NULMETING SAMENSTELLING VISGEMEENSCHAP HEN-SED WATEREN Waterschap Rivierenland, 2011 In opdracht van: Waterschap Rivierenland NULMETING SAMENSTELLING VISGEMEENSCHAP HEN-SED WATEREN Waterschap Rivierenland, 2011 In opdracht van: Waterschap Rivierenland 24 juli 2012 Colofon 2012 Natuurbalans - Limes Divergens BV / Waterschap Rivierenland Tekst en samenstelling: G. Hoogerwerf, M. Dorenbosch, J. Jeucken, D. Heijkers & B. Niemeijer Projectleiding: G. Hoogerwerf & N. van Kessel Met medewerking van: R. Aukema, T. Brouwer, B. Crombaghs, P. van Hoof, & D. Schut Visserijbedrijf Frans Komen & Zn Projectnummer: 11-089 In opdracht van: Waterschap Rivierenland Opdrachtbegeleiding: M. Lucas & R. Gylstra Foto’s omslag: Kraaiewiel Asperen (foto: J. Jeucken) en grote modderkruiper, kroeskarper en vetje (foto’s B. Crombaghs, Natuurbalans) Wijze van citeren: Hoogerwerf, G., M. Dorenbosch, D. Heijkers, J. Jeucken & B. Niemeijer, 2012. Nulmeting samenstelling visgemeenschap HEN-SED wateren waterschap Rivierenland, 2011. Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van scanning, internet, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van waterschap Rivierenland en NatuurbalansLimes Divergens BV noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Natuurbalans-Limes Divergens BV is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Natuurbalans-Limes Divergens BV. Waterschap Rivierenland vrijwaart Natuurbalans-Limes Divergens BV voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Natuurbalans-Limes Divergens BV is lid van het Netwerk Groene Bureaus, brancheorganisatie voor kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging. SAMENVATTING Het beheergebied van waterschap Rivierenland ligt binnen de provincies Zuid-Holland, NoordBrabant en Gelderland. Door de provincies is de functie waardevolle waternatuur, zoals waterparels en natte natuurparel, toegekend aan wateren met hoge ecologische waarde of potentie, waarbij de invloed van menselijk handelen gering is. De provincie Gelderland heeft aan deze waterparels de functie van HEN-wateren toegekend en daarnaast ook de functie van SED water vastgesteld (Provincie Gelderland, 2009). De HEN- en SED-wateren zijn de meest waardevolle oppervlaktewateren binnen Gelderland. Deze wateren stellen hoge eisen aan morfologie, waterkwaliteit, watervoerendheid en stroming. In HEN-wateren komen zeldzame tot zeer zeldzame soorten voor en de ecologische processen zijn er het meest natuurlijk. De SEDwateren kennen enige humane beïnvloeding, maar zijn ecologisch gezien nog steeds veel waardevoller dan wateren van het basisniveau. In het kader van een vismonitoring, waarbij de ontwikkeling van de visgemeenschap in de tijd wordt gevolgd, is in de periode augustus-oktober 2011 een eerste nulmeting uitgevoerd. In dit rapport worden de resultaten van deze nulmeting besproken. Het onderzoek naar de samenstelling van de visgemeenschap is uitgevoerd conform de richtlijnen van het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk [red.], 2010) en de Kaderrichtlijn Water (KRW). Hoewel de onderzochte HEN-SED wateren veelal niet KRW-plichtig zijn, is voor de onderzochte wateren wel een KRW-visbeoordeling uitgevoerd op basis van de meest gelijkende maatlat, zoals is vastgesteld door waterschap Rivierenland. Daarnaast is aangegeven of het onderzochte water voldoet aan de visdoelsoorten die eraan zijn toekend (Arcadis, 2006). In 24 verschillende wateren is in 2011 een visbemonstering uitgevoerd. Daarnaast is van deze wateren een habitatbeschrijving gemaakt. Naast deze wateren is op 11 locaties eveneens een habitatbeschrijving opgesteld. Van deze locaties waren reeds recente gegevens (2009, 2010) over de samenstelling van de visgemeenschap aanwezig. Deze visstandgegevens zijn eveneens in deze rapportage opgenomen. Van alle onderzochte wateren wordt een overzicht gepresenteerd van de aangetroffen visgemeenschap. Hierbij zijn de verschillende waargenomen vissoorten aangegeven. Per vissoort en per lengteklasse is bovendien de (berekende) abundantie (N/ha) en biomassa (kg/ha) aangeduid. Per oppervlaktewater is de KRW-beoordeling van de visstand aan de hand van toegekende KRWreferentietypen berekend. Daarnaast is een doelvissoort-beoordeling uitgevoerd. Voor de meeste HEN-SED wateren zijn doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006). Ook wordt per oppervlaktewater ingegaan op de waterkwaliteitsbeoordeling (KRW of MTR). Deze gegevens zijn door waterschap Rivierenland ter beschikking gesteld. Voor alle onderzochte wateren zijn zo nodig beheer- en inrichtingsmaatregelen aangegeven. Hierbij is ook rekening gehouden met evt. KRW-referentietypen die voor wateren zijn vastgelegd en aangegeven doelvissoorten. INHOUD 1 INLEIDING.............................................................................................................5 1.1 Algemeen .......................................................................................................5 1.2 Leeswijzer ......................................................................................................6 2 ONDERZOEKSGEBIED.............................................................................................8 3 MATERIAAL EN METHODE ...................................................................................10 3.1 Habitatbeschrijving ........................................................................................10 3.2 Visbemonstering............................................................................................10 3.3 Gegevensverwerking......................................................................................12 3.4 Visstandbeoordeling.......................................................................................14 3.5 Beoordeling waterkwaliteit..............................................................................14 4 RESULTATEN EN DISCUSSIE ................................................................................16 4.1 Algemeen .....................................................................................................16 4.2 Overzicht waargenomen vissoorten .................................................................16 4.3 Bespreking visgemeenschap (2009/2010) per oppervlaktewater .........................19 4.3.1 Alm (ALMB0041) ....................................................................................19 4.3.2 Bakkerskil, Bruine Kil, Oostkil / Bleeke Kil ...................................................22 4.3.3 Zouweboezem ........................................................................................29 4.4 Bespreking visgemeenschap (2011) per oppervlaktewater ..................................34 4.4.1 Waterparel Hoge boezems Kinderdijk (ALBL0010) .......................................34 4.4.2 Wiel Uppel (ALMB0020)...........................................................................37 4.4.3 Kornse Boezem (ALMB0055) ....................................................................40 4.4.4 Wiel Rijswijk (ALMB0089) ........................................................................43 4.4.5 Hellegat (ALMB0121) ..............................................................................47 4.4.6 Vierbansche Gantel (ALMB0123) ..............................................................50 4.4.7 De Waaij – Zijderveld (BENL001)...............................................................53 4.4.8 Wiel van Bassa (BENL0082) .....................................................................57 4.4.9 De Regulieren (BENL0108) .......................................................................60 4.4.10 Komgronden Waardenburg – Het Broek (BENL0118) ...................................64 4.4.11 Kraaiewiel Asperen (BENL0198)................................................................67 4.4.12 Drielse wetering (BOMW0014) .................................................................71 4.4.13 Groote Wiel Munnikenland (BOMW0016) ...................................................74 4.4.14 Kleine Wiel Munnikenland (BOMW0021) ....................................................77 4.4.15 Kloosterwiel (BOMW0023) .......................................................................79 4.4.16 Lieskampen - visvijver (BOMW0030) .........................................................83 4.4.17 Aalpotwiel Munnikenland (BOMW0051).....................................................86 4.4.18 Lieskampen (slotenstelsel) (BOMW0162) ...................................................89 4.4.19 Beekstroom (GROO0019).........................................................................92 4.4.20 Ooyse Graaf (GROO0041)........................................................................96 4.4.21 Spijkswiel (MAWA0030) ........................................................................ 102 4.4.22 Hernens Meer (MAWA0058) .................................................................. 106 4.4.23 Leigraaf Hernen (MAWA0082)................................................................ 110 4.5 Analyse omgevingsvariabelen en visgemeenschap ........................................... 117 5 OVERZICHT INRICHTING- EN BEHEER MAATREGELEN .......................................... 122 5.1 Algemeen ................................................................................................... 122 5.2 Grootschalige maatregelen............................................................................ 123 5.3 Maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit........................................... 123 5.4 Inrichtingsmaatregelen om deelleefgebieden te vergroten ................................. 124 5.5 Maatregelen om de schuilmogelijkheden te vergroten....................................... 127 5.6 Maatregelen om migratiebarrières op te heffen ................................................ 128 5.7 Maatregelen om de visgemeenschap rechtstreeks te beïnvloeden ...................... 129 5.8 Samenvattend overzicht maatregelen bij HEN/SED wateren .............................. 129 6 CONCLUSIE ...................................................................................................... 133 6.1 KRW-beoordeling oppervlaktewateren ............................................................ 133 6.2 Doelvissoort-beoordeling .............................................................................. 135 6.3 Visbiomassa onderzochte oppervlaktewateren ................................................ 135 6.4 Beheer- en inrichtingsmaatregelen ................................................................. 136 7 GERAADPLEEGDE LITERATUUR .......................................................................... 137 BIJLAGE 1. BESCHRIJVING HABITATKENMERKEN ..................................................... 138 Nulmeting wateren deelgebied ALBL en ALMB ......................................................... 138 Nulmeting wateren deelgebied BENL ....................................................................... 140 Nulmeting wateren deelgebied BOMW .................................................................... 144 Nulmeting deelgebied GROO & MAWAA ................................................................. 148 Nulmeting deelgebied ALMB (§ 4.2) ....................................................................... 150 Nulmeting deelgebied BENL (§ 4.2)......................................................................... 152 BIJLAGE 2. KRW-BEOORDELING FYSISCH-CHEMISCHE PARAMETERS ......................... 154 1 INLEIDING 1.1 ALGEMEEN Het beheergebied van waterschap Rivierenland (WSRL) ligt binnen de provincies ZuidHolland, Noord-Brabant en Gelderland. Door de provincies is de functie waardevolle waternatuur, zoals waterparels en natte natuurparel, toegekend aan wateren met hoge ecologische waarde of potentie, waarbij de invloed van menselijk handelen gering is. De provincie Gelderland heeft aan deze waterparels de functie van HEN-wateren toegekend en daarnaast ook de functie van SED water vastgesteld (Provincie Gelderland, 2009): • HEN-water: oppervlaktewater van het hoogst ecologische niveau. Het water benadert de meest natuurlijke situatie. Het provinciaal- en waterschapsbeleid is erop gericht de ecologische waarden te beschermen en eventuele negatieve invloeden terug te dringen. • SED-water: oppervlaktewater met een specifiek ecologische doelstelling. Deze wateren kennen enige menselijke beïnvloeding, maar hebben een ecologische waarde of kunnen die door een relatief geringe inspanning krijgen. De meest natuurlijke situatie ligt voor deze wateren echter niet in het verschiet. Het provinciaal- en waterschapsbeleid is erop gericht de natuurwaarden te herstellen en te beschermen. De HEN- en SED-wateren zijn de meest waardevolle oppervlaktewateren binnen Gelderland. Deze wateren stellen hoge eisen aan morfologie, waterkwaliteit, watervoerendheid en stroming. In HEN-wateren komen zeldzame tot zeer zeldzame soorten voor en de ecologische processen zijn er het meest natuurlijk. De SED-wateren kennen enige humane beïnvloeding, maar zijn ecologisch gezien nog steeds veel waardevoller dan wateren van het basisniveau. Het Provinciaal Waterplan (Provincie Gelderland, 2009) geeft ten aanzien van HEN-wateren nog specifieke doelen en aandachtspunten aan: Alle HEN-wateren moeten optrekbaar zijn voor vissen, voor zover in overeenstemming streefbeelden en de bescherming van kwetsbare populaties. Vissen zijn tevens onderdeel van de streefbeelden van de HEN- en SED-wateren. De provincie wil samen met de waterschappen beleid voor beschermde vissoorten formuleren. Voor duurzame en natuurlijke visstanden is het belangrijk dat wateren in het algemeen optrekbaar zijn voor vis. Vismigratie is daarom een van de kosteneffectieve maatregelen in de KRW-maatregelpakketten. Niet altijd is het optrekbaar maken gewenst. In wateren waarin dit leidt tot een bedreiging voor kwetsbare soorten moeten de migratiebarrières gehandhaafd blijven. Ook in situaties waarin de barrière al zolang aanwezig is dat dit heeft geleid tot een speciaal daarbij passende ecologie die het beschermen waard is, moeten de migratiebarrières gehandhaafd blijven. Daar waar voor het mogelijk maken van vismigratie verbindingen tussen Rijkswater en regionaal water noodzakelijk zijn, vindt afstemming plaats tussen Rijkswaterstaat en het betreffende waterschap. Vanuit de visie van duurzame zelfstandige ecosystemen in een robuust watersysteem is de Provincie in principe geen voorstander van het uitzetten van vis. Van de waterschappen vraagt de provincie het beheer en onderhoud van de oppervlaktewateren af te stemmen op het voorkomen van beschermde vissoorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 5 - - - - en vissoorten van de Rode lijst en de eisen die deze soorten stellen aan hun omgeving. Ook bij vergunningverlening vraagt de Provincie van de waterschappen hiermee rekening te houden. De habitat van deze soorten mag niet achteruitgaan. Waterschappen gebruiken het Cultuurhistorie-Ecologie-Water kompas (CEWkompas) “Natuurlijk Samen” om bij inrichting en beheer van HEN- en SED-wateren de juiste richting te kunnen kiezen voor de integratie van de ecologische en cultuurhistorische doelen. De Provincie streeft naar het behoud van hengelsportmogelijkheden en wil de sportvisserij waar mogelijk faciliteren en stimuleren. Langs wateren zonder ecologische functietoekenning wil de provincie de aanleg en het onderhoud van sportvisserijmogelijkheden, zoals bijvoorbeeld steigers stimuleren. Bij wateren met een ecologische functietoekenning wil men dit dus niet stimuleren (sic Natuurbalans). Een aantal HEN- en SED-wateren is tevens waterlichaam in het kader van de KRW. Voor deze wateren zijn ecologische doelen vastgesteld conform de KRWsystematiek. Dit is gebeurd aan de hand van maatlatten voor macrofauna, fytoplankton, vissen en waterplanten. Voor de HEN- en SED-wateren die géén KRW-waterlichaam zijn, zijn streefbeelden opgesteld (Arcadis, 2006). Ten aanzien van vissen zijn voor verschillende wateren doelsoorten aangegeven. In het kader van een vismonitoring, waarbij de ontwikkeling van de visgemeenschap in de tijd wordt gevolgd, is in de periode augustus-oktober 2011 een eerste nulmeting uitgevoerd. In dit rapport worden de resultaten van deze nulmeting besproken. Het onderzoek naar de samenstelling van de visgemeenschap is uitgevoerd conform de richtlijnen van het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk [red.], 2010) en de Kaderrichtlijn Water (KRW). Hoewel de onderzochte HEN-SED wateren veelal niet KRW-plichtig zijn, is voor de onderzochte wateren wel een KRW-visbeoordeling uitgevoerd op basis van de meest gelijkende maatlat, zoals is vastgesteld door waterschap Rivierenland. Daarnaast is aangegeven of het onderzochte water voldoet aan de visdoelsoorten die eraan zijn toekend (Arcadis, 2006). 1.2 LEESWIJZER In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het onderzoeksgebied en de globale ligging van de onderzochte wateren. In hoofdstuk 3, materiaal en methode, wordt ingegaan op de wijze waarop de visbemonstering is uitgevoerd. Daarnaast wordt ingegaan op de verschillende berekeningen die op de verzamelde gegevens zijn uitgevoerd, om te komen tot een schatting van het aantal individuen per soort per hectare en de biomassa per hectare. Voor de hier onderzochte wateren vormt de biomassa per hectare het uitgangspunt voor de visbeoordeling conform maatlatten van de KRW. In hoofdstuk 4, resultaten en discussie, wordt eerst een overzicht gepresenteerd met alle aangetroffen vissoorten per oppervlaktewater. Hierbij wordt tevens ingegaan op de (inter)nationale status van de verschillende soorten. Hierna wordt ingegaan op de habitatbeschrijving van de onderzochte wateren en evt. relaties met visgemeenschappen. Vervolgens wordt per oppervlaktewater ingegaan op de samenstelling van de visgemeenschap, de beoordeling van de visgemeenschap aan de hand van KRW-referentietypen en wordt ingegaan op aspecten van beheer en inrichting om de visgemeenschap duurzaam te ontwikkelen. Hierna volgt in hoofdstuk 5 van NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 6 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 inrichting- en beheermaatregelen ten behoeve van de instandhouding van een duurzame visgemeenschap. Voorts wordt in dit hoofdstuk een samenvattend overzicht gepresenteerd van mogelijk maatregelen die gewenst zijn bij de verschillende onderzochte wateren. In hoofdstuk 6 volgt de conclusie van het onderzoek. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 7 2 ONDERZOEKSGEBIED In figuur 1 wordt een overzicht gepresenteerd van de onderzochte wateren. Bij de rood gemarkeerde wateren is in 2011 een habitatbeschrijving en een visbemonstering uitgevoerd. Bij de blauw gemarkeerde wateren is alleen een habitatbeschrijving opgesteld. In tabel 1 is een algemene beschrijving opgenomen van de onderzochte wateren. Tabel 1. Overzicht van de in 2011 onderzochte wateren binnen het beheergebied van waterschap Rivierenland met vermelding van de aard (doeltype), de beleidsstatus en of er in 2011 een visbestandopname is uitgevoerd (vis: x). Code RD-X Naam doeltype status ALBL0010 ALMB0006 103456 432435 Waterparel HB Kinderdijk 120460 419630 Bakkerskil boezem kreek Waterparel Waternatuur ALMB0007 118950 419720 Bruine Kil kreek Waternatuur ALMB0020 124163 422567 Wiel Uppel wiel Waternatuur ALMB0041 127215 421581 Alm wetering Waternatuur ALMB0055 125491 417980 Kornse Boezem Kreek Waternatuur x ALMB0062 ALMB0089 119932 416340 Oostkil / Bleeke Kil 129500 423900 Wiel Rijswijk kreek wiel Waternatuur Waternatuur x ALMB0093 120931 417373 Oostkil / Bleeke Kil kreek Waternatuur ALMB0095 118974 418250 Bakkerskil kreek Waternatuur ALMB0120 119690 420922 Bruine Kil kreek Waternatuur ALMB0121 122385 417757 Hellegat kreek Waternatuur x ALMB0123 BENL0001 122518 418325 Vierbansche Gantel 138650 438150 De Waai, Zijderveld kreek wiel Waternatuur HEN x x BENL0082 137612 436545 Waterparel Wiel van Bassa wiel Waterparel x BENL0108 145612 437498 De Regulieren slotenstelsel HEN x BENL0118 143550 429070 Komgronden Waardenburg slotenstelsel HEN x BENL0198 137050 431250 Kraaiewiel, Asperen wiel HEN x BENL0357 BENL0379 128377 438424 Waterparel Oude Zederik 128236 439646 Waterparel Oude Zederik wetering wetering Waterparel Waterparel BENL0383 127693 440880 Waterparel Zouweboezem wetering Waterparel BENL0477 127844 440668 Waterparel Zouweboezem wetering Waterparel BOMW0014 138888 421790 Drielse Wetering wetering HEN x BOMW0016 132510 423750 Groote Wiel Munnikenland wiel HEN x BOMW0021 132564 424353 Kleine Wiel Munnikenland BOMW0023 144226 424628 Kloosterwiel wiel wiel HEN HEN x x BOMW0030 139710 422348 Lieskampen sloot-vijver HEN x BOMW0051 132600 423600 Aalpotwiel Munnikenland wiel HEN x BOMW0162 140592 422465 Lieskampen slotenstelsel HEN x GROO0019 bron HEN x GROO0041 195608 428325 Ooyse Graaf MAWA0030 169900 426910 Spijkswiel oude rivierstrang wiel HEN HEN x x MAWA0058 176134 426444 Hernens Meer oude rivierstrang HEN x MAWA0082 174975 426983 Leigraaf Hernen sloot HEN x MAWA0142 182274 423686 Wijchens Ven oude rivierstrang HEN x 191444 427533 Beekstroom NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 8 RD-Y vis x x adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Figuur 1. Overzicht van de in 2011 onderzocht wateren, met vermelding van de unieke watercode (blauw: alleen beschrijving habitat; rood: beschrijving habitat en visbestandopname). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 9 3 MATERIAAL EN METHODE 3.1 HABITATBESCHRIJVING Van alle onderzochte wateren is een habitatbeschrijving opgesteld. Hiervoor is een veldformulier gebruikt. Behalve kopgegevens (datum, locatieaanduiding, weertype etc.) zijn met behulp van het formulier de volgende aspecten tijdens het veldbezoek vastgelegd: karakteristieken oppervlaktewater (aard water, breedte, diepte, dikte sliblaag, etc.); karakteristieken watervegetatie (emers, submers, drijvend en aanwezigheid algen); karakteristieken bodemsubstraat (modder/slib, klei, zand, vegetatie, etc.) en Gegevens oeverzone mate van beschaduwing oppervlaktewater; oeverprofiel (verticaal, normprofiel, glooiend, etc.); oeverstructuur (kaal, beschoeid, rietkraag, moeraszone, etc.); oeverbegroeiing 0-5 m vanaf waterlijn (kaal, akker, grassen en kruiden, etc.) en aangrenzend landgebruik 0-100 m vanaf waterlijn (weilanden, akkers, bos, etc.). De helderheid van het water is bepaald met behulp van een Secchi-schijf. De hoogte van de waterkolom en de slibkolom is bepaald met behulp van een baak (maximale lengte circa 5,5 m) met hierop een 10 cm verdeling. De baak is rechtstandig het water ingedrukt. Bij een eerste lichte weerstand is de hoogte van de waterkolom bepaald. Door hierna de baak door te drukken tot de harde ondergrond is de hoogte van de waterkolom + de hoogte van de slibkolom bepaald. Een aantal wateren is zeer diep. Hier is de diepte bepaald met behulp van een dieptemeter (Daka DF46). Op deze locaties zijn geen slibdiktes vastgesteld. 3.2 VISBEMONSTERING De visbemonsteringen zijn zoveel mogelijk uitgevoerd conform de meest up-to-date inzichten ten aanzien van KRW-bemonsteringen: het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk [red.], 2010). Bij de visbemonstering worden verschillende technieken ingezet. Bij meervormige wateren <10 ha wordt circa: 10% van de oeverlengte bevist met electrovisserij-apparatuur; 20% van de oppervlakte open water wordt bevist met een zegen (hierbij is altijd een viszegen van 100 m lengte toegepast). Bij meervormige wateren van 10-100 ha wordt circa: 5% van de oeverlengte bevist met electrovisserij-apparatuur; 10% van de oppervlakte open water wordt bevist met een zegen (hierbij is een viszegen met een lengte van 100 m of 300 m toegepast). Bij lijnvormige wateren smaller dan 8 m (open water) wordt circa: 7,5% van de oeverlengte bevist met alleen electrovisserij (lengte monsterpunt 250 m). Bij smalle ondiepe wateren wordt gewerkt met draagbare electrovisserij- NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 10 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 apparatuur, bij diepere wateren wordt gewerkt met een polyester boot, met hierop geplaatst een wisselstroomaggregaat met gelijkrichter. Bij lijnvormige wateren breder dan 8 m wordt circa : 7,5% van de oeverlengte bevist met electrovisserij (lengte monsterpunt 250 m) en 7,5% oppervlakte open water met een zegen (lengte monsterpunt 250 m). Bij lijnvormige wateren is gebruik gemaakt van een keernet, behalve in de gevallen dat er gevist kon worden naar een blind uiteinde toe (bijvoorbeeld een stuw of het einde van een watergang) of in gevallen waarbij sprake is van een dichte waterplantenbegroeiing. Een deel van de visbemonsteringen is uitgevoerd in samenwerking met het Visserijbedrijf F. Komen & zn. Dit visserijbedrijf is door Stowa gecertificeerd voor de uitvoering van KRW-bemonsteringen. De overige visbemonsteringen zijn door medewerkers van Natuurbalans-Limes Divergens BV zelfstandig uitgevoerd. Door aanwezigheid van obstakels (takken, boomwortels, waterplanten, wortelstokken van waterlelie/gele plomp of andere obstakels) of door grote diepte is op een aantal locaties de gewenste zegenvisserij niet mogelijk gebleken. Waar mogelijk is dit gecompenseerd door een extra electrovisserij-inspanning te leveren. Omdat met de electrovisserij open water in onvoldoende mate kan worden bemonsterd, kan het niet uitvoeren van de zegenvisserij leiden tot een onvolledig beeld van de visgemeenschap. Of dit het geval is wordt bij de bespreking van de wateren (hoofdstuk 4) aangegeven. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de toegepaste visserijtechnieken, met vermelding van de bemonsteringsinspanning. Voor de viszegen is de bemonsterde oppervlakte aangeduid, voor electrotrajecten is de bemonsteringslengte aangegeven. In smalle doorwaadbare lijnvormige watergangen is de electrovisserij uitgevoerd met draagbare apparatuur (Deka Lord of Brettschneider). Hierbij is gevist met 2 apparaten naast elkaar of met één apparaat in combinatie met een schepnet (achtervanger). Electrovisserij vanuit een polyester boot is uitgevoerd met behulp van een 5 kWh wisselstroomaggregaat met gelijkrichter (type Deka7000 of Looman). Tijdens de visbemonstering zijn alle vissen verzameld in een waterbak. Hierna is van alle vissen de soort bepaald en is de maximale lengte in cm-klassen genoteerd. Bij grote vangsten met de viszegen is gebruik gemaakt van een groot knooploos leefnet. Hierna zijn alle vissen in het oorspronkelijke water teruggezet. