MACRO- EN MICROSOCIOLOGIE V ACHTER DE COULISSEN? 1. Sociologie gaat over samenlevingen. Welke samenlevingen in welke tijden onderzoekt dit vak? Door toedoen van Herbert Spencer (1820-1903) werd de term sociologie bekend. Spencer meende te weten hoe z’n eigen samenleving (Engeland eind 19de eeuw) in elkaar zat en legde een catalogus aan van samenlevingen uit alle windstreken. De geleerden die over die landen gegevens verzamelden, werden lange tijd etnografen (in Nederland ook: volkenkundigen) genoemd. De vergelijking van deze gegevens werd de taak van de etnologie, later en in sommige landen met universiteiten ook wel culturele antropologie geheten. Tegenwoordig onderzoeken sociologen vooral hun eigen samenlevingen, dat wil zeggen westerse industrielanden met grote universiteiten en veel geld voor sociologie. En ze onderzoeken het heden van deze samenlevingen, daarbij soms de toekomst voorspellend. De bestudering van hun verleden bleef voorbehouden aan historici. 2. In westerse industrielanden deden zich in de 20ste eeuw twee soorten opmerkelijke gebeurtenissen voor. De eerste was de omvorming van de meeste staten van deze samenlevingen tot zogeheten verzorgingsstaten. De tweede was dat in sommige van deze samenlevingen de staat op grote schaal mensen heeft afgeslacht, terwijl volgens sommige theorieën staten zijn ontstaan om mensen tegen elkaar te beschermen. Duitsland moordde in 1941-1945 zes miljoen joden uit, niet alleen joden afkomstig uit Duitsland, maar ook uit de Europese landen die Duitsland binnenviel. Dat gebeurde in het door Duitsland bezette Polen, in concentratiekampen met gaskamers. De Sovjet-Unie liet in de jaren dertig, veertig en vijftig van de 20ste eeuw volgens sommige schattingen tien miljoen mensen, die vijanden van het volk zouden zijn, in dwangarbeidkampen dood gaan. 3. De opkomst van de verzorgingsstaat en de mate waarin de interventies van deze staten hun doel bereikten, dat wil zeggen de ongelijkheden in landen verminderden en de mate verkleinden waarin hun inwoners elkaar te lijf gingen, is uitgebreid en diepgaand door sociologen bestudeerd. Ze waren ook betrokken bij het ontwerpen, uitvoeren en bijstellen van alle regelingen die staten tot verzorgingsstaten maakten. Voor zover bekend waren namen sociologen niet deel aan het ontwerpen van gaskamers en dwangarbeidkampen. (Wel moet worden gezegd dat het idee van een apartheidstaat werd bedacht door de ZuidAfrikaan Verwoerd, die na een studie psychologie in Zuid-Afrika in de Verenigde Staten enige tijd sociologie, in het bijzonder onderzoeksmethoden, had gestudeerd.) Sociologen hebben op zijn hoogst de Holocaust en de Goelag achteraf bestudeerd. Verwaarloosde de sociologie de massamoord op de joden? 4. Van Zygmunt Bauman verscheen in 1989 Modernity and the holocaust. Het begint met de stelling dat de sociologie zich tot nu toe niet met de massamoord op de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft beziggehouden. Dat moet volgens hem wel, maar waarom wordt niet snel duidelijk. En met wat precies moet de sociologie zich bezig gaan houden? Met de vraag naar het waarom van de holocaust, met de theorieën ter beantwoording van die vraag, met de verzameling van gegevens over de holocaust? In elk geval hadden ook in 1989 historici al boekenplanken volgeschreven over de shoah. 1 5. De uiteindelijke boodschap van Bauman is dat de sociologie zich reeds, gezien de door dit vak gepostuleerde trend naar rationalisering, modernisering en beschaving, onbedoeld met de massamoord op de joden bezig hield. Baumans doelwitten zijn theorieën van Weber en Elias. Volgens hem zijn ten onrechte implicaties van Webers theorie over het hoofd gezien (ze zijn volgens Bauman zelfs waar, hoewel ze op onaangename waarheden neerkomen), terwijl een implicatie van Elias’ theorie ver naast de waarheid zit. 6. Bauman beweert niet dat sociologie en geschiedwetenschap op sterk uiteenlopende wijze wetenschap bedrijven: wat betreft vragen (vooraf vragen formuleren versus het verhalen van gebeurtenissen zoals ze zich hebben voortgedaan, theorieën (vooraf hypothesen versus de verblinding van een onderzoeker voor het unieke door hypothesen), onderzoeksmethoden (kwantitatief waarin het individu ondergaat versus kwalitatief). Op die manier kan hij de vraag naar de jodenmoord niet aan sociologen slijten. 7. Het is mogelijk dat Bauman erbij kwam op te zeggen dat de sociologie de holocaust heeft verwaarloosd omdat leerboeken sociologie niet naar de holocaust verwijzen. Maar dat zou ietwat goedkoop zijn. In elk geval is Baumans verklaring van de massamoord op de joden na twintig jaar niet zo algemeen aanvaard dat die in inleidingen sociologie staat. 