Achter de coulissen? - Faculteit der Sociale Wetenschappen

advertisement
MACRO- EN MICROSOCIOLOGIE V
ACHTER DE COULISSEN?
1. Sociologie gaat over samenlevingen. Welke samenlevingen in welke tijden onderzoekt
dit vak? Door toedoen van Herbert Spencer (1820-1903) werd de term sociologie bekend.
Spencer meende te weten hoe z’n eigen samenleving (Engeland eind 19de eeuw) in elkaar
zat en legde een catalogus aan van samenlevingen uit alle windstreken. De geleerden die
over die landen gegevens verzamelden, werden lange tijd etnografen (in Nederland ook:
volkenkundigen) genoemd. De vergelijking van deze gegevens werd de taak van de
etnologie, later en in sommige landen met universiteiten ook wel culturele antropologie
geheten. Tegenwoordig onderzoeken sociologen vooral hun eigen samenlevingen, dat wil
zeggen westerse industrielanden met grote universiteiten en veel geld voor sociologie. En
ze onderzoeken het heden van deze samenlevingen, daarbij soms de toekomst
voorspellend. De bestudering van hun verleden bleef voorbehouden aan historici.
2. In westerse industrielanden deden zich in de 20ste eeuw twee soorten opmerkelijke
gebeurtenissen voor. De eerste was de omvorming van de meeste staten van deze
samenlevingen tot zogeheten verzorgingsstaten. De tweede was dat in sommige van deze
samenlevingen de staat op grote schaal mensen heeft afgeslacht, terwijl volgens sommige
theorieën staten zijn ontstaan om mensen tegen elkaar te beschermen. Duitsland moordde
in 1941-1945 zes miljoen joden uit, niet alleen joden afkomstig uit Duitsland, maar ook
uit de Europese landen die Duitsland binnenviel. Dat gebeurde in het door Duitsland
bezette Polen, in concentratiekampen met gaskamers. De Sovjet-Unie liet in de jaren
dertig, veertig en vijftig van de 20ste eeuw volgens sommige schattingen tien miljoen
mensen, die vijanden van het volk zouden zijn, in dwangarbeidkampen dood gaan.
3. De opkomst van de verzorgingsstaat en de mate waarin de interventies van deze staten
hun doel bereikten, dat wil zeggen de ongelijkheden in landen verminderden en de mate
verkleinden waarin hun inwoners elkaar te lijf gingen, is uitgebreid en diepgaand door
sociologen bestudeerd. Ze waren ook betrokken bij het ontwerpen, uitvoeren en bijstellen
van alle regelingen die staten tot verzorgingsstaten maakten. Voor zover bekend waren
namen sociologen niet deel aan het ontwerpen van gaskamers en dwangarbeidkampen.
(Wel moet worden gezegd dat het idee van een apartheidstaat werd bedacht door de ZuidAfrikaan Verwoerd, die na een studie psychologie in Zuid-Afrika in de Verenigde Staten
enige tijd sociologie, in het bijzonder onderzoeksmethoden, had gestudeerd.) Sociologen
hebben op zijn hoogst de Holocaust en de Goelag achteraf bestudeerd.
Verwaarloosde de sociologie de massamoord op de joden?
4. Van Zygmunt Bauman verscheen in 1989 Modernity and the holocaust. Het begint met
de stelling dat de sociologie zich tot nu toe niet met de massamoord op de joden tijdens
de Tweede Wereldoorlog heeft beziggehouden. Dat moet volgens hem wel, maar waarom
wordt niet snel duidelijk. En met wat precies moet de sociologie zich bezig gaan houden?
Met de vraag naar het waarom van de holocaust, met de theorieën ter beantwoording van
die vraag, met de verzameling van gegevens over de holocaust? In elk geval hadden ook
in 1989 historici al boekenplanken volgeschreven over de shoah.
1
5. De uiteindelijke boodschap van Bauman is dat de sociologie zich reeds, gezien de door
dit vak gepostuleerde trend naar rationalisering, modernisering en beschaving, onbedoeld
met de massamoord op de joden bezig hield. Baumans doelwitten zijn theorieën van
Weber en Elias. Volgens hem zijn ten onrechte implicaties van Webers theorie over het
hoofd gezien (ze zijn volgens Bauman zelfs waar, hoewel ze op onaangename waarheden
neerkomen), terwijl een implicatie van Elias’ theorie ver naast de waarheid zit.
6. Bauman beweert niet dat sociologie en geschiedwetenschap op sterk uiteenlopende
wijze wetenschap bedrijven: wat betreft vragen (vooraf vragen formuleren versus het
verhalen van gebeurtenissen zoals ze zich hebben voortgedaan, theorieën (vooraf
hypothesen versus de verblinding van een onderzoeker voor het unieke door hypothesen),
onderzoeksmethoden (kwantitatief waarin het individu ondergaat versus kwalitatief). Op
die manier kan hij de vraag naar de jodenmoord niet aan sociologen slijten.
7. Het is mogelijk dat Bauman erbij kwam op te zeggen dat de sociologie de holocaust
heeft verwaarloosd omdat leerboeken sociologie niet naar de holocaust verwijzen. Maar
dat zou ietwat goedkoop zijn. In elk geval is Baumans verklaring van de massamoord op
de joden na twintig jaar niet zo algemeen aanvaard dat die in inleidingen sociologie staat.
