Nederlands onderzoek in buitenlandse tijdschriften (Deze rubriek is samengesteld uit artikelen van tijdschriften die vermeld staan in Current Contents Life Sciences en die geschreven zijn door uitsluitend Nederlandse auteurs uit Nederlandse ziekenhuizen en onderzoeksinstellingen.) Bedrust na schedeltrauma De prevalentie van posttraumatische klachten na een licht schedeltrauma varieert, afhankelijk van de definitie die gehanteerd wordt, van 20 tot 80%. Om deze verschijnselen te voorkomen adviseren veel neurologen aan hun patiënten om na een gering schedeltrauma gedurende enige dagen bedrust te houden. Het nut van deze maatregel werd door De Kruijk et al. onderzocht in een gerandomiseerde studie, waarbij zij 107 patiënten die met een licht schedeltrauma gezien werden op de Spoedeisende Eerstehulp óf adviseerden om 6 dagen volledige bedrust te houden (n = 53) óf om mobiel te blijven (n = 54). Twee weken na het trauma waren de posttraumatische klachten in de bedrustgroep iets minder dan in de gemobiliseerde groep, maar deze verschillen waren statistisch niet significant. Ook na 3 en 6 maanden werden tussen beide groepen geen statistisch significante verschillen in posttraumatische klachten of symptomen gevonden behalve dat de patiënten die bedrust gehouden hadden minder duizelig waren. Bedrust na een licht schedeltrauma heeft dus hoogstens een gering palliatief effect op het welbevinden van de patiënten, en dan nog slechts in de eerste weken na het trauma. [Kruijk JR de, Leffers P, Meerhoff S, Rutten J, Twijnstra A. Effectiveness of bed rest after mild traumatic brain injury: a randomised trial of no versus six days of bed rest. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2002;73:167-72.] De prognose na een hersenbloeding Ongeveer de helft van de patiënten met een primaire intracerebrale bloeding komt binnen 1 maand na de bloeding te overlijden. Vermeer et al. hebben onderzocht wat de langetermijnprognose is na een dergelijke bloeding. Daartoe volgden zij gedurende gemiddeld 5,5 jaar 243 patiënten die tussen 1986 en 1995 in 3 Nederlandse ziekenhuizen waren opgenomen wegens een primaire intracerebrale bloeding; deze werd gedefinieerd als een spontane intracerebrale bloeding zonder een secundaire oorzaak, zoals een vaatmisvorming, aneurysma of een maligniteit, traumata, stollingsstoornissen, hersenoperaties in het verleden, sinustrombose of een hemorragische transformatie na een ischemische beroerte. De onderzoekers vonden dat het jaarlijkse percentage van een primaire intracerebrale recidiefbloeding 2,1 bedroeg, terwijl het jaarlijkse percentage van andere vasculaire gebeurtenissen (zoals beroerte of hartinfarct) en van de sterfte door vasculaire complicaties respectievelijk 5,9 en 3,2 bedroeg. Het risico van een recidiefbloeding was vooral verhoogd voor mannen en voor patiënten die ouder dan 65 jaar waren (hazardratio: 2,8; 95%-BI: 1,3-6,1). Het risico van bloedingscomplicaties was verdrievoudigd wanneer de patiënten tevens anticoagulantia gebruikten. [Vermeer SE, Algra A, Franke CL, Koudstaal PJ, Rinkel GJE. Long-term prognosis after recovery from primary intracerebral hemorrhage. Neurology 2002;59:205-9.] Ballonangioplastiek bij coarctatio aortae Een coarctatio aortae kan via een operatie verholpen worden of met een ballonangioplastiek. Walhout et al. behandelden 85 patiënten met een coarctatio aortae (van wie 36 met een recidiefcoarctatio) door middel van een ballonangioplastiek. Van de patiënten waren 49 jonger dan 16 