vennoten. Zij heeft een eigen aansprakelijkheid (randnr. 209). Zij kan
overeenkomsten aangaan en zich verbinden, met als gevolg dat ze in eigen
naam haar rechten bij derden kan afdwingen en door schuldeisers op haar
vermogen kan worden aangesproken.
§ 2.Identiteit
199. De identificatie van de vennootschap is noodzakelijk voor de goede
werking van het rechtsverkeer. Elk rechtssubject moet worden geïdentificeerd
om het in rechte aan te spreken. Dit gebeurt door middel van de naam,
de zetel en, voor rechtspersonen, de rechtsvorm. Deze gegevens worden
bepaald bij oprichting en kunnen nadien worden gewijzigd. De oprichters
zijn vrij in de keuze van de naam, voor zover ze geen naam kiezen die op
die van een andere rechtspersoon gelijkt (zie randnr. 254). De zetel (zoals
de woonplaats) is een juridisch begrip: de inhoud ervan wordt door de
wetgever bepaald. De rechtsvorm bepaalt mede de identiteit. De keuze van
de rechtsvorm brengt de toepassing van bijzondere regels met zich mee. De
rechtsvorm veronderstelt een bepaalde nationaliteit, met name de toepassing van het recht van een bepaalde staat. In het Belgisch recht bepaalt de
identiteit de nationaliteit. Door haar zetel in België te vestigen, kiest de
vennootschap voor de toepassing van het Belgisch recht voor de bepaling
van haar rechtsstatuut (randnr. 259).
1588
Met deze (ongewilde) openheid heeft de wetgever bij de invoering van de wettelijke verplichting om meer
vrouwen in de raad van bestuur van beursgenoteerde vennootschappen op te nemen, bepaald dat “ten
minste één derde van de leden van de raad van bestuur van een ander geslacht dan dat van de overige
leden” moeten zijn. Door niet te verwijzen naar het vrouwelijk geslacht of het andere geslacht maar naar
een ander geslacht houdt men niet enkel rekening met de mogelijkheid dat mannen in de minderheid zijn,
maar ook dat, zij het waarschijnlijk ongewild, mensen van een derde geslacht kunnen worden erkend, zoals
dit reeds het geval is in bepaalde landen, met name Australië, India en Nieuw-Zeeland.
l a rc i e r
320
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid • Hoofdstuk IV
De naam van de rechtsvorm moet van de vennootschapsnaam worden onderscheiden. Zij is geen deel van de naam tenzij ze daarin wordt opgenomen. Dit
moet dan in de statuten worden bepaald. De wijziging van de naam waarin
de rechtsvorm wordt opgenomen, houdt geen wijziging van de rechtsvorm
in. Wel kan in de naam geen rechtsvorm worden opgenomen die de vennootschap niet heeft. Dit zou aanleiding geven tot verwarring waarvoor derden
te goeder trouw schadevergoeding kunnen vorderen wegens aantasting van
het hierdoor bij hen gewekte vertrouwen (zie volgend randnr.). Ook de
wijziging van de rechtsvorm is geen wijziging van de naam.
200. De identiteit wordt duidelijk kenbaar gemaakt zodat derden weten
met welke vennootschap en welke soort vennootschap ze handelen. Indien
bij derden te goeder trouw door een gebrekkige bekendmaking een verkeerd
beeld ontstaat, mogen zij vertrouwen op de identiteit zoals zij die waarnemen. Dit is een toepassing van de vertrouwensleer. Het volstaat dat de
derde, gezien de omstandigheden, rechtmatig erop mocht vertrouwen dat
de schijn aan de werkelijkheid beantwoordt en dat de schijn kan worden
toegerekend aan de personen tot wie de derde zich richt. Een fout moet
hiervoor niet worden aangetoond.1589 Het is niet nodig dat alle bestanddelen
aanwezig zijn voor het werkelijk bestaan van de rechtspersoon waarvan
de schijn wordt ingeroepen. Aldus werd de schijn van een vennootschap
gecreëerd door de inschrijving van een onderneming in het handelsregister,
met de melding dat de leider van de onderneming met een andere persoon
samenwerkt.1590 Indien de derde zich beroept op de schijn, dan moet hij
alle gevolgen ervan aanvaarden.