8. Ultee, Arts & Flap verwezen in hun Nederlandstalig leerboek Sociologie uit 1992 naar
de massamoord op de joden. En ze deden dat een jaar nadat de Nederlandse socioloog
Lammers een voordracht had gehouden voor de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen over Macht en gezag van de Duitse bezetter. Daarin stelde Lammers de
vraag hoe het mogelijk was dat de Duitse bezetter in Nederland zo veel van zijn doelen,
met inbegrip van het uitmoorden van joden, bereikte. Ze beriepen zich niet op Bauman.
9. Het is trouwens niet waar dat de sociologie de jodenmoord heeft verwaarloosd. Het
belangrijkste boek in de sociologie over de massamoord op de joden was wellicht Helen,
Fein, Accounting for genocide uit 1979. Bauman geeft dat boek er van langs omdat het de
holocaust als iets unieks opvat. Hiermee bedoelt hij niet te zeggen dat ze voorbij ging aan
de Goelag in de Sovjet-Unie onder Stalin. Wat wel is niet duidelijk, want Fein vergeleek
18 landen wat betreft het percentage omgebrachte joden. Doorlezend blijkt dat hij haar
(kwantitatieve) methodologie maar niets vindt, een andere opmerking die de plank
misslaat, want Feins boek bevat hoofdstukken over het getto van Warschau, Nederland en
Hongarije waarin ze het verloop van de jodenvervolging in deze drie gevallen kwalitatief
verhaalt (het gaat hier om voorlopers van gebeurtenissenanalyse).
10. Bauman vergat bovendien twee oudere in de sociologie invloedrijke boeken over de
jodenmoord, hoewel die boeken de massamoord op de joden niet noemen. Het ene boek
is Popper, The open society and its enemies uit 1945, het andere Max Horkheimer &
Theodor Adorno, Dialektik der Aufklärung uit 1947. Overigens vermeldt Bauman het
boek van deze Horkheimer & Adorno wel zijdelings in Modernity and ambivalence uit
1992, een soort Modernity and the holocaust II. Het zegt er echter niet bij dat hij het bij
het verkeerde einde had dat met de stelling dat de sociologie de holocaust verwaarloosde.
2
11. Eerst over Horkheimer & Adorno. Als goede hegelianen en slechte filosofen lieten ze
zien dat de technische ‘vooruitgang’ en wat dies meer zij de (Frans-Engels-Duitse)
Verlichting in haar tegendeel had doen omslaan. De massamedia hadden de bevolking
kunnen verlichten, maar in Duitsland werden ze voor het tegenovergestelde gebruikt en
de mensen waren vatbaar geworden voor propaganda door de hoge werkloosheid (de
zogenaamde economische vooruitgang) en de maatschappelijke ontwrichting door de
industrialisering. Horkheimer & Adorno waren ook pessimistisch over de Verenigde
Staten: daar suste de ‘cultuurindustrie’ de mensen in slaap. Volgens Adorno &
Horkheimer, goede marxisten en slechte sociologen zijnde, was de achterliggende
oorzaak van het omslaan van de Verlichting en Duitsland en de Verenigde Staten in haar
tegendeel het kapitalisme. (Over de Sovjet-Unie als weerlegging van deze hypothese
zwegen ze wijselijk.) Adorno had de Duitse nationaliteit, stamde uit een huwelijk tussen
een joodse vader en een niet-joodse moeder, was voor 1933 verbonden aan de universiteit
van Frankfurt, en moest daar weg toen het met joods bankiersgeld gefinancierde Institut
für Sozialforschung in 1933 werd gesloten. Hij ontkwam naar de VS en keerde na 1945
terug naar Frankfurt. De levensloop van Horkheimer leek hier op. Horkheimer had een
leerstoel filosofie, Adorno één voor sociologie plus filosofie. De levensstijl van beide
tegen het kapitalisme uithalende geleerden was overigens bepaald burgerlijk.
12. Popper was in Oostenrijk protestants opgevoed door twee joodse ouders, week in de
jaren dertig uit naar Nieuw-Zeeland, en was na de Tweede Wereldoorlog verbonden aan
de London School of Economics. Popper betoogde dat de gedachte van onverbiddelijke
ontwikkelingstendensen in de mensenmaatschappij, zoals voorkomend in het werk van
filosofen als Plato, Hegel en Marx, de weerstand tegen het nationaal-socialistische
gedachtegoed had verzwakt. Plato postuleerde een innerlijke tendens tot verval van de
stadsrepublieken van zijn tijd (het zichtbare is een zwakke afschaduwing van de idee)
(zijn tijd: Griekenland rond 400 voor Christus, Plato leefde van 427-347) , die alleen door
een filosoof-koning kan worden gekeerd welke in het belang van het grotere geheel zijn
onderdanen voorliegt en een bloed-en-bodem mythe verspreidt. Marx zag in de tweede
helft van de 19de eeuw het kapitalisme onvermijdelijk vervallen en de communistische
heilsstaat eraan komen. Als filosoof kon hij de geboorteweeën van de nieuwe tijd minder
pijnlijk maken, zo de heilsstaat dichterbij brengen.