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 11 NAAM totale lengte electrovisserij (m) ALBL0010 Waterparel Hoge Boezems Kinderdijk 2052 375 M20 ALMB0020 Wiel Uppel BE 250 M11 ALMB0055 Kornse Boezem BE 500 M3 ALMB0089 Wiel Rijswijk BE 385 M16 ALMB0121 Hellegat BE 160 M1A ALMB0123 Vierbansche Gantel BE 562 M3 BENL0001 De Waai, Zijderveld BE 2200 350 M11 BENL0082 Waterparel Wiel van Bassa BE/ZE 2500 600 M20 BENL0108 De Regulieren HE 950 M1A BENL0118 Komgronden Waardenburg / Het Broek HE 693 M1A BENL0198 Kraaiewiel, Asperen BE 403 M16 BOMW0014 Drielse Wetering BE 490 M3 BOMW0016 Groote Wiel Munnikenland BE 220 M11 BOMW0021 Kleine Wiel Munnikenland BE 136 M11 BOMW0023 Kloosterwiel BE/ZE 10550 500 M11 BOMW0030 Lieskampen (visvijver) BE/ZE 3974 BE/ZE KRW-type MPCODE totale oppervlakte zegenvisserij (m2) visbemonstering Tabel 2. Overzicht van locaties waar in 2011 visbemonstering is uitgevoerd met vermelding van de techniek (HE: draagbare electrovisserij; BE: electrovisserij vanuit een boot; ZE: zegenvisserij), de bemonsteringsoppervlakte (zegen), de bemonsteringslengte (electrovisserij) en het overeenkomstige KRW-type aan de hand waarvan de visbeoordeling plaats vindt. 510 M3 BOMW0051 Aalpotwiel Munnikenland BE 280 M11 BOMW0162 Lieskampen HE 770 M1A GROO0019 Beekstroom HE 100 M1A GROO0041 Ooyse Graaf BE/HE 790 M11 MAWA0030 Spijkswiel BE/ZE 6000 500 M11 MAWA0058 Hernens Meer BE/ZE 5540 647 M3 MAWA0082 Leigraaf Hernen MAWA0142 Wijchens Ven BE BE/ZE 21973 520 M3 855 M6A 3.3 GEGEVENSVERWERKING Alle verzamelde gegevens (habitatbeschrijving en visdata) zijn verwerkt in excel-sheets. In hoofdstuk 4, resultaten en discussie, worden alle vangstgegevens per soort gepresenteerd, waarbij de gegevens zijn geaggregeerd in één leeftijdcategorie (0+;vissen die in 2011 zijn geboren) en 4 lengtecategorieën: - >0+ en ≤14 cm - 15 – 24 cm - 25 – 39 cm - ≥40 cm. Binnen de aangegeven categorieën zijn de visgegevens gepresenteerd als aantallen per hectare en biomassa in kg per hectare. Om hiertoe te komen is een aantal bewerkingen op de visgegevens uitgevoerd. Achtereenvolgens zijn dit: NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 12 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 • • • • • • • • Alle visgegevens (soort, maximale lengte en aantal) zijn per oppervlaktewater en, per bevissingstechniek ingevoerd; zijn er meerdere trajecten per techniek uitgevoerd, dan is de invoer per traject uitgevoerd. Per visserijtechniek en per traject is de bemonsteringsafstand (electrovisserij) en de bemonsteringsoppervlakte (zegenvisserij) aangegeven. Deze zijn in het veld met behulp van een GPS of PDA met GIS-GPS ondersteuning vastgesteld. Voor de bepaling van de visdichtheid (zie § 3.3) wordt gewerkt met oppervlakteeenheden (ha). Ten aanzien van de electrovisserij zijn hierbij de volgende bemonsteringsbreedtes aangehouden: lijnvormige wateren ≤ 8 m: de bemonsteringsbreedte komt hier overeen met de watergangbreedte (bemonsteringsoppervlakte is bemonsteringslengte x waterbreedte). lijnvormige wateren ≤ 12 m: de bemonsteringsbreedte bedraagt bij electrovisserij vanuit een boot 3 m, bij bemonstering met behulp van draagbare electrovisserij-apparatuur wordt 2 m aangehouden. Bij lijnvormige wateren worden over het algemeen beide oevers bevist. De bemonsteringsoppervlakte bedraagt dan bij bootelectrovisserij bemonsteringslengte x 3 x 2 m. vlakvormige wateren (plassen en wielen): de bemonsteringsbreedte bij electrovisserij bedraagt 2 m. Alleen bij kleine zeer ondiepe wielen en plassen is een bemonsteringsbreedte van 3 m aangehouden. Op de verzamelde veldgegevens (ruwe data, de feitelijke vangsten) is een correctiefactor voor het rendement van het vistuig toegepast. Hierbij zijn rendementen gehanteerd zoals aangegeven in Bijkerk (red.), 2010 en Stowa, 2002. voor zegenvisserij is een rendement van 80% gehanteerd (de vangst van 10 vissen staat in dat geval voor 12,5 exemplaren); voor electrovisserij in wateren smaller dan 8 m is een rendement gehanteerd van 60% (de vangst van 10 vissen staat in dat geval voor 16,6 exemplaren); voor electrovisserij in wateren breder dan 8 m is een rendement gehanteerd van 20% (de vangst van 10 vissen staat in dat geval voor 50 exemplaren). voor het schepnet (eenmalig toegepast in een zeer smalle ondiepe sloot) is een rendement van 80% gehanteerd. De visgegevens die gecorrigeerd zijn voor rendement, zijn gebruikt voor de berekening van de visdichtheid per hectare (in aantal exemplaren en in kg). Voor het berekenen van de biomassa (per vis per lengteklasse) is gebruik gemaakt van bekende lengte-gewicht relaties (Tien, Winter & De Leeuw, 2004; www.fishbase.org; Klein Breteler & De Laak, 2003). Uit de onderstaande formule kan het gewicht worden afgeleid. Voor de constante a en exponent b zijn in de genoemde literatuur waarden vastgesteld: gewicht = a *totale lengte^b Aan de hand van de voor het rendement gecorrigeerde aantallen en het berekende gewicht is eerst de “bruto-hectaredichtheid” vastgesteld door het aantal exemplaren of de biomassa in kg te delen door de beviste oppervlakte (in ha). Om de “netto-hectaredichtheid” te berekenen dient een correctie te worden toegepast voor het gebiedsaandeel oever en het gebiedsaandeel open water (oevers: bemonsterd door electrovisserij; open water: bemonsterd door zegenvisserij). De bruto-hectaredichtheid wordt in dit geval betrokken op het feitelijk aanwezige oever-aandeel respectievelijk het open water-aandeel ten opzichte van de totale oppervlakte van een oppervlaktewater. Bij smalle lijnvormige watergangen (<8 m) wordt het gehele water door electrovisserij bevist. Hierbij komt de bruto-hectaredichtheid overeen met de nettohectaredichtheid. Bij vlakvormige wateren (plassen) is het aandeel open water NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 13 (bevist door de zegen) vaak veel groter dan het aandeel oever (bevist door electrovisserij). In de netto-hectaredichtheid is de visdichtheid hierop gecorrigeerd. Bij de visdichtheid-tabellen in hoofdstuk 4 (resultaten en discussie) is altijd uitgegaan van de netto-hectaredichtheid. 3.4 VISSTANDBEOORDELING KRW-beoordeling Op basis van de biomassa in kg per hectare (netto-hectaredichtheid, zie § 3.3) is de KRW-visstandbeoordeling uitgevoerd. De beoordeling is uitgevoerd met behulp van het computerprogramma Qbwat, versie 4.40. In tabel 3 is de benaming van de beoordelingsscores aangegeven. Tabel 3. Overzicht van de klassegrenzen van de beoordelingsscores en de benaming ervan zoals die wordt toegepast bij de KRW-beoordeling van natuurlijke wateren en van kunstmatige of sterk veranderde wateren. natuurlijke wateren benaming score 0 – 0,2 >0,2 – >0,4 – >0,6 – >0,8 – 0,4 0,6 0,8 1,0 slecht ontoereikend matig goed (GET) zeer goed (ZGET) kleurcode kunstmatige of sterk veranderde wateren score benaming kleurcode 0 – 0,2 >0,2 – 0,4 >0,4 – 0,6 >0,6 – 1,0 slecht ontoereikend matig goed (GEP) (MEP) Doelvissoort-beoordeling In het Uitvoeringsplan voor waterparels en HEN/SED wateren worden in het streefbeeld doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006). Voor iedere locatie wordt aangegeven in hoeverre doelvissoorten aanwezig zijn. Eveneens zal worden aangegeven of de geformuleerde doelsoorten passend zijn. In tabel 4 wordt voor alle in dit rapport onderzochte locaties een samenvattend overzicht gegeven van de doelvissoorten. Drie locaties (ALMB0121, ALMB0123, GROO0019) zijn niet opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Voor deze locaties zijn geen doelsoorten bekend. Voor enkele andere locaties worden wel doelsoorten geformuleerd, maar hier zitten geen vissoorten bij. 3.5 BEOORDELING WATERKWALITEIT De waterkwaliteit is beoordeeld op basis van door het waterschap Rivierenland aangeleverd waterkwaliteitsgegevens. De beoordeling is uitgevoerd aan de hand van KRW-referentietypen. De KRW onderscheidt de volgende parameters uit de fysischchemische en fytoplankton maatlatten voor de M-typen: Chlorofyl-A (µg/l) (fytoplankton) Watertemperatuur (ºC) (fysisch chemisch) Nutriënten, totaal fosfaat (mg P/l) en totaal stikstof* (mg N/l) (fysisch chemisch) Zuurgraad (pH) (fysisch chemisch) Zuurstof (%) (fysisch chemisch) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 14 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 - Zoutgehalte (mg Cl/l) (fysisch chemisch). Bij temperatuur gaat het om de maximaal gemeten temperatuur in een zomerhalfjaar. Bij de overige parameters gaat het om de gemiddelde waarde in een zomerhalfjaar. De normen waaraan getoetst wordt kunnen per KRW-type verschillen. Voor details hierover wordt verwezen naar de maatlatomschrijvingen van Stowa (Evers & Knoben, 2007; Van der Molen & Pot, 2007a; Van der Molen & Pot, 2007b). Tabel 4. Overzicht van doelvissoorten die als streefbeeld zijn aangegeven voor de verschillende wateren (bron: Arcadis, 2006). Soorten die beschermd zijn én op de Rode Lijst staan zijn rood gemarkeerd, overige beschermde soorten zijn blauw gemarkeerd, overige Rode Lijstsoorten zijn groen gemarkeerd. Soorten die niet op de Rode Lijst staan en niet beschermd zijn, zwart. Code Naam doelvissoorten ALBL0010 ALMB0006 Waterparel HB Kinderdijk Bakkerskil snoek, zeelt, rietvoorn bittervoorn, snoek ALMB0007 Bruine Kil bittervoorn, snoek ALMB0020 Wiel Uppel bittervoorn ALMB0041 Alm ALMB0055 Kornse Boezem bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje, rietvoorn, snoek, zeelt grote modderkruiper, bittervoorn ALMB0062 Oostkil / Bleeke Kil bittervoorn, snoek ALMB0089 Wiel Rijswijk bittervoorn ALMB0093 ALMB0095 Oostkil / Bleeke Kil Bakkerskil bittervoorn, snoek bittervoorn, snoek ALMB0120 Bruine Kil bittervoorn, snoek ALMB0121 Hellegat ALMB0123 Vierbansche Gantel BENL0001 De Waai, Zijderveld kroeskarper, vetje BENL0082 BENL0108 Waterparel Wiel van Bassa De Regulieren BENL0118 Komgronden Waardenburg BENL0198 BENL0357 Kraaiewiel, Asperen Waterparel Oude Zederik bittervoorn grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje kroeskarper, vetje snoek, zeelt, rietvoorn gebied is eigenlijk Zouweboezem BENL0379 Waterparel Oude Zederik snoek, zeelt, rietvoorn, idem BENL0383 Waterparel Zouweboezem snoek, zeelt, rietvoorn, idem BENL0477 Waterparel Zouweboezem bittervoorn, kleine modderkruiper BOMW0014 Drielse Wetering bittervoorn, kleine modderkruiper BOMW0016 BOMW0021 Groote Wiel Munnikenland Kleine Wiel Munnikenland geen vissoorten geen vissoorten BOMW0023 Kloosterwiel kroeskarper, vetje BOMW0030 Lieskampen (visvijver) BOMW0051 Aalpotwiel Munnikenland grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje geen vissoorten BOMW0162 Lieskampen (sloten) GROO0019 Beekstroom GROO0041 Ooyse Graaf grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje bittervoorn MAWA0030 Spijkswiel kroeskarper, vetje MAWA0058 Hernens Meer bittervoorn MAWA0082 Leigraaf Hernen grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper,kwabaal, meerval bittervoorn MAWA0142 Wijchens Ven NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 15 4 RESULTATEN EN DISCUSSIE 4.1 ALGEMEEN In het kader van een Nulmeting Vismonitoring HEN-SED wateren is in de periode augustus-oktober 2011 op een aantal locaties een visbemonstering uitgevoerd. In § 4.2 wordt eerst een algemeen overzicht gepresenteerd van de aangetroffen soorten in alle onderzochte wateren tezamen. Naast de wateren waar in 2011 een visbemonsering is uitgevoerd is ook van een aantal overige wateren een habitatbeschrijving opgenomen. De resultaten van deze habitatbeschrijving is uitgewerkt in bijlage 1 en § 4.3. Bij deze locaties zijn de visgegevens overgenomen die het recente verleden zijn verzameld door Grontmij (data waterschap Rivierenland, 2012; visgegevens 2009) en ATKB (Rutjes & Koole, 2011; visgegevens 2010). In § 4.4 worden de oppervlaktewateren besproken, waarbij in 2011 visbemonsteringen zijn uitgevoerd. Hierbij wordt ook ingegaan op andere aspecten als visbeoordeling aan de hand van KRW-maatlatten en waterkwaliteit. Voor een aantal wateren heeft Waterschap Rivierenland maatregelen uitgewerkt (maatregeloverzicht, versie 13). Deze zullen worden aangestipt en zo nodig worden uitgebreid met eigen adviezen. In § 5 wordt apart ingegaan op maatregelen die genomen kunnen worden om het leefgebied voor vissen in het algemeen en doelvissoorten in het bijzonder te verbeteren en overige maatregelen die getroffen kunnen worden. Ook is in dit hoofdstuk een samenvattend overzicht van mogelijke maatregelen voor alle onderzochte wateren uitgewerkt. In § 4.5 is een beperkte analyse opgenomen van de beschreven omgevingsvariabelen (bijlage 1) en de visgemeenschap, waarbij de focus ligt op de twee belangrijkste watertypen: open wateren en geïsoleerde wateren. 4.2 OVERZICHT WAARGENOMEN VISSOORTEN In tabel 5 wordt een overzicht gegeven van alle aangetroffen vissoorten in de verschillende onderzochte oppervlaktewateren bij de visbemonstering in 2011. In de tabel worden de feitelijke vangstaantallen vermeld. Tevens is de status (Flora- en faunawet en Rode Lijst) van de soorten aangegeven. De soorten opgenomen in de Flora en faunawet zijn wettelijk beschermd. De Rode Lijst is vooral een signaleringslijst van soorten die niet alleen in Nederland voorkomen, maar zich er ook voortplanten. Daarbij is per soort een status toegekend, zoals bedreigd, gevoelig, kwetsbaar etc. Het voorkomen op deze lijst hoeft niet te betekenen dat de soort ook bij wet beschermd is. De lijst geeft beleidsmakers en beheerders handvaten voor bescherming en verbetering van de leefomgeving. In totaal zijn 3 beschermde soorten aangetroffen: bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper. Bittervoorn is op 7 van 24 onderzochte locaties aangetroffen. Grote modderkruiper is op 4 locaties waargenomen. Er zijn 5 vissoorten van de Rode Lijst aangetroffen. Naast bittervoorn en grote modderkruiper zijn dit vetje, kroeskarper en winde. De winde is een rheofiele vissoort. Het is niet verwonderlijk dat deze soort NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 16 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 weinig is aangetroffen in de veelal geïsoleerde wateren. Kroeskarper, een kenmerkende soort voor geïsoleerde, vegetatierijke wateren is slechts op één locatie waargenomen. Er zijn 4 uitheemse vissoorten aangetroffen: graskarper, roofblei, marmergrondel en zwartbekgrondel. De zwartbekgrondel vertoont de laatste jaren een zeer sterke opmars in de grote rivieren. In binnenwateren is de soort tot op heden nog maar weinig aangetroffen. Tijdens de nulmeting is de soort in één oppervlaktewater aangetroffen. Blankvoorn, baars, zeelt en rietvoorn komen op de meeste locaties voor. Deze soorten zijn op respectievelijk 23, 22, 21 en 20 van 24 locaties aangetroffen. Blankvoorn en baars zijn hierbij tevens de meest abundante vissoorten. Ook van vetje en brasem zijn grote aantallen exemplaren aangetroffen. Op een aantal locaties zijn in 2009 en 2010 visgegevens verzameld (data waterschap Rivierenland, m2012; Rutjes & Koole, 2011). Deze visgegevens zijn niet opgenomen in tabel 5. Op deze locaties is een selectie van de in tabel 5 aangegeven soorten aangetroffen. Er zijn geen andere vissoorten aangetroffen, die niet vermeld staan in de tabel. In § 4.3 zijn de visgegevens van deze locaties opgenomen. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 17 Tabel 5. Overzicht aantal gevangen vissoorten met vermelding van de status (FFW: Tabel van de Flora en faunawet; RL: Rode lijst; GE: gevoelig, KW: kwetsbaar). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 18 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.3 BESPREKING VISGEMEENSCHAP (2009/2010) PER OPPERVLAKTEWATER In deze paragraaf wordt ingegaan op locaties waar in 2011 wél een habitatbeschrijving is opgesteld, maar waar in 2011 géén visbemonsteringen zijn uitgevoerd. De visgegevens en de visstand beoordelingen van deze locaties zijn rechtstreeks overgenomen uit data van waterschap Rivierenland (visgegevens 2009, Grontmij) j en ATKB (Rutjes & Koole, 2011). Hoewel bij de habitatbeschrijving enkele monsterpunten zijn opgenomen zijn de visgegevens vaak afkomstig van meerdere monsterpunten, omdat het hier langgerekte lijnvormige watergangen betreft. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de habitatbeschrijving van de onderzochte wateren. Onder het kopje ‘algemeen’ wordt hierbij de bespreking van de locaties kort op ingegaan. 4.3.1 Alm (ALMB0041) Algemeen De Alm bij monsterpunt ALMB0041 is een tien meter brede wetering, waarvan de oevers natuurvriendelijk zijn ingericht. Op een aantal plaatsen zijn ondiepe kommen aangelegd. De waterdiepte in het midden van de watergang is 110 cm met daaronder een sliblaag van 25 cm. Vlak voor de inventarisatie is de watergang gemaaid, waardoor er vrijwel geen onderwatervegetatie meer in de watergang stond. Het doorzicht op het moment van de inventarisatie bedroeg 50 cm. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 19 Visgemeenschap In tabel 6 en tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de visgemeenschap van de Alm. Hierbij zijn de gegevens van de gehele Alm weergegeven (NL09_02). De visbemonstering is in 2009 uitgevoerd (Grontmij). De hier gepresenteerde data zijn in 2012 door Waterschap Rivierenland ter beschikking gesteld. De Alm is op een groot aantal monsterpunten bemonsterd. De samengevoegde gegevens hoeven niet representatief te zijn voor monsterpunt ALMB0041. Tabel 6. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Alm (NL09_02) in aantallen per ha (visgegevens d.d. 2009; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). ALM NL09_02 totaallengte (cm-klassen Soort 0+ >0+-15 16-25 26-40 >=41 N/ha N/ha N/ha N/ha N/ha Alver 5 Baars 806 152 15 5 Bittervoorn 6 102 Brasem 116 207 146 37 2 Blankvoorn 447 1164 170 Driedoornige Stekelbaars 9 Karper 2 1 Kolblei 15 4 Kleine Modderkruiper 53 Aal/Paling 1 Pos 15 16 Riviergrondel 2 Rietvoorn/Ruisvoorn 33 75 19 Snoekbaars 1 Vetje 5 Zeelt 2 3 1 6 cm-klassen snoek 0 - 15 16 - 35 36 - 44 45 - 54 >=55 Snoek 13 3 11 Eindtotaal Totaal N/ha 5 978 108 509 1781 9 3 18 53 1 31 2 127 1 5 11 Totaal % 28 3670 0,8 100,0 0,1 26,6 2,9 13,9 48,5 0,2 0,1 0,5 1,4 0,0 0,8 0,1 3,5 0,0 0,1 0,3 Tabel 7. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Alm (NL09_02) in biomassa (kg) per ha (visgegevens d.d. 2009; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). ALM NL09_02 Soort Naam Alver Baars Bittervoorn Brasem Blankvoorn Driedoornige Stekelbaars Karper Kolblei Kleine Modderkruiper Aal/Paling Pos Riviergrondel Rietvoorn Snoekbaars Vetje Zeelt cm-klassen snoek Snoek Eindtotaal NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 20 0+ kg/ha >0+-15 kg/ha 0,1 3,1 0,3 2,3 23,8 1,2 0 0,2 0,5 0 0 totaallengte (cm-klassen) 16-25 26-40 >=41 kg/ha kg/ha kg/ha 0,9 3,2 12,7 9,2 7,6 3,3 11,3 0,3 0,3 0,4 1 0 0,1 0 0 - 15 0,2 0 1,4 1,3 0 0 0,5 0,8 6,9 16 - 35 1,4 36 - 44 1 45 - 54 55 <= 24,2 Totaal kg/ha 0,1 8,4 0,3 26,2 33,5 0 11,3 0,6 0,3 1 0,3 0 2,7 0 0 8,2 Totaal % 26,6 119,5 22,3 100,0 0,1 7,0 0,3 21,9 28,0 0,0 9,5 0,5 0,3 0,8 0,3 0,0 2,3 0,0 0,0 6,9 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 De visgemeenschap in de Alm wordt in biomassa gedomineerd door brasem, blankvoorn en snoek (tezamen meer dan 72%). De totale biomassa wordt geraamd op 119,5 kg per hectare. In aantal zijn het vooral blankvoorn en baars die het meest dominant zijn. Circa 75% van alle gevangen vissen betreft deze soorten. KRW-beoordeling In tabel 8 wordt de KRW-beoordeling voor de Alm (NL09_02) aangegeven. De Alm wordt beoordeeld aan de hand van het referentietype M3: gebufferde regionale kanalen. Het M3 type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijke score (zie § 3.4). Tabel 8. KRW-beoordeling Alm NL09_02 (bron: data Waterschap Rivierenland). Type M3 Eindscore 0,87 Beoordeling goed Gewichtspercentage brasem + karper 0,96 Gewichtspercentage plantenminnende soorten 0,65 Aantal soorten plantenminnende en migrerende soorten 1 Het zeer geringe gewichtsaandeel brasem+karper met het hoge biomassa-aandeel plantminnende soorten en het hoge aandeel kenmerkende plantminnende en migrerende soorten zorgen tezamen voor een hoge KRW-score. Doelvissoort-beoordeling In het Uitvoeringsplan waternatuur (Arcadis, 2006) zijn de volgende doelvissoorten voor de Alm aangegeven: bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, rietvoorn, snoek, vetje en zeelt. Met uitzondering van kroeskarper zijn alle doelvissoorten in 2009 in de Alm aangetroffen. Bij eerder onderzoek is kroeskarper wel incidenteel aangetroffen (Scherpenisse-Gutter et al., 2008). Van de kroeskarper komt geen vitale populatie voor. Vooral de aanwezigheid van diverse andere grote vissoorten is voor de kroeskarper minder gunstig. Waarschijnlijk is de kroeskarper hierom een minder geschikte doelsoort voor dit type water. Inrichting en beheer Langs de Alm zijn tal van inrichting- en beheer maatregelen uitgevoerd ter verbetering van de leefgebiedkwaliteit, onder meer voor vissen. Op dit moment zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 21 4.3.2 Bakkerskil, Bruine Kil, Oostkil / Bleeke Kil Algemeen Bij de voormalige kreken is het habitat op een aantal monsterpunten beschreven. Deze monsterpunten worden in het vervolg van de tekst besproken. De kreken worden in de KRW als één waterlichaam beschouwd (NL09_15). De gegevens van de visgemeenschap hebben betrekking op alle kreken tezamen, waarbij een groot aantal monsterpunten is onderzocht (visgegevens 2009 Grontmij; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). Deze gegevens over de visstand hoeven niet representatief te zijn voor individuele monsterpunten. ALMB0095 Bakkerskil Op deze locatie is de Bakkerskil ongeveer 50 meter breed. De oeverzone bestaat uit een flauw talud van zand en puin, naar het midden toe gaat deze over naar een steeds dikker wordende sliblaag. Er groeit geen submerse dan wel emerse vegetatie. De oever gaat boven de waterspiegel over in een 1 tot 5 meter brede zone met (overhangende) kruiden, grassen en riet. Het doorzicht bedroeg 75 cm. ALMB0095 ALMB0006 Bakkerskil Aan de noordoostzijde van deze locatie bevindt zich een brug, waarover de Hoge polderweg loopt. Onder de brug is de waterdiepte 95 cm zonder sliblaag. De breedte van de Bakkerskil op deze locatie is 30 tot 40 meter. Op ongeveer 1/3 van de breedte van de watergang is de waterdiepte 95 cm met daaronder een sliblaag van 30 cm. De oeverzones bestaan voornamelijk uit zand, met aan de ene zijde een steil talud met grassen, kruiden en riet. De andere zijde is een flauw talud met riet, kruiden en struiken. Het doorzicht is bij de brug tot aan de bodem. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 22 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 ALMB0006 ALMB0120 Bruine Kil De Bruine Kil is een tot circa 13 meter brede watergang met een diepte van 65 cm met daaronder een sliblaag van 30 cm. De bodem van de oever bestaat uit een mix van zand en klei, de waterdiepte is op 2 meter uit de oever 50 cm. Het doorzicht is tot aan de bodem. De oevervegetatie bestaat voor het grootste deel (circa 60%) uit grassen en kruiden en op een aantal stukken staat riet tot in het water (circa 40%). ALMB0120 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 23 ALMB0007 Bruine Kil Monsterpunt ALMB0007 is het meest benedenstrooms gelegen deel van de Bruine Kil tot aan het gemaal. De breedte is hier circa 15 meter met een waterdiepte van 90 cm met daaronder een sliblaag van 40 cm. Het doorzicht is tot aan de bodem. In dit deel staan vrij veel ondergedoken waterplanten, en voor het gemaal hoopt zich drijvend maaisel op. Op de zuidelijke oever groeit vooral riet, met aangrenzend bos, terwijl op de noordelijke oever vooral grassen en kruiden groeien. ALMB0007 ALMB0093 Oostkil / Bleeke kil Op deze locatie is de Oostkil/ Bleeke Kil ongeveer 13 meter breed en maximaal 50 cm diep met daaronder een (kleiige) sliblaag van 60 cm. Naast modder/slib (circa 80%) ligt er veel blad en takken op de bodem (circa 20 %). Het doorzicht is tot aan de bodem. De oever is een normprofiel met grassen en kruiden waar op circa 20% van het traject een rietkraag tot in het water groeit. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 24 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 ALMB0093 ALMB0062 Oostkil / Bleeke kil Op deze locatie is de Oostkil / Bleeke kil ongeveer 15 tot 20 meter breed. De diepte is 90 cm met daaronder een sliblaag van 20 cm. De bodem bestaat in het midden uit modder/slib en in de oeverzone uit zand en klei. De oevers zijn redelijk steil, op de noordelijke oever groeit voornamelijk riet en op zuidelijke grassen en kruiden. Het doorzicht is op deze locatie tot aan de bodem. ALMB0062 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 25 Visgemeenschap In tabel 9 en 10 wordt een overzicht gegeven van de visgemeenschap in de kreken. Voor de KRW gaat het bij de verschillende kreken (Bakkerskil, Bruine Kil, Oostkil/Bleeke Kil om één waterlichaam (NL09_15). De gepresenteerde data zijn ter beschikking gesteld door waterschap Rivierenland en afkomstig van een visbemonstering die in 2009 door Grontmij is uitgevoerd. Tabel 9. Overzicht bestandschatting visgemeenschap kreken (NL09_15) in N/ha (visgegevens d.d. 2009; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). kreken NL09_15 Soort Baars Bittervoorn Brasem Blankvoorn Driedoornige Stekelbaars Giebel Grote Modderkruiper Karper Kolblei Kleine Modderkruiper Marmergrondel Aal/Paling Pos Roofblei Riviergrondel Rietvoorn/Ruisvoorn Snoekbaars Winde Zeelt cm-klassen snoek Snoek Eindtotaal NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 26 0+ N/ha 364 163 125 860 89 5 11 53 3 25 0 0 - 15 1 totaallengte (cm-klassen) >0+-15 16-25 26-40 >=41 N/ha N/ha N/ha N/ha 71 6 341 28 4 59 221 44 0 12 1 1 6 4 2 23 4 0 3 5 2 1 23 2 0 1 2 1 1 49 11 1 16 - 35 36 - 44 45 - 54 >=55 15 0 1 Totaal N/ha 441 505 216 1.125 101 1 1 12 5 23 4 4 5 13 1 78 4 28 61 Totaal % 18 2.645 0,7 100,0 16,7 19,1 8,2 42,5 3,8 0,0 0,0 0,5 0,2 0,9 0,2 0,2 0,2 0,5 0,0 2,9 0,2 1,1 2,3 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 10. Overzicht bestandschatting visgemeenschap kreken (NL09_15) in kg/ha (visgegevens d.d. 2009; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). kreken NL09_15 Soort Baars Bittervoorn Brasem Blankvoorn Driedoornige Stekelbaars Giebel Grote Modderkruiper Karper Kolblei Kleine Modderkruiper Marmergrondel Aal/Paling Pos Roofblei Riviergrondel Rietvoorn/Ruisvoorn Snoekbaars Winde Zeelt cm-klassen snoek Snoek Eindtotaal 0+ kg/ha 2 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 - 15 0 totaallengte (cm-klassen) >0+-15 16-25 26-40 >=41 kg/ha kg/ha kg/ha kg/ha 1 0 0 0 0 106 4 3 0 0 1 0 32 0 0 0 0 0 2 0 5 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 16 - 35 36 - 44 45 - 54 >=55 1 0 1 Totaal kg/ha 3 1 107 9 0 1 0 32 0 0 0 2 0 5 0 1 0 1 3 Totaal % 3 167 1,6 100,0 2,0 0,3 64,1 5,5 0,0 0,4 0,1 19,4 0,1 0,1 0,0 1,1 0,1 3,2 0,0 0,3 0,1 0,4 1,5 De visgemeenschap van alle kreken tezamen wordt in abundantie gedomineerd door blankvoorn, bittervoorn, baars en in mindere mate brasem. Het abundantie-aandeel van deze soorten in de visgemeenschap bedraagt tezamen circa 86%. Ten aanzien van biomassa zijn twee soorten dominant: brasem en karper. Het biomassa-aandeel van deze soorten tezamen bedraagt circa 83%. KRW-beoordeling In tabel 11 wordt de KRW-beoordeling voor de kreken (NL09_15) aangegeven. Dit waterlichaam wordt beoordeeld aan de hand van het referentietype R8: zoet getijdenwater (uitlopers rivier) op zand/klei. In tegenstelling tot de M-typen, waarbij de KRW-beoordeling is gebaseerd op biomassaverhoudingen, wordt bij de beoordeling aan referentietype R8 gekeken naar de abundantieverhoudingen. Tabel 11. KRW-beoordeling kreken NL09_15 (bron: data Waterschap Rivierenland). Type Eindscore Beoordeling R8 0,37 ontoereikend Aantal inheemse diadrome soorten 0,1 Aantal inheemse rheofiele soorten 0,1 Aantal inheemse limnofiele soorten 0,7 Relatieve abundantie rheofiele soorten 0,04 Relatieve abundantie limnofiele soorten 0,82 Op basis van het referentietype R8 wordt de huidige visgemeenschap in de KRW als ontoereikend beoordeeld. Alleen het aandeel limnofiele soorten scoort goed. De abundantie rheofiele soorten en het aantal kenmerkende vissoorten scoort slecht. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 27 De behaalde KRW-score voor de kreken is niet verwonderlijk. Bij het referentietype R8 gaat het om zoete getijdenwateren waar twee maal daags de stroomrichting van het water wisselt en het waterpeil sterke fluctuaties vertoont. De Bakkerskil, Bruine Kil, Oostkil en Bleeke Kil zijn wateren die geïsoleerd liggen. In deze afgesloten wateren is geen getijdebeweging aanwezig en is er geen (dagelijkse) fluctuatie in het waterpeil. Dat in een dergelijk water rheofiele en diadrome vissoorten nauwelijks vertegenwoordigt zijn is begrijpelijk, evenals het vrij hoge aandeel limnofiele soorten. Doelvissoort-beoordeling Voor de verschillende kreken worden bittervoorn en snoek als doelvissoort aangeduid (Arcadis, 2006). Beide soorten komen in de kreken voor. In het licht van het KRWreferentietype R8, zoete getijdenwateren, is de keuze van de doelvissoorten niet geheel voor de hand liggend. Kenmerkende soorten voor zoete getijdenwateren zijn o.a.: rheofiele diadrome soorten zoals: elft, houting, zalm, rivierprik en zeeprik; rheofiele soorten als: barbeel, kopvoorn, kwabaal, sneep en serpeling; limnofiele soorten als: bittervoorn, grote modderkruiper en kroeskarper. Inrichting en beheer In het licht van het KRW-referentietype R8 is het voor de kreken van belang dat er weer een open verbinding ontstaat met het buitenwater, zodat getijdenbewegingen kunnen worden hersteld. Op een enkele uitzondering na zijn de verschillende onderzochte monsterpunten vrij eenvormig. Tenminste enige aanpassingen in het oeverprofiel (flauwe taluds naast steile taluds, oeverinhammen), zijn gewenst om meer structuurvariatie in deze wateren aan te brengen. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 28 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.3.3 Zouweboezem Algemeen BENL0379 Waterparel Oude Zederik Dit circa 50 meter brede kanaal heeft aan één zijde een ondiepere (natuurvriendelijke) oever. De andere oever is twee meter uit de kant al 1 meter diep met daaronder een sliblaag van 40 cm. De oeverstructuur van beide oevers bestaat uit riet. Het doorzicht is 20 cm. BENL0357 Waterparel Oude Zederik Op deze locatie is het kanaal ongeveer 30 meter breed. Twee meter uit de kant is de waterdiepte al 90 cm met daaronder een sliblaag van 50 cm. Het doorzicht is 30 cm. In de oeverzone groeit vrij veel submerse vegetatie en drijvende vegetatie (gele plomp). Beide oevers zijn boven de waterspiegel begroeid met riet. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 29 BENL0383 Waterparel Zouweboezem Monsterpunt BENL0383 bevindt zich in een oude strang van circa 35 meter breed. Deze strang heeft een behoorlijk dikke sliblaag van fijn materiaal. Twee meter uit de oever staat 50 cm water en is de sliblaag al meer dan 120 cm dik. De zichtdiepte is 30 cm. Op enkele plekken middenin de strang zijn velden van gele plomp aanwezig. De oevers zijn begroeid met brede rietkragen. Visgemeenschap In tabel 12 en tabel 13 wordt een overzicht gegeven van de visgemeenschap in de Zouweboezem (NL09_31). De beschreven locaties liggen allen globaal binnen het onderzoeksgebied waar in 2010 een visbemonstering is uitgevoerd (Rutjes & Koole, 2011). De visbemonstering is op 6 monsterpunten uitgevoerd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 30 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 12. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Zouweboezem in N/ha (overgenomen uit: Rutjes & Koole, 2011). Tabel 13. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Zouweboezem in kg/ha (overgenomen uit: Rutjes & Koole, 2011). Het aantalsbestand van het waterlichaam wordt geraamd op 3.318 stuks per hectare. Er zijn 15 vissoorten (excl. hybride) in de Zouweboezem aangetroffen, hiervan zijn 10 vissoorten eurytoop, 3 limnofiel, 1 rheofiel en 1 exoot. Het aandeel eurytope vissoorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 31 wordt geraamd op 94%, Het aandeel limnofiele wordt geraamd op 6%. Het aandeel rheofiele en exoten samen wordt berekend op 0,1%. Het grootse aandeel (76%) in de aantallen word bepaald door broed (7% van de biomassa), de grote vissen bepalen slechts 2% van het totaal aantal vissen (66% van de biomassa). De vissoort met het hoogste aandeel in de aantalschatting is baars (58%), dit zijn voornamelijk 0+ vissen (uit: Rutjes & Koole, 2011). Het visbestand in de Zouweboezem wordt geraamd op 118 kg/ha. Het bestand bestaat voornamelijk uit eurytope soorten (70%). Het limnofiele bestand omvat 30% van de visbiomassa. Het rheofiele en exotenbestand samen bepalen <0,5% van de totale visbiomassa. De visbiomassa wordt voornamelijk bepaald (66%) door de vis >40 cm. De meest voorkomende vissoort op basis van biomassa is snoek (30%), gevolgd door zeelt (29%) (uit: Rutjes & Koole, 2011). KRW-beoordeling In tabel 14 is de KRW-beoordeling voor de Zouweboezem opgenomen. De Zouweboezem wordt beoordeeld aan de hand van het referentietype M10: laagveen vaarten en kanalen. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren die worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Tabel 14. KRW-beoordeling visgemeenschap Zouweboezem (overgenomen uit: Rutjes & Koole, 2011). De Zouweboezem voldoet aan het GEP. Ten aanzien van KRW-type M10 zijn er in de visstand geen knelpunten aanwezig. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 32 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Doelvissoort-beoordeling Voor de Zouweboezem staan snoek, rietvoorn en zeelt op als doelsoort (Arcadis, 2006). Van alle drie de soorten zijn verscheidene exemplaren verdeeld over meerdere lengteklassen aangetroffen. De huidige visgemeenschap van de Zouweboezem voldoet hiermee aan het streefbeeld. Inrichting en beheer Zowel ten aanzien van de KRW-beoordeling als op basis van de doelvissoortbeoordeling zijn op korte termijn geen gerichte beheer- en inrichtingsmaatregelen voor de Zouweboezem noodzakelijk. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 33 4.4 BESPREKING VISGEMEENSCHAP (2011) PER OPPERVLAKTEWATER In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de habitatbeschrijving van de onderzochte wateren. Bij de bespreking van de wateren wordt hier onder het kopje ‘algemeen’ kort op ingegaan. Per oppervlaktewater wordt in tabellen de visdichtheid in aantallen en biomassa per ha aangeduid. Wanneer in de tabel de waarde 0,0 staat vermeld, betekent dit dat de soort er wel zit, maar dat de bestandsschatting kleiner is dan 0,049 kg/ha. 4.4.1 Waterparel Hoge boezems Kinderdijk (ALBL0010) Zicht op een gedeelte van de boezem, waar in 2011 de visbemonstering is uitgevoerd (achtergrond Kinderdijk). Algemeen Bij watergang ALBL0010 is de visbemonstering uitgevoerd in een vrij brede lijnvormige watergang. De watergang staat in open verbinding met een grote waterplas. Deze plas is volledig dichtgegroeid met waterplanten. Bij de zegenvisserij is één trek met succes uitgevoerd. Een tweede trek is mislukt door de aanwezigheid van obstakels op de bodem van ALBL0010. Hierdoor is het aandeel vissen van open water mogelijk iets onderschat. Visgemeenschap In tabel 15 en 16 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 17 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In totaal zijn 15 vissoorten aangetroffen, waaronder twee exoten. Dit is de enige locatie waar in het binnenwater zwartbekgrondel is aangetroffen. Baars en blankvoorn zijn in aantal de meest abundante soorten. Gezamenlijk maken ze meer dan 80% van de NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 34 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 visgemeenschap uit. Ten aanzien van biomassa komt een ander beeld naar voren. Hier is het vooral brasem en snoek die dominant zijn. Tabel 15. Overzicht bestandschatting visgemeenschap in ALBL0010 in aantal/ha. ALBL0010 SOORT Totaallengte (cm-klassen) gilde 0+ eurytoop 3.489 564 118 eurytoop brasem eurytoop 6.001 163 1.578 1.617 53 55 kolblei eurytoop 35 4 paling pos eurytoop eurytoop snoekbaars eurytoop 2 kleine modderkruiper limnofiel 9.725 47 rietvoorn limnofiel 47 snoek vetje limnofiel limnofiel riviergrondel rheofiel winde rheofiel Totaal rheofiel roofblei zwartbekgrondel 47 4.218 28,5 15 7.632 1.948 51,6 13,2 39 0,3 25-39 blankvoorn Totaal limnofiel % Totaal 15-24 baars Totaal eurytoop N/ha Totaal >0+-14 > 40 98 70 70 132 3.926 116 23 93 116 209 Eindtotaal 9.888 1,4 2 0,0 61 167 14.109 163 95,4 1,1 47 0,3 126 47 47 219 1,5 116 0,8 126 47 47 47 Totaal exoot 0,5 201 230 23 23 exoot exoot 70 544 3,7 23 23 0,2 0,2 47 0,3 70 70 0,5 23 23 0,2 93 93 0,6 14.793 100,0 4.228 356 108 214 Tabel 16. Overzicht bestandschatting visgemeenschap in ALBL0010 in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALBL0010 SOORT Totaallengte (cm-klassen) gilde 0+ >0+-14 15-24 baars eurytoop 1,3 1,8 1,5 blankvoorn eurytoop 2,0 4,2 2,4 brasem eurytoop 0,0 1,2 2,7 kolblei eurytoop 1,1 0,2 paling eurytoop pos eurytoop 0,0 snoekbaars eurytoop 0,0 Totaal eurytoop 9,0 0,1 limnofiel 0,0 rietvoorn limnofiel 0,0 snoek limnofiel vetje limnofiel Totaal limnofiel > 40 7,4 3,5 0,0 0,0 0,0 0,1 6,8 10,9 KG/ha Totaal % Totaal 12,1 5,9 8,5 4,2 113,9 121,3 59,5 1,2 0,6 11,7 11,7 5,7 0,7 0,4 0,7 3,4 kleine modderkruiper 25-39 125,6 0,0 0,0 155,6 76,3 0,1 0,1 0,0 0,0 23,5 1,8 0,8 45,3 48,0 0,0 0,0 1,8 0,8 45,3 48,1 23,6 riviergrondel rheofiel 0,0 0,0 0,0 winde rheofiel 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Totaal rheofiel roofblei exoot 0,1 0,1 0,0 zwartbekgrondel exoot 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1 203,9 100,0 Totaal exoot Eindtotaal 3,4 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 9,3 8,6 11,7 170,9 adviesbureau voor natuur & landschap 35 KRW-beoordeling ALBL0010 is ingedeeld als KRW-type M20: matig grote gebufferde diepe meren. Na toetsing met behulp van het computerprogramma Qbwat, is de volgende beoordeling naar voren gekomen. Tabel 17. KRW-beoordeling van ALBL0010. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type vissen eqr beoordeling klasse beoordeling berekeningselementen uit deelmaatlatten: vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten bovenmaatse aal en snoekbaars aantal soorten ALBL0010 M20 0.463 3 matig 1.00 0.21 0.13 0.97 0.00 15 De vislevensgemeenschap in dit oppervlaktewater wordt als matig beoordeeld. Het aantal soorten wordt als zeer goed beoordeeld (score 1,00). Ook het hoge biomassaaandeel plantminnende soorten wordt als zeer goed beoordeeld. De score ‘matig’ wordt vooral veroorzaakt door het ontbreken van zuurstoftolerante soorten (grote modderkruiper, kroeskarper en zeelt), een zeer gering aandeel (in biomassa) van blankvoorn en baars ten opzichte van alle eurytopen en het hoge aandeel brasem (score 0,21: ontoereikend). Doelvissoort-beoordeling Voor de waterparel Hoge boezem Kinderdijk zijn snoek, zeelt en rietvoorn aangemerkt als doelsoort. Alleen snoek en rietvoorn lijken er nu voor te komen. Van snoek zijn geen 0+ exemplaren aangetroffen, van rietvoorn zijn uitsluitend 0+ exemplaren waargenomen. Om aan het streefbeeld te voldoen zal de visgemeenschap voor alle drie de soorten verbeterd moeten worden (zie inrichting en beheer en § 5). Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling van ALBL0010. Het totaal-N gehalte scoort matig, het totaal-P gehalte scoort slecht. De overige parameters (chloride, zuurstof, pH, temperatuur, doorzicht, Chlorofyl-a, natrium en ammonium scoren goed tot zeer goed. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 36 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Inrichting en beheer Ten aanzien van de oeverinrichting van de Zouweboezem is er voor vissen niet heel veel te verbeteren. De Zouweboezem staat in open verbinding met een grote ondiepe plas met hier langs tenminste 2-15 m brede rietkragen, die deels in het water staan. Wellicht dat het maaibeheer van de watervegetatie in de boezem geëxtensiveerd kan worden of beperkt kan worden tot een “middenstroom”, waarbij de vegetatie aan de zijden blijft staan. In de Zouweboezem is wel sprake van een aanzienlijke sliblaag. Door natuurlijke successie zal slib zich steeds verder gaan ophopen. Ter verbetering van de leefomstandigheden van vissen en van de waterkwaliteit is het gewenst op termijn tenminste een deel van de Zouweboezem uit te baggeren. Ook het terugdringen van de brasemdichtheid kan de leefomstandigheden voor de overige (doel)vissoorten verbeteren. 4.4.2 Wiel Uppel (ALMB0020) Algemeen Wiel Uppel is ondiep; in het midden bedraagt de diepte circa 2,5 m. Hieronder is een dikke sliblaag aanwezig van circa 2,6 m. Het wiel is grotendeels dichtgegroeid met waterplanten. Op het wiel overnachten dagelijks honderden wilde eenden die hier vanuit de ruime omgeving naartoe komen. Meer dan 70% van het wiel is bedekt met een waterlelie/gele plomp vegetatie. Wiel Uppel. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 37 Visgemeenschap In tabel 18 en 19 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 20 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Tabel 18. Overzicht bestandschatting visgemeenschap in ALMB0020 in N/ha. ALMB0020 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde baars eurytoop blankvoorn eurytoop 0+ >0+-14 315 Totaal eurytoop 15-24 25-39 > 40 N/ha % Totaal Totaal 101 23 124 3,8 101 68 484 14,9 315 203 90 608 18,7 439 1.869 79 236 23 2.545 101 78,2 3,1 Totaal limnofiel 439 1.948 259 2.646 81,3 Eindtotaal 754 2.151 349 3.254 100,0 rietvoorn zeelt limnofiel limnofiel Tabel 19. Overzicht bestandschatting visgemeenschap in ALMB0020 in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0020 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop 0,6 0,2 0,8 7,2 blankvoorn eurytoop 0,1 0,3 0,7 1,1 10,0 0,1 0,9 0,9 1,8 17,1 rietvoorn limnofiel 0,0 5,7 2,2 8,0 75,1 zeelt limnofiel 0,3 0,5 0,8 7,8 Totaal eurytoop 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal Totaal limnofiel 0,0 6,0 2,8 8,8 82,9 Eindtotaal 0,1 6,9 3,7 10,7 100,0 In wiel Uppel is slechts een beperkt aantal vissoorten aangetroffen. Zowel in aantal als in biomassa wordt de visgemeenschap gedomineerd door rietvoorn. KRW-beoordeling De visgemeenschap van wiel Uppel wordt beoordeeld aan de hand van KRW-type M11: Kleine ondiepe gebufferde plassen (tabel 20). De visgemeenschap wordt als ‘goed’ beoordeeld. Vooral het biomassa-aandeel baars/blankvoorn, het ontbreken van brasem en aanwezigheid van plantminnende soorten wordt als gunstig beoordeeld. Het beperkte aantal soorten (score slecht) en het vrij beperkte aandeel zuurstoftolerante soorten (hier zeelt; score matig) drukken de eindscore enigszins. Doelvissoort-beoordeling Voor het wiel Uppel wordt bittervoorn als doelsoort aangegeven (Arcadis, 2006). Deze soort ontbreekt. Wiel Uppel is een relatief klein geïsoleerd gelegen wiel. Op het wiel monden wel enkele zeer kleine landbouwsloten uit. Hoewel bittervoorn wel in de omgeving voorkomt (o.a. Gantel; Brouwer et al., 2010) is het onwaarschijnlijk dat de soort hier via natuurlijke weg terecht kan komen. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 38 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 20. KRW-beoordeling wiel Uppel (ALMB0020). Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type vissen eqr beoordeling klasse beoordeling berekeningselementen uit deelmaatlatten: vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten bovenmaatse aal en snoekbaars aantal soorten ALMB0020 M11 0.734 4 goed 0.13 1.00 1.00 1.00 0.54 4 Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling van Wiel Uppel (en andere wateren). Het totaal-N gehalte is ontoereikend. De parameters totaalP en zuurstofpercentage scoren matig. De overige parameters (Chlorofyl-A, temperatuur en zuurgraad scoren goed tot zeer goed. Beheer en inrichting Het wiel Uppel heeft een zeer dikke sliblaag. Voor het versterken van de visgemeenschap is het gewenst het wiel op termijn te baggeren. Door het baggeren kan de zuurstofhuishouding verbeterd worden en ontstaan er diepere plekken waar vissen geschikte overwinteringsplaatsen kunnen vinden. Ook kan een gedeelte van de bomen rond het water gekapt worden om bladinval te beperken, zodat er meer licht op de oever komt en een moerasvegetatie tot ontwikkeling kan komen. Alleen wanneer de bittervoorn reeds in zeer lage dichtheden voorkomt (maar hierdoor niet is aangetroffen) kunnen de aangegeven maatregelen ertoe leiden dat het leefgebied voor de soort wordt verbeterd. Het is wel essentieel dat in het wiel grote zoetwatermosselen voorkomen. Hiervan is de bittervoorn afhankelijk voor zijn voortplanting. Baggeren kan ook voor zoetwatermosselen een gunstige maatregel zijn. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 39 4.4.3 Kornse Boezem (ALMB0055) Kornse Boezem, ten westen van de provinciale weg (links) en ten oosten (rechts). Algemeen De Kornse Boezem (ALMB0055) is een lijnvormige watergang. Het westelijk deel wordt met enige regelmaat geschoond. In dit minder beschaduwde deel zijn drijvende plakkaten krabbenscheer aangetroffen. Het oostelijk deel is veel donkerder. Een deel van de watergang is hier bedekt met een kroosdek. De hoogte van de waterkolom in het midden bedraagt circa 80 cm. Hieronder is een sliblaag aanwezig met een dikte van circa 60-120 cm. Visgemeenschap In tabel 21 en 22 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 23 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. De Kornse Boezem is op twee locaties bemonsterd, één aan de westzijde en één aan de oostzijde van de provinciale weg. In de watergang zijn 12 vissoorten aangetroffen, waaronder 3 beschermde soorten: bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper. In aantal is blankvoorn het meest dominant op afstand gevolgd door rietvoorn. Ten aanzien van biomassa is sprake van dominantie van snoek en zeelt. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 40 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 21. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kornse Boezem ALMB0055 in N/ha. ALMB0055 Totaallengte (cm-klassen) N/ha % SOORT gilde Totaal baars eurytoop 507 348 59 914 9,3 blankvoorn eurytoop 2.886 591 149 3.626 36,8 brasem dried. stekelbaars eurytoop eurytoop 524 261 10 785 10 8,0 0,1 kolblei eurytoop 3.917 1.248 810 181 Totaal eurytoop 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 38 bittervoorn limnofiel grote modderkruiper limnofiel kleine modderkruiper rietvoorn limnofiel limnofiel snoek limnofiel 21 vetje limnofiel 781 zeelt limnofiel 208 21 1.590 10 267 226 168 48 10 Totaal 38 0,4 5.373 54,5 990 10,0 21 0,2 10 1.857 0,1 18,8 462 4,7 790 8,0 226 52 59 19 355 3,6 Totaal limnofiel 3.202 692 298 227 67 4.486 45,5 Eindtotaal 7.119 1.940 506 227 67 9.859 100,0 Tabel 22. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kornse Boezem ALMB0055 in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0055 Totaallengte (cm-klassen) 0+ >0+-14 Totaal eurytoop 0,7 1,9 2,1 4,7 4,7 blankvoorn eurytoop 0,2 3,7 3,8 7,7 7,7 brasem eurytoop 0,0 0,4 0,4 0,4 dried.stekelbaars eurytoop 0,0 0,0 0,0 kolblei eurytoop 0,2 0,2 bittervoorn limnofiel grote modderkruiper limnofiel 0,1 5,8 rietvoorn limnofiel 0,1 snoek limnofiel 0,1 vetje limnofiel 0,0 zeelt limnofiel Totaal limnofiel 1,2 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 0,2 13,0 0,2 0,1 kleine modderkruiper limnofiel Eindtotaal 6,2 > 40 % baars 0,9 25-39 Totaal gilde Totaal eurytoop 15-24 KG/ha SOORT 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,6 0,7 0,7 50,7 2,3 13,5 34,4 50,3 0,0 0,0 0,8 2,7 15,0 16,3 34,8 35,1 0,3 1,6 5,1 28,5 50,8 86,3 7,8 11,0 28,5 50,8 99,2 100,0 0,0 adviesbureau voor natuur & landschap 41 KRW-beoordeling De visgemeenschap van De Kornse Boezem (ALMB0055) wordt beoordeeld aan de hand van het KRW-type M3: gebufferd regionaal kanaal (tabel 23). Het M3 type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijk te behalen score. Volgens de KRW-maatlat wordt de Kornse Boezem als ‘goed’ beoordeeld. De aanwezigheid van plantminnende en migrerende soorten, het hoge biomassa-aandeel plantminnende soorten én de zeer geringe aanwezigheid van brasem/karper wordt als goed beoordeeld. Tabel 23. KRW-beoordeling Kornse Boezem (ALMB055). Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 Sample Type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten ALMB0055 M3 1.000 4 goed 1.00 1.00 1.00 12 Doelvissoort-beoordeling Voor het streefbeeld van de Kornse boezem staan bittervoorn en grote modderkruiper als doelvissoorten op. Beide soorten zijn in de Kornse boezem aangetroffen. Het aandeel grote modderkruiper is in deze watergang relatief beperkt. Dit wordt vooral veroorzaakt door het voorkomen van overige vissoorten. Grote modderkruiper is een vissoort die zich vooral ophoudt op ‘extreme’ locaties, die voor de meeste overige vissoorten ongeschikt zijn als leefgebied. De grote modderkruiper is in staat deze locaties te bevolken, door onder natte omstandigheden (onweer, vandaar ook de bijnaam weeraal) zich over land te verplaatsen. In de gehele Kornse Boezem (poldergebied) komt grote modderkruiper in tal van kleine sloten voor. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling voor de parameters: alle parameters voldoen aan het MEP of het GEP of worden als goed beoordeeld (MTR). Beheer en inrichting Specifieke maatregelen ten behoeve van doelvissoorten bittervoorn en grote modderkruiper zijn bij de onderzochte watergang Kornse boezem niet noodzakelijk. Voor het westelijk deel van de Kornse Boezem is het gewenst het maaibeheer van de oevervegetatie aan de wegzijde te extensiveren en/of te faseren, zodat er altijd NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 42 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 overhangende vegetatie aanwezig is als verstopplaats voor vissen. Ook voor een soort als waterspitsmuis (ook doelsoort) vormen overhangende vegetaties een geschikt habitat. Het kan ook wenselijk zijn om plaatselijk enkele diepere plekken te maken (verwijderen slib) zodat gunstige overwinteringsmogelijkheden voor vissen ontstaan en evt. wintersterfte wordt voorkomen. Op het oostelijke deel van de hoofdwatergang (ten oosten van de provinciale weg) zijn drijflagen kroos aanwezig. De watergang is hier onderdeel van natuurgebied. Dit deel van de watergang wordt waarschijnlijk niet geschoond. Voor het behoud van de visgemeenschap is enig schoningswerk op termijn aanbevolen. 4.4.4 Wiel Rijswijk (ALMB0089) Wiel Rijswijk. Algemeen Het wiel Rijswijk is een relatief kleine plas met een grootste lengte van 150 m en een grootste breedte van 90 m. De plas is circa 10 m diep (bepaald met dieptemeter). Een ondiepe oeverzone is bijna niet aanwezig. Locaties die ondiep zijn, zijn zwaar begroeid met waterlelie (zie foto). Op circa 2 m uit de oever is plaatselijk meer dan 1 m slib aanwezig. Tijdens de visbemonstering was enige zwevende alg zichtbaar. De zichtdiepte bedroeg circa 50 cm. Volgens de plaatselijke hengelsportvereniging is de plas periodiek zeer helder met zichtdieptes tot 200 cm. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 43 Vooral door de grote diepte, maar ook door takken en hout in de oever was het niet mogelijk hier een zegentrek uit te voeren. Bij de visbemonstering is een groot deel van de oever elektrisch bevist. Visgemeenschap In tabel 24 en 25 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 26 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Door de grote diepte kon het open water niet worden bemonsterd. Bijgaande tabellen geven hierom alléén een inzicht van het ‘deelgebied oever’. Het open water is bij de berekening van de nettovisdichtheid niet meegenomen (toelichting zie § 3.3). Vooral brasem en karper zullen in het open water voorkomen. Met name deze soorten zullen worden onderschat. Volgens informatie van de plaatselijke hengelsportvereniging is 300 kg blankvoorn uitgezet, evenals 50 grote karpers. In het wiel van Rijswijk zijn 7 vissoorten aangetroffen. Het gaat hierbij om algemene soorten, met uitzondering van de paling die inmiddels als minder algemeen moet worden beschouwd. In het wiel zijn van deze soort uitsluitend grote exemplaren waargenomen. In aantal zijn baars en blankvoorn dominant. Tezamen vormen ze meer dan 80% van het visbestand. Ten aanzien van biomassa tellen deze soorten echter nauwelijks mee. Wiel Uppel wordt hierbij gedomineerd door karper en zeelt. Omdat het open water niet is bevist, is ook brasem waarschijnlijk dominant aanwezig. Tabel 24. Overzicht bestandschatting visgemeenschap wiel Rijswijk in N/ha . ALMB0089 Totaallengte (cm-klassen) N/ha SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal % Totaal baars eurytoop 949 827 172 1.948 32,3 blankvoorn brasem eurytoop eurytoop 2.609 16 178 774 227 3.013 806 49,9 13,3 karper eurytoop 43 43 0,7 paling eurytoop 78 78 1,3 Totaal eurytoop 3.575 snoek limnofiel zeelt Totaal limnofiel limnofiel Eindtotaal 1.778 16 398 16 121 5.888 97,5 14 16 43 74 1,2 61 104 78 151 1,3 2,5 225 6.039 100,0 0 0 14 16 33 3.575 1.778 412 49 Tabel 25. Overzicht bestandschatting visgemeenschap wiel Rijswijk in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0089 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop 0,4 4,5 1,7 6,7 5,4 blankvoorn eurytoop 0,9 0,1 5,5 6,5 5,2 brasem eurytoop 0,0 0,3 1,2 1,0 karper eurytoop 68,9 68,9 55,5 paling eurytoop 7,7 7,7 6,2 73,3 Totaal eurytoop 0+ >0+-14 1,3 snoek limnofiel zeelt limnofiel 4,9 Totaal limnofiel Eindtotaal NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 44 1,3 4,9 15-24 25-39 > 40 0,9 Totaal Totaal 7,2 0,9 76,6 91,0 0,2 0,9 11,0 12,1 9,8 3,3 17,7 21,0 16,9 0,2 4,2 28,7 33,2 26,7 7,4 5,1 105,3 124,2 100,0 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 KRW-beoordeling Wiel Rijswijk is beoordeeld aan de hand van KRW-type M16: diep gebufferd meer. Het water wordt hierbij als ‘goed’ beoordeeld. Het aantal soorten en het beperkte biomassaaandeel van baars en blankvoorn worden als slecht beoordeeld. Het geringe aandeel brasem wordt als gunstig beoordeeld. In feite zijn de gepresenteerde gegevens alleen van toepassing op de oeverzone. Wanneer het open water zou zijn meegenomen, dan had het aandeel brasem waarschijnlijk hoger moeten worden ingeschat. Bij een (fictieve) inschatting waarbij het biomassa-aandeel van brasem gelijk wordt gesteld aan karper, wordt het wiel Rijswijk beoordeeld als ‘matig’. Tabel 26. KRW-beoordeling Wiel Rijswijk. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem brasem en karper baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten bovenmaatse aal en snoekbaars aantal soorten ALMB0089 M16 0.645 4 goed 0.30 1.00 0.17 0.76 1.00 7 Doelvissoort-beoordeling In het Uitvoeringsprogramma voor waternatuur (Arcadis, 2006) staat bittervoorn op als doelvissoort. Deze soort ontbreekt in Wiel Rijswijk. Uit de omgeving is bittervoorn wel bekend (Brouwer et al., 2010). Of de soort dit bijna geïsoleerde wiel vanuit de omgeving kan bevolken is onzeker. Het wiel is momenteel in gebruik als hengelsportlocatie. Het uitzetten van (algemene) vissoorten kan eveneens belemmerend zijn voor de evt. (her)bevolking van het wiel met bittervoorn. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 45 Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling voor de verschillende parameters. Het totaal-N is ontoereikend de overige parameters zijn (zeer) goed. Beheer en inrichting Wiel Rijswijk is een min of meer trechtervormig gat met een grote diepte. Al op een korte afstand uit de oever bereikt het wiel een diepte van bijna 3 m. De mogelijkheden voor inrichtingsmaatregelen, die bovendien effectief kunnen zijn voor bittervoorn, zijn hier eigenlijk niet aanwezig. Zeelt. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 46 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.4.5 Hellegat (ALMB0121) Hellegat. Algemeen Het Hellegat is een lijnvormige watergang met een breedte variërend tussen 6-12 m. In het midden is het water circa 90-100 cm diep. Hieronder bevindt zich een sliblaag van 60-90 cm. Een groot deel van de watergang is zo zwaar begroeid met waterplanten o.a. hoornblad), waardoor visbemonstering hier onmogelijk was. De visbemonstering is uitgevoerd in het meest westelijke deel van de watergang, waar nog enigszins met een boot doorheen te komen was. Visgemeenschap In tabel 27 en 28 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 29 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Hellegat zijn 8 vissoorten aangetroffen. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen is de visgemeenschap redelijk gelijkmatig verdeeld. Het meest dominant (30%) is vetje. Het vetje is een kleine onopvallende vissoort. Vaak komt de soort in lage dichtheden voor. Onder pioniersomstandigheden kan het vetje echter explosief toenemen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer in een water veel vissterfte heeft plaats gevonden. Onder deze omstandigheden kan de soort zich in korte tijd sterk vermeerderen en tijdelijk dominant voorkomen. Ten aanzien van het biomassa-aandeel komt een heel ander beeld naar voren. In dat geval domineert snoek en zeelt. Het zijn de enige twee soorten waar grotere exemplaren van zijn aangetroffen. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 47 Tabel 27. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Hellegat in N/ha. ALMB0121 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 baars eurytoop blankvoorn brasem eurytoop eurytoop > 40 30 Totaal eurytoop N/ha Totaal % Totaal 30 1,0 313 74 208 15 536 74 18,6 2,6 387 238 15 640 22,2 kleine modderkruiper limnofiel 74 rietvoorn limnofiel 179 snoek limnofiel 208 vetje zeelt limnofiel limnofiel 893 30 432 30 45 268 45 15 30 74 2,6 640 22,2 313 10,8 893 327 30,9 11,3 Totaal limnofiel 1.310 774 74 74 15 2.247 77,8 Eindtotaal 1.696 1.012 89 74 15 2.887 100,0 Tabel 28. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Hellegat in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0121 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop blankvoorn eurytoop 0,1 brasem eurytoop 0,0 Totaal eurytoop 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 0,3 0,1 kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel 0,0 snoek limnofiel 1,1 vetje limnofiel 0,1 zeelt limnofiel 1,5 1,9 0,8 0,8 0,3 2,7 0,9 0,8 5,4 79,1 8,8 Totaal Totaal 0,3 0,3 2,5 2,4 0,0 0,0 2,8 2,7 0,3 0,3 3,6 3,5 86,3 82,9 0,1 0,1 11,0 10,6 0,0 2,3 Totaal limnofiel 1,2 5,2 1,7 14,1 79,1 101,3 97,3 Eindtotaal 1,3 7,0 2,5 14,1 79,1 104,1 100,0 KRW-beoordeling De visstandbeoordeling van het Hellegat (ALMB0121) is aan de hand van het KRW-type M1A uitgevoerd: gebufferde zoete sloten. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren. De maximaal te behalen score-aanduiding is hierbij ‘goed’. Het Hellegat wordt als ‘goed’ beoordeeld. De score wordt nog enigszins gedrukt door het relatief beperkte aantal plantminnende en migrerende soorten. Doelvissoort-beoordeling Het Hellegat komt niet voor in het Uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006), hierdoor ontbreken doel(vis)soorten. Gezien de aard van het water zouden doelvissoorten kunnen bestaan uit: kleine modderkruiper, vetje, bittervoorn en in mindere mate grote modderkruiper. De bittervoorn is uit het verleden bekend ten oosten van de Hellegatseweg. De grote modderkruiper is in het verleden op circa 1,5 km in een landbouwsloot aangetroffen (Brouwer et al., 2010). Grote modderkruiper zou zeker in de watergang kunnen voorkomen. Door de zeer dichte watervegetatie kan de soort gemakkelijk worden gemist. Aanwezigheid van overige grote vissoorten maakt het water voor grote modderkruiper echter ook weer minder geschikt. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 48 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 29 KRW-visstandbeoordeling Hellegat. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten ALMB0121 M1A 0.833 4 goed 0.50 1.00 1.00 8 Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalN gehalte wordt als matig beoordeeld. De overige parameters voldoen aan het GEP of MEP of worden als goed (MTR) beoordeeld. Beheer en inrichting Voor het behoud van de waarde als leefgebied voor vissen is het gewenst op termijn het water (gefaseerd) op te schonen en uit te baggeren. Op dit moment is in de watergang een zeer dichte watervegetatie aanwezig en een redelijk dikke sliblaag. Door voortschrijdende successie kan de watergang hierdoor gaan verlanden. Het baggeren dient met de nodige zorg plaats te vinden om evt. aanwezige bijzondere soorten te ontzien. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 49 4.4.6 Vierbansche Gantel (ALMB0123) Vierbansche Gantel. Algemeen De Vierbansche Gantel is een lijnvormige watergang met een breedte variërend van 513 m. De watergang is redelijk begroeid met waterplanten. Een groot deel van de bodem is bedekt met draadalgen. De diepte in het midden bedraagt circa 100 cm. Hieronder bevindt zich een sliblaag variërend van 90-120 cm. In de winter van 2011 is er sprake geweest van veel vissterfte (vooral brasem en snoekbaars), aldus omwonenden. Visgemeenschap In tabel 30 en 31 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 32 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In de Vierbansche Gantel zijn 13 vissoorten aangetroffen. In de watergang komen 2 beschermde soorten voor (bittervoorn en kleine modderkruiper) en 3 soorten van de Rode Lijst (bittervoorn, vetje en winde). Het water behoort tot de wat soortenrijkere locaties. In aantal is blankvoorn het meest dominant op afstand gevolgd door vetje en rietvoorn. Ten aanzien van biomassa zijn karper en in mindere mate snoek en blankvoorn dominant. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 50 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 30. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Vierbansche Gantel in N/ha. ALMB0123 Totaallengte (cm-klassen) N/ha % SOORT gilde Totaal Totaal baars eurytoop 103 385 11 499 8,2 blankvoorn eurytoop 236 2.203 223 2.662 43,9 brasem karper eurytoop eurytoop 308 21 350 40 5,8 0,7 kolblei eurytoop 31 31 0,5 pos eurytoop 11 11 0,2 3.592 59,2 Totaal eurytoop 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 20 40 339 2.938 255 20 40 bittervoorn limnofiel 100 285 385 6,4 kleine modderkruiper rietvoorn limnofiel limnofiel 141 61 482 61 687 1,0 11,3 snoek limnofiel 31 vetje limnofiel 53 zeelt limnofiel Totaal limnofiel winde Totaal rheofiel 123 20 31 941 204 3,4 995 16,4 43 63 11 11 127 2,1 368 1.833 198 31 31 2.460 40,6 0 11 11 0 0 0 11 11 0,2 0,2 707 4.781 453 51 71 6.062 100,0 rheofiel Eindtotaal 64 Tabel 31. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Vierbansche Gantel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0123 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 baars eurytoop 0,0 1,6 0,4 2,0 1,7 blankvoorn eurytoop 0,1 8,5 8,0 16,6 13,7 brasem eurytoop 1,4 0,4 3,5 2,9 karper eurytoop 64,9 53,7 kolblei eurytoop 0,3 0,3 0,2 pos eurytoop 0,1 0,1 0,1 87,5 72,4 Totaal eurytoop 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 limnofiel rietvoorn limnofiel 0,0 snoek limnofiel 0,1 vetje limnofiel 0,0 0,1 zeelt limnofiel 0,0 0,2 rheofiel Totaal rheofiel 0,4 1,6 8,8 1,7 64,9 Totaal 11,9 limnofiel Eindtotaal 1,7 Totaal 0,2 kleine modderkruiper winde > 40 64,9 bittervoorn Totaal limnofiel 25-39 4,0 1,2 0,5 0,9 0,6 6,5 2,8 5,8 7,1 17,3 5,5 4,6 19,2 15,9 0,2 0,1 8,1 6,7 33,2 27,5 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 120,8 100,0 14,9 14,6 8,7 17,3 82,2 KRW-beoordeling De Vierbansche Gantel wordt beoordeeld aan de hand van KRW-type M3: gebufferde regionale kanalen. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren. De beoordeling vindt plaats aan de hand van het GEP. De visbeoordeling van de Vierbansche Gantel is ‘matig’. Het aantal plantminnende en migrerende soorten is matig (bijna goed). Het biomassa-aandeel brasem en karper scoren matig (te hoog) evenals het biomassa-aandeel plantminnende soorten (te gering). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 51 Tabel 32. KRW-beoordeling Vierbansche Gantel. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten ALMB0123 M3 0.550 3 matig 0.60 0.48 0.57 13 Doelvissoort-beoordeling De Vierbansche Gantel komt niet voor in het Uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006), hierdoor ontbreken doel(vis)soorten. Gezien de aard van het water zouden doelvissoorten kunnen bestaan uit: bittervoorn, kleine modderkruiper en vetje. Deze beschermde en/of Rode Lijstsoorten komen momenteel in de Vierbansche Gantel reeds voor. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalP wordt beoordeeld als matig. De overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed (MTR) beoordeeld. Beheer en inrichting Om wintersterfte in de toekomst te vermijden is het gewenst in de Vierbansche Gantel enkele diepere gaten aan te leggen (uit te baggeren), die kunnen functioneren als overwinteringsplaats voor vissen. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 52 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.4.7 De Waaij – Zijderveld (BENL001) De Waaij - Zijderveld Algemeen De Waaij is een oud wiel met een oppervlakte van circa 4 ha. Het diepste punt (bepaald met een dieptemeter) bedraagt 15 m. De bodem bestaat uit een combinatie van venig zand en klei. Tot een diepte van circa 4 m is geen slib aangetroffen. De Waaij is helder (zichtdiepte meer dan 100 cm). In de oever zijn tal van vervallen restanten van bootsteigertjes zichtbaar. Ook wordt er in de plas gezwommen. Op een iets vlakker deel van de plas (oostzijde) is een zegentrek uitgevoerd. Een groot deel van de plas is vanwege de grote diepte niet met een viszegen te bemonsteren. Visgemeenschap In tabel 33 en 34 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 35 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In De Waaij zijn 11 vissoorten aangetroffen waaronder 2 beschermde soorten (bittervoorn en kleine modderkruiper) en 1 exoot (graskarper). In aantal is de baars veruit dominant. Daarnaast is op de locatie nog een relatief groot aandeel paling aangetroffen. Het gaat hierbij uitsluitend om grote exemplaren. In biomassa zijn snoekbaars en graskarper dominant. Hiervan zijn grote exemplaren aangetroffen. In de feitelijke vangst is maar één snoekbaars en één graskarper aangetroffen. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 53 Tabel 33. Overzicht bestandschatting visgemeenschap De Waaij-Zijderveld in N/ha. BENL001 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 baars eurytoop blankvoorn dried. stekelbaars eurytoop eurytoop paling eurytoop pos eurytoop snoekbaars eurytoop Totaal eurytoop 187 limnofiel limnofiel snoek limnofiel zeelt limnofiel 76,6 5 6 1,3 1,3 46 10,8 3 0,7 3 62 3 6 9 3 14 3 6 exoot Totaal exoot Eindtotaal 43 5 5 1,3 49 392 92,0 3 3 0,7 0,7 3 9 2,0 3 14 3,4 6 29 6,7 5 5 1,3 5 5 1,3 60 426 100,0 3 3 Totaal limnofiel graskarper 327 5 3 92 187 106 % Totaal 57 6 187 bittervoorn kleine modderkruiper 83 N/ha Totaal 65 9 Tabel 34. Overzicht bestandschatting visgemeenschap De Waaij-Zijderveld in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL001 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop blankvoorn eurytoop dried. stekelbaars eurytoop paling eurytoop pos eurytoop snoekbaars eurytoop Totaal eurytoop 0+ 0,1 >0+-14 0,4 15-24 25-39 > 40 1,7 3,2 0,7 0,7 1,3 0,0 0,0 4,3 4,3 8,3 0,0 0,0 13,1 13,1 25,3 17,4 0,0 0,0 19,8 38,1 bittervoorn limnofiel 0,0 0,0 0,0 kleine modderkruiper limnofiel 0,0 0,0 0,0 snoek limnofiel 1,1 1,3 2,6 zeelt limnofiel 0,6 0,8 1,8 0,0 1,5 1,7 2,1 4,1 30,0 30,0 57,8 30,0 30,0 57,8 49,2 52,0 100,0 0,2 Totaal limnofiel graskarper 0,4 Totaal 1,1 0,0 0,1 Totaal 0,0 0,1 0,0 0,1 0,2 exoot Totaal exoot Eindtotaal 0,1 0,5 1,9 0,3 KRW-beoordeling De Waaij-Zijderveld is beoordeeld aan het KRW-type M11: Kleine ondiepe gebufferde plassen. Gezien de grote diepte van de plas is dit toegewezen type niet representatief. De visstandbeoordeling op basis van dit type is in tabel 35 uitgewerkt. De Waaij-Zijderveld wordt als ‘matig’ beoordeeld. Het aantal soorten wordt als goed beoordeeld evenals het geringe aandeel brasem. Het biomassa-aandeel baars+blankvoorn wordt als ontoereikend beoordeeld (te laag), evenals het aandeel zuurstoftolerante soorten. Het biomassa-aandeel plantenminnende soorten is slecht (te gering). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 54 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 35. KRW-beoordeling visgemeenschap De Waaij-Zijderveld. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten BENL001 M11 0.475 3 matig 0.80 1.00 0.22 0.10 0.25 11 Doelvissoort-beoordeling Voor De Waaij-Zijderveld worden kroeskarper en vetje aangegeven als doelsoort. Beide soorten zijn niet aangetroffen. Kroeskarper is voor een dergelijke diepe plas geen geschikte doelsoort. De kroeskarper is een Rode Lijst soort, waarvan bijna geen locaties meer bekend zijn waar omvangrijke populaties voorkomen. De soort gedijt goed in ‘vergeten’ wat rommelige wateren, waar een permanente dichte watervegetatie aanwezig is in combinatie met slib. De soort is goed bestand tegen zuurstofarme omstandigheden. Kroeskarper wordt op verschillende plekken nogal eens tezamen met grote modderkruiper aangetroffen. Kroeskarper is evenals grote modderkruiper gespecialiseerd in ‘extreme milieuomstandigheden’. Als andere vissoorten domineren dan is kroeskarper waarschijnlijk minder concurrentiekrachtig. Het vetje is in verschillende wielen aangetroffen. Populaties van deze pioniersoort kunnen periodiek in hoge dichtheden voorkomen om hierna bijna volledig weer in te storten. Wellicht dat de soort op een later moment weer opduikt in De Waaij-Zijderveld. Een beschermde én bedreigde soort die nu reeds wel in lage dichtheden voorkomt is bittervoorn. Het is gewenst deze soort hier te behouden en daarom op te nemen als doelsoort. Vetje, kroeskarper en bittervoorn komen ook in de omgeving van De Waaij-Zijderveld voor. Kroeskarper is aangetroffen in verschillende kleine plasjes/poeltjes. Het is onwaarschijnlijk dat deze soort zich in De Waaij zal vestigen. Vetje en bittervoorn komen ook in kleinere en grotere lijnvormige watergangen voor (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alle parameters scoren goed tot zeer goed. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 55 Inrichting en beheer Rond de Waaij wordt het kappen van bomen en begrazing door schapen tot aan de oever voorgesteld (voorgestelde maatregelen waterschap Rivierenland, versie 13). Wanneer de oevers meer in de zon komen te liggen kan er mogelijk een moerasvegetatie tot ontwikkeling komen. Wanneer deze vegetatie niet volledig wordt weggegraasd kan de maatregel mogelijk ook gunstig zijn voor de visgemeenschap. Aan de oostzijde van De Waaij-Zijderveld bevindt zich een rietruigte. Het is gewenst boomopslag hier te verwijderen om de rietruigte in stand te houden. De onderwateroever van de plas is op deze locatie nog enigszins glooiend, terwijl de overgang naar de droge oever zeer steil is. Om meer oevervariatie te creëren kan overwogen worden om een deel van de oever hier te voorzien van kleine inhammen, door delen van de rietruigte hapsgewijs tot circa 50 cm onder het waterniveau uit te graven. Voor kleine vissoorten kunnen op deze wijze meer schuil- en dekkingsmogelijkheden worden gecreëerd . Graskarper afkomstig uit de Waaij. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 56 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.4.8 Wiel van Bassa (BENL0082) Wiel van Bassa. Algemeen Het Wiel van Bassa heeft een oppervlakte van circa 10 ha. De plas is tenminste 9 m diep. Tot twee m uit de oever heeft de plas op locaties een diepte van 120 cm. Hieronder is een sliblaag van circa 80 cm aangetroffen. De plas heeft een zichtdiepte van 80 cm. Langs de randen van de plas is zeer veel dood hout in het water aanwezig, evenals veel overhangende boomtakken. Tezamen met de relatief grote diepte van de plas is de visbemonstering met de viszegen maar gedeeltelijk mogelijk geweest. Visgemeenschap In tabel 36 en 37 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 38 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Wiel van Bassa zijn 10 vissoorten aangetroffen. Ongeveer 80% van het visbestand bestaat in aantal uit eurytopen, waarbij baars, paling en brasem het meest voorkomen. Ten aanzien van biomassa is vooral brasem, paling en snoek dominant. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 57 Tabel 36. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Wiel van Bassa in N/ha. BENL0082 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 baars eurytoop 169 161 68 blankvoorn brasem eurytoop eurytoop 20 49 58 25 18 paling eurytoop pos eurytoop kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn snoek limnofiel limnofiel vetje limnofiel zeelt limnofiel 35,5 38 98 114 8,7 10,2 246 258 22,9 32 Totaal eurytoop 189 300 52 60 112 16 32 2,9 284 901 80,2 8 0,7 29 122 73 10,8 6,5 8 0,7 8 9 32 12 8 4 8 Totaal limnofiel Eindtotaal % Totaal 399 4 12 N/ha Totaal 12 1,1 52 77 49 16 29 223 19,8 242 377 161 32 313 1.124 100,0 Tabel 37. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Wiel van Bassa in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL0082 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop 0,1 0,7 1,0 blankvoorn eurytoop 0,0 0,2 0,5 brasem eurytoop 0,3 0,6 paling eurytoop pos eurytoop Totaal eurytoop kleine modderkruiper 0+ >0+-14 limnofiel limnofiel vetje limnofiel zeelt limnofiel > 40 1,4 2,1 0,4 0,2 0,3 0,3 0,6 2,3 1,1 46,0 47,0 58,9 17,4 17,7 22,1 63,5 0,6 0,4 Totaal 0,9 0,0 0,0 Totaal 1,8 0,2 0,2 limnofiel snoek 25-39 0,1 0,1 rietvoorn 15-24 10,0 0,0 0,1 0,1 67,5 84,5 0,0 0,0 0,8 1,0 10,7 13,4 0,0 0,0 0,9 1,1 Totaal limnofiel 0,0 0,2 1,2 0,9 10,0 12,4 15,5 Eindtotaal 0,1 1,5 3,3 1,3 73,5 79,8 100,0 KRW-beoordeling Het Wiel van Bassa is beoordeeld aan de hand het KRW-type M20: matig grote diepe gebufferde meren. Bij dit type wordt de plas als ‘matig’ beoordeeld. Het aantal soorten en het biomassa-aandeel zuurstoftolerante soorten wordt als matig beoordeeld. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als zeer goed beoordeeld. Het biomassa-aandeel blankvoorn+baars (ten opzichte van alle eurytopen) en het biomassaaandeel brasem wordt als slecht (biomassa te gering) respectievelijk ontoereikend (biomassa te hoog) beoordeeld. Omdat de zegenvisserij onvolledig is uitgevoerd, is de feitelijke brasemdichtheid waarschijnlijk nog hoger. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 58 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 38. KRW-beoordeling Wiel van Bassa. Berekeningen waterkwaliteit – QBWat versie 4.40 Sample Type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: Brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten BENL0082 M20 0.417 3 matig 0.60 0.21 0.05 0.81 0.41 10 Doelvissoort-beoordeling Voor het Wiel van Bassa staat bittervoorn op als doelsoort. Deze soort is in 2011 niet in de plas aangetroffen. Een groot vrij diep open water wat gedomineerd wordt door grote vissoorten is niet het meest ideale leefgebied voor bittervoorn. De bittervoorn is wel bekend van slootsystemen, direct ten zuiden en ten noorden van het wiel van Bassa waar de soort o.a. tezamen voorkomt met grote- en kleine modderkruiper. Waterkwaliteit Van het Wiel van Bassa zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar (gesteld). Beheer en inrichting Voor het wiel van Bassa worden geen specifieke inrichtingsmaatregelen nodig geacht. Deze zullen verder geen wijzigingen in de visgemeenschap bewerkstelligen. In de KRWbeoordeling heeft het Wiel van Bassa een matige score, o.a. vanwege brasemdichtheid. Het terugdringen van de brasemstand is een mogelijke beheermaatregel. Het wiel van Bassa vormt geen optimaal habitat voor bittervoorn. Het is zinvoller gerichte beschermingsmaatregelen voor deze soort te concentreren op slootsystemen in de onmiddellijke nabijheid van het wiel van Bassa, waar de soort al voorkomt of waar de soort goede vestigingskansen heeft. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 59 4.4.9 De Regulieren (BENL0108) De Regulieren: slotensysteem. Algemeen De Regulieren is een graslandengebied met populierenbosjes. In het gebied ligt een groot aantal smalle sloten. Soms zijn de sloten volledig dichtgegroeid (linker foto), soms staat er minder vegetatie in (rechter foto). Sloten in het gebied zijn op 5 verschillende locaties bemonsterd. De hoogte van de waterkolom bedraagt in de meeste sloten circa 50 cm. Hieronder bevindt zich een sliblaag met een dikte van 40-90 cm. Visgemeenschap In tabel 39 en 40 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 41 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Tezamen vormen de sloten in de Regulieren het soortenrijkste gebied dat in 2011 is onderzocht. Er zijn 17 vissoorten vastgesteld, waaronder 3 beschermde soorten (bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper), 4 Rode Lijst soorten (bittervoorn, grote modderkruiper, kroeskarper en vetje) en 1 exoot (marmergrondel). In aantal zijn zowel eurytope als plantminnende soorten voor iets minder dan 50% in de visgemeenschap vertegenwoordigd. Driedoornige stekelbaars is in aantal het meest dominant, gevolgd door 8 soorten waarvan het aandeel ligt tussen de 5-12%. In biomassa is snoek, blankvoorn, zeelt en brasem dominant. Van deze soorten zijn grote exemplaren aangetroffen. Ook grote modderkruiper heeft nog een relatief aanzienlijk biomassa-aandeel (ruim 9%). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 60 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Vier van de onderzochte soorten zijn ten aanzien van de visgemeenschap min of meer gelijkend. Eén van de bemonsterde sloten in het zuiden van het gebied was wat afwijkender. Hier zijn meer eurytope soorten, bittervoorn en marmergrondel aangetroffen. Tabel 39. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Regulieren in N/ha. BENL0108 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 baars eurytoop 1.237 17 blankvoorn brasem eurytoop eurytoop 113 651 dried. stekelbaars eurytoop 1.039 pos eurytoop 50 2.439 1.982 Totaal eurytoop > 40 N/ha Totaal % Totaal 1.254 11,9 1.364 33 12,9 0,3 1.282 2.320 22,0 33 83 0,8 5.055 47,9 633 6,0 600 17 617 17 0 17 bittervoorn limnofiel 633 grote modderkruiper kleine modderkruiper limnofiel limnofiel 512 250 487 601 999 851 9,5 8,1 kroeskarper limnofiel 139 392 84 615 5,8 rietvoorn limnofiel 493 437 35 964 9,1 snoek limnofiel 126 516 4,9 tiend. stekelbaars limnofiel 51 51 0,5 vetje zeelt limnofiel limnofiel 28 401 170 17 56 588 0,5 5,6 3.031 1.021 170 Totaal limnofiel 28 1.035 220 154 17 5.275 49,9 bermpje rheofiel 17 17 0,2 riviergrondel rheofiel 33 33 0,3 50 50 0,5 150 150 33 33 183 183 1,7 1,7 3.624 5.097 10.563 100,0 Totaal rheofiel marmergrondel Totaal exoot exoot Eindtotaal 1.638 170 17 33 Jonge kroeskarper (foto Natuurbalans). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 61 Tabel 40. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Regulieren in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL0108 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 baars eurytoop 1,3 0,1 blankvoorn eurytoop 0,1 4,5 brasem eurytoop dried. stekelbaars eurytoop 0,2 pos eurytoop 0,1 15-24 25-39 Totaal 1,2 20,4 13,6 10,9 0,5 0,7 0,5 0,1 0,2 0,1 12,7 41,3 bittervoorn limnofiel 0,4 grote modderkruiper limnofiel 1,8 kleine modderkruiper limnofiel 0,1 1,5 kroeskarper limnofiel 0,1 5,0 rietvoorn limnofiel 0,1 2,5 snoek limnofiel 1,0 tiend. stekelbaars limnofiel vetje limnofiel zeelt limnofiel Totaal limnofiel % Totaal 25,4 1,6 0,0 KG/ha 1,5 20,8 0,9 Totaal eurytoop > 40 5,3 12,7 21,7 0,4 0,3 11,5 9,2 1,6 1,3 4,2 9,3 7,5 0,8 3,4 2,8 9,7 31,7 25,5 0,0 6,2 14,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 24,9 20,0 4,1 12,1 8,7 1,3 15,3 32,9 10,0 10,0 82,8 bermpje rheofiel 0,0 0,0 0,0 riviergrondel rheofiel 0,2 0,2 0,1 Totaal rheofiel marmergrondel 0,2 exoot 0,0 Totaal exoot Eindtotaal 23,3 3,0 0,2 0,0 0,0 0,0 20,8 54,6 0,1 0,1 124,3 100,0 0,1 23,3 22,7 KRW-beoordeling De sloten binnen de Regulieren worden tot het KRW-type M1a gerekend: gebufferde zoete sloten. Deze wateren worden als kunstmatig of sterk veranderd beschouwd en worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De hoogst scoreaanduiding is hierbij ‘goed’. De sloten in de Regulieren worden tezamen beoordeeld als ‘goed’. Hierbij wordt de maximale score behaald. De score is opgebouwd uit het aantal plantminnende en migrerende soorten, het biomassa-aandeel brasem en karper (dit dient zo gering mogelijk te zijn) en het biomassa-aandeel plantminnende soorten. Voor alle deelmaatlatten komt de aangegeven score overeen met het oordeel ‘goed’. De scores zijn hierbij zodanig hoog dat het MEP (maximaal ecologisch potentieel) wordt gehaald. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 62 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 41. KRW-beoordeling visgemeenschap De Regulieren. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling BENL0108 M1A 0.932 4 goed Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten 1.00 0.97 0.82 17 Doelvissoort-beoordeling In het Uitvoeringsplan waardevolle waternatuur (Arcadis, 2006) worden voor de Regulieren 5 doelvissoorten aangegeven: bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper en vetje. Al deze soorten komen momenteel in de Regulieren voor. Waterkwaliteit Van De regulieren zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar (gesteld). Beheer en inrichting Gezien de goede KRW-score én de aanwezigheid van alle gewenste doelvissoorten hoeft er ten aanzien van inrichting en beheer in de Regulieren voor vissoorten niet veel te gebeuren. Om de natuurwaarden op termijn te behouden kan overwogen worden een deel van de sloten iets te verbreden en één oever glooiend af te werken. Een andere maatregel kan bestaan uit de aanleg van enkele poelen of ondiepe plassen die in open verbinding staan met lijnvormige wateren. Dergelijke wateren vormen een zeer geschikt leefgebied voor verschillende kleien vissoorten. In de plassen kan bovendien het maaionderhoud verder worden ingeperkt. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 63 4.4.10 Komgronden Waardenburg – Het Broek (BENL0118) Karakteristieke sloten binnen de komgronden van Waardenburg. Algemeen Dit gebied bestaat uit een afwisseling van graslanden, (populieren)bosjes en smalle sloten. In het gebied zijn 3 sloten onderzocht op vissen. De sloten hebben een breedte van circa 2,5-4,5 m. De hoogte van de waterkolom bedraagt 40-70 cm met hieronder een sliblaag met een dikte van 30-50 cm. Visgemeenschap In tabel 42 en 43 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 44 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Binnen de Komgronden Waardenburg zijn 8 vissoorten waargenomen, waaronder 2 beschermde soorten: grote modderkruiper en kleine modderkruiper. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen is rietvoorn de meest dominante vissoort in de visgemeenschap (ruim 75 %). De aantalsdichtheid van de overige soorten bedraagt minder dan 10%. In biomassa zijn zeelt en snoek het meest dominant. Alleen van deze vissoorten komen grote exemplaren voor (>15 cm). Tabel 42. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Komgronden Waardenburg in N/ha. BENL0118 Totaallengte (cm-klassen) N/ha % SOORT gilde Totaal blankvoorn eurytoop 72 36 108 1,8 dried. stekelbaars eurytoop 18 18 36 0,6 90 54 199 144 199 2,4 3,4 >0+-14 15-24 Totaal eurytoop grote modderkruiper limnofiel kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel 4.480 snoek limnofiel 325 tiend.stekelbaars limnofiel 167 zeelt Totaal limnofiel limnofiel 4.805 145 690 73 181 4.895 744 181 Eindtotaal NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 64 0+ 25-39 > 40 179 108 Totaal 179 3,0 4.480 75,8 487 8,2 167 2,8 54 36 36 254 5.766 4,3 97,6 54 36 5.909 100,0 54 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 43. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Komgronden Waardenburg in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL0118 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal blankvoorn eurytoop 0,0 0,4 0,4 0,8 dried. stekelbaars eurytoop 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,4 0,8 Totaal eurytoop grote modderkruiper limnofiel 0,9 0,9 1,7 kleine modderkruiper limnofiel 1,2 1,2 2,4 rietvoorn limnofiel 1,3 snoek limnofiel 1,6 tiend. stekelbaars limnofiel 0,1 zeelt limnofiel 0,9 6,1 4,5 4,9 1,3 2,5 11,0 21,4 0,1 0,2 29,4 36,4 71,0 Totaal limnofiel 2,9 3,1 10,6 4,9 29,4 50,9 99,2 Eindtotaal 2,9 3,5 10,6 4,9 29,4 51,3 100,0 KRW-beoordeling De sloten binnen de Komgronden Waardenburg worden tot het KRW-type M1a gerekend: gebufferde zoete sloten. Deze wateren worden als kunstmatig of sterk veranderd beschouwd en worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De hoogst score-aanduiding is hierbij ‘goed’. De sloten van de Komgronden Waardenburg worden tezamen beoordeeld als ‘goed’. Hierbij wordt de maximale score behaald. De score is opgebouwd uit het aantal plantminnende en migrerende soorten, het biomassa-aandeel brasem en karper (dit dient zo gering mogelijk te zijn) en het biomassa-aandeel plantminnende soorten. Op alle deelmaatlatten wordt de maximale score behaald. De sloten van de Komgronden van Waardenburg voldoen hiermee aan het MEP. Tabel 44. KRW-beoordeling sloten Komgronden Waardenburg. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 BENL0118 M1A 1.000 4 goed 1.00 1.00 1.00 8 adviesbureau voor natuur & landschap 65 Doelvissoort-beoordeling Voor de komgronden Waardenburg – Het Broek worden 5 doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006): bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper en vetje. Alleen grote modderkuiper en kleine modderkuiper komen momenteel in het gebied voor. Bittervoorn, kroeskarper en vetje ontbreken. In een straal van 2 km rond het gebied zijn weinig visgegevens voor handen (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Alleen ten oosten van de A2 zijn locaties bekend waar bittervoorn voorkomt. Wanneer het gebied rond de komgronden beter onderzocht wordt komen hier wellicht nog nieuwe vindplaatsen van doelsoorten naar voren. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Totaal-P en totaal-N scoren matig, de overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed beoordeeld (MTR). Beheer en inrichting In het maatregelenoverzicht van waterschap Rivierenland wordt het versterken van de hydrologische isolatie en het opheffen van de inlaat van gebiedsvreemd water genoemd. Ten opzichte van een min of meer vergelijkbaar gebied als de Regulieren, ogen de watergangen in komgronden Waardenburg – Het Broek wat eenvormiger. Voor de visfauna is het gewenst langs de watergangen een bufferstrook aan te houden om op deze wijze de nutriëntenbelasting terug te dringen. Ook kan de kwaliteit van het vishabitat versterkt worden door een deel van de sloten iets te verbreden en één oever glooiend af te werken. Om de natuurwaarden verder te versterken is het gewenst een deel van de sloten iets te verbreden en één oever glooiend af te werken. Daarnaast kunnen in het gebied enkele poelen of ondiepe plassen worden aangelegd, die in open verbinding staan met lijnvormige wateren. Dergelijke wateren vormen een zeer geschikt leefgebied voor verschillende kleine vissoorten. In de plassen kan bovendien het maaionderhoud verder worden ingeperkt. Overigens zijn dergelijke wateren in open verbinding met sloten ongeschikt als voortplantingshabitat voor kwetsbare amfibiesoorten. Of met deze maatregelen bittervoorn, vetje en kroeskarper het gebied opnieuw zullen koloniseren hangt sterk af van hun voorkomen in de directe omgeving. Over het voorkomen van vissoorten in deze directe omgeving is weinig bekend op basis van het gegevensbestand van de Visatlas Gelderland (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 66 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.4.11 Kraaiewiel Asperen (BENL0198) Kraaiewiel Asperen. Algemeen Het Kraaiewiel (ten zuiden van Asperen) is in bezit van Staatsbosbeheer. Het wiel is vrijwel volledig omgeven door wilgenstruweel met plaatselijk een 4-6 m brede rietkraag, waarbij sprake is van kraggevorming. Het water is helder (zichtdiepte 115 cm). In het midden is de plas 650 cm diep. De sliblaag is hier circa 10 cm. In de oever ligt plaatselijk iets meer slib tot een dikte van 30 cm. Door waterplanten, takken en de onbereikbaarheid van de oevers kon geen bemonstering met de viszegen worden uitgevoerd. De volledige oever en een gedeelte van het midden van de plas, begroeid met waterlelie en gele plomp, is elektrisch bevist. Visgemeenschap In tabel 45 en 46 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 47 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Kraaiewiel Asperen zijn 9 vissoorten aangetroffen. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen is bittervoorn zeer dominant (55%), op afstand gevold door baars (17%) en vetje (9%). Ten aanzien van de biomassa domineren de grote vissoorten: snoek (40%), paling (25%) en zeelt (bijna 23%). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 67 Tabel 45. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kraaiewiel Asperen in N/ha. BENL0198 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 N/ha Totaal % Totaal Baars eurytoop 469 107 576 16,9 blankvoorn Brasem eurytoop eurytoop 65 24 101 59 166 83 4,9 2,4 Paling eurytoop 558 267 Totaal eurytoop bittervoorn limnofiel Rietvoorn limnofiel Snoek Vetje limnofiel limnofiel Zeelt limnofiel 6 65 71 2,1 6 65 897 26,3 1.889 55,4 226 6,6 30 321 0,9 9,4 1.889 148 24 53 12 18 18 303 30 6 12 48 1,4 Totaal limnofiel 166 2.245 59 12 30 2.512 73,7 Eindtotaal 725 2.512 59 18 95 3.409 100,0 Tabel 46. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kraaiewiel Asperen in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL0198 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal Baars eurytoop 0,3 0,4 0,7 3,6 blankvoorn eurytoop 0,0 0,1 0,1 0,6 Brasem eurytoop 0,0 0,0 0,0 0,2 paling eurytoop Totaal eurytoop 0,3 bittervoorn limnofiel rietvoorn limnofiel snoek limnofiel vetje limnofiel zeelt limnofiel 0,5 0,1 4,9 5,0 25,6 0,1 4,9 5,8 29,9 0,5 2,8 0,6 3,1 7,9 40,7 0,5 0,0 0,1 0,0 0,1 0,5 0,6 0,2 0,1 7,3 0,1 0,5 4,2 4,5 23,0 Totaal limnofiel 0,0 0,9 0,6 0,6 11,5 13,6 70,1 Eindtotaal 0,3 1,4 0,6 0,8 16,4 19,5 100,0 KRW-beoordeling De beoordeling van de visgemeenschap van het Kraaiewiel Asperen vindt plaats aan de hand van KRW-type M16: diepe gebufferde meren. De visgemeenschap in het wiel wordt als goed beoordeeld. Bij de deelmaatlatten wordt het aantal soorten als matig beoordeeld. Het biomassa-aandeel baars+blankvoorn (ten opzichte van alle eurytopen) wordt als slecht beoordeeld (te laag). Het biomassa-aandeel plantminnende respectievelijk zuurstoftolerante soorten wordt beoordeeld als zeer goed (hoog) evenals het geringe biomassa-aandeel brasem. In het kleine wiel is geen zegenvisserij uitgevoerd. Op basis van de aard van het water biedt de electrovisserij o.i. een representatief beeld van de visgemeenschap. Toch is het mogelijk dat het aandeel brasem iets is onderschat. In samenhang met het biomassaaandeel van de overige soorten, levert een biomassa-aandeel brasem tot 12 kg/ha nog de score ‘goed’ voor de gehele visgemeenschap. Bij 13 kg/ha zakt de score naar ‘matig’. In het vegatatierijke heldere water is de brasemstand naar verwachting gering en vormt zeker geen probleem. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 68 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 47. KRW-beoordeling visgemeenschap Kraaiewiel Asperen. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten BENL0198 M16 0.716 4 goed 0.50 1.00 0.08 1.00 1.00 9 Visdoelsoorten-beoordeling Voor het Kraaiewiel Asperen staan Kroeskarper en vetje op als doelsoort. Kroeskarper is in 2011 niet aangetroffen, het vetje komt wel voor. Een andere beschermde en bedreigde vissoort komt wel in hoge dichtheden voor: bittervoorn. Het is gewenst de bittervoorn als doelsoort voor dit water op te nemen. Ten aanzien van de kwaliteit van het habitat zijn er in het Kraaiwiel voor de kroeskarper geen belemmeringen. Wellicht dat de aanwezigheid van andere grote vissoorten het Kraaiewiel minder preferent maakt. Op circa 1 km afstand is kroeskarper in een sloot aangetroffen (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Door aanwezigheid van dijklichamen en de relatief geïsoleerde ligging van het Kraaiewiel is het onwaarschijnlijk dat dit oppervlaktewater door kroeskarper op natuurlijke wijze wordt herbevolkt. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling . Alle parameters scoren hierbij goed tot zeer goed (KRW) of worden als goed (MTR) beoordeeld. Inrichting en beheer Het Kraaiewiel is een fraaie, natuurlijk ogende plas. Specifieke inrichtingsmaatregelen zijn hier niet nodig. Kroeskarper is een doelsoort die nu ontbreekt. Als de soort hier al ooit heeft gezeten, dan is de plas nu door isolatie en verarming van het omliggende gebied niet op natuurlijke wijze (her) te bevolken. Wellicht kan in dat geval overwogen worden de soort uit te zetten. Omdat de soort niet is beschermd, kan uitzetten relatief gemakkelijk gerealiseerd worden. Wel is deskundige begeleiding nodig om geen andere kwetsbare/beschermde soorten te schaden. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 69 Het is overigens beter om locaties waar de kroeskarper nu nog (in de omgeving) zit eerst voor deze soort veilig te stellen. Vetje (foto Natuurbalans). Volwassen kroeskarper: volwassen exemplaren worden zeer hoog (foto Natuurbalans). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 70 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.4.12 Drielse wetering (BOMW0014) Algemeen De Drielse wetering is een 6 tot plaatselijk 25 m brede watergang. Het water is zeer helder (zichtdiepte 120 cm), plaatselijk tot op de bodem. De hoogte van de waterkolom is in het midden circa 150 cm. Hieronder bevindt zich een dikke sliblaag van 130 cm. Circa 2 m uit de oever heeft het water een diepte van 130 cm. Hier is een sliblaag van circa 50 cm aanwezig. De watergang is alleen door middel van electrovisserij onderzocht. Door waterplanten, takken en boomwortels kon bij de visbemonstering geen viszegen worden ingezet. Visgemeenschap In de Drielse wetering zijn 8 vissoorten aangetroffen. Met uitzondering van de minder algemene paling komen er alleen algemene soorten voor. Alleen van baars zijn 0+ exemplaren aangetroffen. In een groot deel van de watergang zijn nauwelijks vissen gevangen, waardoor er sprake leek van vissterfte. Bij de plaatselijke hengelsportvereniging was hier echter niets van bekend. Uiteindelijk zijn er toch nog redelijk wat vissen gevangen, die zich lokaal hadden verstopt onder overhangende takken. In tabel 48 en 49 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 50 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 71 In aantal zijn baars en blankvoorn de meest dominante soorten. Meer dan 70% van het visbestand bestond uit deze 2 soorten. Ten aanzien van biomassa is karper het meest dominant. Tabel 48. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Drielse wetering in n/ha. BOMW0014 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde baars eurytoop 0+ >0+-14 339 15-24 1.551 89 571 146 25-39 > 40 N/ha % Totaal Totaal 1.979 59,4 blankvoorn eurytoop 717 21,5 karper eurytoop 50 50 1,5 paling eurytoop 44 44 1,3 pos eurytoop Totaal eurytoop 65 339 kleine modderkruiper limnofiel snoek limnofiel zeelt limnofiel 235 0 94 154 44 15 106 2,0 2.855 85,8 106 3,2 213 6,4 155 4,6 120 35 0 226 188 44 15 474 14,2 339 2.413 423 44 109 3.329 100,0 Totaal limnofiel Eindtotaal 2.187 65 Tabel 49. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Drielse wetering in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0014 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop blankvoorn eurytoop karper eurytoop paling eurytoop pos eurytoop Totaal eurytoop 0+ 0,2 limnofiel snoek limnofiel zeelt limnofiel 25-39 > 40 Totaal 5,9 1,1 7,3 2,1 1,7 3,7 3,0 101,5 101,5 81,7 4,4 4,4 3,6 0,3 0,2 117,2 94,3 0,1 0,1 5,7 4,6 1,3 1,0 8,4 2,8 1,5 0,2 Totaal 6,0 105,9 0,1 Totaal limnofiel Eindtotaal 15-24 0,3 0,2 kleine modderkruiper >0+-14 1,2 3,0 0,5 0,8 0,5 2,3 1,2 3,0 7,0 5,7 8,9 5,1 1,2 108,9 124,3 100,0 KRW-beoordeling De Drielse wetering is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M3: gebufferd regionaal kanaal. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren. Deze wateren worden als kunstmatig of sterk veranderd beschouwd en worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De hoogst score-aanduiding is hierbij ‘goed’. De Drielse Wetering behaalt een score ‘ontoereikend’. Het geringe aantal plantminnende en migrerende soorten wordt als ontoereikend beoordeeld, evenals het biomassa-aandeel brasem+karper (in dit geval alleen karper), dat te hoog is, en het biomassa-aandeel plantminnende soorten, dat te laag is. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 72 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 50. KRW-beoordeling Drielse wetering. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten BOMW0014 M3 0.282 2 ontoereikend 0.40 0.23 0.21 8 Doelvissoorten-beoordeling Voor de Drielse wetering zijn bittervoorn en kleine modderkruiper als doelsoort aangegeven (Arcadis, 2006). Alleen kleine modderkruiper is in 2011 aangetroffen, bittervoorn lijkt te ontbreken. Deze soort is in 2009 wel in- en in de nabijheid van de Drielse wetering waargenomen (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Herbevolking en/of populatie-uitbreiding van de Drielse wetering behoort hierom tot de mogelijkheden. Wel is het gewenst beheermaatregelen te treffen (zie onder). Waterkwaliteit Van de Drielse Wetering zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar (gesteld). Inrichting en beheer Voor de Drielse Wetering wordt het kappen van bomen en het periodiek maaien van de oeverzone voorgesteld (Rivierenland, voorgestelde maatregelen versie 13). Door de bomenkap wordt de bladinval beperkt en worden de lichtomstandigheden voor waterplanten verbeterd. In de Drielse wetering is een aanzienlijke sliblaag aanwezig. Voor de visfauna is het gewenst tenminste lokaal een deel van het slib te verwijderen. Door het verwijderen van slib verbeteren de groeikansen van (fijnbladige) waterplanten en wordt de zuurstofhuishouding verbeterd. Door het uitbaggeren wordt de watergang eveneens uitgediept, waardoor een geschikte overwinteringsplaats ontstaat en kans op wintersterfte door ijsbedekking wordt beperkt. Ook het terugdringen van het aandeel karper heeft een gunstige uitwerking hebben op de overige watergebonden (vis)fauna. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 73 4.4.13 Groote Wiel Munnikenland (BOMW0016) Groote Wiel Munnikenland. Algemeen Het Groote Wiel Munnikenland is recent geheel vrijgelegd door de kap van de eromheen liggende bomen en struiken. Een deel van dit hout is versnipperd en rond het wiel uitgestrooid. Wanneer dit materiaal blijft liggen zal dit waarschijnlijk leiden tot een sterke verruigging. Het wiel is stuk kleiner dan op basis van luchtfoto/topografische kaart kon worden verwacht. In een ruime oeverzone is het wiel tot maaiveld vrijwel opgevuld met slib en enige rietvegetatie. De hoogte van de waterkolom is in het midden circa 190 cm. Hieronder is een sliblaag aanwezig met een dikte van 180 cm. Het doorzicht van het water is beperkt. In het water zijn samengeklonterde groenalgen (naaldvormige draadjes) aanwezig, gelijkend op het geslacht Anabaena. Visgemeenschap In het Groote Wiel komen nauwelijks vissoorten voor. Feitelijk zijn in dit water slechts 12 vissen gevangen. In het water komen maar 3 vissoorten voor. In tabel 51 en 52 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 53 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 74 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 51. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Groote Wiel in N/ha. BOMW0016 SOORT gilde rietvoorn limnofiel snoek limnofiel zeelt limnofiel 0+ Totaallengte (cm-klassen) >0+-14 15-24 25-39 > 40 N/ha Totaal % Totaal 71 71 33,3 53 53 25,0 18 36 18 18 89 41,7 Totaal limnofiel 89 36 18 71 214 100,0 Eindtotaal 89 36 18 71 214 100,0 Tabel 52. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Groote Wiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0016 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde rietvoorn limnofiel snoek limnofiel zeelt limnofiel 0+ >0+-14 15-24 25-39 0,0 > 40 Totaal Totaal 0,0 0,1 0,2 0,2 53,9 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 46,0 Totaal limnofiel 0,0 0,0 0,0 0,3 0,3 100,0 Eindtotaal 0,0 0,0 0,0 0,3 0,3 100,0 KRW-beoordeling Het Groote Wiel Munnikenland is beoordeeld aan de hand van het KRW-referentietype M11: Kleine ondiepe gebufferde plas. De visgemeenschap wordt als ‘goed’ beoordeeld. Hierbij wordt het aantal soorten als slecht aangemerkt, evenals het ontbreken van biomassa-aandeel baars+blankvoorn. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten en zuurstoftolerante soorten wordt als zeer goed aangemerkt. Door het ontbreken van brasem en overige eurytope soorten wordt voor de voorgaande categorieën vanzelfsprekend de maximale score behaald. Tabel 53. KRW-beoordeling Groote Wiel (BOMW0016). Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 BOMW0016 M11 0.620 4 goed 0.10 1.00 0.00 1.00 1.00 3 adviesbureau voor natuur & landschap 75 Doelvissoort-beoordeling Voor het Groote Wiel staan in het uitvoeringsprogramma waternatuur géén vissen als doelsoort op. Wel worden ten aanzien van fauna enkele (zeer) zeldzame kokerjuffers genoemd. Vanwege het voorkomen van twee beschermde en bedreigde watergebonden soorten in de directe nabijheid, is het gewenst de doelsoortenlijst met deze soorten uit te breiden: kamsalamander en grote modderkruiper (zie ook inrichting en beheer). Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alleen totaal-N scoort matig. Alle overige parameters scoren goed tot zeer goed. Inrichting en beheer De houtige opslag rond het wiel is in 2011 verwijderd. Om verruiging van de oever te vermijden is het gewenst het versnipperde hout hier te verwijderen. Uit het wiel zal ook het slib verwijderd gaan worden, om de kwelinvloed te vergroten. Ook overweegt Staatsbosbeheer de uitzet van krabbenscheer (uit maatregel overzicht versie 13, waterschap Rivierenland). Bij het verwijderen van het slib verdient het de voorkeur de geringe hoeveelheid resterende vis volledig te verwijderen en deze vooral niet in naburige sloten over te zetten. Het wiel ligt pal naast een sloot, waarin bij een inventarisatie in 2010 kamsalamanders en grote modderkruipers zijn aangetroffen. Ten tijde van de visbemonstering stond de sloot droog. Na opschoning van het wiel kan, wanneer géén vissen worden(terug)geplaatst een geschikt voortplantingshabitat voor de kamsalamander ontstaan. Ook is het opgeschoonde wiel een geschikt leefgebied voor de grote modderkruiper. Voor de kamsalamander is het gunstig als een deel van de oever glooiend wordt afgewerkt. Grote modderkruiper (foto Natuurbalans). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 76 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.4.14 Kleine Wiel Munnikenland (BOMW0021) Kleine Wiel Munnikenland. Algemeen Het Kleine Wiel Munnikenland is in het midden circa 6 m diep. Twee meter uit de oever heeft het wiel een diepte van circa 2 m. Hier is een sliblaag aanwezig met een dikte van 20-60 cm. Het water is zeer helder (zichtdiepte 180 cm). Door de ruime aanwezigheid van wortelstokken van gele plomp en waterlelie is visbemonstering met een zegen niet mogelijk geweest. De gehele oeverzone en de iets ondiepere delen van het wiel zijn elektrisch bevist. Mede in verband met het goede doorzicht van het water geeft de electrovisserijbemonstering een representatief beeld van de visgemeenschap. Visgemeenschap In tabel 54 en 55 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 56 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Bij de visbemonstering zijn uitsluitend algemene vissoorten aangetroffen. Rietvoorn is in aantal de meest dominante soort. Hiervan zijn veel 0+ vissen aangetroffen. Ten aanzien van biomassa wordt de plas vrijwel volledig gedomineerd door snoek. Dit is de enige soort waarvan grotere exemplaren zijn aangetroffen. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 77 Tabel 54. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kleine Wiel in N/ha. BOMW0021 Totaallengte (cm-klassen) 0+ 15-24 25-39 > 40 N/ha % Totaal gilde Baars eurytoop 70 70 1,5 Blankvoorn eurytoop 663 663 14,1 Rietvoorn limnofiel 3.594 Snoek limnofiel Zeelt limnofiel Totaal eurytoop >0+-14 Totaal SOORT 733 140 733 15,6 3.733 79,3 2,2 70 35 105 35 105 140 3,0 Totaal limnofiel 3.629 244 70 35 3.978 84,4 Eindtotaal 4.361 244 70 35 4.710 100,0 Tabel 55. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kleine Wiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0021 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde Baars eurytoop Blankvoorn eurytoop 0+ Totaal eurytoop Rietvoorn limnofiel >0+-14 15-24 Totaal Totaal 0,0 0,0 1,5 0,0 0,0 2,9 0,0 0,0 4,4 0,1 12,2 0,5 75,3 0,1 0,0 0,0 0,1 Totaal limnofiel 0,1 0,1 0,1 Eindtotaal 0,1 0,1 0,1 Snoek limnofiel Zeelt limnofiel 0,1 25-39 > 40 0,4 0,1 8,0 0,4 0,6 95,6 0,4 0,7 100,0 KRW-beoordeling Het Kleine Wiel Munnikenland is beoordeeld aan de hand van het KRW-referentietype M11: Kleine ondiepe gebufferde plas. De visgemeenschap wordt als ‘matig’ beoordeeld. Het beperkte aantal soorten wordt hierbij als slecht beoordeeld, evenals het geringe biomassa-aandeel baars+blankvoorn. Het hoge biomassa-aandeel van plantenminnende soorten en het ontbreken van brasem wordt als zeer goed beoordeeld. Het biomassaaandeel zuurstoftolerante soorten wordt als matig beoordeeld. Tabel 56. KRW-beoordeling Kleine Wiel. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 Sample Type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: Brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 78 BOMW0021 M11 0.564 3 matig 0.17 1.00 0.11 1.00 0.54 5 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Doelvissoorten-beoordeling Voor het Kleine Wiel staan in het uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006) géén vissen als doelsoort op. In het Kleine wiel komen momenteel uitsluitend algemene vissoorten in geringe dichtheid voor. Ten aanzien van fauna worden wel enkele zeer zeldzame kokerjuffers als doelsoort genoemd: Grammotaulius nigropunctatus, Grammotaulius nitidus, Limnephilus incisus. De eerste twee soorten prefereren wateren die zomers droog kunnen vallen. De laatste soort lijkt vooral voor te komen in grazige poelen met weinig open water (Kalkman, 2008). Voor de genoemde soorten is het vrij diepe wiel waarschijnlijk geen geschikt leefgebied. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. De parameters totaal-P en totaal-N scoren matig. De overige parameters scoren goed tot zeer goed. Inrichting en beheer Voor het Kleine wiel staan geen vissen als doelsoort op. Gezien de huidige aard en inrichting zijn geen aanvullende beheer en inrichtingsmaatregelen noodzakelijk ten behoeve van de visgemeenschap. Vanwege het ontbreken van hengelsport en een gering aandeel overige vissoorten is het Kleine Wiel een mogelijk geschikte uitzetlocatie voor een introductie van kroeskarper. 