1 Louise de Bettignies: een Franse heldin uit de Grote Oorlog Tekst en foto’s: Eric R.J. Wils Inleiding De Noord-Franse stad Lille werd op 13 oktober 1914 na felle strijd door het Duitse leger ingenomen. Er volgde een vier jaar lange bezetting door de Duitsers die vanuit Lille het nabijgelegen front in Frans-Vlaanderen controleerden. Franse burgers besloten geleidelijk aan verzet te gaan plegen tegen de Duitse bezetting. Een van die verzetsmensen was de 34-jarige Louise de Bettignies uit Lille. Zij zou uitgroeien tot het symbool van het Franse verzet uit de Grote Oorlog met de eretitel van ‘Jeanne d’Arc du Nord’. In dit artikel wordt ingegaan op haar leven en de tastbare herinneringen aan haar activiteiten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Foto van Louise de Bettignies op 25-jarige leeftijd en een na de Eerste Wereldoorlog geschilderd portret met haar opgespelde eretekens en met loopgraven op de achtergrond. Louise de Bettignies Louise Marie Jeanne Henriette de Bettignies werd geboren op 15 juli 1880 in Saint-Amand-les-Eaux, een plaats op zo’n 40 kilometer ten zuidoosten van Lille. Ze was het zevende kind van de negen kinderen van het echtpaar Henri en Julienne de Bettignies. Een streng katholiek gezin van gegoede afkomst, hoewel de familie in mindere financiële tijden terecht was gekomen. Haar oudste broer Henri werd tot priester gewijd en ook Louise overwoog haar leven aan het geloof te wijden.1 Het geboortehuis van Louise, in de naar haar genoemde Rue de Louise de Bettignies, staat niet ver van de rivier de Scarpe aan de oostkant van de plaats. Het vrijstaande huis is anno 2014 een bouwval. Een bord aan de muur geeft aan dat hier ‘La Maison Louise de Bettignies’, een toekomstig ‘Lieu de 2 mémoire en hommage aux femmes résistantes’, zal worden ingericht. Op de gedenksteen boven de vervallen voordeur is onderaan haar eretitel van ‘Jeanne d’Arc du Nord’ aangebracht. Deze toekenning kwam uit de mond van kardinaal Alexis-Armand Charost, tijdens de Eerste Wereldoorlog de bisschop van Lille. Het bord is voorzien van het acroniem L.P.D.F. De ‘Ligue Patriotique des Françaises’ was een katholieke nationalistische vrouwenbeweging die bestond tot 1933. Na het failliet gaan van de porseleinfabriek van vader Henri, verhuisde de familie naar Lille. In april 1903 overleed vader Henri en moeder Julienne verhuisde naar de Rue d’Isly 166 aan de zuidwestkant van de stad. Anno 2014 heeft die straat duidelijk betere tijden gekend. Aan de deur van het appartementsgebouw hangt een vervuilde gedenksteen met daarop de tekst dat Louise de Bettignies vanuit dit huis haar diensten voor Frankrijk heeft verricht. Louise bleef ongetrouwd en dat is een van de raadselen uit haar leven. Ze moet ongetwijfeld aanbidders hebben gehad. Maar ze koos voor een andere route en voor onafhankelijkheid. Aan de Universiteit van Oxford studeerde ze Engels en behaalde daar een graad. Rond 1905 zwierf ze uit over Europa en verkeerde nogal eens in adellijke kringen. In Milaan bij de familie Visconti gevolgd door betrekkingen als gouvernante bij takken van de Oostenrijkse Habsburgers en de Beierse Wittelsbachers. Daar ontmoette ze kroonprins Rupprecht van Beieren en werd zelfs gevraagd door de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand voor de opvoeding van zijn kinderen. Wat betreft het katholieke geloof klikte dat wel, maar door te kiezen voor een leven als Oostenrijkse hofdame zou ze haar vrijheid en de Franse nationaliteit verliezen. Het neerschieten van Franz Ferdinand op 28 juni 1914 in Sarajevo zette echter de wereld op zijn kop en in de zomer van 1914 keerde Louise terug naar het huis van haar moeder in de Rue d’Isly. En op 3 augustus 1914 was Frankrijk in oorlog met Duitsland. Gedenksteen boven de deur van het vervallen geboortehuis van Louise de Bettignies in Saint-Amand-les-Eaux. 3 