Behavioural evaluation of candidate genetic, environmental and developmental murine models for preclinical schizophrenia research Proefschrift aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Doctor in de Psychologie door Arne Naert (promotor: prof. dr. Rudi D’Hooge; copromotor: dr. Zsuzsanna Callaerts-Vegh) Valide muismodellen voor schizofrenie (SCZ) zijn onontbeerlijk voor het onderzoeken van de neurobiologische mechanismen die betrokken zijn bij SCZ, alsook voor de ontwikkeling van behandelingen voor deze ziekte. Het doel van dit doctoraatsproject was het ontwikkelen en/of evalueren van drie muismodellen voor SCZ met behulp van een uitgebreide reeks gedragstesten die schizofreniform gedrag evalueerden. De drie modellen richtten zich op verschillende aspecten (genetica, omgeving en ontwikkeling) die verondersteld worden betrokken te zijn bij het ontstaan van SCZ. Het eerstel model (genetisch model) betrof haploinsufficiëntie van de vesiculaire glutamaat transporter 2 (VGLUT2). In dit model werd een toegenomen gevoeligheid voor amfetamine (indirecte dopamine agonist) en MK-801 (een niet-competitieve NMDA receptor antagonist) vastgesteld. Het tweede model (omgevingsmodel) bestond uit het vanaf jonge leeftijd geïsoleerd laten opgroeien van muizen. Op volwassen leeftijd vertoonden deze dieren toegenomen spontane activiteit en een toegenomen gevoeligheid voor amfetamine, alsook wijzigingen in sociaal gedrag en prepulsinhibitie en habituatie van de opschrikreflex. Verder vertoonden deze dieren verstoorde extinctie van zowel geconditioneerde angst als spatiaal geheugen. Ook werden gewijzigde gen-expressies van de dopamine receptor D1 en de vesiculaire mono-amine transporter 2 in respectievelijk prefrontale cortex en ventraal striatum gevonden, twee gebieden die betrokken zijn bij het ontstaan van SCZ symptomen. In het derde model (ontwikkelingsmodel) werd bij muizen voor het eerst een manipulatie toegepast die bij ratten zorgt voor een uitgebreid spectrum aan SCZ-gerelateerde gedragsveranderingen, namelijk laesie van de ventrale regio van de hippocampus op neonatale leeftijd. Hiertoe werd eerst een protocol voor anesthesie bij neonatale muizen ontwikkeld en werden de coördinaten van de laesies bepaald. Op volwassen leeftijd vertoonden muizen met een neonatale lesie hyperactiviteit en verstoringen van het werkgeheugen, maar de interpretatie werd bemoeilijkt door grote variabiliteit in kwaliteit van de laesies. Gedragsresultaten van de drie modellen werden geëvalueerd met het oog op hun toepasbaarheid in preklinisch SCZ onderzoek.