13. Popper stelde verder dat het in het werk van deze filosofen om de verwezenlijking
van (inhoudelijk geheel verschillende) utopieën gaat en dat volgens deze filosofen
bepaalde mensen een utopie door drastische maargelen konden verwezenlijken. Daarom
sprak hij van ‘utopische bouwkunde’. Als alternatief ontwierp hij ‘piecemeal
engineering’. Deze politiek gaat niet uit van te verwezenlijken idealen, waarvoor de inzet
van welk doel dan ook geheiligd is, maar van concrete misstanden. Het probeert die uit te
bannen door stapsgewijze hervormingen, telkens erop lettend of de ingezette middelen
niet erger zijn dan de kwaal en geen ongewenste bijwerkingen hebben. Dat was ook een
aardige beschrijving van de manier waarop in veel landen na de Tweede Wereldoorlog de
verzorgingsstaat tot stand was gekomen. Over Popper zegt Bauman niets. Ik betoog in het
onderstaande dat Bauman niet onderscheidde tussen utopische en stapsgewijze
maatschappelijke hervormingen, zo Webers theorie een onterechte bevestiging
bezorgend.
3
Bauman: de holocaust als toonvoorbeeld van moderniteit
14. Bauman heeft geen nieuwe feiten aan het licht gebracht over de massamoord op de
joden. Hij praat de bestudering van de jodenmoord niet via bepaalde vragen, maar langs
de weg van theorieën naar de sociologie toe. Één van de theorieën in de sociologie is de
moderniseringstheorie (het woord uit de titel van Baumans boek). Die ‘theorie’, in feite
een uitspraak die een onverbiddelijke trend zonder uitdrukkelijke oorzaak postuleert,
zegt dat rationaliseringsprocessen alsmaar voortschrijden, niet alleen wat betreft de
economie van een land (vrije markten en kapitalisme), maar ook wat betreft de staat
(formele staat, bureaucratisering), en de technische vooruitgang. Dat lijkt op Hegel.
15. Bauman nu ziet de jodenmoord als een onderdeel van dit proces. Hitler kreeg het
monopolie op de geweldsmiddelen in Duitsland in handen, had een voorstelling van een
te bereiken doel: de heerschappij van het Herrenvolk, waartoe hij zelf toevalligerwijs toe
behoorde en waarover hij heerste, en de vernietiging van de Untermensch. De joden
waren daarvan de slechtste voorbeelden, maar ook de Slavische volken als de Polen
stonden erg ver naar beneden. Nederlanders stonden als ras dichter bij de Duitsers dan de
Fransen en de Engelsen. Rassen hadden Lebensraum nodig en het was een natuurlijk
verschijnsel dat het Herrenvolk zijn Lebensraum door oorlogen en andere middelen ten
koste van Untermenschen uitbreidde. Hitler probeerde deze allesoverheersende doelen te
bereiken met nieuwe vindingen als gaskamers. De vraag naar de jodenmoord is voor
velen een vraag hoe deze irrationaliteit, een ongegronde jodenhaat, mogelijk was, voor
Bauman lag de jodenmoord in de gaskamers opgesloten in het moderniseringsproces.
16. Zulke processen wil Bauman natuurlijk stopzetten en daarom wordt zijn werk wel als
postmodernistisch aangeduid. Die term, ook door Bauman zelf gebruikt, wijst hij
tegenwoordig echter af, hij spreekt over vloeibare moderniteit. Zijn niet altijd even intern
consistente boeken zijn hiermee niet tot een coherent oeuvre geworden.
17. De stelling dat de holocaust een product van moderniteit is (een bijna logische
implicatie), vinden veel lezers van Bauman ver gaan, onder andere De Swaan in Moord
en de staat uit 2003. (Merk op dat de titel van deze lezing een toespeling maakt op De
Swaans boek uit 1988 getiteld Zorg en de staat.) Dat vind ik ook (zie Ultee & Luijkx, En
alles ging zoals het gaan moest? Mens en maatschappij, 71(1996) 279-307). Bauman
schuift heen en weer tussen de stelling dat de moderniteit (de technische vooruitgang met
de gaskamers) de jodenmoord mogelijk heeft gemaakt, en de stelling dat de moderniteit
noodzakelijk leidt tot de jodenmoord. Beide stellingen acht ik onhoudbaar. Maar volgens
Bauman was de jodenmoord geen gek geval of iets dat voortkwam uit de late
modernisering van Duitsland, maar een min of meer logisch eindpunt van een proces.
18. Volgens Bauman hadden de Nazi’s een duidelijk doel en probeerden ze dat planmatig
en zo efficiënt mogelijk te verwezenlijken. De theorie dat er superieure en inferieure
rassen zijn en de superieure het recht hebben over de inferieure te heersen en ze uit te
roeien, was echter niet bepaald wetenschappelijk. Verder was het niet duidelijk wat er
voor efficiënts aan het uitmoorden van joden was (konden de nazi’s de joden niet beter in
de oorlogsindustrie laten werken?). Ook waren de gaskamers niet zo efficiënt: de mensen
4
verkeerden in de gaskamer in doodsnood, waardoor de wanden en deuren al gauw door
uitwerpselen, urine en bloed werden aangetast. En de lijken die bij Sobibor in een kuil
werden gestort, gingen ontbinden, een verschrikkelijke stank - ook voor de aanwezige
Duitse militairen - verspreidend. Toen moesten de lijken worden uitgegraven en
verbrand, wat niet bepaald van planning getuigt. Zie ook Michel Korzec, De mythe van
de efficiënte massamoord, Intermediair 31(1995)50,19-23.
