University of Groningen Photoreceptor optics and neural microcircuitry in the insect eye van Hateren, Johannes IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 1987 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): van Hateren, J. H. (1987). Photoreceptor optics and neural microcircuitry in the insect eye s.n. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 18-07-2017 SAMENVATTING Fotoreceptor-optica en neurale microcircuits in het insektenoog Het gezichtsvermogen is een van de belangrijkste zintuigen van mens en dier, en het is dan ook geen wonder dat het bij veel dieren uitstekend ontwikkeld is. Op het eerste gezicht lijkt het vermogen om te zien niets bijzonders, maar dat komt doordat onze hersenen die taak schijnbaar moeiteloos verrichten. Dat het niet zo eenvoudig is zinvolle informatie uit optische beelden te verkrijgen, blijkt als we dat bi.ivoorbeeld met behulp van een computer proberen te doen. De visuele hersenen van mens en dier zlin hierbij veruit superieur. De onderzoeker kan in principe kiezen uit een groot aantal mogelijke soorten proefdieren. De mens als proefobject ligt voor de hand, omdat bi.i hem vele van de interessantste aspecten van het zien ver ontwikkeld z\in. Bij de mens zUn echter maar een beperkt aantal experimenten ethisch toelaatbaar: psychologische of psychofysische experimenten wel, experimenten met behulp van micro-elektrodes bijvoorbeeld niet. Verder weten we dat het menselijk visueel systeem zeer ingewikkeld is, wat de analyse van dit systeem er niet eenvoudiger op maakt. Veel onderzoekers richten zich daarom op proefdieren met eenvoudiger hersenen. Zo bestudeert een betrekkelijk grote groep onderzoekers de samengestelde facetogen van insecten, met name die van de bij, vlieg, sprinkhaan, vlinder en libelle. Experimenten aan insecten zijn ethisch aanvaardbaarder dan die aan hogere zoogdieren, en hun hersenen z\in eenvoudiger, hoewel nog steeds erg ingewikkeld. Ter vergeli.iking: de mens bezit ongeveer 1012 zenuwcellen, de huisvlieg ongeveer 3.105. De zeer regelmatige bouw van vele insectenogen vergemakkelijkt experimenten bovendien zeer. Een nadeel is uiteraard dat resultaten verkregen bij insecten niet zonder meer tot conclusies leiden over andere visuele systemen, zoals dat van de mens. In de praktijk blijkt echter vaak dat de visuele systemen van zeer verschillende dÍeren toch volgens identieke principes zijn opgebouwd. Bovendien blijkt inzicht in de werking van eenvoudiger systemen van grote waarde voor het begri.ipen van ingewikkelder systemen. De meeste experimenten in dit proefschrift zijn verricht aan vliegen (Calliphora erythrocephala, de blauwe vleesvlieg), maar ook enkele aan vlinders (Goneopteryx rhamni, het geeltje). Allereerst werd de optica van deze ogen bestudeerd, met name de manier waarop facetlens en fotoreceptor optisch samenwerken. Deze componenten bepalen samen belangrijke eigenschappen van het oog, zoals lichtgevoeligheid en ge- 102 zichtsscherpte. De fotoreceptor van vliegen en vlinders is een staafvormige structuur die als lichtgeleider werkt, vergelijkbaar met de staafjes en kegeltjes in het menselijk oog. De eigenschappen van dit systeem van lens en lichtgeleider werden met zowel optische als elektrofysiologische methoden bepaald. Deze metingen zijn zeer goed te begrijpen met behulp van een theoretisch model dat van golfgeleidertheorie gebruik maakt. ' .! De fotoreceptor bevat lichtgevoelig visueel pigment, dat het in, gevangen licht absorbeert en dat vervolgens via een keten van biochemische processen een elektrische spanning in de visuele zintuigcel veroorzaakt. Deze elektrische spanning wordt via een uitloper van de \zintuigcel doorgegeven aan zenuwcellen <lie in een dunne laag, de lamJna, pal achter de zintuigcellen liggenj Deze zenuwcellen verwerken de verkregen in?ormaïie, áeíen deze op hun beurt weer aan andere zenuwcellen door, enzovoorts. Het tweede deel van het proefschrift gaat I I I t' enerz\jds in op enkele aspecten van het transport van het signaal van zintuigcel naar laminacel, en anderzi.ids op de wijze waarop deze laminacellen de informatie verwerken. Voor het bestuderen van het signaaltransport van zintuigcel naar laminacel werd gebruik gemaakt van een nieuw ontwikkelde methode van microstimulatie, die het mogelUk maakt alle zintuigcellen van het oog individueel te stimuleren. De (intracellulaire) metingen zijn goed te verklaren met behulp van een theoretisch model op basis van kabeltheorie, de theorie die het transport van elektrische signalen in zenuwcellen beschrijft. Hiervoor werd een efficiënt algorithme ontwikkeld. De wilze waarop de signalen door de laminacellen worden verwerkt is nog verre van opgehelderd, Dit is dan ook een gebied waarop veel onderzoekers op het moment aktief z(jn. In het proefschrift komt een experiment aan de orde dat pas met de bovengenoemde methode van microstimulatie mogelijk werd: het testen van de theorie van neurale superpositie in het vliegeoog. Neurale superpositie houdt in dat meerdere zintuigcellen dezelfde kijkrichting hebben, terwijl ze achter verschillende facetlenzen zitten, en dat hun elektrische signalen vervolgens in de laminacellen worden opgeteld (gesuperponeerd). Uit de experimenten blijkt dat neurale superpositie inderdaad optreedt, en wel bij lage lichtlntensiteiten, maar bij hogere intensiteiten niet. ,-*: 'i '/ 103