jaar. Zowel bij de kinderen als de volwassenen waren de operatieresultaten uitstekend en er deden zich geen sterfgevallen voor als gevolg van de ingreep. Slechts bij 2 patiënten (allebei volwassenen met een re- cidiefcoarctatio) had de ballonangioplastiek geen succes. Bij de kinderen die voor de eerste maal werden behandeld, nam de drukgradiënt af met 23 mmHg, bij de volwassenen bedroeg de daling 31 mmHg. Van de patiënten met een recidiefcoarctatio nam bij de kinderen de drukgradiënt af met 18 mmHg en bij de volwassenen met 11 mmHg. Bij echografie, angiografie of MRI-onderzoek werden tijdens de follow-up van gemiddeld 4,9 jaar (uitersten: 6 maanden tot 12 jaar) geen aanwijzingen gevonden voor aneurysmavorming. [Walhout RJ, Lekkerkerker JC, Ernst SMPG, Hutter PA, Plokker THWM, Meijboom EJ. Angioplasty for coarctation in different aged patients. Am Heart J 2002;144:180-6.] Multivitaminen zijn niet overal goed voor In een dubbelblinde, gerandomiseerde studie met placebocontrole hebben Graat et al. onderzocht wat de invloed was op de incidentie en de ernst van acute luchtweginfecties van de dagelijkse toediening van een preparaat met multivitaminen en mineralen, al dan niet in combinatie met een hoge dosering vitamine E of placebo, bij 652 bejaarden die niet in een tehuis of verpleeghuis waren opgenomen. Tijdens een observatieperiode van gemiddeld 441 dagen deden zich bij 443 deelnemers (68%) in totaal 1024 luchtweginfecties voor. Het toedienen van multivitaminen en extra mineralen of een hoge dosis vitamine E had geen invloed op de incidentie van de luchtweginfecties. Maar de infecties die optraden waren ernstiger en het aantal klachten en verschijnselen was groter, bij een langere ziekteduur, in de groep die met hoge doseringen vitamine E was behandeld, in vergelijking met de groep die geen vitamine E gekregen had. [Graat JM, Schouten EG, Kok FJ. Effect of daily vitamin E and multivitamin-mineral supplementation on acute respiratory tract infections in elderly persons. A randomized controlled trial. JAMA 2002;288:715-21.] Toename van de incidentie van HIV-infecties in Amsterdam Dukers et al. hebben de incidentie van HIV-infecties onderzocht onder homoseksuele mannelijke bezoekers van een polikliniek voor seksueel overdraagbare aandoeningen. In de periode van 1991 tot 2001 bleek de incidentie te zijn toegenomen tot 3,0 infecties per 100 persoonjaren. Van de 3090 onderzochte mannen waren 454 HIV-positief, van hen waren 37 pas onlangs geïnfecteerd geraakt. Opvallend was dat het aantal infecties vooral gestegen was onder de wat oudere homoseksuelen (gemiddelde leeftijd 34 jaar), maar niet onder de jonge deelnemers aan het onderzoek. Van de mannen die pas recent waren besmet, was 84% zich niet van dit feit bewust, terwijl 26 mannen tegelijkertijd een andere seksueel overdraagbare aandoening hadden. Deze 26 mannen hadden in de voorafgaande periode van 6 maanden seksuele contacten gehad met 315 mannen. De onderzoekers wijzen daarom op het grote belang van het opsporen van degenen die recent geïnfecteerd zijn geraakt, aangezien zij zeer besmettelijk zijn en een belangrijke rol lijken te spelen bij de verspreiding van HIV. [Dukers NHTM, Spaargaren J, Geskus RB, Beijnen J, Coutinho RA, Fennema HSA. HIV incidence on the increase among homosexual men attending an Amsterdam sexually transmitted disease clinic: using a novel approach for detecting recent infections. Aids 2002;16:F19-24.] w.hart Ned Tijdschr Geneeskd 2002 26 oktober;146(43) 2055