19. Bauman heeft bovendien een beperkte opvatting van moderniteit, en wel één die niet
strookt met de sociologische traditie. Zo wees Nisbet in het leerboek The sociological
tradition uit 1966 op vijf gevolgen van twee revoluties: a) de industriële revolutie
(begonnen in Engeland in de tweede helft van de 18de eeuw) en b) de democratische
revolutie (begonnen in Frankrijk in 1789) hebben geleid tot 1) het verlies aan
alomvattende gemeenschap en de opkomst van deelafspraken, 2) het verval van gezag
(tot macht), 3) het verdwijnen van statusgroepen en de komst van klassen, 4) de
teloorgang van het heilige en toenemende ontwijding en 5) de groeiende vervreemding.
De sociologie van na de Tweede Wereldoorlog postuleerde geen onvoorwaardelijke
trends, er waren twee macro-oorzaken: democratisering en industrialisering.
20. Het idee van één grote leider die een samenleving op de goede koers brengt, is in
strijd met de moderniteit. Modern betekent ook een activistisch mensbeeld: mensen
nemen hun lot in eigen handen. En als het om de voortbrenging van collectieve goederen
gaat, heeft iedereen stemrecht. Maar van vrijheid tot handelen voor de gewone mensen,
niet alleen bij het kiezen van leiders van de staat, maar ook bij zaken als beroepskeuze en
partnerkeuze, willen grote leiders in de regel niet weten.
21. Een buitenstaander die kennis neemt van deze verklaring van de massamoord op de
joden behoeft geen koude-oorlog-klant te zijn om de vraag op te werpen hoe het dan met
de Goelag zit, de kampen waarin volgens Aleksandr Solzjenitsyn (die zelf in een
dwangarbeid kamp zat en drie dikke delen genaamd De Goelag archipel schreef)
miljoenen mensen omkwamen. Zie nu Anne Applebaum, Gulag, 2003. Bauman zelf
schreef het teleurstellend “The Camps: Eastern, Western, Modern”, verschenen in Studies
in Contemporary Jewry 13(1997)30-40. Hij zegt daarin dat de droom van de Verlichting
om de wereld zo in te richten dat hij aan de behoeften van de mensen zou voldoen en
geen behoefte van de mensen onvervuld zou blijven, leidde tot de experimenten van de
nazi’s onder leiding van Hitler en van de communisten onder leiding van Stalin. De
weinige bladzijden gaan veelal over de nazi’s en zeggen wat weinig over de Goelag.
22. Bauman werd in 1925 in Polen geboren, verbleef met zijn ouders tijdens de Tweede
Wereldoorlog in Moskou (ze waren communisten), Bauman keerde terug en werd
socioloog, maar werd eind jaren zestig met zijn joodse vrouw als jood het land uitgezet
(de zesdaagse oorlog van 1967 herleefde in Polen en de rest van Oost-Europa het
antisemitisme). Hij ging via Oostenrijk naar Israël, en vond later een baan in Engeland.
23. In de rubriek Letter en geest zei Bauman op 4 mei 1996 in Trouw in het artikel ‘De
holocaust en het postmodernisme’: “Als de nazi’s de oorlog hadden gewonnen dan zou
de holocaust nu op de universiteiten door studenten in management bestudeerd worden
5
als een voorbeeld van voortreffelijke organisatie.” De nazi’s wonnen de oorlog echter
niet. Haar tegenstanders waren dus beter in organiseren. En misschien was de
massamoord op de joden daarom ook niet zo’n voorbeeld van voortreffelijke organisatie.
Het ligt ook niet voor de hand dat een wereld waarin de nazi’s hadden gewonnen
universiteiten kent die management onderwezen. Management (en business) zijn vakken
die uitgevonden zijn aan Amerikaanse universiteiten.
Elias over staatsvorming als voorwaarde voor beschaafd gedrag en over Duitsers
24. In hetzelfde jaar dat Baumans boek uitkwam, verscheen Norbert Elias, Studien über
die Deutschen. Bauman verwees in zijn boek niet naar deze studie van Elias (alhoewel
delen eerdere waren verschenen) en heeft dit ook later niet gedaan. Hij heeft wel eerder
werk van Elias besproken: The phenomenon of Norbert Elias, Sociology, 13(1979)11125. Dit artikel behandelt ook de Engelse vertaling van Goudsbloms Balans van de
sociologie uit 1974. Goudsblom was de Nederlandse volgeling van Elias. Bauman heeft
van Elias’ hoofdwerk Über den Prozess der Civilization over gehouden dat beschaving er
niet zozeer op neerkomt dat mensen bepaalde dingen niet meer doen, maar bepaalde
dingen achter de coulissen doen. Ik kom daar zo op terug. Met de stelling van Goudsblom
en anderen dat Elias de grootste socioloog is sinds ‘de gebeurtenissen van 1968’, is
Bauman het oneens. Wout Ultee: er zijn overigens ook goede en slechte wijnjaren.