Schijn wordt van veinzing onderscheiden.1591 Veinzing bestaat wanneer
oprichters ten aanzien van derden bewust een andere vorm van vennootschap voorspiegelen dan ze in werkelijkheid hebben opgericht. Ze zouden
bijvoorbeeld hun vennootschap kunnen voorstellen als een gewone commanditaire vennootschap, terwijl ze in werkelijkheid een vennootschap
onder firma hebben opgericht. In zulk geval mag de derde de geveinsde
vennootschap terzijde schuiven en de vennootschap onder firma inroepen,
dit wil zeggen de stille vennoten aanspreken als beherende vennoten. Hij
kan hiervoor steunen op artikel 1321 B.W.1592
1589
1590
1591
1592
W. Van Gerven, Algemeen deel, 223-224. Voor een toepassing inzake schijnvertegenwoordiging, zie
Cass. 25 juni 2004, R.W. 2006-07, 959, noot; Cass. 20 juni 1988, T.R.V. 1989, 540, noot P. Callens
en S. Stijns, en R.W. 1989-90, 1425, noot A. Van Oevelen. Voor een bespreking van de rechtspraak, zie
S. Stijns, D. Van Gerven en P. Wéry, “Chronique de jurisprudence. Les obligations: les sources (19851995)”, J.T. 1996, 693-694.
Liège 28 oktober 1983, R.P.S. 1984, 159.
Hoewel men het recht van de derde om te kiezen voor de geveinsde rechtshandeling waarop hij is afgegaan
ook als een toepassing van de vertrouwensleer kan zien (W. Van Gerven en A. Van Oevelen, Verbintenissenrecht, Acco, Leuven, 2015, 226-229).
J. Van Ryn, Principes de droit commercial, Bruylant, Brussel, I, 1954, 225; J. Ronse, Algemeen deel, 186.
l a rc i e r
Hoofdstuk IV • Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid
321
§ 3.Rechts- en handelingsbekwaamheid
A.
Algemeen
201. De vennootschap met rechtspersoonlijkheid is rechtsbekwaam. Zij beschikt
in beginsel over dezelfde rechtsbekwaamheid als de mens.1593 Dit is enkel anders
indien de wet hierop uitzonderingen maakt.1594 Rechtspersoonlijkheid en de
daaruit voortvloeiende rechtsbekwaamheid worden door de wet bepaald.1595
Rechtsbekwaamheid veronderstelt handelingsbekwaamheid, met name de
bekwaamheid om rechten die de vennootschap heeft, uit te oefenen.1596 Het zijn
haar organen die haar handelingsbekwaam maken. De rechtspersoon kreeg handelingsbekwaamheid van zodra op de grond van de orgaantheorie werd erkend
dat hij door middel van zijn organen kan optreden.1597 Het recht, zoals neergelegd in artikel 1123 B.W., om overeenkomsten aan te gaan voor zover de wet
de rechthebbende hiertoe niet onbekwaam heeft verklaard, geldt eveneens voor
vennootschappen met rechtspersoonlijkheid. Omdat de handelingsbekwaamheid
afhangt van het bestaan van organen, bevolkt door natuurlijke personen, wordt
de rechtspersoon daarmee vereenzelvigd. Het hebben van handelingsbekwame
organen betekent dat de rechtspersoon handelingsbekwaam is.