8. Ultee, Arts & Flap verwezen in hun Nederlandstalig leerboek Sociologie uit 1992 naar de massamoord op de joden. En ze deden dat een jaar nadat de Nederlandse socioloog Lammers een voordracht had gehouden voor de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen over Macht en gezag van de Duitse bezetter. Daarin stelde Lammers de vraag hoe het mogelijk was dat de Duitse bezetter in Nederland zo veel van zijn doelen, met inbegrip van het uitmoorden van joden, bereikte. Ze beriepen zich niet op Bauman. 9. Het is trouwens niet waar dat de sociologie de jodenmoord heeft verwaarloosd. Het belangrijkste boek in de sociologie over de massamoord op de joden was wellicht Helen, Fein, Accounting for genocide uit 1979. Bauman geeft dat boek er van langs omdat het de holocaust als iets unieks opvat. Hiermee bedoelt hij niet te zeggen dat ze voorbij ging aan de Goelag in de Sovjet-Unie onder Stalin. Wat wel is niet duidelijk, want Fein vergeleek 18 landen wat betreft het percentage omgebrachte joden. Doorlezend blijkt dat hij haar (kwantitatieve) methodologie maar niets vindt, een andere opmerking die de plank misslaat, want Feins boek bevat hoofdstukken over het getto van Warschau, Nederland en Hongarije waarin ze het verloop van de jodenvervolging in deze drie gevallen kwalitatief verhaalt (het gaat hier om voorlopers van gebeurtenissenanalyse). 10. Bauman vergat bovendien twee oudere in de sociologie invloedrijke boeken over de jodenmoord, hoewel die boeken de massamoord op de joden niet noemen. Het ene boek is Popper, The open society and its enemies uit 1945, het andere Max Horkheimer & Theodor Adorno, Dialektik der Aufklärung uit 1947. Overigens vermeldt Bauman het boek van deze Horkheimer & Adorno wel zijdelings in Modernity and ambivalence uit 1992, een soort Modernity and the holocaust II. Het zegt er echter niet bij dat hij het bij het verkeerde einde had dat met de stelling dat de sociologie de holocaust verwaarloosde. 2 11. Eerst over Horkheimer & Adorno. Als goede hegelianen en slechte filosofen lieten ze zien dat de technische ‘vooruitgang’ en wat dies meer zij de (Frans-Engels-Duitse) Verlichting in haar tegendeel had doen omslaan. De massamedia hadden de bevolking kunnen verlichten, maar in Duitsland werden ze voor het tegenovergestelde gebruikt en de mensen waren vatbaar geworden voor propaganda door de hoge werkloosheid (de zogenaamde economische vooruitgang) en de maatschappelijke ontwrichting door de industrialisering. Horkheimer & Adorno waren ook pessimistisch over de Verenigde Staten: daar suste de ‘cultuurindustrie’ de mensen in slaap. Volgens Adorno & Horkheimer, goede marxisten en slechte sociologen zijnde, was de achterliggende oorzaak van het omslaan van de Verlichting en Duitsland en de Verenigde Staten in haar tegendeel het kapitalisme. (Over de Sovjet-Unie als weerlegging van deze hypothese zwegen ze wijselijk.) Adorno had de Duitse nationaliteit, stamde uit een huwelijk tussen een joodse vader en een niet-joodse moeder, was voor 1933 verbonden aan de universiteit van Frankfurt, en moest daar weg toen het met joods bankiersgeld gefinancierde Institut für Sozialforschung in 1933 werd gesloten. Hij ontkwam naar de VS en keerde na 1945 terug naar Frankfurt. De levensloop van Horkheimer leek hier op. Horkheimer had een leerstoel filosofie, Adorno één voor sociologie plus filosofie. De levensstijl van beide tegen het kapitalisme uithalende geleerden was overigens bepaald burgerlijk. 12. Popper was in Oostenrijk protestants opgevoed door twee joodse ouders, week in de jaren dertig uit naar Nieuw-Zeeland, en was na de Tweede Wereldoorlog verbonden aan de London School of Economics. Popper betoogde dat de gedachte van onverbiddelijke ontwikkelingstendensen in de mensenmaatschappij, zoals voorkomend in het werk van filosofen als Plato, Hegel en Marx, de weerstand tegen het nationaal-socialistische gedachtegoed had verzwakt. Plato postuleerde een innerlijke tendens tot verval van de stadsrepublieken van zijn tijd (het zichtbare is een zwakke afschaduwing van de idee) (zijn tijd: Griekenland rond 400 voor Christus, Plato leefde van 427-347) , die alleen door een filosoof-koning kan worden gekeerd welke in het belang van het grotere geheel zijn onderdanen voorliegt en een bloed-en-bodem mythe verspreidt. Marx zag in de tweede helft van de 19de eeuw het kapitalisme onvermijdelijk vervallen en de communistische heilsstaat eraan komen. Als filosoof kon hij de geboorteweeën van de nieuwe tijd minder pijnlijk maken, zo de heilsstaat dichterbij brengen. 