Gedenksteen aan de voormalige woning van Louise de Bettignies in de Rue d’Isly 166 te Lille. Strijd om Lille Na de door de Duitsers verloren Slag aan de Marne in september 1914 verplaatste de strijd zich naar het noorden van Frankrijk. Beide kampen brachten legers uit het oosten van Frankrijk over naar het noordwesten van Frankrijk en het zuidwesten van België in wat bekend staat als ‘de race naar de zee’. Het Duitse Zesde Leger, bestaande uit eenheden afkomstig uit Beieren, werd uit de Vogezen gehaald. Franse troepen probeerden steden terug in handen te krijgen die in de Duitse opmars van augustus 1914 waren opgegeven. De Fransen rukten zelfs op 27 september het Belgische Tournai (Doornik) binnen, maar moesten zich daar begin oktober al snel weer terugtrekken op Lille.2 Het Duitse Zesde Leger zette vervolgens de aanval in op Lille, dat werd verdedigd door ruim 3000 man territoriale troepen. Tijdens de dagenlange strijd om Lille werd de stad beschoten met tal van verwoestingen tot gevolg. Bijna duizend gebouwen en nog meer woningen werden zwaar beschadigd. De ravage was het grootst aan de noordoostelijke kant van de stad, in de buurt van het station richting het centrum. Op 12 oktober aan het einde van middag capituleerde het Franse garnizoen en de volgende dag trokken de Duitsers de stad binnen.3 Louise de Bettignies had echter niet stil in huis zitten wachten op de komst van de Duitsers. Haar moeder werd in september naar familie in een dorp in de buurt van Bethune gestuurd. Samen met haar zuster Germaine meldde ze zich aan bij een ziekenhuis om gewonden te verzorgen. Toen de strijd om Lille losbarstte dienden de bewoners zich schuil te houden in hun huizen, maar Louise en Germaine besloten de terugtrekkende en uitgeputte Franse troepen van eten en drinken te gaan voorzien. Met gevaar voor haar eigen leven door rondvliegende kogels stapte Louise door de straten van Lille met gamellen met soep. Haar oorlog was begonnen. 4 De verwoestingen in het centrum van Lille in oktober 1914. Het gebouw met de koepel is de Opera met daarachter de hoge toren van het Beursgebouw aan het Place du Théâtre. Verzet in Lille Lille werd vanaf de Duitse bezetting bestuurd door een militaire gouverneur, generaal Von Heinrich van het Zesde Leger. Alles wat maar enigszins schadelijk zou kunnen zijn voor het Duitse leger werd vervolgens verboden. Honderden plakkaten met verordeningen werden opgehangen. Dagelijks paradeerden de militairen door de stad naar de historische Grand’Place. Ook werden geregeld Britse of Franse krijgsgevangenen door de stad geleid ter intimidatie van de bevolking. Lille werd herdoopt in het Vlaamse Ryssel en toen het westelijk front zich stabiliseerde, lag de stad zo’n 20 kilometer van de frontlijn. Een Duitse bron spreekt van: ‘In Ryssel herrschte seit der Besetzung ein starkes Deutsches Leben‘.4 Alles wat het Duitse leger ten dienste kon zijn, werd in de loop van de oorlog opgeëist en de stad werd uitgebuit waar het maar kon. De persoonlijke vrijheid van de Franse burgers was afgepakt, maar dwang leidt dikwijls tot verzet. Het verzet in de Eerste Wereldoorlog was niet gewelddadig en omvatte voornamelijk drie aspecten. Voor een familie was het versturen van berichten vanuit de bezette gebieden naar de militairen aan de andere kant van de frontlijn belangrijk. Veel gevaarlijker was het overbrengen van geallieerde soldaten, die in 1914 niet gevangen waren genomen of ontsnapt waren, en oorlogsvrijwilligers naar Nederland zodat die via Engeland naar het front konden gaan. Voor de Britse en Franse militaire leiding was het verzamelen van zoveel mogelijk informatie over Duitse eenheden en troepenbewegingen van groot belang. Omdat militair transport per trein plaatsvond, was daarvoor observatie van de spoorwegen in België en het noorden van Frankrijk nodig.5 Op de illegale activiteiten stonden strenge straffen en de Duitsers aarzelden niet de doodstraf uit te voeren. Op 22 september 1915 werden vier verzetsmensen bij de citadel van Lille geëxecuteerd. Ze behoorden tot de groep van de wijnhandelaar Eugène Jacquet. Op 8 november 1915 volgde de slechts 18 jaar zijnde Belg Léon Trulin.6 De executie is vereeuwigd in het monument van de gefusilleerden bij de citadel van Lille. 