Calvijn en zijn Institutie

advertisement
niveau 1niveau 2niveau 3 NIVEAU 4
sta
p In
p In
sta
sta
p In
Ca l vijn
e n z ijn Institutie
De reformator Calvijn ondergaat volgens zijn biograaf Beza de eerste reformatorische invloeden door
het lezen van de verklaring van de brieven van Paulus door Jacques Lefèvre: een mystiek aangelegde
humanist. Deze leert dat alleen het Woord van God
gezag heeft als regel voor het geloof. Verder leert
hij de rechtvaardiging door het geloof alleen. Ook
keert hij zich tegen een aantal onbijbelse opvattingen en gebruiken die de Rooms-katholieke kerk binnengeslopen zijn, waaronder het misoffer. Lefèvre
heeft veel betekend voor de reformatiebeweging in
Frankrijk. Het is niet duidelijk of Calvijn zelf contact
gehad heeft met Lefèvre. Wel is zeker dat hij zijn werken gekend heeft.
Calvijn heeft grote genade en veel gaven ontvangen.
Hij is er vast van overtuigd dat God hem deze heeft geschonken met als doel om ze in Zijn dienst en in Zijn kerk
te besteden. Calvijns levensdevies is: Ik breng de Heere
mijn hart ten offer. Calvijn ziet al het werk dat hij voor
Het zegel van Calvijn
de Reformatie verricht als een roeping van Godswege,
waartoe God hem ook het verstand en de gaven heeft
geschonken. Zo heeft Calvijn bijna de hele Bijbel uitgelegd en de leer van de Schrift op een overzichtelijke en
heldere manier uiteengezet. De dwalingen (afwijkingen
van de Bijbelse leer) die hij enerzijds in de Rooms-katholieke kerk – toen nog Katholieke kerk geheten –, anderzijds bij de Dopersen waarneemt, bestrijdt hij vooral
door zich voortdurend op de Bijbel te beroepen.
L4-N4
stap In
wat de leer inhoudt waartegen die van razernij bezeten lieden zich met zoveel verbetenheid keren dat ze uw koninkrijk vandaag de dag te vuur en te zwaard in opschudding
brengen.’
we
g
rk i n
1 Lees bovenstaand gedeelte uit de brief aan Koning
Frans I
a. Welke doelen heeft Calvijn voor ogen met het uit geven van de Institutie?
b. Kom je het in de geschiedenis vaker tegen dat een
geschrift wordt uitgegeven met een dergelijk doel?
c. Heeft een boek als de Institutie nog betekenis voor
deze tijd? Noem argumenten.
Ver
De Institutie hanteert de volgorde van de Apostolische
Geloofsbelijdenis: deel I handelt over God de Vader en
de Schepping, deel II over God de Zoon en de verlossing,
deel III over God de Heilige Geest en de heiligmaking en
deel IV over de kerk, de sacramenten en de overheid.
Hoewel de Institutie als het hoofdwerk van Calvijn gezien wordt, heeft hij daarnaast nog veel andere werken
geschreven, onder meer een groot aantal brieven aan
vorsten en andere vooraanstaande personen en ook
een verklaring van bijna de hele Bijbel. Deze Bijbelverklaringen kwamen voort uit de wekelijkse Bijbellezingen die hij in Genève hield.
Institutie
Het bekendste boek van Calvijn is de Institutie, onderwijzing in de christelijke godsdienst. De eerste uitgave van de Institutie verschijnt in 1536, de
tweede – inmiddels uitgebreide – in 1539. De derde
editie is weer uitgebreider. Ten slotte krijgt het werk
zijn definitieve vorm in 1559. Het bevat dan tachtig
hoofdstukken, verdeeld over vier boeken. Calvijn
stuurt de eerste uitgave ook naar koning Frans I. In
de begeleidende brief laat hij weten welk doel hij
met de Institutie heeft.