13. Popper stelde verder dat het in het werk van deze filosofen om de verwezenlijking van (inhoudelijk geheel verschillende) utopieën gaat en dat volgens deze filosofen bepaalde mensen een utopie door drastische maargelen konden verwezenlijken. Daarom sprak hij van ‘utopische bouwkunde’. Als alternatief ontwierp hij ‘piecemeal engineering’. Deze politiek gaat niet uit van te verwezenlijken idealen, waarvoor de inzet van welk doel dan ook geheiligd is, maar van concrete misstanden. Het probeert die uit te bannen door stapsgewijze hervormingen, telkens erop lettend of de ingezette middelen niet erger zijn dan de kwaal en geen ongewenste bijwerkingen hebben. Dat was ook een aardige beschrijving van de manier waarop in veel landen na de Tweede Wereldoorlog de verzorgingsstaat tot stand was gekomen. Over Popper zegt Bauman niets. Ik betoog in het onderstaande dat Bauman niet onderscheidde tussen utopische en stapsgewijze maatschappelijke hervormingen, zo Webers theorie een onterechte bevestiging bezorgend. 3 Bauman: de holocaust als toonvoorbeeld van moderniteit 14. Bauman heeft geen nieuwe feiten aan het licht gebracht over de massamoord op de joden. Hij praat de bestudering van de jodenmoord niet via bepaalde vragen, maar langs de weg van theorieën naar de sociologie toe. Één van de theorieën in de sociologie is de moderniseringstheorie (het woord uit de titel van Baumans boek). Die ‘theorie’, in feite een uitspraak die een onverbiddelijke trend zonder uitdrukkelijke oorzaak postuleert, zegt dat rationaliseringsprocessen alsmaar voortschrijden, niet alleen wat betreft de economie van een land (vrije markten en kapitalisme), maar ook wat betreft de staat (formele staat, bureaucratisering), en de technische vooruitgang. Dat lijkt op Hegel. 15. Bauman nu ziet de jodenmoord als een onderdeel van dit proces. Hitler kreeg het monopolie op de geweldsmiddelen in Duitsland in handen, had een voorstelling van een te bereiken doel: de heerschappij van het Herrenvolk, waartoe hij zelf toevalligerwijs toe behoorde en waarover hij heerste, en de vernietiging van de Untermensch. De joden waren daarvan de slechtste voorbeelden, maar ook de Slavische volken als de Polen stonden erg ver naar beneden. Nederlanders stonden als ras dichter bij de Duitsers dan de Fransen en de Engelsen. Rassen hadden Lebensraum nodig en het was een natuurlijk verschijnsel dat het Herrenvolk zijn Lebensraum door oorlogen en andere middelen ten koste van Untermenschen uitbreidde. Hitler probeerde deze allesoverheersende doelen te bereiken met nieuwe vindingen als gaskamers. De vraag naar de jodenmoord is voor velen een vraag hoe deze irrationaliteit, een ongegronde jodenhaat, mogelijk was, voor Bauman lag de jodenmoord in de gaskamers opgesloten in het moderniseringsproces. 16. Zulke processen wil Bauman natuurlijk stopzetten en daarom wordt zijn werk wel als postmodernistisch aangeduid. Die term, ook door Bauman zelf gebruikt, wijst hij tegenwoordig echter af, hij spreekt over vloeibare moderniteit. Zijn niet altijd even intern consistente boeken zijn hiermee niet tot een coherent oeuvre geworden. 17. De stelling dat de holocaust een product van moderniteit is (een bijna logische implicatie), vinden veel lezers van Bauman ver gaan, onder andere De Swaan in Moord en de staat uit 2003. (Merk op dat de titel van deze lezing een toespeling maakt op De Swaans boek uit 1988 getiteld Zorg en de staat.) Dat vind ik ook (zie Ultee & Luijkx, En alles ging zoals het gaan moest? Mens en maatschappij, 71(1996) 279-307). Bauman schuift heen en weer tussen de stelling dat de moderniteit (de technische vooruitgang met de gaskamers) de jodenmoord mogelijk heeft gemaakt, en de stelling dat de moderniteit noodzakelijk leidt tot de jodenmoord. Beide stellingen acht ik onhoudbaar. Maar volgens Bauman was de jodenmoord geen gek geval of iets dat voortkwam uit de late modernisering van Duitsland, maar een min of meer logisch eindpunt van een proces. 18. Volgens Bauman hadden de Nazi’s een duidelijk doel en probeerden ze dat planmatig en zo efficiënt mogelijk te verwezenlijken. De theorie dat er superieure en inferieure rassen zijn en de superieure het recht hebben over de inferieure te heersen en ze uit te roeien, was echter niet bepaald wetenschappelijk. Verder was het niet duidelijk wat er voor efficiënts aan het uitmoorden van joden was (konden de nazi’s de joden niet beter in de oorlogsindustrie laten werken?). Ook waren de gaskamers niet zo efficiënt: de mensen 4 verkeerden in de gaskamer in doodsnood, waardoor de wanden en deuren al gauw door uitwerpselen, urine en bloed werden aangetast. En de lijken die bij Sobibor in een kuil werden gestort, gingen ontbinden, een verschrikkelijke stank - ook voor de aanwezige Duitse militairen - verspreidend. Toen moesten de lijken worden uitgegraven en verbrand, wat niet bepaald van planning getuigt. Zie ook Michel Korzec, De mythe van de efficiënte massamoord, Intermediair 31(1995)50,19-23. 