5 Parade van het Duitse Zesde Leger op de Grand’Place in januari 1915. De bevelhebber kroonprins Rupprecht van Beieren is aangeduid met een kruisje onder zijn paard. Rechts op de foto de zuil met La Déesse (de godin) opgericht voor de Franse strijd tegen de Oostenrijkers in 1792. Rekrutering als spionne Door het stabiliseren van het front in het noordwesten van Frankrijk was Lille afgesneden van de rest van Frankrijk. Alleen via een lange omweg was het onbezette deel van Noord-Frankrijk te bereiken. Die route liep door België naar Nederland, daar moest de veerboot van Vlissingen naar Folkestone worden genomen om daarna terug te varen naar Boulogne of een andere Kanaalhaven. Ook brieven van familie in bezet gebied naar frontsoldaten moesten langs die omweg worden verstuurd. Drie maanden na de bezetting van Lille besloot Louise, na overleg met bisschop Charost van Lille, tot een nieuwe stap in haar oorlog tegen de Duitsers. Op 15 januari 1915 vertrok ze als koerierster met honderden brieven in haar kleding genaaid. Reizen was alleen mogelijk met geldige reispapieren en het verhaal gaat dat Louise die papieren verkreeg nadat ze op een station de Beierse kroonprins Rupprecht en zijn gevolg ontmoette. Vooroorlogse contacten en enige Beierse charme hielpen haar dus op weg. In Folkestone opereerde eenheden van de Belgische, Britse en Franse inlichtingendiensten om personen bij aankomst te ondervragen voordat ze Engeland binnenkwamen en om mogelijke agenten te werven om voor de geallieerden te gaan spioneren. En iemand als Louise de Bettignies, een intelligente, ongetrouwde vrouw die bovendien goed Engels sprak, intrigeerde vanzelfsprekend. Was zij een spionne van de Duitsers? In een verhoor door de Britse dienst wist ze hen te overtuigen van haar goede bedoelingen. Maar als Franse patriot weigerde ze in eerste instantie voor de Britten te gaan werken. Louise keerde terug naar Frankrijk voor het bezorgen van de meegenomen brieven en om een bezoek aan haar moeder en verdere familie rond Saint-Omer te brengen. Na gesprekken met majoor Walter Kirke op het Britse General Headquarters (GHQ) te Saint-Omer nam ze in februari 1915 uiteindelijk de beslissing om als agente voor de Britse inlichtingendienst te gaan werken. Ze had 6 uiteraard ook gesproken met de Franse dienst, maar had toch meer vertrouwen gekregen in de Britten. Die betaalden ook beter dan de Fransen en geld was onontbeerlijk al was het maar om een Duitse grenswacht om te kopen een andere kant uit te kijken. Wat ongetwijfeld moeilijk voor haar is geweest, was het overwinnen van het slechte imago van een spionne als een femme fatale. Zoals de Nederlandse Mata Hari dat later in de oorlog werd, maar wat als devote katholiek absoluut niet bij Louise paste. Gesprekken met een priester hielpen haar bij het nemen van de beslissing. ‘Notre Seigneur’ had dit kennelijk op haar pad gelegd.7 De Britse inlichtingendienst in het bezette gebied van Noord-Frankrijk en België werd geleid door majoor Cecil Aylmer Cameron. Deze spymaster opereerde onder de codenaam Evelyn, of ‘tante Evelyn’ voor Louise. Haar opdracht was terug te keren naar Lille voor het verzamelen van informatie over troepenconcentraties, munitietransporten en dies meer. Louise werd zo een van de vele duizenden spionnen die vooral in België actief waren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ongeveer een kwart daarvan waren vrouwen. In Londen volgde ze eerst een korte cursus in