Handelingsbekwaamheid houdt de bekwaamheid in om in rechte op te treden,
om rechten en verplichtingen af te dwingen en zich te verweren tegen vorderingen
van derden. De handelingsbekwaamheid veronderstelt dus procesbekwaamheid:
de vordering van een rechtspersoon moet door de rechter worden gehoord. De
rechtspersoon treedt in rechte op door middel van zijn organen (randnrs. 295
en 332). Zoals ieder rechtssubject moet de rechtspersoon een belang aantonen
om in rechte op treden; hij kan enkel optreden in zijn eigen belang behoudens
indien de wet anders bepaalt (art. 17 Ger. W.; randnr. 274).
B.
Oogmerk
202. De rechtsbekwaamheid en dus ook de handelingsbekwaamheid kunnen door
de wet worden beperkt. Voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid geldt
een algemene beperking die voortvloeit uit de wettelijke specialiteit, met name
de juridische verplichting om een rechtspersoon op te richten met een bepaald
oogmerk voor ogen. Voor vennootschappen, beheerst door het privaatrecht, is
1593
1594
1595
1596
1597
Daarmee is niet gezegd dat rechtspersoon en mens voor het recht gelijke wezens zijn; zij moeten nog altijd
omwille van hun eigen aard anders worden behandeld (X. Dieux en Y. De Cordt, “Examen de jurisprudence
(1991-2005). Les sociétés commerciales”, R.C.J.B. 2008, 483-484).
Cass. 31 mei 1928, Pas. 1928, I, 168; Cass. 31 mei 1957, Pas. 1957, I, 1176 met concl. conf. proc.-gen.
Hayoit De Termicourt en R.C.J.B. 1958, 283, noot P. Van Ommeslaghe; Cass. 17 mei 1962, Pas. 1962, I,
1054, R.C.J.B. 1964, 72, noot P. Van Ommeslaghe en L. Simont, en R.W. 1962-63, 839; Cass. 20 november
1962, Pas. 1963, I, 364 en R.W. 1963-64, 711; Cass. 13 april 1989, T.R.V. 1989, 321, noot F. Bouckaert
en M. Wyckaert, R.C.J.B. 1991, 205, noot J.-M. Nelissen Grade, R.W. 1989-90, 253 en T.B.H. 1989, 878;
W. Van Gerven, Algemeen deel, 118-119.
Cass. 12 november 1935, Pas. 1936, I, 48, concl. conf. adv.-gen. Gesché.
Voor het onderscheid, zie W. Van Gerven, Algemeen deel, 106.
D. Van Gerven, Rechtspersonen, 47.
l a rc i e r
322
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid • Hoofdstuk IV
dit een winstoogmerk, tenzij wanneer de vennootschap met een sociaal oogmerk
wordt opgericht. Dit oogmerk verbiedt de vennootschap rechtshandelingen te
stellen met een ander oogmerk. Het recht stelt de vennootschap immers aan
de oprichters ter beschikking om een doel te verwezenlijken met dat bijzonder
oogmerk. Daarbuiten handelen, strijdt met dit wettelijk doel en dus met de wet.1598
De handelingen zonder dit oogmerk zijn van rechtswege nietig (randnr. 276).
De wettelijke specialiteit belangt de openbare orde aan.1599 Ze bepaalt de rechtsen handelingsbekwaamheid van de vennootschap en beperkt de bevoegdheid van
haar organen om haar te verbinden.1600 Een handeling, gesteld buiten het wettelijk doel, is absoluut nietig.1601 Haar nietigheid kan door iedere belanghebbende
worden opgeworpen. Dit betekent in de praktijk dat zowel de vennootschap als
de derden die betrokken zijn bij deze handeling, de nietigheid kunnen opwerpen.
M.a.w. een handeling, gesteld buiten het wettelijk doel, verbindt de vennootschap
en de derden niet. Deze handeling bevindt zich in het luchtledige: zij heeft geen
wettelijke grondslag.1602 Uitzonderlijk, indien de derde, ten gevolge van bijzondere omstandigheden toe te rekenen aan de vennootschap met wie hij handelt,
rechtmatig erop mocht vertrouwen dat de vennootschap wel binnen zijn wettelijk doel handelde, kan de rechtshandeling toch aan haar worden toegemeten.
