Bach na Bach na Bach…. De stamboom van alle componerende leden van de familie Bach begint in 1550 en gaat door tot 1850. Het onbetwiste geniale hoogtepunt was natuurlijk de barok-ster Johann Sebastian, maar dit programma gaat over zijn voorklassieke muzikale zoons. Carl Philipp Emanuel was tot bijna een eeuw na de dood van zijn vader dé Bach, ook al deden zijn broers niet voor hem onder in hun fabelachtige carrières. De vier vlogen uit naar alle windstreken en werden beroemd in dienst van koningen en keizers. Hun muziek brengt een sprookjesachtige familiestamboom tot leven. Lees het uitvoerige verhaal van deze bijzonder familie op onze website: www.muziekinburen.nl “Bach na Bach na Bach” zou de titel kunnen zijn van concerten met muziek van Bach over een periode van twee en een halve eeuw uit de muziekgeschiedenis. Vanaf halverwege de 16e tot in de 19e eeuw schreven voorvaderen, nabije familieleden en nakomelingen van Johann Sebastian Bach (1685-1750) geschiedenis als organist, hofmuzikant, Kapellmeister, maar ook dorpsmuzikant en Stadtpfeiffer; de muzikale encyclopedieën vermelden niet minder dan vijfentachtig musici en componisten met de naam Bach uit één en dezelfde stamboom. Rond 1700 was de naam Bach in Thüringen zo bekend dat ‘Bach’ synoniem werd aan ‘musicus’. Johann Sebastian voerde tijdens zijn carrière regelmatig de vele religieuze composities uit die voor hem beschikbaar waren uit de familiekring. Een beter bewijs voor de kwaliteit van de muziek van zijn voorvaderen is niet denkbaar. Misschien waren twee eeuwen van fenomenale muzikale activiteit binnen een uitgebreide familie wel voorwaarde om het ongeëvenaarde genie van Johann Sebastian Bach te laten rijpen. En er was zelfs genoeg talent in de familie om na Johann Sebastian nóg een generatie van grote Bach componisten te laten opstaan: zijn zoons. Zes zoons werden door Bach in de beste familietraditie opgeleid tot musicus. Twee van hen behaalden slechts lokale faam: Gottfried Bernhard Bach (1715-1739) en Gottfried Heinrich Bach (1724-1761). De vier anderen werden tot ver over de landsgrenzen beroemd: Wilhelm Friedemann Bach (17101784), Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788), Johann Christoph Friedrich Bach (1732-1795), en Johann Christian Bach (1735-1782). Drie van hen zijn vanavond te horen. Het is onvermijdelijk dat een programma met werken van de zoons van Johann Sebastian Bach rond Carl Philipp Emanuel Bach wordt opgebouwd. En aangezien het 300 jaar geleden is dat hij werd geboren wordt juist dit jaar zijn muziek overal in de wereld uitgevoerd. Carl Philipp Emanuel was de meest invloedrijke componist van zijn generatie. Als er in de tweede helft van de achttiende eeuw sprake was van ‘Bach’ dan refereerde men niet aan Johann Sebastian (zoals wij vandaag de dag doen) maar aan Carl Philipp Emanuel. Carl Philipp bracht een groot deel van zijn leven door in dienst van Frederick de Grote. Aan diens hof in Potsdam bij Berlijn verbleef hij in het gezelschap van een aantal van de beste musici en de grootste theoretici. In 1768, toen hij al zonder concurrentie de beroemdste klavierspeler en leraar in Europa was, vertrok hij om Kantor te worden in Hamburg. Hier waren zijn taken vergelijkbaar met die van zijn vader in Leipzig. De werkdruk was ongekend: naast ongeveer 200 concerten per jaar in de vijf kerken onder zijn verantwoordelijkheid zorgde hij voor religieuze muziek in de scholen, opleidingen, en talloze incidentele composities voor allerlei religieuze, adellijke, en maatschappelijke gelegenheden. In zijn woning ontving hij de grootste dichters, filosofen en politici, waaronder