PLANTEKST LANDBOUWONTWIKKELINGSGEBIEDEN Een landbouwontwikkelingsgebied is volgens de Reconstructiewet “een ruimtelijk begrensd gedeelte van het reconstructiegebied met het primaat landbouw, dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuw-vestiging van intensieve veehouderij“. Dit betekent dat voor landbouwontwikkelingsgebieden het volgende beleid geldt: Algemeen a) Nieuwe bouwblokken zijn mogelijk op basis van de hieronder beschreven voorwaarden en alleen voorzover dit gepaard gaat met het planologisch, juridisch en feitelijk opheffen van een bouwblok bestemd voor de intensieve veehouderij in een extensiveringsgebied. b) De (gezamenlijke) omvang van de op te heffen locatie(s) in een extensiveringsgebied bedraagt ten minste de omvang van één volwaardig bedrijf per nieuw bouwblok. c) Een nieuw bouwblok is enkel mogelijk voor de vestiging van een volwaardig bedrijf. d) Hervestiging op en omschakeling binnen een bouwblok is mogelijk. e) In een landbouwontwikkelingsgebied is ruimte voor mestverwerkingsinstallaties onder de voorwaarden als bepaald in het Streekplan Noord-Brabant 2002 (blz. 127) Toekenning van bouwblokken I. Toekenning van een bouwblok geschiedt onder de voorwaarde dat door middel van onderzoek van een deskundige is aangetoond dat binnen een straal van 10 km van de beoogde nieuwvestigingslocatie geen reële mogelijkheid bestaat om het bedrijf te (her)vestigen op een bestaande of voormalige agrarische bedrijfslocatie, of op een niet-agrarische locatie. II. Toekenning van bouwblokken ter uitvoering van een ontwikkelingsplan is alleen toegestaan op basis van een ontwikkelingsplan dat naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoet aan de volgende vereisten: a) het plan leidt tot een optimale benutting van het landbouwontwikkelingsgebied voor de intensieve veehouderij (‘efficiënt ruimtegebruik’). b) het aantal nieuwvestigingen staat in een redelijke verhouding tot het aantal (her)vestigingen van intensieve veehouderijen op een agrarische bedrijfslocatie, of op een niet-agrarische locatie binnen het landbouwontwikkelingsgebied. c) het plan voorziet in de sloop en verwijdering van bedrijfsbebouwing (woning, stallen of andere gebouwen en bouwwerken) die niet meer worden benut als gevolg van de verplaatsing van intensieve veehouderijen naar of binnen het landbouwontwikkelingsgebied. d) het plan leidt tot een goede beeldkwaliteit van het landbouwontwikkelingsgebied. e) het plan voldoet aan het relevante milieu- en waterbeleid (watertoets). f) het plan draagt duidelijk bij aan het verdergaand dan wettelijk vereist duurzamer maken van de bedrijfsvoering van de intensieve veehouderij bedrijven in het landbouwontwikkelings-gebied. Uitbreiding van bouwblokken Uitbreiding van bouwblokken die tot stand zijn gekomen met toepassing van het hierboven beschreven toekenningsbeleid is met inachtneming van relevante wet- en regelgeving onbeperkt mogelijk. Dit voor zover nodig, gezien de beoogde bedrijfsomvang en -opzet (Bouwblok op Maat). 317481164 Provincie Noord-Brabant p. 1 20 april 2004 Toelichting vestigingbeleid in landbouwontwikkelingsgebieden Algemeen De beleidstekst voorziet in twee mogelijkheden voor de nieuwvestiging van een intensieve veehouderij, namelijk in het kader van een ontwikkelingsplan voor een landbouwontwikkelingsgebied en los daarvan. Op deze manier wordt de beweging afwaarts van extensiveringsgebieden bevorderd. In beide situaties moet tegenover elke nieuwvestiging een volledige beëindiging staan in een extensiveringsgebied. Daarbij wordt de bestemming aangepast en worden vergunningen ingetrokken. De gebouwen voor intensieve veehouderij worden voor zover doelmatig gesloopt. Dat betreft zowel de stallen als andere gebouwen, bouwwerken, waaronder sleufsilo’s, en verhardingen. Sloop is niet altijd doelmatig, omdat bijvoorbeeld de stallen (gedeeltelijk) kunnen worden gebruikt voor een andere, passende, functie. Het slopen zal deels financieel worden ondersteund vanuit verplaatsingsregelingen. Toch is het nodig deze bepaling op te nemen omdat niet alle verplaatsingen met financiële ondersteuning hoeven plaats te vinden, bijvoorbeeld via gefaseerde verplaatsing. Alleen uitplaatsing van een volwaardig bedrijf uit extensiveringsgebieden geeft recht op een nieuw bouwblok. Dit hoeft niet per sé om één bedrijf te gaan; ook is het mogelijk dat meerdere kleinere locaties die te samen de omvang hebben van een volwaardig