25. Eerst over Elias’ boek uit 1939. Het bestaat uit twee delen. In het eerste deel schetst
Elias aan de hand van in de loop van de eeuwen in Europa verschenen boekjes over
goede manieren een trend naar beschaafd gedrag. Telkens citeert hij uitgebreid uit die
boekjes, daarna commentaar gevend. Dat commentaar komt er op neer dat dingen die
mensen eerder deden waar anderen bij waren, bij die anderen en bij die persoon zelf
steeds meer een gevoel van pijnlijkheid en schaamte zijn gaan oproepen. Zo duikt op
bladzijde 163 de uitdrukking ‘achter de coulissen’ op. Het vlees dat we bij diners met
veel mensen eten, wordt tegenwoordig niet meer aan tafel in delen opgedeeld. Terwijl
vroeger de aanwezigen zelf aan tafel een stuk van de bout afhaalden en het bot afkloven,
wordt het vlees nu in de keuken aangesneden en zonder bot op aparte borden opgediend.
Elias zegt dan dat de pijnlijk geworden zaken zich achter de koulissen zijn gaan afspelen.
En hij voegt toe dat deze verschuiving naar achter de coulissen in China eerder begon en
verder is gegaan. Op blz. 193 zegt hij overigens dat de pijnlijkheid van het aanzien van de
verrichting van natuurlijke behoeften (niet alleen pissen en poepen, maar ook boeren,
winden laten en niezen), zo ver gaat dat we ze niet alleen achter de coulissen uitvoeren,
maar ook helemaal niet meer uitvoeren. Dat zal niet op pissen slaan, maar op boeren. Blz.
261: De toespitsing van de beschavingsbeweging op een steeds sterkere en volmaaktere
intimisering van alle lichaamsfuncties, op hun inperking tot bepaalde enclaves, op hun
verplaatsing ‘achter gesloten deuren’, heeft gevolgen van zeer uiteenlopende aard. Hij
noemt dan het spreken over de geslachtsdaad in gezelschap, terwijl de verrichting van
deze daad nog steeds met gevoelens van lust gepaard gaat.
26. In het tweede deel stelt Elias vast dat de trend naar beschaafd gedrag gepaard ging
met een trend naar staatsvorming, waarna Elias een verklaring van dit samengaan schetst:
met de staatsvorming, dat wil zeggen de vorming van een monopolie op de
6
geweldsmiddelen, zijn de mensen afhankelijker van elkaar geworden en bij grotere
afhankelijkheden houden mensen hun gevoelens meer in. Hoeveel zich nu achter de
coulissen afspeelt en hoeveel geheel verdwijnt laat Elias in het midden.
27. Van Pieter Spierenburg, een Nederlandse volgeling van Norbert Elias, verscheen in
1984 The spectacle of suffering, executions and the evolution of repression. In Europa
aan het einde van de middeleeuwen werden wetsovertreders niet alleen lichamelijk letsel
aangebracht, dat gebeurde ook in het openbaar. (In de vakantieweek voor de jeugd in
mijn geboorteplaats Woerden werd elke dag, een oude strafwijze nabootsend, iemand om
10.00 op de schandpaal aan het stadhuis geplaatst, en het verhaal was dat vroeger het
volk met rot fruit naar de veroordeelde mocht gooien.) Spierenburg heeft de archieven
van de gemeente Amsterdam doorgewerkt en de aantal gebeurtenissen voor bepaalde
misdrijven op het schavot geteld. Terwijl de doodstraf door ophanging eens in het
openbaar werd voltrokken, werden steeds minder doodstraffen in het openbaar
voltrokken en werd de doodstraf uiteindelijk afgeschaft. Terwijl eens werd gedacht dat de
voltrekking van de doodstraf in het openbaar een afschrikkende werking had, juist als de
persoon daarbij ook veel pijn werd toegebracht, gingen steeds meer mensen zeggen dat
anderen zich bij het aanzien van de voltrekking vermaakten en zij het aanzien van het
doodgaan van iemand pijnlijk gingen vinden en zich ervoor gingen schamen. De
doodstraf werd dan wel aanvankelijk zonder publiek voltrokken, later werd ze afgeschaft.
De doodstraf moest ook aantonen dat de staat het monopolie op de geweldsmiddelen
bezat, in een tijd dat dit monopolie zich begon te vestigen. Spierenburg spreekt over het
verdwijnen van openbare executies als ‘the closing of the curtains’ (blz. 204). Omdat
door de uitbouw van politie en rechtbanken de pakkans groter was geworden, waren
trouwens zware straffen overbodig geworden, evenals hun openbare voltrekking.
28. Het was genoegzaam bekend dat Elias, die telkens weer op zijn kop had gekregen dat
hij een boek schreef volgens welke er een trend naar steeds meer beschaving in de
Westerse wereld is, dit boek schreef toen de barbarisering in Europa al was begonnen, in
de kast stukken had liggen over de jodenmoord. Deel I van Über die Deutschen was een
voordracht uit 1978 in Bielefeld, deel II was in de jaren zestig geschreven, deel III was
een voordracht op de Duitse sociologendagen van 1980, deel IV was in 1961 geschreven
tijdens het Eichmann-proces, deel V verscheen in 1985 in het Duitse tijdschrift Merkur.
Het boek is geredigeerd door Michael Schröter en vormt niet bepaald één geheel.
29. Elias was in 1897 in Breslau (toen Duitsland, nu Polen) geboren, waar zijn vader voor
het begin van de Tweede Wereldoorlog stierf. Zijn moeder stierf in Auschwitz in 1941
(?) (titelblad, met vraagteken, herdruk Über den Prozess der Civilization). Tijdens de
oorlog verbleef hij in Engeland, waar hij in de geestelijke gezondheidszorg werkte. Hij
kreeg later een baan aan een universiteit in Ghana en ergens in de jaren zestig in
Engeland. Later verbleef hij langere tijd in Duitsland, aan de universiteit van Bielefeld.
