11‐9‐2014 Tijd van burgers en stoommachines 1800‐1900 8.1 De Industriële Revolutie Onderzoeksvraag: Hoe droegen veranderingen in de productiemethoden bij aan het ontstaan van een industriële en verstedelijkte samenleving? Kenmerkend aspect: De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving. Hoe werden goederen geproduceerd voor de Industriële Revolutie: • productie in steden via ambachtslieden die verenigd waren in een gilde (o.a. aantal gezellen en leerlingen, prijs, kwaliteit, omvang productie en veel andere zaken werden bepaald door het gilde). • Om deze strenge regels te omzeilen ontwikkelde zich op het platteland ook de zogenaamde huisnijverheid. Producten werden aan huis gemaakt. De ondernemer leverde de grondstoffen en hulpmiddelen en nam de eindproducten af. De inkomsten uit de huisnijverheid werden voor de boeren op het platteland een steeds belangrijkere bron van inkomsten. Tijd van burgers en stoommachines 1800‐1900 8.1 De Industriële Revolutie Ontwikkelingen beginnen in Engeland in de 18e eeuw. Agrarische revolutie op het platteland: nieuwe productiemethoden zorgden voor een sterke vergroting van de opbrengsten. Gevolgen: 1. sterke toename van de bevolking 2. minder mensen nodig voor het werk in de landbouw. Grote groep mensen was op zoek naar werk buiten de landbouw & Uitvindingen die de productie sterk doen toenemen: 1. schietspoel: sneller weven bredere stoffen werd mogelijk (oud‐nieuw) 2. Spinning Jenny: sneller spinnen werd mogelijk 3. waterframe; machines worden aangedreven op waterkracht 4. stoommachine: fabrieken niet meer afhankelijk van waterkracht en konden zich overal vestigen (bij b.v. de steenkoolmijn of in steden). 1 2 Tijd van burgers en stoommachines 1800‐1900 Huisnijverheid verdwijnt en men gaat over naar productie in een fabriek. Er waren genoeg werklozen / goedkope arbeiders aanwezig en deze trekken zelf naar de fabrieken (werk) toe. 3 8.1 De Industriële Revolutie Industriële Revolutie: overgang van het maken van producten met de hand naar een fabrieksmatige productie. De agrarisch‐urbane samenleving verandert in een industriële samenleving waarin: 1. de meeste mensen niet langer in de landbouw, maar in de industrie werken 2. mensen er voor kozen om bij het werk (de fabrieken) in de steden te gaan wonen (urbanisatie) 3. de vervoersmogelijkheden van mensen en goederen enorm werden uitgebreid, de aanleg van havens (spoor)wegen etc. bevorderde weer een verdere groei van de industrie. 4. massaproductie ontstaat en veel goederen worden voor iedereen betaalbaar. Link naar YouTube: De Industriële Revolutie (schoolTV) of Histoclip Link naar YouTube: stoommachine van James Watt 1 11‐9‐2014 Tijd van burgers en stoommachines 1800‐1900 8.1 De Industriële Revolutie Bevolking in een aantal Engelse steden gedurende de Industriële Revolutie Groei van de Engelse spin‐ weefproductiviteit Groei wereldbevolking Tijd van de Industriële Revolutie Massaproductie Ook een revolutie in het vervoer Groei aantal treinpassagiers Engeland Groei spoorrails (in mijlen) in Engeland en Wales (1830‐1914) 2 11‐9‐2014 Ook een revolutie in gebruik van de techniek, een paar voorbeelden: Uitvinding: • Telefonie • Graham Bell (1876) • Grammofoon‐fonograaf • Thomas Edison (1878) • filmprojector • Gebroeders Lumiere (1895) • Dieselmotor • Motorfiets • Benzinemotor‐auto • Rudolf Diesel (1892) • Daimler (1885) • Benz (1885) Ook een revolutie in gebruik van de techniek, een paar voorbeelden: Uitvinding • Locomotief • Dynamiet • Stephenson (1848) • Nobel (1862) • Gloeilamp • Thomas Edison (1879) • Revolver • Colt (1847) • Fotografie (toestel met rolletje) • Eastman (Kodak) (1888) • Goodyear (1839) • Rubber band • Lucht gevulde fietsband • Dunlop (1887) • Siemens (1866) • Dynamo Tijd van burgers en stoommachines 1800‐1900 8.1 De Industriële Revolutie Voorbeeld vragen CSE 2014 2e tijdvak 2014 1e tijdvak Je zou nu één kenmerkend aspect moeten kunnen noemen! De tweede vraag kun je nu beantwoorden. 3 11‐9‐2014 Tijd van burgers en stoommachines 1800‐1900 8.1 De Industriële Revolutie Voorbeeld vragen CSE 2013 1e tijdvak 2012 1e tijdvak 4