bedrijf worden uitgeplaatst. Om te voorkomen dat nieuwe bouwblokken in landbouwontwikkelingsgebieden ondoelmatig worden gebruikt, geldt het vereiste van een volwaardig bedrijf. Onderdeel I Hier gaat het om nieuwvestigingen buiten het kader van een ontwikkelingsplan voor een landbouwontwikkelingsgebied, met andere woorden ‘losse initiatieven’. Zulke nieuwvestigingen moeten mogelijk zijn, omdat anders de nieuwvestigingsmogelijkheden geheel afhankelijk zouden zijn van het bestaan van ontwikkelingsplannen voor landbouwontwikkelingsgebieden. In dat geval zou de prikkel voor een afwaartse beweging te gering kunnen zijn, vanwege het ontbreken van voldoende ontwikkelings-plannen. Naarmate meer landbouwontwikkelingsgebieden worden ontwikkeld - al dan niet met een ontwikkelingsplan - wordt het moeilijker nog losse nieuwvestiging te realiseren. De voorwaarde die er aangekoppeld is beoogt recht te doen aan het uitgangspunt dat gebruikmaking van een bestaande locatie de voorkeur verdient boven nieuwvestiging. In de praktijk is gebleken dat binnen een straal van 10 km meestal wel mogelijkheden zijn om een bestaande locatie te benutten. Daarvoor moet wel een degelijk onderzoek worden verricht. Dat onderzoek bestaat uit: 1. een inventarisatie van alle beschikbare locaties (agrarisch en niet-agrarisch) met een beoordeling van de geschiktheid voor vestiging van het bedrijf. 2. een inventarisatie van alle geschikte locaties (agrarisch en niet-agrarisch) in de landbouwontwikkelingsgebieden binnen de 10 km en een beoordeling op beschikbaarheid (is de locatie te koop te krijgen) binnen een termijn van 6 maanden. Onderdeel II, algemeen Hier gaat het om de nieuwvestigingen in het kader van een ontwikkelingsplan voor een landbouwontwikkelingsgebied. De beoordeling van het ontwikkelingsplan is aan Gedeputeerde Staten. Deze vragen, alvorens het te beoordelen, de reconstructiecommissie om advies over het ontwikkelingsplan. Wie het plan maakt laten we in het midden. Ook zijn de vorm en inhoud in principe vrij, zolang het plan maar voldoet aan de gestelde eisen. Zo is maatwerk op gebiedsniveau mogelijk. Onderdeel II, onder a Hier staat de planologische hoofddoelstelling: het landbouwontwikkelingsgebied moet optimaal worden ingericht voor de intensieve veehouderij. 317481164 Provincie Noord-Brabant p. 2 20 april 2004 Onderdeel II, onder b Dit onderdeel beoogt recht te doen aan het uitgangspunt dat gebruikmaking van een bestaande locatie de voorkeur verdient boven nieuwvestiging. De ‘redelijke verhouding’ tussen nieuwe en bestaande vestigingslocaties moet worden bepaald naar de omstandigheden van het landbouwontwikkelings-gebied: hoeveel geschikte bestaande locaties zijn er en hoeveel daarvan komen er binnen afzienbare tijd werkelijk beschikbaar, hoeveel belangstelling is er voor (her)vestiging in dit landbouw-ontwikkelingsgebied (zowel vanuit extensiveringsgebieden, als vanuit elders, als vanwege ondernemers binnen het landbouwontwikkelingsgebied), en hoe pakt e.e.a. financieel uit. Onder de bestaande locaties kunnen ook RBV-locaties vallen. Onderdeel II, onder c Dit onderdeel beoogt verplaatsingen van intensieve veehouderijen samen te laten gaan met sloop van de niet meer in gebruik zijnde gebouwen en bouwwerken, ook wanneer deze in een verwevingsgebied of in een landbouwontwikkelingsgebied liggen. Dat betreft zowel de stallen als andere gebouwen, bouwwerken, waaronder sleufsilo’s, en verhardingen. Sloop is niet altijd doelmatig, omdat bijvoorbeeld de stallen (gedeeltelijk) kunnen worden gebruikt voor een andere, passende, functie. In dat geval kan het slopen achterwege blijven. Onderdeel II, onder d Landbouwontwikkelingsgebieden dienen een goede beeldkwaliteit te krijgen. Het opstellen van een beeldkwaliteitsplan is hiervoor het geëigende instrument. Onderdeel II, onder f Het is nadrukkelijk de bedoeling dat ontwikkeling, inrichting en gebruik van de landbouw-ontwikkelingsgebieden dusdanig is, dat de intensieve veehouderij een verdergaand verduurzaamt. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld realisatie van gesloten bedrijven, samenwerking in de productieketen, minimalisering van reststoffen etc. GS dagen de initiatiefnemers voor ontwikkelingsplannen uit te komen met (innovatieve) voorstellen in het ontwikkelingsplan. Daarnaast zijn prikkels vanuit de markt en subsidies van belang voor verduurzaming. 317481164 Provincie Noord-Brabant p. 3 20 april 2004