19. Bauman heeft bovendien een beperkte opvatting van moderniteit, en wel één die niet strookt met de sociologische traditie. Zo wees Nisbet in het leerboek The sociological tradition uit 1966 op vijf gevolgen van twee revoluties: a) de industriële revolutie (begonnen in Engeland in de tweede helft van de 18de eeuw) en b) de democratische revolutie (begonnen in Frankrijk in 1789) hebben geleid tot 1) het verlies aan alomvattende gemeenschap en de opkomst van deelafspraken, 2) het verval van gezag (tot macht), 3) het verdwijnen van statusgroepen en de komst van klassen, 4) de teloorgang van het heilige en toenemende ontwijding en 5) de groeiende vervreemding. De sociologie van na de Tweede Wereldoorlog postuleerde geen onvoorwaardelijke trends, er waren twee macro-oorzaken: democratisering en industrialisering. 20. Het idee van één grote leider die een samenleving op de goede koers brengt, is in strijd met de moderniteit. Modern betekent ook een activistisch mensbeeld: mensen nemen hun lot in eigen handen. En als het om de voortbrenging van collectieve goederen gaat, heeft iedereen stemrecht. Maar van vrijheid tot handelen voor de gewone mensen, niet alleen bij het kiezen van leiders van de staat, maar ook bij zaken als beroepskeuze en partnerkeuze, willen grote leiders in de regel niet weten. 21. Een buitenstaander die kennis neemt van deze verklaring van de massamoord op de joden behoeft geen koude-oorlog-klant te zijn om de vraag op te werpen hoe het dan met de Goelag zit, de kampen waarin volgens Aleksandr Solzjenitsyn (die zelf in een dwangarbeid kamp zat en drie dikke delen genaamd De Goelag archipel schreef) miljoenen mensen omkwamen. Zie nu Anne Applebaum, Gulag, 2003. Bauman zelf schreef het teleurstellend “The Camps: Eastern, Western, Modern”, verschenen in Studies in Contemporary Jewry 13(1997)30-40. Hij zegt daarin dat de droom van de Verlichting om de wereld zo in te richten dat hij aan de behoeften van de mensen zou voldoen en geen behoefte van de mensen onvervuld zou blijven, leidde tot de experimenten van de nazi’s onder leiding van Hitler en van de communisten onder leiding van Stalin. De weinige bladzijden gaan veelal over de nazi’s en zeggen wat weinig over de Goelag. 22. Bauman werd in 1925 in Polen geboren, verbleef met zijn ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog in Moskou (ze waren communisten), Bauman keerde terug en werd socioloog, maar werd eind jaren zestig met zijn joodse vrouw als jood het land uitgezet (de zesdaagse oorlog van 1967 herleefde in Polen en de rest van Oost-Europa het antisemitisme). Hij ging via Oostenrijk naar Israël, en vond later een baan in Engeland. 23. In de rubriek Letter en geest zei Bauman op 4 mei 1996 in Trouw in het artikel ‘De holocaust en het postmodernisme’: “Als de nazi’s de oorlog hadden gewonnen dan zou de holocaust nu op de universiteiten door studenten in management bestudeerd worden 5 als een voorbeeld van voortreffelijke organisatie.” De nazi’s wonnen de oorlog echter niet. Haar tegenstanders waren dus beter in organiseren. En misschien was de massamoord op de joden daarom ook niet zo’n voorbeeld van voortreffelijke organisatie. Het ligt ook niet voor de hand dat een wereld waarin de nazi’s hadden gewonnen universiteiten kent die management onderwezen. Management (en business) zijn vakken die uitgevonden zijn aan Amerikaanse universiteiten. Elias over staatsvorming als voorwaarde voor beschaafd gedrag en over Duitsers 24. In hetzelfde jaar dat Baumans boek uitkwam, verscheen Norbert Elias, Studien über die Deutschen. Bauman verwees in zijn boek niet naar deze studie van Elias (alhoewel delen eerdere waren verschenen) en heeft dit ook later niet gedaan. Hij heeft wel eerder werk van Elias besproken: The phenomenon of Norbert Elias, Sociology, 13(1979)11125. Dit artikel behandelt ook de Engelse vertaling van Goudsbloms Balans van de sociologie uit 1974. Goudsblom was de Nederlandse volgeling van Elias. Bauman heeft van Elias’ hoofdwerk Über den Prozess der Civilization over gehouden dat beschaving er niet zozeer op neerkomt dat mensen bepaalde dingen niet meer doen, maar bepaalde dingen achter de coulissen doen. Ik kom daar zo op terug. Met de stelling van Goudsblom en anderen dat Elias de grootste socioloog is sinds ‘de gebeurtenissen van 1968’, is Bauman het oneens. Wout Ultee: er zijn overigens ook goede en slechte wijnjaren. 