Maar dit komt zelden voor omdat van de derde mag worden verwacht dat hij de
wet kent. Daarenboven, indien de vennootschap haar rechtsvorm kenbaar heeft
gemaakt, kan de derde niet redelijkerwijze voorhouden dat hij niet wist dat de
vennootschap rechtsonbekwaam was om de aangevochten handeling te stellen.
De vereiste van winstoogmerk speelt tal van vennootschappen parten, bij schenkingen en andere handelingen om niet of ten behoeve van andere vennootschappen
van een groep waartoe ze behoren. Deze handelingen zijn aanvechtbaar als ze niet
minstens tot onrechtstreeks voordeel van de vennootschap strekken (randnr. 276).
Omwille van haar onbaatzuchtig oogmerk, kan een VZW geen handelsactiviteit ontwikkelen.1603 Indien de oprichter van een dergelijke vereniging een
handelsactiviteit wil uitbaten door middel van een rechtspersoon, dan moet
hij een vennootschap oprichten. Wordt binnen de VZW toch een handelsactiviteit ontwikkeld, dan kan deze handelsactiviteit niet worden toegerekend
1598
1599
1600
1601
1602
1603
Ibid., 52.
Dit vindt bevestiging in de rechtspraak (Rb. Gent 10 februari 2004, R.W. 2005-06, 1593; Liège 4 december
2009, J.L.M.B. 2010, 1371).
Cass. 30 september 2005, T.R.V. 2006, 592, noot F. Jenné, J.D.S.C. 2006, 3, noot M. Coipel, R.P.S. 2006,
57 en T.B.H. 2006, 1028, noot P.A. Foriers.
P. Van Ommeslaghe, “Observations sur les limites imposées à l’activité des personnes morales en droit
comparé” (noot onder Cass. 31 mei 1957), R.C.J.B. 1958, 291; W. Van Gerven, Algemeen deel, 126;
A. Benoit-Moury, “Représentation des sociétés de capitaux et limitations relatives à l’objet social” (noot
onder Cass. 12 november 1987), R.C.J.B. 1989, 408; K. Geens en M. Wyckaert, De vennootschap, 235;
K. Geens en H. Laga, “Overzicht van rechtspraak – Vennootschappen 1986-1991”, T.P.R. 1993, 992;
P. Van Ommeslaghe en X. Dieux, “Examen de jurisprudence (1979 à 1990). Les sociétés commerciales”,
R.C.J.B. 1992, 636-638.
P. Van Ommeslaghe en X. Dieux, o.c., 638.
Art. 1 V&S-Wet. Zie hierover P. Van Ommeslaghe en X. Dieux, “Examen de jurisprudence (1979 à 1990)
- Les sociétés commerciales”, R.C.J.B. 1992, 580-581; M. Coipel, “Le rôle économique des A.S.B.L. au
regard du droit des sociétés et de la commercialité”, in A.S.B.L. Evaluation critique d’un succès, C.D.V.A.,
Liège, 1985, 231.
l a rc i e r
Hoofdstuk IV • Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid
323
aan de VZW. Ze kan deze handel niet voeren. De bestuurders of leden van de
VZW die zich effectief hebben ingelaten met deze handel, kunnen persoonlijk
worden aangesproken. Men aanvaardt dat tussen hen een commerciële maatschap is ontstaan, waarbij ze hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn voor
de schulden gemaakt in deze handel (randnr. 170).1604
Het vennootschapsdoel beperkt de rechts- en handelingsbekwaamheid van de
vennootschap met rechtspersoonlijkheid niet.1605 Handelingen buiten het vennootschapsdoel kunnen de vennootschap rechtsgeldig verbinden (randnr. 280).