Lessing, Klopstock, Gerstenberg en zelfs Baron Gottfried van Swieten, de naamgever van ons ensemble, die speciaal vanuit Berlijn (waar hij ambassadeur was) naar Hamburg reisde om Carl Philipp te ontmoeten. Van Swieten bestelde zes symfonieën bij hem en Carl Philipp droeg het derde deel van zijn belangrijke “Kenner und Liebhaber” cyclus met solo klavierwerken aan Van Swieten op. Van Swieten’s presentatie van de muziek van Carl Philipp Emanuel en Johann Sebastian Bach aan het Weense hof was vervolgens een bron van inspiratie voor Mozart en Beethoven. Carl Philipp Emanuel was de grootste exponent van de subjectieve, emotionele Empfindsamer Stil. Daarbij gingen in zijn werk de oude polyfone stijl van zijn vader en de nieuwe vroeg-klassieke stijl op in een persoonlijke retorische, met andere woorden vertellende stijl. Er zijn veel beschrijvingen overgeleverd van het effect dat Bach's optreden had op het publiek, dat diep geroerd was door zijn improvisaties. Het Pianotrio in e klein is een werk uit Bach’s Hamburgse periode. Opvallend is de onafhankelijke rol voor de instrumenten die de fortepiano begeleidden, daarmee schiep hij wat een klassieke procedure zou worden. Carl Philipp Emanuel Bach's Empfindungen in fis klein, Wq. 67 (de gevoelens van CPE Bach - een 'autobiografisch' werk) is uitzonderlijke muziek. Oorspronkelijk voor solo klavier geschreven (met name bedoeld voor het clavichord) werd het zo immens populair dat Carl Philipp er zelf een bewerking voor klavier en viool van maakte. Daarbij voegde hij, misschien om de intense retoriek van het eerste deel dragelijker te maken voor de burgerlijke salon, een licht tweede deel toe. De vioolpartij is helemaal afhankelijk van de pianopartij en versterkt de affecten met tertsen en sexten en een enkele vulstem. Dit is zeer nauwgezet gedaan: bijna elke noot heeft een eigen dynamiek en articulatie. Wilhelm Friedemann Bach (1710-1784), de “Haller Bach”, kreeg als oudste zoon een grondige muzikale training van zin vader. In 1720 begon Johann Sebastian met het “Klavierbüchlein für Wilhelm Friedemann Bach” dat ook voor zijn andere kinderen en leerlingen gebruikt zou worden. Na enkele pagina’s houdt het boek al op een verzameling stukjes voor beginners te zijn; zonder enige twijfel weerspiegelt dit de snelle vooruitgang van Wilhelm Friedemann als klavierspeler. Het eerste boek van het Wohltemperierte Klavier werd zelfs gecomponeerd voor de technische vaardigheden van de 12-jarige Wilhelm! Na een jaar vioolstudie bij Graun vervolgde hij in 1729 zijn reeds briljante carrière aan de universiteit waar hij wiskunde, filosofie en rechten studeerde. Op dat moment was hij reeds, net als Carl Philipp trouwens, zijn vaders vaste assistent. Verschillende posities als organist leidden uiteindelijk tot die van de belangrijke Liebfrauenkirche in Halle - de invloed van Johann Sebastian, die zelf 33 jaar eerder vergeefs op deze positie had gesolliciteerd, was daarbij waarschijnlijk doorslaggevend. In deze periode werd Wilhelm Friedemann al beschouwd als de beste organist in heel Duitsland, een reputatie die voor een groot deel was gebaseerd op zijn improvisatiekunst. Van de vier zonen die bekend werden was hij echter degene die het minst op had met nieuwerwetse muzikale stromingen. Dit in combinatie met niet al te gelukkige relaties met zijn werkgevers maakte dat zijn carrière niet zo vlekkeloos verliep als zijn buitengewone talent mogelijk maakte. Hij liet niet veel werken na. Naast 20 Cantates is het grootste deel voor klavier solo en in het genre van de kamermuziek. In de meeste werken is een zeker dualisme tussen oud en nieuw te bespeuren. Het