25. Eerst over Elias’ boek uit 1939. Het bestaat uit twee delen. In het eerste deel schetst Elias aan de hand van in de loop van de eeuwen in Europa verschenen boekjes over goede manieren een trend naar beschaafd gedrag. Telkens citeert hij uitgebreid uit die boekjes, daarna commentaar gevend. Dat commentaar komt er op neer dat dingen die mensen eerder deden waar anderen bij waren, bij die anderen en bij die persoon zelf steeds meer een gevoel van pijnlijkheid en schaamte zijn gaan oproepen. Zo duikt op bladzijde 163 de uitdrukking ‘achter de coulissen’ op. Het vlees dat we bij diners met veel mensen eten, wordt tegenwoordig niet meer aan tafel in delen opgedeeld. Terwijl vroeger de aanwezigen zelf aan tafel een stuk van de bout afhaalden en het bot afkloven, wordt het vlees nu in de keuken aangesneden en zonder bot op aparte borden opgediend. Elias zegt dan dat de pijnlijk geworden zaken zich achter de koulissen zijn gaan afspelen. En hij voegt toe dat deze verschuiving naar achter de coulissen in China eerder begon en verder is gegaan. Op blz. 193 zegt hij overigens dat de pijnlijkheid van het aanzien van de verrichting van natuurlijke behoeften (niet alleen pissen en poepen, maar ook boeren, winden laten en niezen), zo ver gaat dat we ze niet alleen achter de coulissen uitvoeren, maar ook helemaal niet meer uitvoeren. Dat zal niet op pissen slaan, maar op boeren. Blz. 261: De toespitsing van de beschavingsbeweging op een steeds sterkere en volmaaktere intimisering van alle lichaamsfuncties, op hun inperking tot bepaalde enclaves, op hun verplaatsing ‘achter gesloten deuren’, heeft gevolgen van zeer uiteenlopende aard. Hij noemt dan het spreken over de geslachtsdaad in gezelschap, terwijl de verrichting van deze daad nog steeds met gevoelens van lust gepaard gaat. 26. In het tweede deel stelt Elias vast dat de trend naar beschaafd gedrag gepaard ging met een trend naar staatsvorming, waarna Elias een verklaring van dit samengaan schetst: met de staatsvorming, dat wil zeggen de vorming van een monopolie op de 6 geweldsmiddelen, zijn de mensen afhankelijker van elkaar geworden en bij grotere afhankelijkheden houden mensen hun gevoelens meer in. Hoeveel zich nu achter de coulissen afspeelt en hoeveel geheel verdwijnt laat Elias in het midden. 27. Van Pieter Spierenburg, een Nederlandse volgeling van Norbert Elias, verscheen in 1984 The spectacle of suffering, executions and the evolution of repression. In Europa aan het einde van de middeleeuwen werden wetsovertreders niet alleen lichamelijk letsel aangebracht, dat gebeurde ook in het openbaar. (In de vakantieweek voor de jeugd in mijn geboorteplaats Woerden werd elke dag, een oude strafwijze nabootsend, iemand om 10.00 op de schandpaal aan het stadhuis geplaatst, en het verhaal was dat vroeger het volk met rot fruit naar de veroordeelde mocht gooien.) Spierenburg heeft de archieven van de gemeente Amsterdam doorgewerkt en de aantal gebeurtenissen voor bepaalde misdrijven op het schavot geteld. Terwijl de doodstraf door ophanging eens in het openbaar werd voltrokken, werden steeds minder doodstraffen in het openbaar voltrokken en werd de doodstraf uiteindelijk afgeschaft. Terwijl eens werd gedacht dat de voltrekking van de doodstraf in het openbaar een afschrikkende werking had, juist als de persoon daarbij ook veel pijn werd toegebracht, gingen steeds meer mensen zeggen dat anderen zich bij het aanzien van de voltrekking vermaakten en zij het aanzien van het doodgaan van iemand pijnlijk gingen vinden en zich ervoor gingen schamen. De doodstraf werd dan wel aanvankelijk zonder publiek voltrokken, later werd ze afgeschaft. De doodstraf moest ook aantonen dat de staat het monopolie op de geweldsmiddelen bezat, in een tijd dat dit monopolie zich begon te vestigen. Spierenburg spreekt over het verdwijnen van openbare executies als ‘the closing of the curtains’ (blz. 204). Omdat door de uitbouw van politie en rechtbanken de pakkans groter was geworden, waren trouwens zware straffen overbodig geworden, evenals hun openbare voltrekking. 28. Het was genoegzaam bekend dat Elias, die telkens weer op zijn kop had gekregen dat hij een boek schreef volgens welke er een trend naar steeds meer beschaving in de Westerse wereld is, dit boek schreef toen de barbarisering in Europa al was begonnen, in de kast stukken had liggen over de jodenmoord. Deel I van Über die Deutschen was een voordracht uit 1978 in Bielefeld, deel II was in de jaren zestig geschreven, deel III was een voordracht op de Duitse sociologendagen van 1980, deel IV was in 1961 geschreven tijdens het Eichmann-proces, deel V verscheen in 1985 in het Duitse tijdschrift Merkur. Het boek is geredigeerd door Michael Schröter en vormt niet bepaald één geheel. 