De drie-enige God
Een groot deel van de Institutie is gewijd aan de
drie-enige God en Zijn werk.
we
Ver
Maar toen ik tot het inzicht kwam dat de razernij van bepaalde verdorven lieden binnen uw koninkrijk zo de overhand gekregen heeft dat daar voor de gezonde leer geen
plaats meer is, leek het mij een goede zaak als ik in een
moeite door zowel mijn landgenoten onderricht zou geven
als bij u een belijdenis neer zou leggen waaruit u kunt leren
g
‘Toen ik de eerste hand aan dit werk legde, roemruchte koning, stond mij allesbehalve voor ogen dingen te schrijven
die later aan uwe majesteit aangeboden zouden worden.
Mijn bedoeling was slechts enkele elementaire zaken door
te geven tot vorming in de ware vroomheid van hen die
door een zekere ijver voor de godsdienst geraakt worden.
Eerst en vooral zette ik mij tot dit werk ten dienste van rk in
onze Franse landgenoten, want ik wist dat zeer velen
hongerden en dorstten naar Christus, maar ik zag dat
er slechts heel weinigen waren die werkelijk een iets meer
dan oppervlakkige kennis van Hem bezaten. Dat dit mijn
voornemen geweest is, getuigt het boek zelf, want het is
opgezet om op een eenvoudige en ongekunstelde manier
onderricht te geven.
Voor Calvijn staat vast dat God een drie-enig God is.
Eén van de hoofdstukken uit de Institutie geeft hij als
titel mee: ‘Dat van de schepping af in de Schriften een enig
Wezen Gods geleerd wordt, Hetwelk drie Personen in Zich
bevat’. Met instemming haalt hij de woorden aan van de
kerkvader Gregorius van Nazianze die over dit geheimenis het volgende zegt: ‘Zodra ik denk aan de ene God,
word ik terstond omschenen door de glans van de drie Personen; zodra ik de Drie onderscheid, word ik terstond weer
geleid tot de ene God’.
2 Calvijn verdedigt de leer van de Goddelijke Drie-eenheid tegen degenen die het hier niet mee eens zijn.Lees
uit de Institutie: boek I, hoofdstuk 13:4,5,6. Je vindt dit
gedeelte ook op de website www.calvijn2009.nl
a. Wie bestrijdt Calvijn in deze paragrafen?
b. Wat waren hun opvattingen?
c. Hoe weerlegt Calvijn deze opvattingen?
d. Welke Bijbelteksten kun je gebruiken om de God heid van de Zoon en de Heilige Geest aan te
tonen?
e. Van wie zou hiernaast afgebeelde brochure kunnen
zijn?
f. Wie loochenen in onze tijd de Drie-eenheid?
g. Welke argumenten gebruiken ze daarvoor?
we
Ver
God de Schepper
g
rk i n
Calvijn wijst er in het begin van zijn Institutie op dat
bijna de gehele hoofdinhoud van onze wijsheid uit
twee delen bestaat: de kennis van God en de kennis van onszelf. Calvijn benadrukt dat de kennis van
God als Schepper noodzakelijk is. Ja, het is zelfs zo
dat het hoogste doel van een gelukzalig leven in het
kennen van God gelegen is.
Over de kennis van God als Schepper zegt Calvijn dan
het volgende.
we
g
a. Dat er in de menselijke geest van nature een zeker besef
van Gods bestaan aanwezig is, achten wij niet voor discussie vatbaar. Om te voorkomen dat iemand zijn toevlucht
zou nemen tot het voorwendsel dat hij niets van God weet,
heeft God Zelf namelijk bij allen een bepaald begrip van
Zijn goddelijke macht ingeplant. Door de gedachte daaraan steeds weer te vernieuwen laat Hij telkens nieuwe
druppels van dat besef in de geest afdalen, opdat alle mensen op grond van hun eigen getuigenis het oordeel over
zich afroepen, omdat zij Hem niet gediend en hun leven
niet aan Zijn wil toegewijd hebben.