Adagio en Fuga (door Mozart in opdracht van Baron Van Swieten gearrangeerd voor strijktrio) behoort uiteraard tot de werken die terugkijken, en doen niet onder voor de grote fuga's van zijn vader. De jongste zoon van Johann Sebastian Bach, Johann Christian Bach (1735-1782), wordt de “Londener Bach” genoemd. Hij reisde van alle broers het verst, niet alleen per postkoets maar ook in stijl. Hij was een van de meest veelzijdige componisten uit de tweede helft van de achttiende eeuw en werd met name in Londen beschouwd als een van de grootste componisten van zijn tijd. Hij was van grote invloed op Mozart. Na de dood van zijn vader in 1750 bracht zijn oudste broer Wilhelm Friedemann hem naar Hamburg, waar hij vier jaar lang zijn muzikale opleiding voltooide onder Carl Philipp Emanuel. In 1754 reisde hij naar Italië waar hij, na verschillende betrekkingen als kerkorganist, in 1760 zijn carrière als operacomponist begon met een opera op tekst van Metastasio. Zijn grote succes bracht hem vele uitnodigingen, onder andere uit London, en in 1762 vertrok hij om twee opera’s te componeren voor de King’s Theatre. Zijn succes daar was zodanig dat hij, ondanks nieuwe opdrachten uit Italië, besloot om in Engeland te blijven en al in 1764 werd hij aan het Engelse hof als ‘Music Master to the Queen' aangesteld. In 1765 kwam de jonge Mozart naar Londen. De vriendschap tussen Mozart en Bach was levenslang en Mozart raakte aantoonbaar onder de invloed van Bach’s stijl. In dezelfde periode was Bach ook een van de eerste belangrijke musici in London die op het nieuwe instrument, de fortepiano speelde. Zijn Sonates opus 5 uit 1766 hebben nog de ondertitel “pour le clavecin ou le piano forte”; maar de sonates opus 17 uit 1777 laten zien waarom deze Bach samen met zijn broer Carl Philipp als grondlegger van de klassieke stijl wordt beschouwd. Zijn klaviermuziek was volgens zijn Engelse tijdgenoot Charles Burney “nooit zo moeilijk dat dames het niet konden spelen.” Maar het was juist deze hang naar het galante die zijn posthume reputatie schaadde: in de negentiende eeuw werd hem het feit dat zijn muziek niet zo doorwrocht was als die van zijn vader, of niet zo origineel als die van Carl Philipp aangerekend. Niettemin spoorde Leopold Mozart zijn zoon aan te componeren op de manier van Bach, en prees diens ‘natuurlijke, makkelijke en vloeiende stijl’, en zijn ‘gedegen composities’. Het leidt trouwens geen twijfel dat Johann Christian, net als zijn broers, een briljant klavierspeler was. Bart van Oort De bekendste stukken ooit voor cello geschreven zijn waarschijnlijk de Zes Suites voor cello solo van Johann Sebastian Bach. Dat is niet altijd zo geweest; de traditie wil dat ze door Pablo Casals zijn “herontdekt” aan het begin van de twintigste eeuw. Inderdaad was Casals de eerste cellist sinds tijden die de suites op concerten uitvoerde, maar dat wil niet zeggen dat niemand ze kende. Zo werden de suites begin 19e eeuw in Parijs uitgegeven als “etudes”, en waarschijnlijk ook als zodanig gebruikt aan het Conservatoire. Voor die tijd waren ze alleen verkrijgbaar in handgeschreven kopieën. Al dan niet toevallig vinden we twee van de overgebleven kopieën in het spoor van Baron Van Swieten: ze werden tegen het einde van de 18e eeuw te koop aangeboden bij Johann Christoph Westphal in Berlijn en bij Johann Traeg in Wenen. Van Swieten heeft tegen het einde van zijn leven grote delen van zijn muziekcollectie overgedaan aan Traeg en het is goed mogelijk dat het afschrift van de cellosuites uit de collectie van Van Swieten afkomstig is, gezien het jaar waarin Traeg ze te koop aanbood (1799). Job ter Haar