Gemeentelijke internationale samenwerking

advertisement
Gemeentelijke internationale samenwerking: relevanter dan ooit
Verslag VNG International ambtenarenbijeenkomst 17 november 2017
Wat zijn de internationale aspecten van gemeentelijk beleid?
En hoe zien gemeenten hun rol in het vervullen van de
Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (ook wel bekend als
Global Goals of SDG’s)? Meer dan 70 gemeenteambtenaren
bespraken deze vragen met elkaar tijdens een bijeenkomst die
VNG International op 17 november in Utrecht organiseerde.
Frans Mencke, gemeentesecretaris van Hoorn en lid van de
VNG Commissie Europa & Internationaal, benadrukte in zijn
openingswoord hoezeer in het huidige tijdsgewricht ‘internationaal’ onlosmakelijk verbonden is met
heel veel van de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten. Het is niet iets ‘exotisch’ ernaast.
Jan van de Venis, Worldconnector en waarnemend Ombudspersoon Toekomstige Generaties, sprak
vanuit dezelfde benadering. Hij hield een inspirerende speech waarin hij de cruciale rol van
gemeenten in het behalen van de Global Goals benadrukte. De doelen omvatten zowel het sociaal,
het fysiek als het economisch domein binnen het gemeentelijk beleid en Jan van de Venis prikkelde
de deelnemers om hier (met de bestuurders) in hun gemeenten met nog meer ambitie mee aan de
slag te gaan. De Duurzame Ontwikkelingsdoelen hoeven wij, mensen, gemeenten en
gemeenteambtenaren, niet meer te verdedigen, aldus Van de Venis. De doelen zijn geratificeerd
door de Verenigde Naties en hier voor ons om mee aan de slag te gaan.
Zeventien doelen, dat zijn er veel. Jan van de Venis adviseert gemeenten dan ook om te beginnen
met tenminste één doel. Daarmee werk je meteen ook aan andere doelen, aangezien deze doelen
allemaal met elkaar verbonden zijn. Geïnspireerd door het boek van Benjamin Barber, If Mayors
ruled the world, stelt Van de Venis ‘’Let cities impact the world’’! Impact hebben is makkelijker dan
gemeenten vaak denken: het delen en gebruiken van ‘best practices’ kan al heel veel opleveren. Als
voorbeeld noemde hij de mogelijkheid om als gemeente in te spelen op het groeiend aantal sociale
ondernemingen. Het enige wat gemeenten hoeven te doen is zich verbinden met deze vaak jonge en
ambitieuze bedrijven.
Betty de Wachter sprak namens de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten over het
gemeentelijke internationaal beleid anno 2016 in Vlaanderen. Vlaanderen heeft de afgelopen vier
jaar een traject van vernieuwing doorlopen. Hierin is de klassieke ‘Noord-Zuid’ gedachte
getransformeerd naar het idee ‘de gemeente èn de wereld’. Deze gedachte sluit perfect aan op de
duurzame ontwikkelingsdoelen. Daarin wordt namelijk niet enkel gedacht aan de ontwikkeling van
ontwikkelingslanden, maar staan de mondiale uitdagingen voor de héle wereld, dus ook in Europa en
Amerika, centraal. In Vlaanderen zijn gemeenten vanuit de wet verplicht om te werken aan
duurzame ontwikkeling op hun grondgebied. Betty de Wachter onderstreepte dat een gemeente in
de perfecte positie is om initiatieven aan te jagen en om verbindingen te leggen: binnen de
gemeente, maar ook nationaal en internationaal. Integraliteit van het beleid is daarbij een belangrijk
uitgangspunt.
Na deze plenaire openingssessie wisselden de deelnemers in deelsessies hun ervaringen uit met de
implementatie van internationaal beleid en internationale projecten in de eigen gemeenten.
De PowerPoint presentatie van het plenaire gedeelte kunt u hier vinden.