29. Elias was in 1897 in Breslau (toen Duitsland, nu Polen) geboren, waar zijn vader voor het begin van de Tweede Wereldoorlog stierf. Zijn moeder stierf in Auschwitz in 1941 (?) (titelblad, met vraagteken, herdruk Über den Prozess der Civilization). Tijdens de oorlog verbleef hij in Engeland, waar hij in de geestelijke gezondheidszorg werkte. Hij kreeg later een baan aan een universiteit in Ghana en ergens in de jaren zestig in Engeland. Later verbleef hij langere tijd in Duitsland, aan de universiteit van Bielefeld. Hij stierf in 1990 in Amsterdam, wonend boven Goudsblom in Amsterdam Oud-Zuid. 30. Elias zegt in Über die Deutschen dat er veel volkenmoorden in de geschiedenis van de mensheid waren. Het gaat er volgens hem niet om deze ene massamoord te verklaren, wat moet worden verklaard is dat zoveel mensen op het nieuws van deze slachtpartij 7 reageerden in de trant van ‘dat kan niet zijn gebeurd, dat kan in onze beschaafde wereld en in het Duitsland met zijn hoogstaande cultuur toch niet mogelijk zijn’. Dat was het natuurlijk wel, en de vraag naar de reactie op de jodenmoord zou wel eens minder belangrijk kunnen zijn dan de vraag naar het waarom van de jodenmoord zelf. 31. Hoe ziet Elias’ verklaring van de jodenmoord zelf, niet van de reactie daarop, er uit? Als staatsvorming tot beschaafd gedrag leidt en als de massamoord op de joden het tegenovergesteld van beschaafd gedrag is, moet de staatsvorming in Duitsland zijn teruggedraaid. Volgens Elias hebben de Duitsprekende volken in de tijd van staatsvorming in Europa drie maal gebied verloren. Ingeklemd tussen Slavische talen sprekende volken en volken met talen die van het Latijn afstammen, verloor Duitsland aan de rand gebied, leidend in de zestiende eeuw tot een onafhankelijk Denemarken, Nederland en Zwitserland. Daarna kwam er na de oorlogen tussen protestanten en katholieken in het voormalige Heilige Roomse Rijk (dat het Duitse taalgebied omvatte) een groot aantal Duitssprekende staten, waaronder Pruisen, en een keizer van het Duitssprekende Oostenrijk. Dit uiteenvallen stond in tegenstelling tot de eenwordingsprocessen in Frankrijk en Duitsland, waardoor Duitsland geen grote mogendheid meer was. Daarna kwam de nederlaag van 1918. Duitsland moest ElzasLotharingen aan Frankrijk afgestaan (Wout Ultee: het had het er pas in 1871 na een oorlog bij gekregen), de staat Polen ontstond weer (omvattende een deel van het oude Duitsland en het oude Habsburgse [Oostenrijkse] Rijk), terwijl het Rijnland gedemilitariseerd werd. De Duitse trots werd drie maal geknikt. 32. Die drie verliezen hadden diepgaande invloed op de Duitse habitus, maar waarom die leidde tot een massamoord op de joden wordt niet duidelijk. Wel kan nog worden opgemerkt dat in 1919 Oostenrijk zich van de geallieerden niet bij Duitsland mocht aansluiten, maar Hilter deze Anschluss, evenals die van de Duitssprekenden in Sudentenland hoog op zijn inlijvingsprogramma had staan. 33. Maar waarom dan een massamoord op de joden? Hier kunnen de wedijverhypothesen uit Über den Prozess der Zivilization een dienst bewijzen. Volgens die hypothesen zijn de bestaande maatstaven voor beschaafd gedrag geen resultaat van een vooropgezet plan, maar het onbedoeld gevolg van een wedijver tussen twee groepen. In dat proces imiteert de lagere groep (de nieuwkomers, buitenstaanders, in Prozess de burgerij) de hogere groep (de gevestigden, in Prozess de adel), nadat een oude scheidslijn tussen beide groepen is weggevallen (het dragen van wapens door de adel als wettelijke voorrecht voor de adel), waarna de adel haar maatstaven om een voorsprong te behouden aanscherpt, waarna de nieuwkomers opnieuw imiteren, enzovoort in een spiraalproces. 34. Een toepassing van die wedijvertheorie. In 1871 waren in Duitsland de joden, na eeuwen weren uit overheidsfuncties en leger, bij wet gelijkgesteld aan niet-joden. De joden gingen toen stijgen op de maatschappelijke ladder. Werd het antisemitisme in Duitsland toen al sterker als verdedigingsmaatregel van de niet-joodse Duitsers? Of gebeurde dat pas na het verliezen van de Eerste Wereldoorlog, de reuzeninflatie van 1923 en massale werkloosheid van na 1930? Inderdaad is de wettelijke gelijkstelling van de Joden altijd omstreden gebleven, hoewel er golven van antisemitisme waren. 8 35. In een ander hoofdstuk zegt Elias dat Hitler bij de inval van Polen in september 1939 al definitief tot de massamoord op de joden had besloten (blz. 396). Elias vermeldt ook dat bij de Duitse inval in de Sovjet-Unie in de zomer van 1941 de SS systematisch in de bezette dropen joden uitmoordde. Als methode van uitroeiing hadden openlijke pogroms echter hun gebreken, Ze leidden tot negatieve commentaren, ze waren vuil en omslachtig en niet erg effectief. Enkele joden wisten telkens weer te vluchten. Zo kwam het idee boven drijven om joden naar strikt afgesloten kampen te vervoeren en ze door een kraan om te draaien te vergassen, terwijl de organisatoren van dit alles op afstand bleven. 