het schrijven en decoderen van geheime berichten en het onderscheiden van de rangen en standen van de verschillende Duitse legereenheden. Om vervolgens via Folkestone met de veerboot naar Vlissingen te reizen en de Belgisch-Nederlandse grens over de steken waar op dat moment de dodendraad nog niet was geïnstalleerd. De grens werd gepasseerd in Zeeuws-Vlaanderen met hulp van een ‘passeur’. Louise maakte gebruik van een overgang tussen het Vlaamse dorp Boekhoute en het Nederlandse dorp Philippine. Via een duiker onder een dijk op de grens kon de oversteek worden gemaakt uit het zicht van de Duitse grensbewaking.8 Twee vrouwen uit Boekhoute, Leonie Rammeloo en Emilie Schatteman, zouden later in de oorlog voor hun activiteiten als passeur en koerierster door de Duitsers worden opgepakt en geëxecuteerd.9 Spionageactiviteiten Terug in de Rue d’Isly te Lille werd begonnen met het opbouwen van een spionagenetwerk onder de codenaam Alice Dubois. Het gevormde netwerk van personen die informatie verzamelden, stond bekend onder de naam ‘Le réseau Alice’ of ‘Le réseau Ramble’, het zwerfnetwerk. Louise had het advies gekregen om zoveel mogelijk rond te zwerven zonder vast adres. Contacten van haar familie werden aangeboord en ook bisschop Charost hielp mee bij het zoeken naar de juiste mensen. Langzaamaan groeide de groep en omvatte op zijn hoogtepunt zo’n 80 personen. Enerzijds bestaande uit mannen met een openbaar beroep zoals spoorwegpersoneel. Anderzijds uit vrouwen uit de omgeving van Lille die geregeld naar de stad trokken voor marktbezoek. Er maakten ook Belgen deel van uit onder wie Georges de Geyter uit Moeskroen die over een chemisch laboratorium beschikte waar onder meer valse identiteitspapieren konden worden gemaakt. Brievenbussen werden ingericht waar de verkregen informatie kon worden afgegeven zonder persoonlijk contact. Maar betrouwbare contactpersonen bleven nodig en de 27jarige Marie-Léonie Vanhoutte afkomstig uit Roubaix nam onder de schuilnaam Charlotte Lameron een belangrijke plaats in het netwerk in. Vooral de spoorlijnen tussen de steden Lille en Roubaix en Gent werd uitvoerig door het zwerfnetwerk geobserveerd door gerekruteerde spoorwegmannen. Die woonden in de regel langs een spoorlijn, liepen niet zo snel in de gaten en schakelden soms hun gezinnen in om dag en nacht de activiteiten waar te nemen. Het netwerk van Louise was lang niet de enige Britse of Franse spionagegroep die in België opereerde. Maar door stukjes informatie, verzameld door de verschillende groepen, aan elkaar te knopen, kon een meer algemeen beeld worden verkregen door de inlichtingendiensten van wat de Duitsers mogelijk van plan waren. Louise zelf was voortdurend onderweg, overnachtend bij leden van het netwerk of in herbergen. Informatie moest binnen enkele dagen worden afgeleverd omdat het anders snel zijn waarde verloor. ‘Mademoiselle vite-vite’ werd een van haar bijnamen.10 Samen met Marie-Léonie Vanhoutte 7 ondernam ze geregeld de tocht door het bezette Noord-Frankrijk en België naar Nederland. Deels lopend of reizend per paard en wagen. Daarbij kwam ze ook in Baarle-Hertog, het stukje onbezet België in Nederland, getuige de bewaard gebleven correspondentie aan haar moeder in Saint-Omer. En ze ging geregeld via Vlissingen naar Engeland voor overleg met de Britse inlichtingendienst. Onder de schuilnaam Pauline Dubois gaf Louise bovendien informatie door aan de Franse inlichtingendienst. Het was niet alleen een gevaarlijk maar ook een gejaagd en uitputtend bestaan geworden voor de vroegere Franse gouvernante. Succes kent zijn tol en de vragen van de Britse spymaster naar informatie namen alleen maar toe. Duits plakkaat met een verbod op grenspassages tussen België en Frankrijk. Het operatiegebied van Louise de Bettignies en haar netwerk.11 8 Maar al die activiteiten konden eigenlijk niet goed