Deelsessie 1: Global Goals in actie: hoe vertalen we de Global Goals naar lokaal niveau en
hoe doen we dat samen onder de vlag van de Global Goals gemeente campagne?
Vorig jaar september zijn de Global Goals for
Sustainable Development officieel aangenomen. Ruim
een jaar verder kunnen we een eerste balans opmaken:
hoe staat Nederland ervoor? En wat is er nodig om de
mondiale doelen te vertalen naar lokale actie? In
deelsessie 1 kwamen deze vragen aan de orde.
Hoe krijgen de doelen in de lokale praktijk betekenis en
welke verschillende rollen hebben gemeenten daarbij?
Gemeenten hebben een belangrijke taak om de eigen
organisatie en het gemeentelijke beleid te
verduurzamen, maar kunnen ook veel betekenen als
facilitator van andere partijen.
Drie gemeenten deelden hun aanpak rondom de Global Goals en de ervaringen die zij in het eerste
jaar hebben opgedaan:
 In Utrecht is onder de noemer ‘Utrecht4GlobalGoals’ heel veel actie losgekomen. De
gemeente heeft voor de eigen inzet een thematische focus aangebracht op ‘healthy urban
living’ (doel 11, duurzame steden). De talloze initiatieven, ondernemers en stichtingen in de
stad die meedoen bepalen zelf welke Global Goals zij helpen realiseren. De gekozen aanpak
is in de gemeente geborgd middels een formeel besluit van het college van B&W (gevolgd
door unanieme instemming van de gemeenteraad). Dit was een sterk signaal waarna het ook
makkelijker was bedrijven te betrekken. Utrecht werkt onder andere aan internationale
‘challenges’ met een multistakeholder karakter en daarnaast aan het ontwikkelen van een
monitor. Het doel van de monitor is het toetsen van beleid aan de SDG’s en later het meten
van de impact van de Utrechtse inzet.
 De aanpak van de gemeente Oss is op verschillende terreinen bijzonder inspirerend:
Duurzaamheid is niet een dossier, maar wordt integraal benaderd. Duurzame ontwikkeling is
dus ‘van’ alle wethouders. Burgemeester Wobine Buijs is een overtuigde ambassadrice
vanuit interne motivatie, ze draagt de Global Goals uit waar ze ook komt (bijv. verbonden
aan ‘Agrifood capital’) en wijst nieuwe medewerkers persoonlijk tijdens een eerste
kennismaking op het belang van de Global Goals. Er is ook aandacht voor beleidscoherentie:
wat betekent het zijn van een ‘fairtrade’ gemeente voor de economische activiteiten van de
gemeente, inclusief de invulling van handelsmissies?
 In de gemeente Langedijk is de thematische focus vooral van onderop ingegeven. De keuze
voor vier doelen: 2 (einde aan honger, duurzame landbouw), 6 (water en sanitaire
voorzieningen), 7 (energie) en 12 (duurzame consumptie en productie) is bottom up tot
stand gekomen en door de gemeenteraad overgenomen. Onder andere via een sprankelend
e-magazine, een (uitverkochte) theaterproductie, ludieke ‘bekerstreet’acties (voor het
inzamelen van plastic bekers), een satirische website à la ‘de speld’, en omvangrijke
‘duurzame doe dag’ werden de Global Goals in Langedijk op creatieve wijze onder de
aandacht gebracht.
In de discussieronde over de kansen en uitdagingen met het oog op de aanstaande verkiezingen
(2018) kwamen enkele aspecten naar voren. Kansen: we gaan gewoon aan de slag, en creëren
daarbij een dynamiek die niet te negeren is. De deelnemers waren het erover eens dat het
uitwisselen van ervaringen en best practices daarbij van groot belang is. Een duidelijk geluid ten
aanzien van de verkiezingen was ook: in plaats van het ‘politiek’ te maken, de doelen presenteren als
een gegeven. De agenda is al door de lidstaten van de VN aangenomen, Nederland heeft zich er aan
gecommitteerd. Het inzetten van ‘bestuurlijke ambassadeurs’ is een goede manier om de doelen uit
te dragen, bij voorkeur de burgemeester want die blijft doorgaans langer zitten dan raadsleden en is
er voor alle partijen. Een uitdaging is de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden. Enerzijds
komen veel veranderingen juist lokaal tot stand, anderzijds zijn voorwaardenscheppende besluiten
nodig op andere schaalniveaus. Gemeenten zijn belangrijk, maar hebben het Rijk en de EU nodig
willen we de transities die nodig zijn voor duurzame ontwikkeling succesvol volbrengen.