Ook de ontbinding beperkt de rechtsbekwaamheid niet. Dat de vereffenaars
als voornaamste taak hebben de vennootschap te vereffenen, beperkt hooguit
hun bevoegdheid (randnr. 434).1606
Het nut van het (winst)oogmerk mag in vraag worden gesteld. Het voegt in
wezen niets toe.1607 Hooguit beperkt het de bevoegdheid van de organen van
vertegenwoordiging.1608 De wettelijke specialiteit is van belang in het publiek
recht, waar door de overheid opgerichte rechtspersonen binnen het in de wet
omschreven vennootschapsdoel moeten blijven.1609 Zij vindt haar grondslag in
de gedachte dat de overheid niet buiten haar wettelijke opdracht mag handelen.1610 Maar dit is niet zo voor de rechtssubjecten van privaatrecht. En waarom
zou een rechtspersoon minder bekwaam zijn dan de mens; een rechtssubject met
een beperktere rechts- en handelingsbekwaamheid dient zijn oprichters niet.1611
Het lijkt dat de wettelijke specialiteit voor vennootschappen verantwoording
vond in het gegeven dat de rechtspersoon een fictie is, die aan de mens ter
beschikking werd gesteld en derhalve enkel kon worden gebruikt voor hetgeen
de wet aangeeft.1612 Deze opvatting is ondertussen verlaten voor de rechtspersoon als sociale werkelijkheid, die een op zich staand subject is met een geheel
eigen belang (randnr. 197). Daarenboven is door de invoering van het sociaal
oogmerk, het nut van het winstoogmerk als afbakeningscriterium verdwenen.
Ongeveer elke vennootschap met rechtspersoonlijkheid (met uitzondering van de
SE, de SCE en de LV) kan met een sociaal oogmerk worden opgericht (art. 661
W. Venn.). Het is overigens onduidelijk waarom de oprichting met een sociaal
1604
1605
1606
1607
1608
1609
1610
1611
1612
Rb. Antwerpen 22 december 2009, T.R.V. 2010, 514, noot T. Boedts; D. Van Gerven, Handboek Verenigingen, 60-61.
J. Ronse, Algemeen deel, 324 e.v.; D. Van Gerven, Rechtspersonen, 52; K. Geens en M. Wyckaert, De
vennootschap, 177-178.
J. Ronse, Algemeen deel, 325. Volgens anderen volgt uit de wettelijke bepaling dat de vennootschap voortbestaat voor haar vereffening wel, dat haar rechtsbekwaamheid beperkt wordt zodat de vereffenaar enkel
binnen deze grenzen de vennootschap kan verbinden (K. Geens, M. Wyckaert, C. Clottens, F. Parrein, S. De
Dier, S. Cools, F. Jenné en A. Steeno, “Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen (1999-2010)”, T.P.R.
2012, 150).
Zie reeds vroeger de kritiek van P. Van Ommeslaghe in de hiervoor aangehaalde noot onder Cass. 31 mei
1957, o.c., R.C.J.B. 1958, 291, en recent J. Vananroye, “’t Amendement. De parabel van het afgesneden
worstje (of: het winstoogmerk)”, T.R.V. 2015, 482.
J. Ronse, Algemeen deel, 326.
A. Mast, J. Dujardin, M. Van Damme en J. Vande Lanotte, Overzicht van Belgisch administratief recht,
Kluwer, Mechelen, 2012, 95.