Hij stierf in 1990 in Amsterdam, wonend boven Goudsblom in Amsterdam Oud-Zuid.
30. Elias zegt in Über die Deutschen dat er veel volkenmoorden in de geschiedenis van
de mensheid waren. Het gaat er volgens hem niet om deze ene massamoord te verklaren,
wat moet worden verklaard is dat zoveel mensen op het nieuws van deze slachtpartij
7
reageerden in de trant van ‘dat kan niet zijn gebeurd, dat kan in onze beschaafde wereld
en in het Duitsland met zijn hoogstaande cultuur toch niet mogelijk zijn’. Dat was het
natuurlijk wel, en de vraag naar de reactie op de jodenmoord zou wel eens minder
belangrijk kunnen zijn dan de vraag naar het waarom van de jodenmoord zelf.
31. Hoe ziet Elias’ verklaring van de jodenmoord zelf, niet van de reactie daarop, er uit?
Als staatsvorming tot beschaafd gedrag leidt en als de massamoord op de joden het
tegenovergesteld van beschaafd gedrag is, moet de staatsvorming in Duitsland zijn
teruggedraaid. Volgens Elias hebben de Duitsprekende volken in de tijd van
staatsvorming in Europa drie maal gebied verloren. Ingeklemd tussen Slavische talen
sprekende volken en volken met talen die van het Latijn afstammen, verloor Duitsland
aan de rand gebied, leidend in de zestiende eeuw tot een onafhankelijk Denemarken,
Nederland en Zwitserland. Daarna kwam er na de oorlogen tussen protestanten en
katholieken in het voormalige Heilige Roomse Rijk (dat het Duitse taalgebied omvatte)
een groot aantal Duitssprekende staten, waaronder Pruisen, en een keizer van het
Duitssprekende Oostenrijk. Dit uiteenvallen stond in tegenstelling tot de
eenwordingsprocessen in Frankrijk en Duitsland, waardoor Duitsland geen grote
mogendheid meer was. Daarna kwam de nederlaag van 1918. Duitsland moest ElzasLotharingen aan Frankrijk afgestaan (Wout Ultee: het had het er pas in 1871 na een
oorlog bij gekregen), de staat Polen ontstond weer (omvattende een deel van het oude
Duitsland en het oude Habsburgse [Oostenrijkse] Rijk), terwijl het Rijnland
gedemilitariseerd werd. De Duitse trots werd drie maal geknikt.
32. Die drie verliezen hadden diepgaande invloed op de Duitse habitus, maar waarom die
leidde tot een massamoord op de joden wordt niet duidelijk. Wel kan nog worden
opgemerkt dat in 1919 Oostenrijk zich van de geallieerden niet bij Duitsland mocht
aansluiten, maar Hilter deze Anschluss, evenals die van de Duitssprekenden in
Sudentenland hoog op zijn inlijvingsprogramma had staan.
33. Maar waarom dan een massamoord op de joden? Hier kunnen de wedijverhypothesen
uit Über den Prozess der Zivilization een dienst bewijzen. Volgens die hypothesen zijn de
bestaande maatstaven voor beschaafd gedrag geen resultaat van een vooropgezet plan,
maar het onbedoeld gevolg van een wedijver tussen twee groepen. In dat proces imiteert
de lagere groep (de nieuwkomers, buitenstaanders, in Prozess de burgerij) de hogere
groep (de gevestigden, in Prozess de adel), nadat een oude scheidslijn tussen beide
groepen is weggevallen (het dragen van wapens door de adel als wettelijke voorrecht
voor de adel), waarna de adel haar maatstaven om een voorsprong te behouden
aanscherpt, waarna de nieuwkomers opnieuw imiteren, enzovoort in een spiraalproces.
34. Een toepassing van die wedijvertheorie. In 1871 waren in Duitsland de joden, na
eeuwen weren uit overheidsfuncties en leger, bij wet gelijkgesteld aan niet-joden. De
joden gingen toen stijgen op de maatschappelijke ladder. Werd het antisemitisme in
Duitsland toen al sterker als verdedigingsmaatregel van de niet-joodse Duitsers? Of
gebeurde dat pas na het verliezen van de Eerste Wereldoorlog, de reuzeninflatie van 1923
en massale werkloosheid van na 1930? Inderdaad is de wettelijke gelijkstelling van de
Joden altijd omstreden gebleven, hoewel er golven van antisemitisme waren.
8
35. In een ander hoofdstuk zegt Elias dat Hitler bij de inval van Polen in september 1939
al definitief tot de massamoord op de joden had besloten (blz. 396). Elias vermeldt ook
dat bij de Duitse inval in de Sovjet-Unie in de zomer van 1941 de SS systematisch in de
bezette dropen joden uitmoordde. Als methode van uitroeiing hadden openlijke pogroms
echter hun gebreken, Ze leidden tot negatieve commentaren, ze waren vuil en omslachtig
en niet erg effectief. Enkele joden wisten telkens weer te vluchten. Zo kwam het idee
boven drijven om joden naar strikt afgesloten kampen te vervoeren en ze door een kraan
om te draaien te vergassen, terwijl de organisatoren van dit alles op afstand bleven.