De PowerPoint presentatie over de Global Goals vindt u hier.
Deelsessie 2: Inspiratie, vernieuwing en energie: de opbrengst van moderne
internationale samenwerkingsverbanden.
In deze deelsessie wisselden gemeenten ervaringen uit
over veranderende vormen van internationale
samenwerking, en hoe hierin naar de balans gezocht
wordt tussen ‘brengen’ en ‘halen’ – wat levert
internationale samenwerking op voor mijn gemeente?
Betty de Wachter, hoofd Europese en International
zaken bij de Vereniging van Vlaamse Steden en
Gemeenten (VVSG) en Sabine Drees, internationaal
adviseur bij de Duitse vereniging van steden, de
‘Deutsche Städtetag, deelden tijdens de sessie hoe hier
in Vlaanderen en Duitsland naar gekeken wordt.
Drees vertelde hoe Duitse gemeenten via ‘Connective Cities’ in een wereldwijd netwerk van elkaar
leren op thema’s als stedelijke ontwikkeling, lokale economische ontwikkeling en gemeentelijke
dienstverlening. Connective Cities is een meer hybride vorm van internationale samenwerking.
Gemeenten en gemeentelijke experts kunnen op verschillenden momenten in- en uitstappen (op
projectbasis), aanhaken bij thema’s die zij interessant vinden en gebruik maken van een schat aan
kennis bij andere partijen die bij het initiatief zijn aangesloten. De Deutsche Städtetag speelt, net als
de andere partners achter het initiatief, een faciliterende rol: de vereniging brengt vraag en aanbod
samen, evenals probleem en oplossing. Verder worden er ook trainingen, studiebezoeken en Q&A
webinars georganiseerd. Eén van de deelnemers gaf aan dat Platform 31 in Nederland een
vergelijkbaar netwerk is.
De Wachter deelde een aantal concrete instrumenten voor monitoring en evaluatie (M&E) van
internationale gemeentelijke samenwerking, zoals de methoden van ‘most significant change
stories’, ‘outcome mapping’ en ‘peer review’. Deze methoden zijn ook beschreven in een publicatie
over de pilot op het gebied van M&E, die de VVSG samen met een aantal Vlaamse gemeenten en de
universiteit van Gent heeft uitgevoerd1. De instrumenten kunnen niet alleen gebruikt worden om te
laten zien wat internationale gemeentelijke samenwerking elders heeft opgeleverd, maar ook in de
eigen organisatie. De deelnemers herkenden de toenemende vraag naar verantwoording van het
(internationale) werk, maar ook de complexiteit om resultaten van internationale samenwerking
echt meetbaar en inzichtelijk te maken: er is niet altijd sprake van lineaire verandering.
Deelnemers aan de discussie zien in internationale agenda’s zoals Agenda 2030 (de SDGs) vooral een
kans om deze als kapstok te gebruiken om inzichtelijk te maken wat er in de gemeenten allemaal al
1
De publicatie is via deze link online in het Engels beschikbaar. De publicatie is in het Nederlands te bestellen
op de volgende website: http://www.politeia.be/article.aspx?a_id=NZREEK808U
gebeurt op het terrein van de duurzame ontwikkelingsdoelen. Hoewel het vaak nog een uitdaging is
om ook de eigen organisatie te overtuigen van het belang van internationale samenwerking,
adviseerden deelnemers elkaar en de VNG vooral ook te kijken naar een thematische insteek,
aansluitend bij de lokale problematiek.