blijven gaan. Een dergelijke groot netwerk werd oncontroleerbaar en de goed georganiseerde Duitse contraspionage kwam haar en leden van haar groep op het spoor. Na een halfjaar ging het dan al mis in dit spel van kat en muis. In september 1915 werd Marie-Léonie Vanhoutte in Brussel gearresteerd. En op 20 oktober 1915 werd Louise bij een Duitse grenscontrolepost in het dorp Froyennes, vlakbij Tournai, in België aangehouden. Het is niet uit te sluiten dat er verraad in het spel was. Ze reisde vanuit Lille samen met Ernest Lamotte die haar op een paardenkar vervoerde. Louise probeerde een bericht in te slikken en toen was het de Duitse grenswachten wel duidelijk. Ze werd overgebracht naar de Kommandantur te Tournai waar tijdens een verhoor bleek dat ze over meerdere identiteitspapieren beschikte. Vanuit Tournai werd ze vervolgens overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gilles te Brussel. Aan de muur van het café in het dorp Froyennes werd op 11 november 1926 een gedenksteen aangebracht. De tekst erop vermeldt dat Louise uit Tournai afkomst was, hetgeen wel enkele generaties terug het geval was, en eindigt met de woorden ‘Qu’elle nous inspire une haute vie!’ Het café is al lang geleden afgebroken en de gedenksteen hangt nu in het Musée de Folklore te Tournai naast vitrines gewijd aan Gabrielle Petit, de op 1 april 1916 geëxecuteerde Belgische verzetsheldin uit de Eerste Wereldoorlog. Gabrielle was wel in 1893 geboren in Tournai, werd in de zomer van 1915 gerekruteerd door de Britten en liep begin 1916 tegen de lamp. Ook zij werd gevangen gezet in SintGilles te Brussel. Aan de muur van die gevangenis herinneren nog altijd plaquettes aan de detinering van de politieke gevangenen uit de Grote Oorlog. Het voormalige Café du Canon d’Or in Froyennes, waar Louise de Bettignies werd aangehouden, na de Eerste Wereldoorlog. De gedenksteen uit 1926 hing onder de ‘C’ van Café. 9 Gedenksteen in het Musée de Folklore te Tournai die aan het voormalige Café du Canon d’Or in Froyennes hing. Plaquette aan de muur van de Sint-Gillis gevangenis te Brussel. 10 Gevangen in Duitsland Tijdens de verhoren in Brussel bleef Louise zwijgen over haar spionageactiviteiten. De Duitsers kenden de naam Alice Dubois van het netwerk, maar was dat nu dezelfde persoon als Louise de Bettignies? De Duitsers maakten gebruik van een oude list en plaatsten een vertrouwelinge in haar cel. Die wist Louise het een en ander te ontfutselen. Op 16 maart 1916 werd ze voorgeleid voor een Duitse militaire rechtbank en in eerste instantie ter dood veroordeeld. De rechtbank zette dit vonnis een week later om in levenslang, vermoedelijk omdat de Duitsers wilden voorkomen dat de internationale gemeenschap niet opnieuw vol verontwaardiging zou reageren zoals op de executie van de Britse verpleegster Edith Cavell op 12 oktober 1915. Ook veranderden de Duitsers het doodvonnis van Marie-Léonie Vanhoutte in een gevangenisstraf met dwangarbeid. Beide vrouwen werden naar Duitsland getransporteerd. In april 1916 werd Louise gevangen gezet in een vrouwengevangenis te Siegburg in de buurt van Keulen. In de omgeving van de gevangenis waren munitiefabrieken gevestigd.12 Omdat ze weigerde mee te werken aan de productie van munitie en haar medegevangenen aanzette om dit ook niet te doen, stopte de bewaking haar voor straf in de winter van 1916-1917 in een ijskoude isoleercel. Haar gezondheid ging zienderogen achteruit, ze kreeg tyfus en liep een longontsteking op. De Duitsers brachten haar uiteindelijk nog naar een ziekenhuis in Keulen, waar ze op 27 september 1918 op 38jarige leeftijd stierf door optredende complicaties ontstaan na een onder slechte omstandigheden uitgevoerde operatie. De Duitsers begroeven haar op een begraafplaats in Keulen en plaatsten een houten kruis met haar naam en sterfdatum op het graf. Haar lotgenote