36. Elias zegt hier niet uitdrukkelijk dat de massamoord op de joden zich nu achter de
coulissen afspeelde. Dat heb ik wel eens Goudsblom horen zeggen, en inderdaad hebben
de Duitsers nooit over de radio omgeroepen hoeveel joden er deze week in met name
genoemde kampen waren vergast. Ook De Swaan zei voor de zomer dit jaar in Nijmegen
dat de massamoord op de joden zich achter de coulissen had voltrokken
Desbois: gaskamers voor Westjoden, kogels voor Oostjoden
37. Zowel Bauman als Elias wijzen met hun verklaring van de massamoord op de joden
door Nazi-Duitsland in 1939-1945 op de ontdekking van de gaskamer. Ze werd niet
alleen toegepast omdat ze efficiënt was, maar ook omdat het om moordpartijen ging die
onzichtbare waren voor het grotere publiek dat die moordpartijen zou afkeuren. De
Franse priester Desbois heeft met The holocaust bij bullets uit 2008 dit idee ondergraven.
Desbois werd in 1955 geboren, studeerde wiskunde aan de universiteit van Dijon, was
wiskundeleraar in Bukina Faso en werd daarna priester. Ik heb niet de naam gevonden
van de orde waartoe hij behoort.
38. Er zijn zes miljoen joden vermoord, voornamelijk in de gaskamers van Auschwitz.
Dat is het antwoord dat een leerling op een Nederlandse middelbare school op een
tentamenvraag over de Tweede Wereldoorlog zou geven. Er zij inderdaad zes miljoen
joden vermoord, maar er stonden niet alleen gaskamers in Auschwitz, een derde van de
Nederlandse joden werd vergast in Sobibor, terwijl veel joden in Auschwitz omkwamen
door slavenarbeid en ondervoeding. En het levenseinde van de joden uit België, Frankrijk
en Nederland was anders dan dat van de joden uit de landen ten Oosten van Duitsland.
Terwijl de eerste joden in kampen werden gedood en een deel daarvan in de gaskamers
van die kampen, werden de meeste Oostjoden in of bij hun woonplaats gedood door
kogels van Duitse soldaten en soms op nog ergere wijze door Duitse soldaten samen met
de niet-joden uit die plaatsen.
39. In Oost-Europa woonden voor de Tweede Wereldoorlog veel joden. In het tsaristische
Rusland was het joden verboden, buiten een bepaald gebied te wonen. Dat gebied
omvatte delen van het huidige Polen, Wit-Rusland en de Oekraïne. Een aantal van deze
joden is in de loop van de tijd naar het Westen getrokken. In Duitsland werden ze
Oostjoden genoemd. Aan het eind van de 19de eeuw was er als gevolg van pogroms en
verscherpte anti-joodse maatregelen een sterke trek van joden uit Rusland naar de
Verenigde Staten. Zo werd New York de stad met de meeste joodse inwoners ter wereld.
9
40. Toen Oostenrijk zich bij Duitsland aansloot, zette Eichmann een programma op om
de joden aldaar tot vertrek naar het buitenland te dwingen. Uit Duitsland zelf waren
inmiddels ook al veel joden vertrokken. Met de Duitse inval in Polen in september 1939
kwamen echter weer meer joden onder Duits gezag, en bij de inval in Rusland in juni
1941 nog meer. Sonderkommando’s zijn toen de dorpen afgegaan, joden ombrengend.
41. In 1944 en 1945 heeft de Sovjet-Unie deze moordpartijen geboekstaafd. Deze
publicaties zijn in het Westen niet op grote schaal bekend geworden en wat er van bekend
werd, werd ook niet vertrouwd. De aanleiding voor dit wantrouwen was de moord op een
groot aantal officieren van het Poolse leger. De Russen beweerden altijd dat de Duitsers
dat hadden gedaan, maar telkens weer doken geruchten op dat de Russen dat hadden
gedaan. Toen onder Gorbatjsov in de Sovjet-Unie de archieven open gingen, werd
duidelijk dat de geruchten klopten en de Russen de Poolse officieren hadden uitgemoord.
42. Toen ook gingen de archieven van Wit-Rusland en de Oekraïne open en werd
duidelijk dat de Russische rapporten over de uitmoording van joden geloofd moesten
worden. Desbois, die overigens zelf geen Russisch of Oekraïns kent, wilde de verhalen
over de dorpsmoorden uitbreiden. Zijn werkwijze was dat hij eerst het aloude rapport
over een dorp las, dan de archieven daarover bezocht, en vervolgens ter plekke met oude
mensen ging praten. De uitkomst van deze gesprekken was dat de massamoord op de
joden zich in de verste verte niet achter de coulissen had voltrokken. Kinderen hadden
niet alleen de joden voorbij zien gaan naar de executieplekken in de bossen, ze hadden bij
de executies in het open land moeten helpen bij het sorteren van de kleren, en in sommige
dorpen waren joden in de synagoge bijeengedreven en daar vermoord. Terwijl Desbois
aanvankelijk aan de mensen vroeg waar de massagraven van de joden waren, kwam hij er
later achter dat er in sommige dorpen geen massagraven waren wegens de manier waarop
joden waren vermoord.