b. De ervaring leert weliswaar dat bij iedereen van Godswege een kiem van godsdienst aanwezig is, maar toch is er
nauwelijks een op de honderd te vinden die wat in hem gelegd is, in zijn hart koestert en al helemaal niemand bij wie
het tot volle wasdom komt, laat staan dat het op de bestemde tijd vrucht draagt. En of nu sommigen het spoor bijster
raken in hun bijgelovigheden en anderen zich doelbewust
en kwaadwillig van God losmaken, voor allen geldt dat zij
afwijken van de ware kennis van Hem. Zo komt het dat er in
de wereld geen rechte vroomheid overblijft. (…) Hoewel het
ons ontbreekt aan het natuurlijke vermogen om tot de rk in
zuivere en heldere kennis van God op te klimmen, is
toch elke uitvlucht daarvoor afgesneden omdat wij de
zonde van de afgestomptheid in ons omdragen.
Ver
c. Maar al tekent God in de schepping Zijn macht zo voor
allen uit dat niemand daar nog iets tegenin kan brengen,
zodat het gehele menselijk geslacht om dezelfde reden
schuldig tegenover Hem komt te staan, toch is er nog een
ander en beter hulpmiddel nodig om ons de juiste weg
naar de Schepper van de wereld zelf te wijzen. En zo heeft
Hij niet zonder reden het licht van Zijn Woord erbij gegeven, om zich daardoor tot zaligheid bekend te maken. (…)
Zo brengt de Schrift orde aan in wat er anders in onze geest
her en der aan kennis van God verspreid ligt; zij verdrijft de
duisternis en laat ons helder zien wie God werkelijk is.
3 a. Wat is de kern van bovenstaande citaten?
b. Kun je de opvatting zoals verwoord in leesstuk a, b
en c vanuit de Bijbel onderbouwen?
God de Zoon en God de Heilige Geest
Over de kennis en het werk van Christus spreekt Calvijn naar aanleiding van de zondeval van Adam in
het Paradijs (zie Genesis 3 en Romeinen 5).
Tevens krijgt het werk van de Heilige Geest hier een
plaats. Calvijn legt er de volle nadruk op dat deze zondeval maar niet een licht vergrijp is geweest, maar een
‘verfoeilijke misdaad die de vreselijke wraak van God over
het hele menselijke geslacht heeft doen ontbranden’. De
ernst van deze zondeval beschrijft Calvijn met de volgende
woorden.
‘Toen het hemelse beeld in hem uitgewist was, heeft hij
dan ook niet als enige de straf moeten dragen dat in plaats
van de schone gaven van wijsheid, vermogen tot het goede, heiligheid, waarheid en gerechtigheid, waarmee hij bekleed was geweest, de afschuwelijke kwalen kwamen van
onkunde, onvermogen, onreinheid, onwaarachtigheid
en ongerechtigheid, maar ook zijn nageslacht heeft hij in
diezelfde ellende betrokken en ondergedompeld. Dit is het
erfelijke bederf waaraan de ouden de naam van erfzonde
gegeven hebben.’
‘Als we het hierover eens zijn, behoeft het geen betoog
meer dat de vrije wil op zichzelf niet voldoende voor de
mens is om goede werken te verrichten, maar dat hij door
de genade geholpen moet worden, en wel de bijzondere
genade waarmee alleen de uitverkorenen langs de weg
van de wedergeboorte begiftigd worden.’
4 In het bovenstaande citaat lezen we dat Calvijn de vrije
wil van de mens tot het goede ontkent. In dezelfde tijd
als waarin de laatste versie van de Institutie uitgegeven
werd, verschenen ook twee van de drie Formulieren
van Enigheid: de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB)
in 1561 en de Heidelbergse Catechismus (HC) in 1563.
Bespreek de volgende vragen in groepjes.
a. Vergelijk genoemd citaat met zowel NGB artikel 14
als met HC Zondag 3. Sluiten genoemde Belijdenis geschriften volgens jou aan bij wat Calvijn leert?
b. In onze tijd vindt de leer van de vrije wil zowel voor als tegenstanders. Aan welke groeperingen denk je
bij de voorstanders?
c. Welke argumenten worden er gebruikt?
d. Welk antwoord is er vanuit de Bijbel met betrekking
tot de vrije wil te geven?