36. Elias zegt hier niet uitdrukkelijk dat de massamoord op de joden zich nu achter de coulissen afspeelde. Dat heb ik wel eens Goudsblom horen zeggen, en inderdaad hebben de Duitsers nooit over de radio omgeroepen hoeveel joden er deze week in met name genoemde kampen waren vergast. Ook De Swaan zei voor de zomer dit jaar in Nijmegen dat de massamoord op de joden zich achter de coulissen had voltrokken Desbois: gaskamers voor Westjoden, kogels voor Oostjoden 37. Zowel Bauman als Elias wijzen met hun verklaring van de massamoord op de joden door Nazi-Duitsland in 1939-1945 op de ontdekking van de gaskamer. Ze werd niet alleen toegepast omdat ze efficiënt was, maar ook omdat het om moordpartijen ging die onzichtbare waren voor het grotere publiek dat die moordpartijen zou afkeuren. De Franse priester Desbois heeft met The holocaust bij bullets uit 2008 dit idee ondergraven. Desbois werd in 1955 geboren, studeerde wiskunde aan de universiteit van Dijon, was wiskundeleraar in Bukina Faso en werd daarna priester. Ik heb niet de naam gevonden van de orde waartoe hij behoort. 38. Er zijn zes miljoen joden vermoord, voornamelijk in de gaskamers van Auschwitz. Dat is het antwoord dat een leerling op een Nederlandse middelbare school op een tentamenvraag over de Tweede Wereldoorlog zou geven. Er zij inderdaad zes miljoen joden vermoord, maar er stonden niet alleen gaskamers in Auschwitz, een derde van de Nederlandse joden werd vergast in Sobibor, terwijl veel joden in Auschwitz omkwamen door slavenarbeid en ondervoeding. En het levenseinde van de joden uit België, Frankrijk en Nederland was anders dan dat van de joden uit de landen ten Oosten van Duitsland. Terwijl de eerste joden in kampen werden gedood en een deel daarvan in de gaskamers van die kampen, werden de meeste Oostjoden in of bij hun woonplaats gedood door kogels van Duitse soldaten en soms op nog ergere wijze door Duitse soldaten samen met de niet-joden uit die plaatsen. 39. In Oost-Europa woonden voor de Tweede Wereldoorlog veel joden. In het tsaristische Rusland was het joden verboden, buiten een bepaald gebied te wonen. Dat gebied omvatte delen van het huidige Polen, Wit-Rusland en de Oekraïne. Een aantal van deze joden is in de loop van de tijd naar het Westen getrokken. In Duitsland werden ze Oostjoden genoemd. Aan het eind van de 19de eeuw was er als gevolg van pogroms en verscherpte anti-joodse maatregelen een sterke trek van joden uit Rusland naar de Verenigde Staten. Zo werd New York de stad met de meeste joodse inwoners ter wereld. 9 40. Toen Oostenrijk zich bij Duitsland aansloot, zette Eichmann een programma op om de joden aldaar tot vertrek naar het buitenland te dwingen. Uit Duitsland zelf waren inmiddels ook al veel joden vertrokken. Met de Duitse inval in Polen in september 1939 kwamen echter weer meer joden onder Duits gezag, en bij de inval in Rusland in juni 1941 nog meer. Sonderkommando’s zijn toen de dorpen afgegaan, joden ombrengend. 41. In 1944 en 1945 heeft de Sovjet-Unie deze moordpartijen geboekstaafd. Deze publicaties zijn in het Westen niet op grote schaal bekend geworden en wat er van bekend werd, werd ook niet vertrouwd. De aanleiding voor dit wantrouwen was de moord op een groot aantal officieren van het Poolse leger. De Russen beweerden altijd dat de Duitsers dat hadden gedaan, maar telkens weer doken geruchten op dat de Russen dat hadden gedaan. Toen onder Gorbatjsov in de Sovjet-Unie de archieven open gingen, werd duidelijk dat de geruchten klopten en de Russen de Poolse officieren hadden uitgemoord. 42. Toen ook gingen de archieven van Wit-Rusland en de Oekraïne open en werd duidelijk dat de Russische rapporten over de uitmoording van joden geloofd moesten worden. Desbois, die overigens zelf geen Russisch of Oekraïns kent, wilde de verhalen over de dorpsmoorden uitbreiden. Zijn werkwijze was dat hij eerst het aloude rapport over een dorp las, dan de archieven daarover bezocht, en vervolgens ter plekke met oude mensen ging praten. De uitkomst van deze gesprekken was dat de massamoord op de joden zich in de verste verte niet achter de coulissen had voltrokken. Kinderen hadden niet alleen de joden voorbij zien gaan naar de executieplekken in de bossen, ze hadden bij de executies in het open land moeten helpen bij het sorteren van de kleren, en in sommige dorpen waren joden in de synagoge bijeengedreven en daar vermoord. Terwijl Desbois aanvankelijk aan de mensen vroeg waar de massagraven van de joden waren, kwam hij er later achter dat er in sommige dorpen geen massagraven waren wegens de manier waarop joden waren vermoord. 