Marie-Léonie Vanhoutte overleefde de gevangenis wel en werd op 18 oktober 1918 vrijgelaten. Geëerd met talrijke onderscheidingen ging ze nog een lang leven tegemoet en overleed op 79-jarige leeftijd in 1967. Ze trouwde met de schrijver Antoine Rédier die het in 1924 verschenen boek ‘La Guerre des Femmes, Histoire de Louise de Bettignies et de ses compagnes’ schreef. Eerbetoon na de oorlog In februari 1920 werd het lichaam van Louise met militaire eer gerepatrieerd naar Frankrijk. In de Saint-Maurice kerk te Lille werd op zondag 14 maart een herdenkingsmis gehouden, bijgewoond door politieke en militaire hoogwaardigheidsbekleders. Ze werd herbegraven in het familiegraf van De Bettignies in haar geboorteplaats Saint-Amand-les-Eaux. Achter het familiegraf op het Cimetière Central is later een Carré Militaire aangelegd met gesneuvelden uit beide wereldoorlogen. Talrijke onderscheidingen werden aan Louise toegekend en ze werd dé Franse verzetsheldin. Naast het ‘Croix de Guerre avec Palmes’ in 1916 werd aan haar ook postuum het ‘Légion d’Honneur’ toegekend en werd ze tot ‘Officer of the Order of the British Empire’ benoemd. Beide onderscheidingen werd in januari 1919 aan haar moeder Julienne uitgereikt. De Britten gaven Louise ook nog bijnaam van ‘The Queen of Spies’.13 Het houten kruis van het graf uit Keulen kreeg later een plaats in de herbouwde kapel van de NotreDame-de-Lorette ten noorden van Arras. De heuvel was het strijdtoneel geweest van de bloedige Franse aanvallen in 1915 waarbij de kapel een ruïne werd. De inwijding van de nieuwe kapel vond plaats in 1927 in aanwezigheid van maarschalk Philippe Pétain. De kapel hangt vol met plaquettes ter herdenking van militaire eenheden of van individuele personen. Langs de rechterwand van de kapel is een aparte vitrine gewijd aan Louise. Haar activiteiten worden op die manier nadrukkelijk gekoppeld aan de militaire strijd. In de vitrine hangen een schilderijtje van haar met drie opgespelde eretekens en een ‘Citation à l’Orde de l’Armée’, ondertekend door maarschalk Jospeh Joffre op 20 april 1916, voor de toekenning van het ‘Croix de Guerre’. Maar centraal bevindt zich het houten kruis uit Keulen als een relikwie van een heilige. 11 Begrafenismis voor Louise de Bettignies in maart 1920 in de Saint-Maurice kerk te Lille. Het familiegraf van De Bettignies op het Cimetière Central in SaintAmand-les-Eaux met een plaquette voor Louise de Bettignies. 12 Vitrine in de basiliek van de NotreDame-de-Lorette gewijd aan Louise de Bettignies met het houten kruis uit Keulen. Monumenten De nagedachtenis aan Louise de Bettignies bleef gedurende het interbellum bestaan en ze werd hét symbool van het Franse verzet in de Eerste Wereldoorlog. Er werden boeken aan haar gewijd die deels hagiografisch zijn. Alsof het nog niet bijzonder genoeg was, wat ze in de periode oktober 1914 tot oktober 1915 allemaal had gedaan. Haar naam leeft voort in namen van straten en pleinen. Maar misschien is de eretitel van ‘Jeanne d’Arc du Nord’ wel het allerbelangrijkste. Op 13 november 1927 werd in Lille een monument voor Louise ingehuldigd in aanwezigheid van maarschalk Ferdinand Foch en andere hooggeplaatste Franse militairen en politici. Daarbij waren bovendien voormalige politieke gevangenen uit Siegburg aanwezig onder wie Marie-Léonie Vanhoutte. Het beeld staat aan de noordoostelijke kant van het centrum van Lille niet ver van de voormalige Porte de Roubaix. De stad hield hier voor de oorlog op en Louise verliet over de Boulevard Carnot meermalen de stad voor haar spionageactiviteiten. Haar blik is dan ook de stad uitgericht. 