5Discussievraag
a. Calvijn gebruikt in bovenstaand citaat de begrip pen uitverkorenen en wedergeboorte. Wat bedoelt
Calvijn daarmee?
b. Zijn deze begrippen Bijbels gegrond? Bewijs je ant woord vanuit de Bijbel.
Nadat Calvijn over de ernst van de zondeval gesproken
heeft, vervolgt hij met te zeggen dat niemand God kan
behagen zonder verzoening. Hij haalt in dat verband de
tekst uit Efeze 2:12 aan, waarin staat dat alle heidenen
zonder God zijn geweest en beroofd van de hoop des
levens. Onmisbaar is het geloof in Christus.
we
g
rk i n
van de Vader ontvangen heeft, moet Hij dus de onze worden en in ons wonen.’
(…)
‘Het komt in hoofdzaak hierop neer dat de Heilige Geest de
band is waarmee Christus ons metterdaad aan zich verbindt’
‘Nu hebben wij reeds duidelijk uiteengezet dat Christus in
zekere zin werkeloos terneer ligt, zolang wij nog niet op de
Geest letten.(…) Maar alleen de Geest maakt Hem één met
ons.’
‘(…) dat het geloof zelf uit geen andere bron dan de Geest
voortkomt.
En als eigen taak heeft Christus aan de Geest toebedeeld
om te binnen te brengen wat Hij zelf gesproken en geleerd
had. Het zou immers geen zin hebben wanneer het licht
zich aan blinden zou aanbieden als deze Geest van het
begrip niet de ogen van hun verstand zou openen. Je kunt
Hem dus op goede gronden de sleutel noemen waarmee
de schatten van het hemels koninkrijk voor ons ontsloten worden, en de verlichting van het verstand die Hij ons
brengt, de scherpte van blik om te zien. (…)
Want de leraren zouden zonder resultaat hun stem verheffen indien Christus niet zelf als de innerlijke leermeester
met Zijn Geest hen tot zich trekken zou die Hem door de
Vader gegeven zijn.’
6 Lees onderstaand citaat.
a. Hoe ziet Calvijn de verhouding tussen het geloof in
Christus en de Heilige Geest? Probeer dit met je
eigen woorden te omschrijven aan de hand van
genoemd citaat.
b. In welke Bijbelgedeelten vind je dit terug?
Ver
‘En dan moeten we het in de eerste plaats ervoor houden
dat alles wat Christus voor de zaligheid van het menselijk
geslacht geleden en gedaan heeft, nutteloos voor ons is en
van geen enkel belang, zolang Hij buiten ons is en wij van
Hem gescheiden zijn. Om ons te laten delen in hetgeen Hij
In de kerk in Genève wordt de stoel
van Calvijn bewaard
‘Calvijn en zijn Institutie’ drs. J. le Comte is lesbrief 4, niveau 4, uit een serie van acht lesbrieven op vier niveaus (PO en VO)
over Calvijn en het calvinisme. Niveau 4 is bedoeld voor de bovenbouw van havo/vwo.
Deze lesbrief maakt deel uit van het educatieve materiaal dat ontwikkeld is door de Werkgroep Jongeren Educatie 500 jaar Calvijn, een initiatief van het
Instituut voor Reformatieonderzoek te Apeldoorn. Behalve de lesbrievenserie is er een documentaire en een opstelwedstrijd beschikbaar.
Zie de website www.calvijn2009.nl voor aanvullend lesmateriaal, lesideeën en handreikingen voor de docent.
De citaten uit de Institutie zijn ontleend aan de vertaling door dr. C.A. de Niet die naar verwachting in het najaar van 2009
bij Uitgeverij Den Hertog te Houten zal verschijnen. Er is zorgvuldig geprobeerd de rechthebbenden van de afbeeldingen te achterhalen.
Mocht iemand desondanks menen op een van de afbeeldingen rechten te kunnen laten gelden,
dan kan hij contact opnemen met het Instituut voor Reformatieonderzoek. Copyright: Instituut voor Reformatieonderzoek, Apeldoorn 2008.
Opmaak en drukwerk: Drukkerij Verloop, Alblasserdam.
Download