43. Het verhaal dat de Duitsers de joden in de bossen neerschoten, zodat anderen de
moordpartijen niet konden zien, was maar een deel van de waarheid. De Duitsers schoten
niet graag joden op open plekken in de bossen neer, omdat ze dan door partisanen - die
zich in de bossen schuil hielden - beschoten konden worden. Voorbeeld, bladzijde 58,
van neerschieten in de bossen: Khvativ. Ter plaatse werd dit bos ‘het bos van de joden’
genoemd.
44. De Sondercommando’s stuurden vaker een voorcommando om de moordplek uit te
zoeken. Om geen kuilen te hoeven graven, waren ze op zoek naar bestaande putten en
stortplaatsen in het land. Soms werden joden neergeschoten bij de plaatsen waar de
karkassen van dood vee werden gestort. Dan werd er zand over heen gegooid, waarna de
plaatselijke bevolking weer vee kon storten. Desbois heeft zich dergelijke plaatsen laten
aanwijzen en heeft er gegraven, lijken met kogels vindend. Voorbeeld, bladzijde 44: het
dorp Hlibochok.
45. De Duitsers dreven in bepaalde plaatsen de joden ook samen op bepaalde plekken,
soms joden voor langere tijd joden uit andere dorpen aanvoerend. Ze werden dan op die
10
plek getto neergeschoten, nadat ze hun eigen graf hadden moeten graven. Knappe joodse
vrouwen bewaarden de Duitse soldaten voor hun seksuele genoegens. Als ze zwanger
werden, werden ze neergeschoten. Voorbeeld, bladzijde 124: de plaats Busk, waar de
joden op een bestaand kerkhof hun eigen graf moesten graven voordat ze werden
neergeschoten.
46. Toen de Duitsers de plaats Strusiv binnenkwamen, lieten ze de bewoners een
omgekeerd Pesach uitvoeren. Wie kent het verhaal uit de bijbel over de uittocht van de
joden uit Egypte? De joden moesten de deurposten van hun huizen met het bloed van een
lam markeren, waarna de voorbijtrekkende engel ze spaarde, en de inwoners van huizen
zonder bloed doodde. In Strusiv moesten de inwoners aan de deur een kruis met daarop
Jezus hangen. De joden hadden een dergelijk kruis niet en de Duitsers schoten de
inwoners van huizen zonder kruisen neer. Dorp beschreven op blz. 203.
47. Dan is het gebeurd dat de Duitsers de joden van een dorp samendreven in een kelder
op het marktplein. Voor de deur staken ze balen stro in brand. Vier dagen hoorden de
omwonenden kreten, op de vijfde dag was het rustig. Voorbeeld, bladzijde 205: het dorp
Latino.
47. In het dorp Bertniki waren volgens de archieven door de Duitsers geen joden
vermoord. Bij navragen bleek een bewoner vaker vluchtende joden in zijn huis onderdak
te hebben geboden. Hij verstikte ze dan in de nacht met dekens.
Tot slot
50. Desbois trekt nog steeds door de Oekraïne, met mensen pratend en vragend naar het
lot van de joden in de bezochte dorpen. Uit de gesprekken komt steeds duidelijker naar
voren dat de plaatselijke Slavische bewoners niet alleen gedwongen zijn geweest de
Duitse Sonderkommando’s te helpen, maar dat ze ook zelf joden hebben vermoord, soms
samen met de Duitsers, soms voordat de Duitse soldaten er waren (nadat de Russische
soldaten op aftocht waren).
51. Desbois, bladzijde 64 is de duidelijkste weerlegging van de ‘achter de coulissen’hypothese: During my first searches … I was convinced that all the mass graves were
hidden in forests. I had always been told that the Jews had been murdered in secret in the
middle of the woods, far from view. I had great difficulty in accepting that they had been
killed in the middle of the village and believing the veracity of the testimonies I had been
gathering,
11
52.
Waarde Wout Ultee,
Ik ga erachter aan.
Het probleem is niet of het geweld al dan niet achter de coulissen
plaats vindt, maar wat dat zegt over verschillen in de 'sociale
regulatie van de persoonlijke affecthuishouding'.
Bedankt voor de verwijzing.
Groet,
AdS
On 15 mei 2009, at 20:20, [email protected] wrote:
Waarde De Swaan,
De precieze verwijzing is: Father Patrick Desbois, The Holocaust by
Bullets, A Priest's Journey to Uncover the Truth Behind the Murder
of 1,5 Million Jews, verschenen in 2008 bij Palgrave MacMillan. Het
boek is alleen op het NIOD te Amsterdam en de KMA te Breda. Het NIOD
leent niet uit, van de KMA weet ik dat niet. In 2006 verscheen La
shoah par balles, Les fusillades massives des Juifs en Ukraine
1941-1944, geen auteur op het titelblad, uitgeverij Memorial de la
Shoah, Paris. Dit laatste boek heeft meer foto's en meer
interviewuittreksels, minder analyse dan het eerste boek, dat
volgens mij de Eliaaanse hypothese van Nazi-geweld achter de
coulissen tegenspreekt. Beide boeken heb ik overigens zelf in bezit.
Ik hoop dat je wat aan de verwijzingen hebt en hoor graag over je
interpretatie van de in deze boeken gerapporteerde bevindingen van
onderzoek onder en wellicht naar een derde partij,
Wout Ultee.
12
Download