13 Het monument voor Louise de Bettignies in een parkje langs de Boulevard Carnot te Lille. De Boulevard Carnot aan het begin van de twintigste eeuw met de tram Lille-Roubaix-Tourcoing.14 14 Het monument werd gemaakt door Maxime Réal del Sarte, Frankrijks beroemdste beeldhouwer van oorlogsmonumenten in het interbellum. Hij was een oorlogsinvalide die een arm had verloren. Het beeld toont een Franse soldaat die de handen kust van een vrouw waarvan de ketenen loshangen. Het monument is niet alleen ter ere van Louise maar voor alle heldinnen uit de overweldigde landen. Links onderin is een voorstelling aangebracht van een geëxecuteerde vrouw voor wie de Britse verpleegster Edith Cavell model stond. Rechts onderin staat een voorstelling van Edith Cavell met cape bij het wegvoeren van mensen. Omdat de inscriptie op het onderstuk spreekt van ‘Aux femmes héroïques’ is het monument ook een eerbetoon aan een andere vrouw. Angèle Lecat is minder bekend en haar daden waren ook niet zo omvangrijk als die van Louise de Bettignies. Angèle werd op 10 januari 1889 geboren op een boerderij in het Franse dorp Rumegies, vlakbij de Belgische grens. In juni 1917 vonden twee ontsnapte Britse militairen onderdak op de boerderij van de familie Lecat. Begin oktober 1917 werd Angèle en twee van haar zusters door de Duitsers gearresteerd en tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld. Tijdens haar hechtenis kwamen de Duitse autoriteiten erachter dat Angèle via haar duiven, ‘Les pigeons d’Angèle’, berichten had verstuurd naar Britse en Franse troepen.15 Op grond daarvan werd ze op 2 februari 1918 ter dood veroordeeld. In de verharde strijd van 1918 waren er geen argumenten meer om de executie niet te laten plaatsvinden en op 25 maart 1918 werd Angèle in Saint-Amand-les-Eaux doodgeschoten. In 2006 heeft Saint-Amand-les-Eaux een nieuw herinneringspark ingericht met centraal een grote bronzen poilu en links en rechts daarvan platen met de namen van de gesneuvelden uit beide wereldoorlogen. In het parkje ervoor staan enkele oorlogsmonumenten en is een steen neergezet waarop de beeltenissen van Louise de Bettignies en Angèle Lecat zijn aangebracht. Twee heldinnen uit de Grote Oorlog zijn nu verenigd. Monument met de beeltenissen van Louise de Bettignies en Angèle Lecat in de Jardin du Souvenir in Saint-Amand-les-Eaux. 15 Noten 1 Chantal Antier, Louise de Bettignies. Espionne et héroine de la Grande Guerre, 2013. Dit boek vormde de basis voor dit artikel. 2 Charles Deligne, Tournai 24 août 1914, Dernier acte de la bataille des frontières, Musée d’histoire militaire Tournai, 2014, p. 72-83. 3 Jacques Jourquin, ‘Lille occupée’, dans: 14 18 Le magazine de la Grande Guerre, No. 2, juin/juillet 2001, p. 54-61. 4 Grosser Bilderatlas des Weltkrieges, Zweiter Band, München, 1916, p. 37. Ook de illustraties van de Duitsers in Lille komen uit deze bron. 5 Jan Van der Fraenen, Voor den kop geschoten, Executies van Belgische spionnen door de Duitse bezetter (1914-1918), Roeselare, 2009, p. 67-68. 6 Émile Engels, In de rug van de Duitsers, Het verzet tijdens WO I in België, Luxemburg en NoordFrankrijk, Tielt, 2014. Hoofdstuk 11. Louise de Bettignies, Marie-Léonier Vanhoutte en Léon Trulin. 7 Antier, p. 84-88. 8 André Bauwens en Miranda Haak, Bange jaren: Zeeuws-Vlaanderen en de Eerste Wereldoorlog, Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen, 2014, p. 177. 9 Van der Fraenen, p. 99-100. 10 Antier, p. 115. 11 Antier, p. 211. 12 Tammy M. Proctor, Female Intelligence, Women and Espionage in the First World War, New York and London, 2003, p. 93. 13 Thomas Coulson, The Queen of Spies: Louise de Bettignies, London, 1935. 14 Patrice Rossez, Mémoire en Images, Lille – Tome II, Lille-Centre, Vieux-Lille, Saint-Cyr-sur-Loire, 2002, p. 127. 15 Gedramatiseerd door Alain Cancel, Les pigeons d’Angèle, film op YouTube. _________________________________________________________________________________ ▬ © 2015 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit e-mailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Wereld in Oorlog, nummer 43, maart 2015.