43. Het verhaal dat de Duitsers de joden in de bossen neerschoten, zodat anderen de moordpartijen niet konden zien, was maar een deel van de waarheid. De Duitsers schoten niet graag joden op open plekken in de bossen neer, omdat ze dan door partisanen - die zich in de bossen schuil hielden - beschoten konden worden. Voorbeeld, bladzijde 58, van neerschieten in de bossen: Khvativ. Ter plaatse werd dit bos ‘het bos van de joden’ genoemd. 44. De Sondercommando’s stuurden vaker een voorcommando om de moordplek uit te zoeken. Om geen kuilen te hoeven graven, waren ze op zoek naar bestaande putten en stortplaatsen in het land. Soms werden joden neergeschoten bij de plaatsen waar de karkassen van dood vee werden gestort. Dan werd er zand over heen gegooid, waarna de plaatselijke bevolking weer vee kon storten. Desbois heeft zich dergelijke plaatsen laten aanwijzen en heeft er gegraven, lijken met kogels vindend. Voorbeeld, bladzijde 44: het dorp Hlibochok. 45. De Duitsers dreven in bepaalde plaatsen de joden ook samen op bepaalde plekken, soms joden voor langere tijd joden uit andere dorpen aanvoerend. Ze werden dan op die 10 plek getto neergeschoten, nadat ze hun eigen graf hadden moeten graven. Knappe joodse vrouwen bewaarden de Duitse soldaten voor hun seksuele genoegens. Als ze zwanger werden, werden ze neergeschoten. Voorbeeld, bladzijde 124: de plaats Busk, waar de joden op een bestaand kerkhof hun eigen graf moesten graven voordat ze werden neergeschoten. 46. Toen de Duitsers de plaats Strusiv binnenkwamen, lieten ze de bewoners een omgekeerd Pesach uitvoeren. Wie kent het verhaal uit de bijbel over de uittocht van de joden uit Egypte? De joden moesten de deurposten van hun huizen met het bloed van een lam markeren, waarna de voorbijtrekkende engel ze spaarde, en de inwoners van huizen zonder bloed doodde. In Strusiv moesten de inwoners aan de deur een kruis met daarop Jezus hangen. De joden hadden een dergelijk kruis niet en de Duitsers schoten de inwoners van huizen zonder kruisen neer. Dorp beschreven op blz. 203. 47. Dan is het gebeurd dat de Duitsers de joden van een dorp samendreven in een kelder op het marktplein. Voor de deur staken ze balen stro in brand. Vier dagen hoorden de omwonenden kreten, op de vijfde dag was het rustig. Voorbeeld, bladzijde 205: het dorp Latino. 47. In het dorp Bertniki waren volgens de archieven door de Duitsers geen joden vermoord. Bij navragen bleek een bewoner vaker vluchtende joden in zijn huis onderdak te hebben geboden. Hij verstikte ze dan in de nacht met dekens. Tot slot 50. Desbois trekt nog steeds door de Oekraïne, met mensen pratend en vragend naar het lot van de joden in de bezochte dorpen. Uit de gesprekken komt steeds duidelijker naar voren dat de plaatselijke Slavische bewoners niet alleen gedwongen zijn geweest de Duitse Sonderkommando’s te helpen, maar dat ze ook zelf joden hebben vermoord, soms samen met de Duitsers, soms voordat de Duitse soldaten er waren (nadat de Russische soldaten op aftocht waren). 51. Desbois, bladzijde 64 is de duidelijkste weerlegging van de ‘achter de coulissen’hypothese: During my first searches … I was convinced that all the mass graves were hidden in forests. I had always been told that the Jews had been murdered in secret in the middle of the woods, far from view. I had great difficulty in accepting that they had been killed in the middle of the village and believing the veracity of the testimonies I had been gathering, 11 52. Waarde Wout Ultee, Ik ga erachter aan. Het probleem is niet of het geweld al dan niet achter de coulissen plaats vindt, maar wat dat zegt over verschillen in de 'sociale regulatie van de persoonlijke affecthuishouding'. Bedankt voor de verwijzing. Groet, AdS On 15 mei 2009, at 20:20, [email protected] wrote: Waarde De Swaan, De precieze verwijzing is: Father Patrick Desbois, The Holocaust by Bullets, A Priest's Journey to Uncover the Truth Behind the Murder of 1,5 Million Jews, verschenen in 2008 bij Palgrave MacMillan. Het boek is alleen op het NIOD te Amsterdam en de KMA te Breda. Het NIOD leent niet uit, van de KMA weet ik dat niet. In 2006 verscheen La shoah par balles, Les fusillades massives des Juifs en Ukraine 1941-1944, geen auteur op het titelblad, uitgeverij Memorial de la Shoah, Paris. Dit laatste boek heeft meer foto's en meer interviewuittreksels, minder analyse dan het eerste boek, dat volgens mij de Eliaaanse hypothese van Nazi-geweld achter de coulissen tegenspreekt. Beide boeken heb ik overigens zelf in bezit. Ik hoop dat je wat aan de verwijzingen hebt en hoor graag over je interpretatie van de in deze boeken gerapporteerde bevindingen van onderzoek onder en wellicht naar een derde partij, Wout Ultee. 12