PowerPoint presentaties:
- Presentatie Betty de Wachter: Internationale stedelijke partnerschappen Vlaanderen
- Presentatie van Sabine Drees: Connective Cities
- Presentatie Betty de Wachter: Monitoring en evaluatie (M&E)
Deelsessie 3: De internationale oriëntatie van Economic Boards en de rol van gemeenten
daarin.
In een concept-rapport van VNG International over de
“Internationale oriëntatie van Economic Boards” kwam
naar voren dat veel Economic Boards wel oog hebben
voor de internationale verbindingen van de regionale
economie, maar nog weinig uitgewerkt hebben hoe de
internationalisering versterkt kan worden. Met het oog
hierop werd tijdens deze deelsessie aandacht besteed
aan vragen als: Wat kunnen we op dit punt van elkaar
leren? Hoe benutten we optimaal de voordelen van
regionale samenwerking? Hoe krijgt de publiek-private
samenwerking het beste vorm in het internationale
domein? En hoe zorgen we samen dat het rijk naast zijn
focus op topsectoren ook meer het belang van de
regionale samenwerkingsverbanden gaat zien?
De sessie was opgedeeld in drie blokken en werd gefaciliteerd door Peter de Kruijk, adjunct directeur
Amsterdam In Business en voorheen actief betrokken bij de oprichting van de Amsterdam Economic
Board. Karel Willems, verantwoordelijk voor de internationale positionering van Drechtsteden, sterk
gericht op de maritieme sector, opende het eerste blok dat ging over het verbeteren van het
investeringsklimaat. Hij haalde aan dat de ‘quality of life’ een nog belangrijker factor is dan
‘belastingklimaat’ voor de aantrekkingskracht van de regio voor buitenlandse bedrijven. En dan
‘quality of life’ niet primair voor de CEO van een bedrijf, maar ook voor de echtgenoten en kinderen
van werknemers. Dit betekent dat er dus veel kan worden gedaan op lokaal niveau met betrekking
tot het investeringsklimaat van de regio, bijvoorbeeld met (internationaal) onderwijs, culturele
voorzieningen, etc. In aanvulling merkte Maurits van Os (Buitenlandse Zaken) op dat de
betrouwbaarheid en voorspelbaarheid van de overheid met betrekking tot belastingen wel ook een
factor is, meer dan de absolute hoogte van de belastingen. Hij onderstreepte dat gemeenten een
belangrijke rol hebben op het vlak van ‘quality of life’ en riep gemeenten op vooral aan de bel te
trekken bij het ministerie als ze ergens tegenaan lopen, maar de uitwerking zal in samenspraak met
het bedrijfsleven in de regio vorm moeten krijgen. Hoe die publiek-private samenwerking er het
beste uit kan zien, kan per regio verschillen; dat moet niet centraal worden opgelegd. Het DNA van
een regio speelt hier onder andere een belangrijke factor in. Daarnaast is het van belang dat voor
bedrijven helder is waar men binnen de overheid terecht kan voor welk soort dienstverlening.