A. Buttgenbach, Manuel de droit administratif, Larcier, Brussel, I, 1966, 49-50, 66 e.v.; A. Mast e.a., o.c., 994.
D. Van Gerven, “Het oogmerk is verouderd”, T.R.V. 2012, 371.
L. Frédéricq, Traité de droit commercial belge, Fecheyr, Gent, IV, 1950, 174-175.
l a rc i e r
324
Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid • Hoofdstuk IV
oogmerk enkel kan in de gevallen door de wet bepaald (zoals aangegeven in
art. 1, laatste lid W. Venn.). Het zou hun rechts- en handelingsbekwaamheid
niet mogen beperken; hooguit kan een handeling buiten dit oogmerk de aansprakelijkheid van het bestuur die het miskent, in het gedrang brengen. Paul
Alain Foriers wijst erop dat het winstoogmerk een bestanddeel van de vennootschapsovereenkomst is en niet van de rechtspersoon. Artikel 1 W. Venn.
waarin ernaar wordt verwezen, regelt de vennootschapsovereenkomst (en niet
de rechtspersoonlijkheid). Het betreft dus niet de rechtsbekwaamheid van de
vennootschap als rechtspersoon. Het is enkel tegenwerpelijk aan derden, wat
de externe gevolgen van de vennootschapsovereenkomst betreft, en de derden
zijn niet gebonden door het winstoogmerk (behoudens derdenmedeplichtigheid). Het winstoogmerk wordt volgens deze auteur gezien als een deel van
het vennootschapsdoel waarvoor de vennoten hebben gekozen.1613 Bijgevolg is,
in geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de wettelijke
regel van niet-tegenwerpelijkheid van de doelomschrijving van toepassing: de
vennootschap is verbonden door handelingen buiten het doel (en dus ook het
winstoogmerk) tenzij zij bewijst dat de derde van de doeloverschrijding op
de hoogte was of er, gezien de omstandigheden, niet onkundig van kon zijn,
terwijl de bekendmaking van de statuten alleen geen voldoende bewijs hiervan is
(art. 258 (BVBA), 407 (CVBA), 526 (NV, Comm. VA), 859 (ESV),1614 897 (SE)
en 966 (SCE) W. Venn.). Deze voorstelling van zaken heeft als voordeel dat de
zaken eenvoudiger worden voor de praktijk, die vaak niet inziet waar juist de
scheidingslijn te trekken bij handelingen om niet (zoals intragroepszekerheden,
giften of bepaalde vormen van sponsoring) gesteld door vennootschappen.1615
Dit neemt niet weg dat de vennootschap nog altijd moet worden opgericht
met een vennootschapsdoel dat kadert binnen het winst- of sociaal oogmerk;
indien het doel daarmee niet in overeenstemming is, kan de vennootschap nietig
worden verklaard wegens een onwettig doel (randnr. 231).
C.
Wettelijke beperkingen verbonden aan de rechtsvorm
203. Benevens voormelde algemene beperking aan de bekwaamheid omwille
van het oogmerk waarvoor de vennootschap wordt opgericht, kent de wet
een aantal verboden die voortvloeien uit het soort rechtspersoon en aan de
gekozen rechtsvorm zijn verbonden. Het gaat om bepaalde activiteiten, die
niet verzoenbaar worden geacht met een bepaalde rechtsvorm, of handelingen
die de vennootschap met een bepaalde rechtsvorm niet kan stellen. De verbodsbepalingen zijn meer dan eens ingegeven door de aard van personen- of
kapitaalvennootschap.
1613
1614
1615
P.A. Foriers, “Spécialité légale - Spécialité statutaire et but de lucre” (noot onder Cass. 30 september 2005),
T.B.H. 2006, 1033; P.A. Foriers en A. François, “Een nieuwe kijk op enkele klassieke dichotomieën in het vennootschapsrecht”, in De modernisering van het vennootschapsrecht, Larcier, Brussel, 2014, 35 e.v. Zie reeds in die
zin J. Van Ryn en J. Heenen, Principes de droit commercial, Bruylant, Brussel, I, 1976, 69. Voor de opmerking
dat deze visie geen duidelijke steun in de wet vindt, zie K. Geens e.a., o.c., T.P.R. 2012, 150-149.
Deze regel geldt overigens ook voor het EESV (art. 20 EESV Vo.).
D. Van Gerven, “De toekomst van de rechtspersoon”, T.R.V. 2013, 90.
l a rc i e r
Download