Ron Stoop, Economic Board Utrecht, vertelde tijdens het tweede blok over de
internationaliseringsstrategie van Economic Boards dat Economic Board Utrecht zich richt op één
hoofdclaim, healthy urban living, met verschillende inhoudelijke claims die per half jaar kunnen
veranderen. Tijdens deze discussie werd voornamelijk besproken hoe de focus van de internationale
oriëntatie van Economic Boards kan worden bepaald en welk schaalniveau wenselijk is. Voor de focus
is het van belang aan te sluiten bij de kracht van het bestaande bedrijfsleven en de bestaande
kennisinstellingen. In sommige regio’s is dat profiel of DNA vrij eenduidig, in andere regio’s is het veel
diverser, waardoor het ook moeilijker is een focus te kiezen. In dit verband werd wel ook geadviseerd
niet te terughoudend te zijn: benoem het profiel dat je hebben wil, handel ernaar, en dan word je
het ook. En bijv. de Economic Board Arnhem-Nijmegen heeft in de net vastgestelde strategie ervoor
gekozen ‘internationaal’ vooral in te vullen als ‘Brussel’. Met betrekking tot schaalniveau werd
onderschreven dat we in de eerste fasen van acquisitie baat hebben bij het goed positioneren van
Nederland als geheel, of in sommige gevallen zelfs van bijv. Antwerpen/Vlissingen/Rotterdam als
geheel, waarna later maar moet blijken waar precies een bedrijf zich wil gaan vestigen. In dit verband
kwam een paradox aan de orde: economic boards komen voort uit het besef dat regionale
samenwerking nodig is voor economische ontwikkeling, maar het moet vervolgens niet zo uitwerken
dat de focus op het belang van de eigen regio leidt tot een zich afsluiten voor andere regio’s. Want
dan zou schaalvergroting in de praktijk weer schaalbeperkend werken.
Maurits van Os, Ministerie van Buitenlandse Zaken, verwoordde het als de uitdaging om Nederland
als geheel, inclusief de diversiteit van Nederlandse regio’s internationaal beter te verkopen, zonder
als regio’s al concurrerend naar het buitenland gaan. Een goed voorbeeld van samenwerking is de
geplande gezamenlijke handelsmissie van de Economische Programmaraad Zuidvleugel met
Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland.
Als laatste werd de vraag opgeworpen in hoeverre gemeenten bij de internationale oriëntatie van
Economic Boards ook een verbinding maken met ‘inclusiviteit’ of andere aspecten van
duurzaamheid, en in hoeverre dus synergie of coherentie wordt nagestreefd met andere aspecten
van gemeentelijk beleid. In Eindhoven is dat het streven; de ervaring is dat bedrijven de Global Goals
niet kennen, maar wel willen samenwerken met MBO: maatschappelijk betrokken organisaties. Peter
de Kruijk refereerde aan de opvatting van burgemeester Van der Laan, dat Amsterdam zich in alle
opzichten ‘verantwoordelijke hoofdstad’ moet tonen. In dat begrip ligt de genoemde verbinding
besloten. En onder de noemer Amsterdam Investor Relations wordt ook met bedrijven gezocht hoe
deze iets terug kunnen doen voor de stad. Maar de deelnemers erkenden ook dat de verbinding nog
wel een uitdaging is.
Deelsessie 4: Gemeentelijk internationaal beleid in 100.000+ gemeenten
In 100.000+ gemeenten is internationaal werken gewoon, waarbij het speelveld varieert van (EU-)
regio tot de wereld. Dat betekent niet dat overal relaties worden gelegd. De trend is concentratie op
gebieden waar een welbegrepen economisch eigenbelang is, dat vervolgens wordt gekoppeld aan
duurzaamheids- en solidariteitsagenda’s. In grensregio’s spelen daarnaast coördinatie in regulering
en koppeling van systemen, zoals bijvoorbeeld brandweer en ambulancediensten. Een tweede trend
is weg van stedenbanden en verschuiving naar de nadruk op netwerken, projecten en events. Dit
vindt bij voorkeur plaats met partners uit eigen stad, zodat er geen sprake meer is van de
internationale relaties van de gemeente, maar van die van de stad.
Overigens sluit de bovenstaande nadruk samenwerking
met het rijk en deelnemen in gemeentelijke projecten van
VNG International zeker niet uit. De 100.000+ gemeenten
blijven verantwoordelijke internationale spelers die hun
kennis graag delen. Men realiseert zich in Nederland ook
dat landen niet zitten te wachten op aparte missies van
rijk, VNG International en de stad. Wel dringen de
100.000+ gemeenten aan op een open discussie over de
beste schaal waarop internationale actie plaats kan
vinden, en over ieders meerwaarde daarin.
Download