4.4.15 Kloosterwiel (BOMW0023) Kloosterwiel ten noordwesten van Zaltbommel. Algemeen Bij de dijkverzwaring is een deel van het kloosterwiel (noordzijde) gedempt en is de huidige oever zeer glooiend afgewerkt. De bodem bestaat hier uit klei en zand. Het wiel NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 79 heeft een maximale diepte (=hoogte waterkolom) van circa 180 cm. Hieronder bevindt zich een sliblaag van 270 cm! De zichtdiepte bedraagt circa 100 cm. In het vroege voorjaar (informatie hengelsport en gemeente Zaltbommel) is er van aanzienlijke vissterfte sprake geweest. Waarschijnlijk doordat het wiel met ijs (afgedekt met een sneeuwlaag) bedekt is geweest. De dode vissen zijn hierbij niet opgeruimd. Tijdens de visbemonstering eind augustus 2011 in het Kloosterwiel sprake van een sterke ‘rioolgeur’. De gehele bodem en een deel van de waterlaag was bovendien bezet met draadalg. Visgemeenschap In tabel 57 en 58 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 59 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Kloosterwiel zijn 10 vissoorten aangetroffen, waaronder één beschermde soort: kleine modderkruiper en één Rode Lijstsoort: vetje. Ten aanzien van de abundantie is vetje de meest dominante soort. Het vetje is een typische pioniersoort die vaak in lage dichtheden voorkomt, maar als de situatie voor de soort gunstig is (bijvoorbeeld na vissterfte) periodiek in grote dichtheden kan voorkomen. Bij de visbemonstering zijn meer dan 1000 exemplaren (feitelijke vangst) waargenomen. Ten aanzien van het biomassa-aandeel wordt het kloosterwiel gedomineerd door snoek, baars, paling en blankvoorn. Tabel 57. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kloosterwiel in n/ha. BOMW0023 Totaallengte (cm-klassen) 6 345 4,0 2 67 0,8 26 30 0,4 7 7 0,1 38 38 0,4 38 487 5,7 229 2,7 17 0,2 eurytoop 30 131 blankvoorn eurytoop 9 56 brasem eurytoop 4 karper eurytoop paling eurytoop 178 44 191 38 15-24 219 kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel 17 snoek limnofiel 6 vetje limnofiel zeelt limnofiel 25-39 8 51 > 40 19 76 0,9 7.728 90,5 13 7.715 7 0,1 Totaal limnofiel 204 7.753 30 51 19 8.057 94,3 Eindtotaal 382 7.796 249 60 56 8.543 100,0 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 80 % Totaal baars 178 >0+-14 N/ha gilde Totaal eurytoop 0+ Totaal SOORT 7 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 58. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kloosterwiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0023 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop 0,4 5,9 blankvoorn eurytoop 0,2 2,6 brasem eurytoop 0,1 0,8 karper eurytoop paling eurytoop Totaal eurytoop 0+ 0,4 >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal 0,3 6,9 27,1 0,4 3,2 12,5 0,8 3,3 0,4 0,4 0,6 0,0 0,0 9,8 kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel 1,1 snoek limnofiel 0,1 vetje limnofiel zeelt limnofiel 0,0 0,6 1,2 0,4 1,7 4,0 4,0 15,6 4,0 15,4 60,2 0,0 0,2 5,8 1,7 0,2 1,1 4,3 7,1 27,8 1,7 6,6 0,2 0,9 Totaal limnofiel 0,0 1,7 1,4 1,2 5,8 10,2 39,8 Eindtotaal 0,4 2,4 11,2 1,9 9,8 25,6 100,0 KRW-beoordeling Het Kloosterwiel is beoordeeld aan de hand van het KRW-referentietype M11: Kleine ondiepe gebufferde plas. De visgemeenschap wordt als ‘goed’ beoordeeld. Ten aanzien van het aantal soorten wordt de visgemeenschap als matig (bijna goed) beoordeeld. Dit geldt ook voor het biomassa-aandeel van plantminnende soorten. Het beperkte biomassa-aandeel brasem wordt als goed beoordeeld en het aandeel baars+blankvoorn als zeer goed. Het biomassa-aandeel zuurstoftolerante soorten (zeelt, kroeskarper of grote modderkuiper) is te laag en wordt als slecht beoordeeld. Tabel 59. KRW-beoordeling visgemeenschap Kloosterwiel. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 Sample Type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 BOMW0023 M11 0.626 4 goed 0.60 0.76 1.00 0.60 0.18 10 adviesbureau voor natuur & landschap 81 Doelvissoort-beoordeling Voor het Kloosterwiel worden kroeskarper en vetje als doelsoort genoemd (Arcadis, 2006). Het vetje komt in grote dichtheden voor. De kroeskarper ontbreekt. Door de geïsoleerde ligging van het kloosterwiel is het onwaarschijnlijk dat kroeskarper op natuurlijke wijze dit oppervlaktewater kan koloniseren. Ook in de ruime omgeving van het Kloosterwiel zijn geen recente gegevens beschikbaar over het voorkomen van kroeskarper (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Mede door de aanwezigheid van verschillende overige algemene, grote vissoorten is het Kloosterwiel voor kroeskarper ook geen preferent habitat. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling voor verschillende parameters. De sterke rioollucht en de ogenschijnlijke slechte waterkwaliteit heeft ogenschijnlijk alleen betrekking op het totaal-P. Dit wordt als slecht beoordeeld. Dit hoge gehalte is er waarschijnlijk de oorzaak van dat veel draadalg in het water aanwezig is. De hoge algendichtheid kan periodiek ook zorgen voor slechte zuurstof-omstandigheden. Bij de overige parameters komt dit echter niet naar voren. De overige parameters scoren namelijk goed tot zeer goed. Beheer en inrichting In het Kloosterwiel is sprake van een te hoge concentratie P. Het is gewenst de fosfaatbron terug te dringen, om effecten van algenbloei en sterfte bij vissen te voorkomen. Een maatregel om de waterkwaliteit te bevorderen kan baggeren zijn. In het Kloosterwiel is sprake van een zeer aanzienlijke baggerlaag. Deze baggerlaag kan voor een slechte zuurstofhuishouding zorgen en er mede de oorzaak van zijn dat er grote wintersterfte is opgetreden. Voor het behoud van doelvissoorten hoeven geen speciale maatregelen te worden genomen. Het vetje komt veel voor. Voor de kroeskarper is het Kloosterwiel een minder optimaal leefgebied. Op natuurlijke wijze is kolonisatie van het Kloosterwiel onwaarschijnlijk. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 82 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.4.16 Lieskampen - visvijver (BOMW0030) Zicht op een deel van het visvijvercomplex Lieskampen. Algemeen De visvijver Lieskampen bestaat uit een aantal komvormig verbrede gedeeltes die onderling verbonden zijn door ‘kanalen’. De verbrede plassen hebben een doorsnede van circa 80 m, de kanalen zijn 10-30 m breed. De bovenstaande foto is de meest zuidelijke gelegen verbreding. In deze plas en de oostelijke aangrenzende wateren was het water wat helderder dan de meer westelijk en noordelijk gelegen wateren. De plas wordt intensief gebruikt door hengelaars. De plas (ontkleiing) is in 1972 aangelegd als recreatie (vis)vijver. In 1995 heeft de hengelsportvereniging de plas volledig leeg laten lopen, waarna alle brasem en karper eruit verwijderd is. Hierna is 500 kg rietvoorn en snoek uitgezet, evenals 50 graskarpers. Visgemeenschap In tabel 60 en 61 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 62 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In de visvijver Lieskampen zijn 11 vissoorten aangetroffen, waaronder één beschermde soort: kleine modderkuiper en één Rode Lijst soort: vetje. Ten aanzien van de abundantie zijn baars, blankvoorn, brasem en vetje het meest dominant. Tezamen omvatten deze soorten meer dan 90% van de visgemeenschap. In biomassa is het aandeel brasem zeer aanzienlijk (75%) van de totale biomassa per ha). In samenhang met het voorkomen van aanzienlijke aantallen grote brasem (en karper, NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 83 die waarschijnlijk enigszins is onderschat, omdat de soort moeilijk is te vangen) is een totale visbiomassa van bijna 600 kg/ha niet verwonderlijk. Tabel 60. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Lieskampen (visvijver) in N/ha. BOMW0030 Totaallengte (cm-klassen) >0+-14 15-24 25-39 N/ha % Totaal gilde 0+ baars eurytoop 1.524 347 66 1.936 13,9 blankvoorn eurytoop 65 2.124 669 2.858 20,6 2.471 1.373 brasem eurytoop 6 5.711 41,1 karper eurytoop 16 16 0,1 paling eurytoop 65 65 0,5 pos eurytoop Totaal eurytoop 5 137 1.593 5.080 16 142 1,0 10.727 77,2 31 31 0,2 503 519 3,7 142 1,0 2.437 17,5 kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel snoek limnofiel vetje limnofiel 2.437 zeelt limnofiel 32 Totaal limnofiel Eindtotaal 1.861 > 40 Totaal SOORT 2.108 1.861 48 86 94 6 38 0,3 16 3.003 0 48 100 3.167 22,8 1.609 8.083 2.108 1.908 186 13.895 100,0 Tabel 61. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Lieskampen (visvijver) in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0030 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal baars eurytoop 0,7 1,0 2,1 3,8 blankvoorn eurytoop 0,0 4,5 35,0 39,5 6,9 brasem eurytoop 33,2 67,5 11,6 431,2 75,4 karper eurytoop 37,9 37,9 6,6 paling eurytoop 9,5 9,5 1,7 pos eurytoop Totaal eurytoop kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel snoek limnofiel vetje limnofiel zeelt limnofiel 0,0 1,1 0,8 39,8 0,0 318,9 0,7 1,1 0,2 523,0 91,4 0,0 0,0 0,0 1,7 1,7 0,3 36,9 6,4 0,2 0,0 1,8 104,6 318,9 4,8 59,0 32,1 0,2 0,2 Totaal limnofiel 0,0 2,1 Eindtotaal 0,8 41,9 104,6 10,1 10,3 4,8 42,3 49,2 8,6 323,6 101,3 572,2 100,0 KRW-beoordeling De visvijver Lieskampen is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M3: gebufferd regionaal kanaal. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren. Deze wateren worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De hoogst score-aanduiding is hierbij ‘goed’. De visgemeenschap van de visvijver Lieskampen wordt als ‘ontoereikend’ beoordeeld. Het aantal plantminnende en migrerende soorten wordt als matig beoordeeld. Het biomassa-aandeel brasem+karper (te hoog) en het biomassa-aandeel plantminnende soorten (te laag) wordt als ontoereikend beoordeeld. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 84 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 62. KRW-beoordeling visgemeenschap Lieskampen (visvijver). Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten BOMW0030 M3 0.367 2 ontoereikend 0.60 0.23 0.27 11 Doelvissoort-beoordeling Voor de Lieskampen staan, voor zowel de visvijver (BOMW0030) als voor het slotenstelsel (BOMW0162; § 4.4.18) de volgende vissoorten op als doelsoort: grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper en vetje. Met uitzondering van vetje en kleine modderkruiper komen de overige doelvissoorten niet voor. Gezien het huidige gebruik van de waterpartij (intensieve visvijver met een zeer aanzienlijk bestand brasem) is het hoogst onwaarschijnlijk dat de plas zonder zeer ingrijpende maatregelen ooit geschikt wordt voor genoemde vissoorten. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alle parameters voldoen aan het GEP/MEP (KRW) of worden als goed beoordeeld (MTR). Inrichting en beheer De Lieskampen is momenteel in ‘beheer’ als hengelsportwater. De aanzienlijke visbiomassa beperkt de mogelijkheden om dit water als ‘natuurparel’ te beheren. In het licht van het huidige gebruik zijn inrichting- en beheermaatregelen ten behoeve van de bestaande visgemeenschap niet noodzakelijk. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 85 4.4.17 Aalpotwiel Munnikenland (BOMW0051) Aalpotwiel Munnikenland. Algemeen Het Aalpotwiel is de meest zuidelijk gelegen plas van de drie onderzochte wielen in Munnikenland. Op een deel van de oever zijn in de zomer van 2011 alle bomen en struiken verwijderd. De bodem bestaat hoofdzakelijk uit klei. Circa 8 m uit de kant is de diepte reeds meer dan 3,5 m. In het midden is de plas 12,5 m diep (bepaald met een dieptemeter). Door de zeer steile taluds en de grote diepte is zegenvisserij in de plas niet mogelijk. De gehele oever van de plas is met behulp van electrovisserij bevist. Gezien de grote helderheid van het water (zichtdiepte 115 cm) geeft de electrovisserij waarschijnlijk een redelijk goed beeld van de visgemeenschap. De plas is eigendom van Staatsbosbeheer en er is geen hengelsport aanwezig. Visgemeenschap In het Aalpotwiel zijn 7 vissoorten aangetroffen, waaronder de grote modderkruiper. Deze soort komt in Munnikenland overigens in tal van (ondiepe) wateren in hoge dichtheden voor. In tabel 63 en 64 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 65 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Ten aanzien van de aantals-abundantie zijn jonge baars en blankvoorn het meest dominant. Het aantalsaandeel van deze soorten tezamen bedraagt meer dan 85%. Het biomassa-aandeel wordt gedomineerd door paling en baars. Het biomassa-aandeel paling is berekend op basis van een feitelijke vangst van één exemplaar (lengte 87 cm). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 86 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 63. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Aalpotwiel in N/ha. BOMW0051 SOORT gilde baars eurytoop 348 blankvoorn eurytoop 348 paling eurytoop Totaal eurytoop grote modderkruiper Totaallengte (cm-klassen) >0+-14 15-24 25-39 0+ 696 73 limnofiel rietvoorn limnofiel snoek limnofiel 57 477 50,9 8 356 37,9 8 0,9 8 841 89,7 8 0,9 40 49 5,2 24 24 2,6 73 65 8 8 Totaal limnofiel Eindtotaal % Totaal 8 limnofiel kleine modderkruiper N/ha Totaal > 40 16 16 1,7 97 10,3 938 100,0 8 65 24 704 137 89 8 Tabel 64. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Aalpotwiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0051 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal baars eurytoop 0,0 blankvoorn eurytoop 0,0 paling eurytoop Totaal eurytoop 0,0 grote modderkruiper limnofiel kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel snoek limnofiel 0,0 0,1 0,2 25,6 0,0 0,0 5,0 0,4 0,4 58,6 0,4 0,6 89,2 0,0 1,0 0,0 0,0 0,9 0,0 0,0 2,2 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 6,6 0,1 10,8 0,7 100,0 Totaal limnofiel 0,0 0,0 0,1 Eindtotaal 0,0 0,1 0,2 0,4 KRW-beoordeling Het Aalpotwiel is beoordeeld aan de hand van het KRW-referentietype M11: kleine ondiepe gebufferde plas. Gezien de grote diepte van het Aalpotwiel is het de vraag of dit een geschikte referentie is. Aan de hand van KRW-type M11 wordt de visgemeenschap van het Aalpotwiel als ‘matig’ beoordeeld. Het totaal aantal soorten wordt hierbij als ontoereikend beoordeeld. Het biomassa-aandeel zuurstoftolerante soorten wordt als slecht beoordeeld (te laag), het biomassa-aandeel baars+blankvoorn t.o.v. alle eurytopen tezamen is goed, evenals het ontbreken van brasem. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als ontoereikend beoordeeld. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 87 Tabel 65. KRW-beoordeling visgemeenschap Aalpotwiel. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten BOMW0051 M11 0.483 3 matig 0.30 1.00 0.66 0.25 0.20 7 Doelvissoort-beoordeling In het uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006) staan voor het Aalpotwiel géén vissen als doelsoort op. Ten aanzien van fauna worden, evenals voor de nabij gelegen wateren Kleine Wiel (BOMW0021) en Groote Wiel (BOMW0016) wel enkele zeer zeldzame kokerjuffers als doelsoort genoemd: Grammotaulius nigropunctatus, Grammotaulius nitidus, Limnephilus incisus. De eerste twee soorten prefereren wateren die zomers droog kunnen vallen. De laatste soort lijkt vooral voor te komen in grazige poelen met weinig open water (Kalkman, 2008). Voor de genoemde soorten is het zeer diepe Aalpotwiel waarschijnlijk geen geschikt leefgebied. In het Aalpotwiel is wel een beschermde en bedreigde vissoort aangetroffen: grote modderkruiper. Het zeer diepe wiel is voor de soort geen optimaal leefgebied. Omdat grote modderkruiper in het gebied rond het Wiel in tal van sloten en plasjes voorkomt is het niet verwonderlijk dat dieren ook in het Aalpotwiel worden aangetroffen. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalN scoort matig. De overige parameters scoren goed tot zeer goed. Beheer en inrichting In 2011 zijn rond het Aalpotwiel bomen gekapt. Het wiel is hiermee meer in de zon komen te liggen. De oeverzone van het wiel is zeer steil, waardoor het de vraag is of een moerasvegetatie tot ontwikkeling kan komen. Mogelijk kan een deel van de oever onder aan de dijk afgevlakt worden wanneer dit niet bezwaarlijk is vanuit cultuurhistorisch perspectief. Het wiel is niet in gebruik bij een hengelsportvereniging. Hierdoor heeft visuitzet niet plaats gevonden. Voor de toekomst is het gewenst het wiel hengelsportvrij te houden, zodat een autonome ontwikkeling van de visgemeenschap mogelijk is. Gezien de geringe visstand is het Aalpotwiel mogelijk een geschikte locatie voor een uitzetexperiment met kroeskarper. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 88 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 4.4.18 Lieskampen (slotenstelsel) (BOMW0162) Sloten in de Lieskampen. Algemeen In het gebied Lieskampen is in 3 verschillende sloten een visbemonstering uitgevoerd. De onderzochte sloten zijn vlak voor de visbemonstering geschoond. Watervegetatie was hierdoor niet meer aanwezig. De sloten hebben een breedte van 3-4 m. De hoogte van de waterkolom bedraagt circa 60 cm. Hieronder is een sliblaag van 30-40 cm aanwezig. De zichtdiepte varieerde van 20 cm tot op de bodem. Visgemeenschap In het slotencomplex van de Lieskampen zijn 7 vissoorten aangetroffen, waaronder één beschermde soort: kleine modderkruiper en één Rode Lijst soort: vetje. In tabel 66 en 67 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 68 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Zowel in aantal als in biomassa zijn zeelt en snoek de meest dominante vissoort. Van de snoek zijn veel 0+ exemplaren aangetroffen. Behalve van zeelt en rietvoorn zijn van de overige soorten alleen 0+ exemplaren waargenomen. Tabel 66. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Lieskampen (slotenstelsel) in N/ha. BOMW0162 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde baars eurytoop blankvoorn eurytoop Totaal eurytoop N/ha % Totaal Totaal 18 18 1,3 37 37 2,6 55 55 3,8 37 2,6 0+ kleine modderkruiper limnofiel 37 rietvoorn limnofiel 38 snoek limnofiel 291 vetje limnofiel 147 zeelt limnofiel 113 Totaal limnofiel Eindtotaal >0+-14 15-24 25-39 102 > 40 140 9,8 555 38,8 206 58 147 10,2 194 123 68 498 34,8 625 296 329 126 1.376 96,2 680 296 329 126 1.431 100,0 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 89 Tabel 67. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Lieskampen (slotenstelsel) in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0162 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop blankvoorn eurytoop Totaal eurytoop 0+ Totaal Totaal 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 kleine modderkruiper limnofiel 0,0 rietvoorn limnofiel 0,0 snoek limnofiel 1,8 vetje limnofiel 0,0 zeelt limnofiel 0,0 Totaal limnofiel Eindtotaal >0+-14 15-24 25-39 0,8 > 40 0,8 2,3 30,4 2,9 5,5 10,2 0,0 0,0 2,3 7,0 13,3 22,6 67,2 1,9 3,1 9,8 18,8 33,6 100,0 1,9 3,1 9,8 18,8 33,7 100,0 KRW-beoordeling Het slotencomplex van de Lieskampen is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M1A: zoete gebufferde sloten. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren, waarbij de KRW-beoordeling plaats vindt aan de hand van het GEP. De maximaal te behalen score is ‘goed’. De visgemeenschap van het slotencomplex Lieskampen wordt beoordeeld als ‘goed’. Het aantal plantminnende en migrerende soorten wordt beoordeeld als matig. Het hoge biomassa-aandeel plantminnende soorten en het ontbreken van brasem+karper wordt als goed beoordeeld. Tabel 68. KRW-beoordeling visgemeenschap Lieskampen (slotenstelsel). Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten BOMW0162 M1A 0.833 4 goed 0.50 1.00 1.00 7 Doelvissoort-beoordeling Voor de Lieskampen staan, voor zowel het slotenstelsel (BOMW0162) als de nabij gelegen visvijver (BOMW0030;§ 4.4.16) de volgende vissoorten op als doelsoort: grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper en vetje. Met uitzondering van vetje en kleine modderkruiper komen de overige doelvissoorten niet in NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 90 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 het slotenstelsel (en de visvijver) voor. Bittervoorn is wel bekend uit de omgeving. Deze soort is o.a. aangetroffen in de watergang Capreton (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Kroeskarper en grote modderkuiper zijn niet bekend van de directe omgeving. Deze laatste twee soorten prefereren ongestoorde, vegetatierijke en/of slibrijke wateren. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalP en totaal-N gehalte scoren matig. De overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed beoordeeld (MTR). Inrichting en beheer De sloten van de Lieskampen worden hoofdzakelijk bevolkt door algemene vissoorten. De watergangen hebben een eenvormige inrichting. Voor de visfauna is het gewenst langs de watergangen een bufferstrook aan te houden om op deze wijze de nutriëntenbelasting terug te dringen. Ook kan de kwaliteit van het vishabitat versterkt worden door een deel van de sloten iets te verbreden en één oever glooiend af te werken. Een andere mogelijkheid is de aanleg van plas- of poelvormige verbredingen die in contact staan met de watergang. Dergelijke verbredingen kunnen ook aangelegd worden op de kruising van verschillende sloten. Ook een wellicht minder intensief maaibeheer kan gunstig zijn voor behoud en ontwikkeling van doelvissoorten. Na herinrichting van het slotenstelsel is (her)bevolking met bittervoorn misschien mogelijk, hoewel de Capreton, waar de soort voorkomt, een watersysteem is dat gescheiden ligt van het slotenstelsel. Kroeskarper en grote modderkruiper ontbreken in de wijde omgeving van de Lieskampen; het is niet waarschijnlijk dat deze soorten op natuurlijke wijze in het slotenstelsel zullen terugkeren. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 91 4.4.19 Beekstroom (GROO0019) Beekstroom, met rechts de vistrap. Algemeen De Beekstroom is een smalle sloot parallel aan provinciale weg N325. De watergang is over twee delen bemonsterd: een traject van 50 m bovenstrooms van de vispassage en een traject bestaande uit de vispassage zelf en een benedenstrooms deel met een totale lengte van 50 m. De Beekstroom is circa 100 cm breed, heeft een waterdiepte van 3040 cm en een sliblaag van circa 20 cm. Het traject bovenstrooms van de vistrap was ten tijde van de visbemonstering in augustus 2011 volledig dichtgegroeid met waterpest, lisdodde en liesgras. Visgemeenschap In de Beekstroom zijn 10 vissoorten aangetroffen. De meeste vissen zijn waargenomen in het benedenstroomse deel en de vistrap. In het gedeelte bovenstrooms van de vistrap is uitsluitend driedoornige stekelbaars gevangen. Hier zijn feitelijk 7 dieren aangetroffen. In de Beekstroom zijn zowel eurytope, limnofiele (plantminnende) als rheofiele (stromingsminnende) soorten waargenomen. Er komen 2 beschermde soorten voor: bittervoorn en kleine modderkruiper, en 2 Rode Lijst soorten: bittervoorn en winde. In tabel 69 en 70 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 71 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 92 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 De meeste dominante soort is de driedoornige stekelbaars op afstand gevolgde door blankvoorn. De aantalsabundantie van de overige soorten ligt beneden de 2%. Ten aanzien van biomassa zijn zeelt, snoek, driedoornige stekelbaars en blankvoorn het meest dominant. Tezamen omvatten ze meer dan 80% van de biomassa. Bij de omrekening van de visdichtheid per hectare, blijken smalle lijnvormige watergangen vaak zeer hoge visdichtheden te hebben. Voor een deel komt dit omdat het rendement van het vistuig in dergelijke wateren waarschijnlijk hoger ligt, dan waarmee is gerekend conform het Handboek Hydrobiologie. Ook als niet gecorrigeerd wordt voor rendement dan nog is de dichtheid zeer aanzienlijk. Bij de Beekstroom speelt mee dat een relatief kort traject is bemonsterd met een vispassage. Vispassages blijken in veel watergangen vaak rijker te zijn aan vissen en vissoorten dan het omliggende water. Vispassages bieden vaak meer verticale structuurvariatie waar vissen zich graag ophouden. De gevonden visdichtheid hoeft hierom niet representatief te zijn voor de gehele watergang. Een ander effect voor de relatief hoge visdichtheid moet gezocht worden bij de geringe breedte van de watergang. In smalle wateren kunnen meer deelhabitats voorkomen op korte afstand van elkaar. In veel bredere, vaak uniforme wateren is naast de oeverzone vaak sprake van een relatief eenvormig groot open water, waar veel (kleine) vissoorten in lagere dichtheden voorkomen. Tabel 69. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Beekstroom in N/ha. GROO0019 Totaallengte (cm-klassen) eurytoop 250 750 1.000 0,7 eurytoop 21.250 1.750 23.000 16,6 dried. stekelbaars eurytoop 64.750 40.750 105.500 76,2 kolblei eurytoop 500 500 0,4 86.250 43.750 130.000 93,9 750 750 0,5 250 1.750 2.000 1,4 1.500 1.500 1,1 1.000 750 1.750 1,3 3.500 2.250 6.000 4,3 limnofiel limnofiel snoek limnofiel zeelt limnofiel Totaal limnofiel 250 25-39 > 40 % blankvoorn kleine modderkruiper 15-24 Totaal baars bittervoorn >0+-14 N/ha gilde Totaal eurytoop 0+ Totaal SOORT bermpje rheofiel 1.500 1.500 1,1 winde rheofiel 750 250 1.000 0,7 2.250 250 2.500 1,8 49.500 2.500 138.500 100,0 Totaal rheofiel Eindtotaal 86.500 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 93 Tabel 70. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Beekstroom in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). GROO0019 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop 0,2 9,1 9,3 4,2 blankvoorn eurytoop 7,9 21,8 29,7 13,3 dried. stekelbaars eurytoop 13,2 20,8 34,0 15,2 kolblei eurytoop 3,0 3,0 1,3 54,7 76,0 33,9 0,6 0,6 0,3 4,8 4,9 2,2 36,8 16,4 Totaal eurytoop 0+ 21,3 bittervoorn limnofiel kleine modderkruiper limnofiel snoek limnofiel zeelt limnofiel Totaal limnofiel 0,2 >0+-14 36,8 0,2 Totaal Totaal 52,5 84,9 37,9 89,3 127,3 56,8 8,6 3,8 12,2 5,5 8,6 winde rheofiel 6,1 21,4 > 40 37,9 rheofiel Totaal rheofiel 25-39 32,4 bermpje Eindtotaal 15-24 6,1 14,7 6,1 20,8 9,3 107,3 95,4 224,1 100,0 KRW-beoordeling De Beekstroom is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M1A: zoete gebufferde sloten. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren, waarbij de KRWbeoordeling plaats vindt aan de hand van het GEP. De Beekstroom behaalt de maximaal te behalen score: ‘goed’. Het aantal plantminnende en migrerende soorten wordt hierbij als matig beoordeeld. Het ontbreken van biomassa-aandeel brasem+karper en het biomassa-aandeel limnofiele soorten wordt als goed beoordeeld. Tabel 71. KRW-beoordeling visgemeenschap Beekstroom. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 94 GROO0019 M1A 0.730 4 goed 0.50 1.00 0.69 10 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Doelvissoort-beoordeling De Beekstroom wordt niet vermeld in het uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006); voor de watergang zijn hierom geen doelvissoorten geformuleerd. De watergang voert water af afkomstig van bronbeken op de stuwwal. De Beekstroom mondt uiteindelijk via een gerenatureerd beekje aan de noordzijde van de N325 uit in Het Meertje. De Beekstroom biedt aan zowel limnofiele als rheofiele soorten een geschikt (tijdelijk) leefgebied. De aanwezigheid van de vistrap is hierbij een belangrijke factor is het voorkomen van de diverse visgemeenschap. Niet zo zeer omdat de vistrap migratie van soorten mogelijk maakt, maar vooral omdat de vistrap voor de nodige structuurvariatie in de watergang zorgt, met zowel stromend als stilstaand water. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalN scoort matig, de overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed beoordeeld (MTR). Inrichting en beheer Vooral het traject van de Beekstroom bovenstrooms van de vispassage is zeer eenvormig. In de zomer is de watergang volledig dichtgegroeid met waterplanten. Alleen stekelbaarzen zijn hier aangetroffen. In het bovenstroomse deel zijn verschillende maatregelen denkbaar waardoor de sloot als leefgebied voor vissen kan worden verbeterd. In Crombaghs et al (2011) zijn verschillende mogelijke maatregelen voor de gehele omgeving van Het Meertje uitgewerkt. Voor alleen de Beekstroom kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een omvorming naar een slingerende waterloop, met plaatselijk diepere en ondiepere delen, zoals ook stroomafwaarts aan de noordzijde van de N325 is gerealiseerd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 95 4.4.20 Ooyse Graaf (GROO0041) Ooyse Graaf bij Erlecomse weg Algemeen De Ooyse Graaf is op twee locaties bemonsterd: een plasvormig deel langs de Erlecomse weg en een slootvormig deel ten noorden van een gemaal langs de Kapiteldijk. Het tussenliggende gebied bestaat uit plasvormige verbredingen en versmallingen afgewisseld met vrijwel volledig verlande gebiedsdelen en een stuw . Tussen de beide onderzochte wateren is hierdoor geen rechtstreeks contact voor vissen mogelijk. Vanaf de Kapiteldijk verder naar het noorden stond de Ooyse Graaf in de zomer droog. De hoogte van de waterkolom in de onderzochte plas is maximaal 120 cm. Hieronder is een sliblaag aanwezig van circa 20 cm. De plas is voor een groot gedeelte begroeid met gele plomp en hoornblad. Het water is zeer helder met zicht tot op de bodem. Gedurende sommige droge zomers schijnt de plas wel eens volledig droog te vallen. Door de aanwezigheid van veel waterplanten kon de visbemonstering alleen met behulp van electrovisserij-apparatuur worden uitgevoerd. Vanwege de geringe diepte en de grote helderheid van de plas biedt de electrovisserij wel een representatief beeld van de visgemeenschap. Ten noorden van het gemaal nabij de Kapiteldijk heeft de Ooyse Graaf meer het karakter van een sloot. Het oppervlaktewater is 2 m breed en circa 30 cm diep. Hieronder NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 96 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 bevindt een klei-sliblaag van circa 30 cm. Direct bij het gemaal is de watergang circa 150 cm diep. In de watergang staat veel waterpest en pijlkruid. Visgemeenschap Omdat het bij de Ooyse Graaf om twee gescheiden deelgebieden gaat, wordt de visgemeenschap voor de beide wateren apart besproken. In tabel 72 en 73 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid voor het plasvormige deel. In tabel 74 en 75 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid voor het slootvormige deel. In tabel 76 en wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd voor het plasvormige en het slootvormige deel. In tabel 77 is eveneens een beoordeling opgenomen voor de beide wateren tezamen. In het onderzochte plasvormige deel van de Ooyse Graaf zijn 9 vissoorten aangetroffen, waaronder 1 soort van de Rode Lijst: vetje. Baars en blankvoorn zijn het meest abundant, gevolgd door snoek en rietvoorn. Ten aanzien van biomassa is snoek veruit dominant met een aandeel van meer dan 71%. In het onderzochte slootvormige deel van de Ooyse Graaf zijn 10 vissoorten aangetroffen, waaronder 2 beschermde soorten (bittervoorn en kleine modderkruiper) en 2 soorten van de Rode Lijst (bittervoorn en vetje). In aantal is de bittervoorn het meest dominant op afstand gevolgd door blankvoorn en driedoornige stekelbaars. In biomassa is snoek het meest dominant (78%), maar ook bittervoorn heeft nog een redelijk aandeel (11%). Behalve vissen zijn in het slootvormige deel van de Ooyse Graaf nog 2 bijzondere soorten aangetroffen: de zeldzame medicinale bloedzuiger (Hirudo medicinalis) en de minder algemene geelgerande waterkever: Dytiscus dimmidiatus. Medicinale bloedzuiger (foto: R. Krekels) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 97 In de beide wateren tezamen komen 13 vissoorten voor. Ten opzichte van het slootvormige deel ontbreken in het plasvormige deel: bittervoorn, driedoornige stekelbaars, kleine modderkruiper en kolblei. Ten opzichte van het plasvormige deel ontbreken in het slootvormige deel: brasem, paling en rietvoorn. Tabel 72. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Ooyse Graaf (plas) in N/ha. GROO0041 - plas Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 N/ha Totaal % Totaal baars eurytoop 434 178 54 666 40,3 blankvoorn brasem eurytoop eurytoop 215 30 100 30 8 323 61 19,6 3,7 paling eurytoop 31 1,9 pos eurytoop 31 8 Totaal eurytoop rietvoorn limnofiel snoek vetje limnofiel limnofiel zeelt limnofiel 680 316 137 85 8 0,5 1.088 65,9 62 0 31 223 13,5 86 161 23 270 15 16,4 0,9 15 8 31 8 8 54 3,3 Totaal limnofiel 160 116 94 169 23 562 34,1 Eindtotaal 840 432 156 169 54 1.650 100,0 Tabel 73. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Ooyse Graaf (plas) in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). GROO0041 - plas Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop 0,2 0,5 blankvoorn eurytoop 0,0 0,2 brasem eurytoop 0,0 0,1 paling eurytoop pos eurytoop Totaal eurytoop >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal 0,5 1,2 8,4 0,1 0,3 1,8 1,5 0,0 0,2 0,8 0,0 0,2 rietvoorn limnofiel snoek limnofiel vetje limnofiel 0,0 zeelt limnofiel 0,0 Totaal limnofiel Eindtotaal NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 98 0+ 0,6 1,1 5,9 0,1 0,1 0,7 0,0 0,3 1,2 6,6 0,2 1,0 1,8 6,6 0,1 0,4 1,5 10,2 0,0 0,0 1,5 3,1 20,8 0,2 1,3 3,6 10,6 71,4 0,0 0,0 1,0 6,6 3,6 11,7 79,2 5,1 14,8 100,0 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 74. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Ooyse Graaf (sloot) in N/ha. GROO0041 - sloot Totaallengte (cm-klassen) eurytoop 417 417 0,7 eurytoop 8.333 250 8.583 15,4 dried. stekelbaars eurytoop 3.667 833 4.500 8,1 kolblei pos eurytoop eurytoop 917 83 917 83 1,6 0,1 kleine modderkruiper limnofiel snoek limnofiel vetje zeelt limnofiel limnofiel 25-39 0 > 40 % blankvoorn limnofiel 15-24 Totaal baars bittervoorn >0+-14 N/ha gilde Totaal eurytoop 0+ Totaal SOORT 12.417 2.083 0 14.500 26,1 12.583 23.417 36.000 64,8 417 417 0,7 250 0,4 4.083 333 7,3 0,6 167 0 83 83 4.083 250 Totaal limnofiel 12.667 28.167 167 83 0 41.083 73,9 Eindtotaal 25.083 30.250 167 83 55.583 100,0 Tabel 75. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Ooyse Graaf (sloot) in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). GROO0014 - sloot Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal baars eurytoop 0,6 0,6 0,5 blankvoorn eurytoop 2,6 2,1 4,7 3,9 dried. stekelbaars eurytoop 0,5 0,3 0,8 0,7 kolblei eurytoop 1,7 1,7 1,4 pos eurytoop 0,2 0,2 0,2 3,7 4,3 8,0 6,7 0,8 12,4 13,2 11,0 Totaal eurytoop bittervoorn limnofiel kleine modderkruiper limnofiel snoek limnofiel vetje limnofiel zeelt limnofiel 1,8 38,9 55,2 1,8 1,5 94,1 78,0 2,6 2,6 2,1 0,0 0,8 0,8 0,7 Totaal limnofiel 0,8 17,6 38,9 55,2 112,5 93,3 Eindtotaal 4,5 21,9 38,9 55,2 120,5 100,0 KRW-beoordeling De visgemeenschap van de Ooyse graaf wordt beoordeeld aan de hand van het KRWreferentietype M11: kleine ondiepe gebufferde plas (tabel 76). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 99 Tabel 76. KRW-beoordeling visgemeenschap Ooyse Graaf (sloot en plas apart). Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample meetobject type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten GROO0014 sloot M11 0.567 3 matig GROO0014 plas M11 0.638 4 goed 0.60 0.50 1.00 0.10 1.00 0.13 0.98 0.22 0.99 0.51 10 9 Wanneer de beide deelgebieden apart worden beoordeeld, dan is de KRW-beoordeling voor de sloot matig en voor de plas goed Het totaal aantal soorten scoort op beide locaties matig. Het ontbreken/geringe biomassa-aandeel brasem wordt op beide locaties als zeer goed beoordeeld, evenals het biomassa-aandeel van plantminnende soorten. Het aandeel baars+blankvoorn is in het slootvormig deel slecht, terwijl dit in het plasvormig deel ontoereikend is. Het aandeel zuurstoftolerante soorten is in het slootvormige deel slecht, terwijl dit in het plasvormig deel als matig wordt beoordeeld. Wanneer er tussen beide deelgebieden sprake is van connectiviteit, dan kunnen de gegevens tezamen worden beschouwd bij de visbeoordeling. In dat geval wordt de Ooyse Graaf als ‘goed’ beoordeeld (tabel 77). Vooral de toename van het aantal soorten (van 9 of 10 naar 13 soorten) is hierbij verantwoordelijk voor een iets hogere beoordeling. Tabel 77. KRW-beoordeling Ooyse Graaf (sloot + plas). Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 100 GROO0041 M11 0.670 4 goed 1.00 1.00 0.12 1.00 0.23 13 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Doelvissoort-beoordeling Voor de Ooyse Graaf staat bittervoorn als doelvissoort op (Arcadis, 2006). bittervoorn komt zeer veel voor in het slootvormige deel van de Ooyse Graaf noorden van het gemaal nabij de Kapiteldijk. In het plasvormig deel is bittervoorn aangetroffen. Ook een amfibie als kamsalamander wordt als doelsoort genoemd. Vanwege voorkomen van diverse vissoorten is de Ooyse Graaf zelf voor kamsalamander ongeschikt voortplantingsbiotoop. De ten niet het een Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alle parameters scoren goed tot zeer goed. Beheer en inrichting Voor de Ooyse Graaf zijn onder meer baggerwerkzaamheden gepland. Wanneer een nieuw Peilbesluit is vastgesteld zal ook krabbenscheer worden uitgezet om op deze wijze natuurlijke nestgelegenheid voor zwarte stern te creëren. Voor de visgemeenschap is zowel de connectiviteit binnen de Ooyse Graaf van belang, om op deze wijze het leefgebied voor verschillende vissoorten uit te breiden, als een open verbinding met Het Meertje. In de KRW-gebiedspilot voor Het Meertje (Crombaghs et al, 2011) wordt onder andere deze connectiviteit als belangrijk onderdeel gezien om het vishabitat te verbeteren. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 101 4.4.21 Spijkswiel (MAWA0030) Het Spijkswiel vanaf de oude rivierdijk. Algemeen Het Spijkswiel heeft een oppervlakte van bijna 3 ha. Het wiel is opvallend ondiep. De hoogte van de waterkolom bedraagt 130 cm. Hieronder is een slib-kleilaag aanwezig van 30 cm en plaatselijk 70 cm. De zichtdiepte bedraagt circa 45 cm. Circa 60% van de plas is min of meer bedekt met gele plomp/waterlelie. De vegetatie wordt door de hengelsportvereniging af en toe gemaaid. In het verleden hebben in de plas (loodrecht op de dijk) rabatten gelegen waar ooit bomen op hebben gestaan. In 1975 is er een visbestandsopname gemaakt door de toenmalige OVB. Toentertijd kon er alleen elektrisch gevist worden vanwege de aanwezige rabatten. In 2011 is geen spoor meer aanwezig van de rabatten en is zowel zegenvisserij als electrovisserij uitgevoerd. In de winter van 1997 is met ijs op het water het onderliggende water afgelaten. Hierbij zijn alle vissen in de plas doodgegaan. Hierna heeft de hengelsportvereniging opnieuw vis in de plas uitgezet, waaronder 65 karpers van circa 7,5-10 kg (lengte circa 68-75 cm). Deze karpers zijn nog steeds aanwezig. Visgemeenschap De visbemonstering in het Spijkswiel is uitgevoerd op 12 oktober 2011. Ten tijde van de visbemonstering waren alle waterlelies/gele plompen inmiddels afgestorven. In het open water zijn twee grote zegentrekken uitgevoerd. Hiermee is slechts een zeer beperkt aantal vissen gevangen. In de oever was sprake van een extreem hoge visdichtheid. Na het afsterven van de grote drijfblad-waterplanten is er in het ondiepe water geen dekking voor vissen aanwezig en houdt vrijwel alle vis zich op tegen de kant, waar sprake is van overhangende grazige begroeiing, bomen en takken. In het Spijkswiel zijn 12 vissoorten gevangen. De dertiende soort is wel veelvuldig gezien, maar niet gevangen: karper. Omdat het exacte aantal dieren van deze soort NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 102 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 bekend is, zijn de gegevens toch opgenomen (blauwe markering in beide tabellen, waarbij uitgegaan is van een gemiddelde maximale lengte van 71 cm). In tabel 78 en 79 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 80 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Spijkswiel is 1 beschermde vissoort aangetroffen: kleine modderkruiper. Daarnaast is 1 Rode Lijst soort waargenomen: vetje en 1 exoot: marmergrondel. Blankvoorn is de meest abundante soort (78%). Hiervan zijn grote aantallen 0+ vissen, maar ook oudere dieren aangetroffen. Daarnaast zijn ook baars en vetje nog redelijk abundant. De overige vissoorten zijn in aantal beperkt vertegenwoordigd (<5%). Ten aanzien van biomassa is karper het meest dominant, op afstand gevolgd door snoek en blankvoorn. Bij de overige soorten ligt het biomassa-aandeel beneden de 1%. Tabel 78. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Spijkswiel in N/ha. MAWA0030 Totaallengte (cm-klassen) 0,4 eurytoop 572 63 26 661 8,7 blankvoorn eurytoop 3.753 582 1.600 5.935 78,3 17 25 42 0,6 22 0,3 26 0,3 13 0,2 6.731 88,8 5 0,1 196 2,6 98 1,3 454 6,0 754 9,9 7 7 0,1 7 7 0,1 89 89 1,2 89 89 1,2 7.581 100,0 pos eurytoop snoekbaars eurytoop Totaal eurytoop 32 22 26 13 4.325 kleine modderkruiper limnofiel 5 rietvoorn limnofiel 7 snoek limnofiel vetje limnofiel 720 138 1.651 13 7 69 22 rheofiel exoot Totaal exoot Eindtotaal 22 454 Totaal rheofiel marmergrondel 22 51 Totaal limnofiel riviergrondel > 40 32 eurytoop eurytoop 25-39 % baars eurytoop 15-24 Totaal alver karper >0+-14 N/ha gilde brasem 0+ Totaal SOORT 4.337 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 1.409 1.709 83 22 adviesbureau voor natuur & landschap 103 Tabel 79. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Spijkswiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). MAWA0030 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde alver eurytoop baars eurytoop 0,4 0,4 0,3 1,1 0,5 blankvoorn eurytoop 1,3 1,6 22,6 25,5 10,8 0,1 1,1 brasem eurytoop karper eurytoop pos eurytoop snoekbaars eurytoop Totaal eurytoop 0+ limnofiel 0,0 limnofiel 0,0 snoek limnofiel vetje limnofiel 2,3 23,9 0,7 1,0 rheofiel exoot Totaal exoot 1,8 Totaal Totaal 0,1 0,0 1,2 0,5 186,4 78,6 0,1 0,0 1,4 1,4 0,6 1,4 29,3 12,4 0,0 0,0 1,7 0,7 0,1 3,1 16,2 19,4 8,2 0,1 0,0 1,1 3,1 16,2 21,2 8,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 237 100,0 0,1 0,0 Totaal rheofiel Eindtotaal > 40 0,1 rietvoorn marmergrondel 25-39 186,4 kleine modderkruiper riviergrondel 15-24 0,1 1,8 Totaal limnofiel >0+-14 0,8 3,1 25,1 4,5 16,2 KRW-beoordeling De visgemeenschap van het Spijkswiel is beoordeeld aan de hand van het KRWreferentietype M11: Kleine ondiepe gebufferde plas. De huidige visgemeenschap wordt hierbij als ‘matig’ beoordeeld. Tabel 80. KRW-beoordeling visgemeenschap Spijkswiel. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten MAWA0030 M11 0.488 3 matig 1.00 1.00 0.23 0.22 0.00 13 Bij de deelmaatlatten wordt het totaal aantal soorten als zeer goed beoordeeld. Ten aanzien van de biomassa-abundantie wordt ook het zeer lage aandeel brasem als zeer goed beoordeeld. Het biomassa-aandeel baars+blankvoorn, ten opzichte van alle eurytopen tezamen, wordt als ontoereikend beoordeeld. Dit wordt vooral veroorzaakt NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 104 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 door het aanzienlijke biomassa-aandeel karper (een eurytope soort). Bij afwezigheid van karper zou het eindoordeel van de plas ‘goed’ zijn geweest (score 0,681). Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt bij een score van 0,22 als ontoereikend beoordeeld. Het ontbreken van biomassa-aandeel zuurstoftolerante soorten (kroeskarper, grote modderkuiper of zeelt) wordt als slecht beoordeeld. Doelvissoort-beoordeling Voor het Spijkswiel worden kroeskarper en vetje als doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006). Het vetje is aangetroffen. Gezien het huidige intensieve gebruik als hengelsportvijver én het ontbreken van kroeskarper in de ruime omgeving van het Spijkswiel (Van Kessel & Kranenbarg, 2012) is een natuurlijke (her)bevolking van dit water met kroeskarper onwaarschijnlijk. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alle parameters scoren hierbij goed tot zeer goed (KRW) of goed (MTR). Karper, in het Spijkswiel veel gezien, maar niet gevangen (foto: Natuurbalans). Inrichting en beheer Gezien de huidige aard en inrichting van het Spijkswiel, het huidige gebruik als hengelsportwater en de er voorkomende soorten, zijn geen gerichte beheer- en inrichtingsmaatregelen noodzakelijk. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 105 4.4.22 Hernens Meer (MAWA0058) Hernens Meer gefotografeerd vanaf de noordwestoever. Algemeen Het Hernens Meer is circa 150-170 cm diep. Hieronder bevindt zich een aanzienlijke sliblaag met een dikte van 100-130 cm. In de zomer is het Hernens Meer voor ongeveer 20% bedekt met gele plomp/waterlelie. Tegenwoordig komen er in de zomer soms grote groepen ganzen foerageren, waardoor de watervegetatie flink wordt teruggedrongen. De zichtdiepte van het water bedraagt circa 80 cm. Het Hernens Meer is eigendom van Gelders Landschap. Er vindt geen hengelsport plaats. Visgemeenschap In tabel 81 en 82 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 83 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Met 15 vissoorten is het Hernens Meer één van de soortenrijkere locaties van deze nulmeting. In het Hernens Meer is 1 beschermde soort (kleine modderkruiper), 1 Rode Lijstsoort (vetje) en 1 exoot (marmergrondel) aangetroffen. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen zijn blankvoorn, rietvoorn, baars, brasem en vetje het meest dominant. Ook de exotische marmergrondel komt in relatief hoge dichtheid voor. Ten aanzien van biomassa zijn karper en brasem het meest dominant, op afstand gevolgd door snoek en zeelt. De totale visbiomassa (502 kg/ha) in het Hernens Meer is zeer aanzienlijk. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 106 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 81. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Hernens Meer in N/ha. MAWA0058 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 baars eurytoop 744 68 10 blankvoorn eurytoop 1.431 38 25 brasem eurytoop 675 dried. stekelbaars eurytoop 25-39 > 40 7 24 79 20 % Totaal 822 14,7 1.501 26,9 778 13,9 20 0,4 giebel eurytoop 10 0,2 karper eurytoop 60 60 1,1 paling eurytoop 168 168 3,0 pos eurytoop Totaal eurytoop kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel snoek limnofiel vetje limnofiel zeelt limnofiel Totaal limnofiel riviergrondel 10 N/ha Totaal 32 29 2.882 155 57 308 56 67 619 93 99 10 16 31 0,6 842 15,1 260 4,7 629 11,3 46 62 1,1 145 1.824 32,8 89 36 125 2,2 89 36 125 2,2 46 168 214 3,8 46 168 214 3,8 4.364 458 5.583 100,0 Totaal exoot 175 93 61,2 99 exoot 140 1,1 3.420 1.347 rheofiel Eindtotaal 41 31 729 Totaal rheofiel marmergrondel 35 61 134 453 Tabel 82. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Hernens Meer in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). MAWA0058 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop 0,4 0,2 0,1 blankvoorn eurytoop 0,1 0,2 2,9 brasem eurytoop 0,1 dried. stekelbaars eurytoop giebel eurytoop karper eurytoop paling eurytoop pos eurytoop Totaal eurytoop kleine modderkruiper limnofiel rietvoorn limnofiel snoek limnofiel vetje limnofiel zeelt limnofiel Totaal limnofiel 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 1,7 4,7 107,3 0,0 2,4 0,0 0,1 0,6 0,4 3,0 8,8 0,2 0,0 2,1 22,3 0,0 0,0 0,5 46,6 20,0 20,0 4,0 0,1 0,0 361,2 374,1 74,5 0,0 0,0 0,9 0,2 61,4 64,4 12,8 0,0 0,0 62,2 62,9 12,5 123,6 128,2 25,5 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 0,0 Totaal exoot 0,0 0,1 0,1 0,0 Eindtotaal 0,7 0,8 502,4 100,0 rheofiel Totaal rheofiel marmergrondel exoot NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 5,1 2,1 1,0 112,0 0,1 riviergrondel 2,1 0,1 5,0 234,0 0,0 0,7 0,7 234,0 0,6 0,8 Totaal 2,4 0,0 0,1 Totaal 10,9 484,9 adviesbureau voor natuur & landschap 107 KRW-beoordeling De visgemeenschap van het Hernens Meer is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M3: gebufferd regionaal kanaal. Het M3 type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijk te behalen score. Conform het M3-type wordt de visgemeenschap van het Hernens Meer als ‘goed’ beoordeeld. Het aantal plantminnende en migrerende soorten wordt als goed beoordeeld. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als matig geclassificeerd. Het biomassa-aandeel brasem+karper wordt als ontoereikend beoordeeld. Dit aandeel is te hoog. Tabel 83. KRW-beoordeling visgemeenschap Hernens Meer. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten MAWA0058 M3 0.636 4 goed 1.00 0.36 0.55 15 Doelvissoort-beoordeling Voor het Hernens Meer staat bittervoorn als doelvissoort op (Arcadis, 2006). Deze soort is niet aangetroffen. In de ruime omgeving van het Hernens Meer is bittervoorn niet bekend (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Het is niet waarschijnlijk dat de soort het Hernens Meer op natuurlijke wijze kan koloniseren. In het Hernens Meer komt wel één Rode Lijst soort voor (vetje) en één beschermde soort (kleine modderkruiper). Ook een amfibie als kamsalamander wordt als doelsoort genoemd. Vanwege het voorkomen van diverse vissoorten is het Hernens Meer voor kamsalamander een ongeschikt voortplantingsbiotoop. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Ten aanzien van de KRW scoort de zuurstofhuishouding matig. De overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed (MTR) beoordeeld. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 108 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Inrichting en beheer Voor het Hernens Meer wordt de aanleg van een helofytenfilter en natuurvriendelijk beheer van de graslanden (zonder bemesting) aangegeven (maatregelenoverzicht versie 13 waterschap Rivierenland). Het Hernens Meer heeft een nog redelijk natuurlijk karakter. Gerichte inrichtingsmaatregelen ten behoeve van vissen zijn ons inziens niet nodig. Het Hernens Meer, eigendom van Het Geldersch Landschap, heeft voor een ‘natuurwater’ een aanzienlijke karper- en brasemstand. Om de kwaliteit van het water te verhogen is het gewenst het aandeel brasem en karper terug te dringen, zodat een evenwichtigere visgemeenschap tot ontwikkeling kan komen. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 109 4.4.23 Leigraaf Hernen (MAWA0082) Leigraaf Hernen ter hoogte van Dassenloop ten oosten van de A50 (links) en ter hoogte van de Flerdeweg ten westen van de A50 (rechts). Algemeen De Leigraaf Hernen (MAWA0082) is een circa 6-7 m brede watergang met een diepte van 90-110 cm. De onderwaterbodem bestaat hoofdzakelijk uit klei. Slib is bijna niet aanwezig. De zichtdiepte bedroeg circa 40 cm. Ter hoogte van de Dassenloop ligt langs één zijde van de oever een met wilgen begroeide vooroever (zie boven, linker foto). Het bemonsterde deel ten westen van de Flerdeweg heeft een ongewijzigd normprofiel. Ten tijde van de visbemonstering kwamen waterplanten in de watergang vrijwel niet voor. Visgemeenschap In tabel 84 en 85 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 86 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Met 16 vissoorten behoort de Leigraaf Hernen tot één van de soortenrijkere onderzoekslocaties (zie ook tabel 4.1). Er is 1 beschermde soort aangetroffen (kleine modderkruiper) en 1 Rode Lijst soort (vetje). Naast eurytope en limnofiele soorten zijn op deze locatie 2 rheofiele vissoorten waargenomen: bermpje en riviergrondel. Ook komt er een exoot voor: marmergrondel. Behalve veel vissen zijn in de watergang ook veel uitheemse kreeften waargenomen (rode Amerikaanse rivierkreeft en gevlekte Amerikaanse rivierkreeft). In aantal is de blankvoorn veruit het meest dominant (60%), op ruime afstand gevolgd door brasem, baars en vetje (aantalsaandeel 7-10%). Vanuit het oogpunt van biomassa zijn blankvoorn en snoek het meest dominant. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 110 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Tabel 84. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Leigraaf Hernen in N/ha. MAWA0082 SOORT gilde 0+ baars eurytoop 1.254 123 10 1.387 8,5 blankvoorn eurytoop 5.762 3.285 688 9.736 60,0 brasem eurytoop 1.007 585 31 1.623 10,0 dried. stekelbaars eurytoop 687 133 821 5,1 kolblei eurytoop 62 62 0,4 paling eurytoop pos eurytoop Totaal eurytoop 8.782 Totaallengte (cm-klassen) >0+-14 15-24 25-39 10 72 41 4.230 729 93 0 kleine modderkruiper limnofiel 51 rietvoorn limnofiel 10 snoek limnofiel tiend. stekelbaars limnofiel 82 vetje limnofiel 998 134 zeelt limnofiel 10 31 1.141 237 359 51 Totaal limnofiel bermpje rheofiel riviergrondel rheofiel exoot Totaal exoot Eindtotaal 10 13.751 10 318 31 10 N/ha Totaal % Totaal 10 0,1 113 0,7 8.782 0,0 144 0,9 21 0,1 359 2,2 82 0,5 1.131 7,0 41 0,3 1.778 0,0 226 277 1,7 92 92 0,6 51 318 370 0,0 215 113 328 2,0 215 113 328 0,0 10.190 4.897 21 16.227 100,0 Totaal rheofiel marmergrondel > 40 1.089 31 31 10 Tabel 85. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Leigraaf Hernen in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). MAWA0082 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal baars eurytoop 2,5 0,8 0,3 3,5 4,5 blankvoorn eurytoop 2,3 22,8 22,7 47,7 60,9 0,8 brasem eurytoop 1,0 2,8 4,5 5,8 dried.stekelbaars eurytoop 0,1 0,0 0,1 0,2 kolblei eurytoop 1,0 1,0 1,3 paling eurytoop 1,4 1,8 pos eurytoop 0,1 0,1 0,2 0,3 5,9 27,5 58,6 74,8 kleine modderkruiper limnofiel 0,0 0,2 0,3 0,3 rietvoorn limnofiel 0,0 snoek limnofiel tiend. stekelbaars limnofiel 0,0 vetje limnofiel 0,1 zeelt limnofiel Totaal eurytoop 1,4 23,7 1,4 0,4 9,1 2,6 2,7 0,0 0,2 0,3 0,5 0,5 0,7 0,0 0,7 0,7 0,9 0,1 0,1 0,2 0,2 Totaal exoot 0,1 0,1 0,2 0,2 Eindtotaal 6,1 28,7 78,3 100,0 Totaal rheofiel marmergrondel exoot 0,0 0,2 0,2 rheofiel 13,1 0,0 0,1 4,7 rheofiel 0,3 0,0 24,1 riviergrondel 0,1 18,4 18,8 bermpje 3,7 0,5 14,4 3,7 Totaal limnofiel 0,0 0,4 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 36,8 2,6 2,6 2,7 4,1 adviesbureau voor natuur & landschap 111 KRW-beoordeling De visgemeenschap van de Leigraaf Hernen is beoordeeld aan de hand van het KRWtype M3: gebufferd regionaal kanaal. Het M3 type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijk te behalen score. Deze score wordt hier gehaald. Het hoge aantal plantminnende soorten evenals het lage biomassa-aandeel brasem+karper wordt hierbij als goed beoordeeld. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als matig beoordeeld. Tabel 86. KRW-beoordeling visgemeenschap Leigraaf Hernen. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten MAWA0082 M3 0.840 4 goed 1.00 1.00 0.52 16 Doelvissoort-beoordeling In het uitvoeringsplan waternatuur (Arcadis, 2006) worden voor de Leigraaf Hernen (ook wel Leursche Leigraaf genoemd) de volgende doelvissoorten aangegeven: grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper, kwabaal en meerval. Van de genoemde doelsoorten komt alleen kleine modderkruiper voor. De overige doelsoorten zijn ons inziens onrealistisch en niet passend: grote modderkruiper en kroeskarper moeten het vooral van wateren hebben met extreme milieuomstandigheden, waarin overige (grote) vissoorten niet of vrijwel niet voorkomen. Beide soorten zijn uit de wijde omgeving niet bekend (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). kwabaal is een uitermate lichtschuwe zeer zeldzame vissoort van heldere natuurlijke laaglandbeken, waarbij vooral de aanwezigheid van steile afkalvende oevers belangrijk is, of (in Nederland) veenplassen met rietkragge-vorming, waaronder steile, holle oevers aanwezig zijn. De Leigraaf Hernen is door zijn aard (smalle lijnvormige verstuwde polderwatergang en ligging (midden in landbouwgebied) voor kwabaal totaal ongeschikt. meerval is een grote roofvissoort die de laatste jaren vooral op de grote rivieren steeds meer wordt aangetroffen. Ook dit is een lichtschuwe soort die zich graag verstopt in holle oevers of tussen breukstenen. De Leigraaf Hernen is voor meerval totaal ongeschikt. Naast de beschermde kleine modderkruiper komt momenteel één Rode Lijst vissoort voor: vetje. Deze soort zou als doelsoort kunnen worden toegevoegd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 112 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Met uitzondering van het doorzicht voldoen alle parameters aan het GEP/MEP of worden als goed beoordeeld (MTR). Het doorzicht wordt als matig beoordeeld. Inrichting en beheer Langs de Leigraaf Hernen zijn reeds verschillende inrichtingsmaatregelen uitgevoerd. In het traject ten oosten van de A50 (vanaf de stuw tot aan de Dassenloop) is een vooroever aangelegd. De vooroever is inmiddels volledig met wilg begroeid geraakt. De verbindingen tussen het water achter de vooroever en de Leigraaf behoeven wel onderhoud. De openingen zijn door sedimentophoping en begroeiing volledig dichtgegroeid, waardoor het water achter de vooroever niet meer toegankelijk is voor vissen. Ook is het gewenst de wilgenopslag in bijvoorbeeld 3 opeenvolgende jaren (zodat de strook niet in een keer compleet kaal wordt gemaakt) af te zetten. Direct ten westen van de A50 is zeer recent de oever van de Leigraaf aan één zijde sterk afgevlakt. Tijdens de visbemonstering in 2011 was het hier nog erg kaal; op termijn kan hier een zone met water- en moerasvegetatie tot ontwikkeling komen. In de Leigraaf Hernen zijn aanzienlijke aantallen uitheemse soorten aangetroffen. Naast marmergrondel gaat het hierbij om 2 soorten zoetwaterkreeften: de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft en de Rode Amerikaanse rivierkreeft. In 2006 is een identiek monsterpunt in de Leigraaf op vissen bemonsterd. Toentertijd zijn deze exoten hier niet aangetroffen (Hoogerwerf, 2007). De uitheemse kreeften kunnen een aanzienlijke impact hebben op het watersysteem. Nader onderzoek naar de mate waarin de verspreiding van deze soorten zich voortzet, en evt. mogelijkheden om ze te bestrijden kan in de Leigraaf goed worden uitgevoerd. De watergang heeft beperkte dimensies en is hierdoor goed te onderzoeken. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 113 Wijchens Ven (MAWA0142) Wijchens Ven, gefotografeerd in oostelijke richting. Algemeen Het Wijchens Ven is een restant van een zeer oude rivierarm. Het Wijchens Ven heeft een oppervlakte van circa 23,8 ha. De hoogte van de waterkolom in het midden bedraagt circa 200-230 cm. In het midden is plaatselijk nog een beetje slib aanwezig met een dikte van 10-40 cm. De zichtdiepte bedraagt circa 70 cm. De oevers van het ven bestaan grotendeels uit riet (vooral langs de glooiende zuidoever), tuinen en (wilgen)bos. Het Wijchens Ven is in 2006 volledig gebaggerd. Sinds 2009 is in een westelijke aanvoersloot (overstort) een helofytenfilter geplaatst, zodat afvalwater niet meer ongezuiverd in het Wijchens Ven terecht komt. Het Wijchens Ven is eigendom van Staatsbosbeheer. Het visstandbeheer is in handen van Hengelsportvereniging ‘Altijd Tevreden’ uit Wijchen. Twee plaatselijke bewoners meldden onafhankelijk van elkaar dat het Wijchens Ven in de zomer van 2010 volledig was dichtgegroeid met waterplanten, zo dicht zelfs dat roeien met een bootje vrijwel onmogelijk was. Tijdens de visbemonstering in 2011 zijn maar in beperkte mate waterplanten aangetroffen. Gezien het tijdstip van de bevissing (19-10-2011) kan een deel van de watervegetatie al afgestorven zijn. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 114 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Visgemeenschap In tabel 87 en 88 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 89 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Wijchens Ven zijn 11 vissoorten aangetroffen. Eén vissoort staat op de Rode Lijst: vetje. Beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen. In het Wijchens Ven zijn op het open water verscheidene zegentrekken uitgevoerd en is de oever met electrovisserij bemonsterd. Bij de zegentrekken, met een totale bemonsterde oppervlakte van circa 2,2 ha, zijn weinig vissen waargenomen: in totaal slechts 71 vissen (feitelijke vangst!). Ook bij de electrovisserij was de vangst in het westelijk deel van het Wijchens Ven vrij beperkt. In het oostelijk deel van het Wijchens Ven zijn wel aanzienlijke aantallen gevangen. De westelijke aanvoersloot, met een breedte van 50-80 cm en een diepte van maximaal 30 cm is over een afstand van circa 25 m bemonsterd met een schepnet. Hierbij zijn 616 vissen gevangen (feitelijke vangst!), waaronder 306 brasems van 9-12 cm en 172 brasems van 13-17 cm. Buiten deze sloot zijn brasems maar in beperkte mate aangetroffen. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen wordt de visgemeenschap van het Wijchens Ven gedomineerd door baars (72%), gevolgd door vetje (13%) en blankvoorn (5%). Het individuele aantalsaandeel van de overige vissoorten ligt beneden de 5%. Het vetje is een kleine vissoort die vaak in lage dichtheden voorkomt. Periodiek kan de soort echter in hoge dichtheden voorkomen, vaak na bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer er vissterfte is opgetreden en de dichtheid aan overige vissoorten laag is. Onder deze omstandigheden kan het vetje als pioniersoort hoge dichtheden bereiken. Ten aanzien van biomassa is snoek de meest dominante soort (37%), gevolgd door paling (18%) en zeelt (14%). Het biomassa-aandeel karper (ruim 9%) is waarschijnlijk wat onderschat. In het Wijchens Ven komen grote karpers voor, deze zijn echter lastiger te vangen. Tabel 87. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Wijchens Ven in n/ha. MAWA0142 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 baars eurytoop 7.633 2.263 348 blankvoorn eurytoop 232 539 brasem eurytoop 109 111 karper 25-39 > 40 % Totaal 10.245 71,9 771 5,4 10 229 1,6 eurytoop 6 6 0,0 paling eurytoop 229 229 1,6 pos eurytoop Totaal eurytoop 149 58 7.783 2.662 997 rietvoorn limnofiel 42 snoek limnofiel 27 vetje limnofiel zeelt limnofiel Totaal limnofiel marmergrondel 1 38 208 1,5 245 11.688 82,0 42 0,3 435 500 3,5 1.857 13,0 919 938 87 7 5 59 158 1,1 919 1.025 76 44 494 2.557 17,9 5 0,0 exoot 5 Totaal exoot Eindtotaal 1 N/ha Totaal 5 8.701 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 3.692 1.073 45 5 0,0 739 14.250 100,0 adviesbureau voor natuur & landschap 115 Tabel 88. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Wijchens Ven in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). MAWA0142 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde baars eurytoop 7,9 7,0 blankvoorn eurytoop 1,6 5,5 brasem eurytoop 0,4 2,1 karper eurytoop paling eurytoop pos eurytoop Totaal eurytoop 0+ 3,6 >0+-14 0,1 0,1 3,7 10,0 15-24 14,6 rietvoorn limnofiel 0,3 snoek limnofiel 0,4 vetje limnofiel zeelt limnofiel Totaal limnofiel marmergrondel 0,0 0,0 exoot Totaal exoot Eindtotaal 3,7 25-39 > 40 Totaal Totaal 18,8 9,8 7,1 3,7 10,8 13,4 7,0 18,3 18,3 9,6 34,5 34,5 18,0 0,2 0,1 0,3 63,6 92,2 48,2 0,3 0,2 2,0 69,2 71,7 37,5 0,1 0,1 0,3 0,1 0,4 0,2 0,4 26,0 26,9 14,1 0,5 0,9 2,4 95,2 99,1 51,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 191,3 100,0 10,5 15,5 2,7 158,8 KRW-beoordeling De visgemeenschap van het Wijchens Ven is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M6a: grote ondiepe kanalen zonder scheepvaart. Het M6a type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijk te behalen score. Het Wijchens Ven wordt aan de hand van KRW-type M6a als ‘goed’ beoordeeld. Hierbij wordt het aantal plantminnende en migrerende soorten als redelijk beoordeeld. Het hoge biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als MEP beoordeeld (aangetroffen 51,8%; klassegrens ligt boven de 45%). Het lage biomassa-aandeel brasem+karper wordt eveneens als MEP beoordeeld (aangetroffen 16,6%; klassegrens ligt bij <30%). Tabel 89. KRW-beoordeling Wijchens Ven. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 116 MAWA0142 M6A 0.833 4 goed 0.50 1.00 1.00 11 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Doelvissoort-beoordeling Voor het Wijchens Ven staat bittervoorn als doelvissoort op (Arcadis, 2006). Deze soort is hier in 2011 niet aangetroffen. In de ruime omgeving van het Wijchens Ven is bittervoorn niet (meer) bekend. In het databestand behorende bij de vissenatlas Gelderland (Van Kessel & Kranenbarg, 2012) is overigens wel een oude kilometerhokwaarneming (uit 1976) van bittervoorn bekend, waarschijnlijk uit het Wijchens Ven (De Nie, 1996). Het is niet waarschijnlijk dat de soort het Wijchens Ven op natuurlijke wijze kan koloniseren. In het Wijchens Ven komt wel één Rode Lijst soort voor (vetje). Wellicht dat ook de kleine modderkruiper er in de toekomst kan voorkomen (of misschien al in lage dichtheden aanwezig is. Beide soorten kunnen in de toekomst als doelsoort worden aangemerkt. Ook een overigens algemene soort als rietvoorn (helder, vegetatierijk water) is een geschikte doelsoort voor het Wijchens Ven. Ook een amfibie als kamsalamander wordt als doelsoort genoemd. Vanwege het voorkomen van diverse vissoorten is het Wijchens Ven voor kamsalamander een ongeschikt voortplantingsbiotoop. Waterkwaliteit Van het Wijchens Ven zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar. Inrichting en beheer Voor het Wijchens Ven zijn al verschillende maatregelen uitgevoerd om de waterkwaliteit te verbeteren (helofytenfilter, baggeren). Een wens om de Vendijk door een brug te vervangen is waarschijnlijk financieel onhaalbaar. Een dergelijke voorziening kan de connectiviteit tussen het oostelijk en het westelijk deel sterk verbeteren. Andere specifieke maatregelen voor vissen zijn niet noodzakelijk. 4.5 ANALYSE OMGEVINGSVARIABELEN EN VISGEMEENSCHAP Achtergrond In de ecologie is het doorgaans lastig om relaties tussen omgevingsvariabelen en soortgemeenschappen duidelijk in kaart te brengen. Tegenwoordig bestaan echter diverse multivariate analyse methodieken om dergelijke trends toch te kunnen bepalen. De verzamelde gegevens lenen zich voor een dergelijke uitgebreide analyse. In deze rapportage wordt volstaan met een beperkte analyse van de omgevingsvariabelen en de visgemeenschap, waarbij de focus ligt op de twee belangrijkste watertypen: open wateren en geïsoleerde wateren. Onder open wateren vallen doorgaans lijnvormige wateren (o.a. sloten, kanalen, weteringen) die in open verbinding staan met grotere watersystemen waarin vissen zich gemakkelijk kunnen migreren. Geïsoleerde wateren (o.a. wielen, poelen, plassen) zijn logischerwijs niet aangesloten op grote watersystemen en hebben doorgaans een grillige, niet-lijnvormige vorm en kunnen niet of in beperkte mate door vissen gekoloniseerd worden. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 117 In tabel 90 is voor iedere vissoort het gemiddelde voorkomen (aantallen per hectare) voor geïsoleerde wateren en open wateren weergegeven. Hoewel de spreiding groot is (weergegeven in de kolom SE), zijn er enkele grote verschillen zichtbaar. Tabel 10. Overzicht van het gemiddeld voorkomen van vissen (N / ha) in de onderzochte open watersystemen en geïsoleerde watersystemen. geïsoleerde wateren Vissoort: gemiddelde alver 2,26 ± 2,26 0,00 ± 0,00 baars 1.165,34 ± 712,69 843,37 ± 213,66 71,94 bermpje SE gemiddelde SE 0,00 ± 0,00 85,42 ± bittervoorn 2.706,55 ± 2.564,56 179,55 ± 68,46 blankvoorn 1.339,90 ± 709,65 3.012,20 ± 1.147,65 45,27 ± 17,49 564,63 ± 280,56 0,00 ± 0,00 24,46 ± 23,44 5.017,12 brasem brasem / kolblei dried. stekelbaars 321,84 ± 321,40 5.183,65 ± giebel 0,00 ± 0,00 0,47 ± 0,47 graskarper 0,39 ± 0,39 0,00 ± 0,00 47,99 grote modderkruiper 0,58 ± 0,58 58,05 ± karper 4,49 ± 3,54 7,55 ± 3,81 kleine modderkruiper 73,93 ± 32,27 317,81 ± 110,98 kolblei 65,48 ± 65,48 36,28 ± 23,57 0,00 ± 0,00 45,44 ± 32,33 19,65 kroeskarper marmergrondel 6,73 ± 6,36 34,55 ± paling 51,81 ± 22,61 18,60 ± 9,29 pos 30,36 ± 15,64 29,10 ± 12,57 239,18 rietvoorn 559,89 ± 301,98 589,91 ± riviergrondel 0,50 ± 0,50 13,06 ± 7,29 roofblei 0,00 ± 0,00 3,32 ± 3,32 143,31 ± 47,61 266,88 ± 72,46 1,35 ± 1,01 0,09 ± 0,09 7,73 ± 7,73 25,23 ± 11,06 1.097,05 ± 594,02 314,31 ± 131,10 snoek snoekbaars tiend. stekelbaars vetje winde zeelt NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 118 open wateren 0,00 ± 0,00 49,24 ± 47,55 110,48 ± 32,08 459,27 ± 113,09 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Figuur 2. Gemiddelde abundantie (N/ha) van zes vissoorten in de onderzochte open watersystemen en geïsoleerde wateren. De soorten brasem, snoek, kleine modderkruiper en zeelt komen in hogere dichtheden voor in open wateren dan in geïsoleerde wateren (figuur 2). Voor vetje en bittervoorn geldt het tegenovergestelde (figuur 2). Deze soorten zijn in vergelijking met brasem, snoek, kleine modderkruiper en zeelt beter in staat om geïsoleerde wateren te koloniseren. Vetje en bittervoorn kunnen bij hoge waterstanden eenvoudig kleine wateren koloniseren vanuit een centrale watergang. Bij lagere waterstanden raken de zijwateren geïsoleerd en zijn vaak ideale omstandigheden voorhanden om tot hoge dichtheden te komen. De lagere dichtheid (of zelfs afwezigheid) van ‘concurrerende’ soorten versnelt dit proces. In tabel 91 is voor een aantal omgevingsvariabelen van de onderzochte wateren de gemiddelde waarde voor geïsoleerde wateren en open wateren weergegeven. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 119 Tabel 91. Overzicht van omgevingsvariabelen (gemiddelde waarden ± SE) van de onderzochte geïsoleerde wateren en open wateren. geïsoleerde wateren Omgevingsvariabele gemiddelde SE open wateren gemiddelde SE max. diepte (m) 2,66 ± 0,46 1,18 ± 0,27 slibdikte (m) 2 m van oever 0,65 ± 0,17 0,47 ± 0,09 zicht (m secchi) 0,95 ± 0,10 0,54 ± 0,06 emerse vegetatie (%) 16,25 ± 6,03 12,18 ± 4,08 submerse vegetatie (%) 21,79 ± 7,70 26,98 ± 7,12 drijvende vegetatie (%) 14,29 ± 4,88 22,79 ± 6,35 dominantie (%) draadalgen in waterlaag 22,50 ± 10,33 20,56 ± 10,54 bedekking (%) oeverzone met moeras&rietvegetatie Dominantie (%) extensief landgebruik oeverzone 0-100 m waterlijn dominantie (%) fijn sediment 30,71 ± 7,28 16,13 ± 4,74 50,71 ± 10,23 20,43 ± 5,83 40,71 ± 10,45 49,35 ± 8,21 dominantie (%) zand en/of klei 46,79 ± 11,31 45,02 ± 8,41 dominantie (%) structuurrijke objecten 2,86 ± 1,14 0,48 ± 0,48 dominantie (%) bodemalgen 3,93 ± 3,56 7,62 ± 4,92 ± 4,92 dominantie (%) bodemvegetatie 3,93 ± 3,56 7,62 beschaduwing (%) oever 20,68 ± 6,39 7,40 ± 2,36 dominantie (%) bomen&struiken oever 41,79 ± 9,13 11,90 ± 3,86 Hoewel veel waarden van omgevingsvariabelen overlappen en een grote spreiding aangeven (kolom SE) zijn er evenals voor de visgemeenschap verschillen aanwezig. Geïsoleerde wateren kenmerken zich door een dikkere sliblaag en een hogere mate van beschaduwing langs de oever (figuur 3). Daarnaast is in geïsoleerde wateren een grotere mate van structuurvariatie aanwezig, o.a. een hoger bedekkingspercentage moeras- en rietvegetatie en bomen en struiken langs de oever, meer structuurrijke objecten langs en in het water en een extensiever landgebruik langs de oeverzone. Deze variatie in bodem-, oever- en vegetatiestructuur heeft ook effect op het beschikbare habitat voor vissen. De afzonderlijke soorten zullen hier anders op reageren. Behalve de mate van isolatie (al dan niet aangesloten op grote watersystemen), zullen ook parameters die van invloed zijn op bodem-, oever- en vegetatiestructuur effect hebben op de visgemeenschap. De aangegeven trends geven slechts een indicatie van mogelijke relaties tussen omgevingsvariabelen en de aanwezigheid van vissen. Voor meer inzicht in sturende variabelen die van invloed zijn op habitatgeschiktheid voor (doel)soorten is een uitgebreide (multivariate) analyse gewenst. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 120 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 dominantie (%) structuurrijke objecten slib dikte (m) 2 m van oever 0.9 4.5 0.8 4.0 0.7 3.5 0.6 3.0 0.5 2.5 0.4 2.0 0.3 1.5 0.2 1.0 0.1 0.5 0.0 0.0 geïsoleerde wateren geïsoleerde wateren open wateren open wateren beschaduwing (%) oever bedekking (%) oeverzone met moeras&rietvegetatie 40 30 35 25 30 20 25 20 15 15 10 10 5 5 0 0 geïsoleerde wateren geïsoleerde wateren open wateren dominantie (%)extensief landgebruik oeverzone 0 100 m waterlijn 70 open wateren dominantie (%) bomen&struiken oever 60 50 60 40 50 30 40 30 20 20 10 10 0 0 geïsoleerde wateren open wateren geïsoleerde wateren open wateren Figuur 3. Gemiddelde waarden van een aantal omgevingsvariabelen van de onderzochte open watersystemen en geïsoleerde wateren. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 121 5 OVERZICHT INRICHTING- EN BEHEER MAATREGELEN 5.1 ALGEMEEN In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van mogelijke maatregelen om eventuele knelpunten bij het behoud en de ontwikkeling van een natuurlijke, zichzelf in stand houdende vislevensgemeenschap op te lossen. In onderstaande paragrafen worden verschillende maatregelen toegelicht om het leefgebied voor vislevensgemeenschappen te verbeteren. De maatregelen hebben tot doel om een natuurlijke vislevensgemeenschap te ontwikkelen die zichzelf in stand kan houden. In het leefgebied van vissen kunnen grofweg drie deelleefgebieden onderscheiden worden: een overwinteringsgebied: het gaat hierbij om diepere (delen van) wateren, waar de watertemperatuur redelijk constant is en waarbij geen bevriezing van het water plaats vindt tot op de bodem. een paaiplaats en opgroeigebied voor jonge vissen: veel vissoorten paaien in ondiepere wateren. De watertemperatuur is hier hoger, waardoor eieren en larven zich sneller ontwikkelen. Het ondiepe water vormt voor veel soorten, wanneer voldoende beschutting aanwezig is, het opgroeigebied voor jonge vissen. een zomergebied: dit vormt het foerageergebied voor zowel de jonge als de oudere levensstadia van vissen. Voor veel vissoorten vormt macrofauna een belangrijke voedselbron. De omstandigheden voor macrofauna dienen optimaal te zijn. Een gevarieerd leefgebied met diepere en ondiepere delen, met harde en zachte bodems, met waterplantenbegroeiing en open water schept gunstige condities voor waterplanten, macrofauna en vissen. Afhankelijk van de vissoort kunnen deze deelleefgebieden op korte afstand van elkaar aanwezig zijn of op grote afstand (bijvoorbeeld bij trekvissen). In de afgelopen jaren is in heel Nederland in tal van watertypen ervaring opgedaan met maatregelen om de leefomstandigheden voor visfauna te verbeteren. In deze paragraaf zal een overzicht worden gegeven van mogelijke maatregelen. Hierbij komen vooral maatregelen aan bod die in overwegend stilstaande of zwak stromende wateren kunnen worden gerealiseerd. Maatregelen voor het verbeteren van de leefomstandigheden voor vissen kunnen op verschillende schaalniveaus worden uitgevoerd. Er kan onderscheid gemaakt worden in maatregelen met alleen een lokaal effect (bijvoorbeeld één of enkele sloten en weteringen) en grootschalige maatregelen die effect hebben op complete poldergebieden. Naast maatregelen die vooral gericht zijn op het verbeteren van de huidige omstandigheden in bestaande watergangen, zijn ook maatregelen denkbaar waarbij complete nieuwe leefgebieden worden gecreëerd (bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe petgaten). In het hiernavolgende overzicht worden verschillende mogelijke maatregelen besproken. Bij iedere maatregel wordt aangegeven welke mogelijke effecten zijn te verwachten. Alle maatregelen hebben een uniek ‘maatregelnummer’. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 122 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 5.2 GROOTSCHALIGE MAATREGELEN 1 Baggeren Hoewel baggeren als activiteit tijdelijk zeer verstorend kan zijn, is baggeren op veel locaties ook van levensbelang om onderwaterbiotopen in stand te houden. Baggeren is voor het onderwaterleven in het algemeen en voor visfauna in het bijzonder een goede maatregel om de kwaliteit van het leefgebied te verbeteren. Door baggeren kunnen verschillende aspecten van het leefgebied van vissen worden verbeterd. Afhankelijk van de omvang van de baggerwerkzaamheden, zijn de volgende effecten mogelijk: - vergroten van de waterdiepte; beperken van interne eutrofiëring en verontreiniging; het uitdiepen van wateren kan het effect van (lokale) kwel vergroten, waardoor ook de waterkwaliteit wordt verbeterd; vergroten van doorzicht en helderheid; verbeteren van kiemingsmogelijkheden voor waterplanten; verbetering zuurstofhuishouding. Om tijdens het baggeren schade aan beschermde soorten te voorkomen, dient conform een baggerprotocol gewerkt te worden (Hoogerwerf et al., 2008). 2 Natuurontwikkeling Bij natuurontwikkeling of om waterberging van gebieden te vergroten, kan reeds bij de aanleg specifiek rekening gehouden worden met de toekomstige vislevensgemeenschap. Tal van min of meer kleinschalige maatregelen (zie onder) kunnen hier op grote schaal worden toegepast. 5.3 MAATREGELEN TER VERBETERING VAN DE WATERKWALITEIT 3 Bufferstroken langs watergangen De realisatie van bemestingsvrije bufferstroken langs watergangen kan de rechtstreekse inspoeling van nutriënten en bestrijdingsmiddelen beperken. Deze bufferstroken kunnen voor terrestrische fauna bovendien dienst doen als verbindingszone. Om voldoende reductie van nutriënten te realiseren dienen bufferstroken zo breed mogelijk te zijn: een verbetering van de waterkwaliteit is vooral mogelijk op plaatsen waar géén aanvoer plaats vindt van eutroof, gebiedsvreemd water van elders; voor het beste effect dienen bij watergangen de beide oevers te zijn voorzien van bufferstroken. de begroeiing van de bufferstroken dient, bij voorkeur gefaseerd, gemaaid en afgevoerd te worden. 4 Verbeteren en uitbreiden rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) De kwaliteit van het effluent van RWZI’s kan worden verbeterd door toepassing van stikstof- en fosforverwijderingstechnieken, door het toepassen van geavanceerde zuiveringstechnieken en nageschakelde filtratietrappen, allemaal gericht op het verwijderen van stoffen die met een conventionele installatie nog onvoldoende worden verwijderd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 123 5 Helofytenfilters Helofytenfilters zijn kleine moerassen bestaande uit riet- en biezenvelden, die een sterk biologisch reinigend vermogen hebben. Helofytenfilters kunnen op verschillende wijzen worden benut: helofytenfilters kunnen toegepast worden in (secundaire) watergangen om uitgespoelde nutriënten in plantenmateriaal vast te leggen; bij stedelijke gebieden kunnen helofytenfilters ingezet worden als buffer tussen (licht) verontreinigd regenwater dat vanaf de woonomgeving naar oppervlaktewater wordt geleid; reguliere lozingen van RWZI’s kunnen door helofytenfilters geleid worden; hiervoor zijn echter wel grote oppervlakten nodig. Afhankelijk van de inrichting en omvang van helofytenfilters, kunnen dergelijke gebieden, wanneer er voldoende open ondiep water aanwezig is, ook functioneren als paai- of opgroeiplaats voor vissen. 5.4 INRICHTINGSMAATREGELEN OM DEELLEEFGEBIEDEN TE VERGROTEN 6 Aanleg van ondiepe oeverzones Door aanleg van ondiepe oeverzones langs watergangen kunnen paai- en opgroeigebieden voor vissen worden gecreëerd. Om ondiepe oeverzones in dit geval vooral voor vissen te kunnen laten functioneren, moet de waterdiepte 20-70 cm bedragen. De aanleg ervan kan op verschillende manieren gebeuren: aanleg van plasbermen; hierbij wordt een oever langs de watergang afgevlakt; plasbermen kunnen langs een gehele watergang worden gerealiseerd, maar ook in kleinere delen waardoor het ruimtebeslag beperkter is. Na begroeiing van de ondiepe oeverzone kan de plasberm beschouwd worden als een helofytenfilter. aanleg van accoladeprofielen; hierbij wordt de gehele watergang vergraven; het profiel bestaat uit een dieper centraal deel, geflankeerd door ondiepere zones. Bij de aanleg van accoladeprofielen kunnen watergangen overgedimensioneerd worden. Door een watergang een groter nat profiel te geven dan op grond van de maatgevende afvoer noodzakelijk is, kan meer begroeiing in de watergang worden toegestaan. De onderhoudsinspanning wordt hierdoor geringer. In de ondiepe oeverzone ontstaan gunstige groeiomstandigheden voor water- en moerasplanten. Bij voortschrijdende successie kan de ondiepe oeverzone geheel dichtgroeien. Om de zone als paai- en opgroeigebied te behouden moet de vegetatie periodiek worden verwijderd, buiten het paai- en opgroeiseizoen. De aanleg van ondiepe oeverstroken kan een gunstig effect hebben op de lokale waterkwaliteit. Voorwaarde is echter wel dat water- en moerasvegetatie in het najaar, voordat ze is afgestorven, wordt verwijderd. Voor veel soorten is structuurdiversiteit een belangrijke voorwaarde voor habitatvariatie. Bij aanleg van ondiepe oeverzones is het van belang dat ook diepe, steile oevers gehandhaafd blijven om op deze wijze zoveel mogelijk structuurdiversiteit te creëren. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 124 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 7 Open verbindingen tussen primaire en secundaire/tertiaire watergangen Ook kleine, ondiepere watergangen kunnen functioneren als paai- en opgroeigebied voor vissoorten. Door aanleg of herstel van open verbindingen tussen hoofdwatergangen en kleine zijwatergangen kunnen dergelijke gebieden gerealiseerd worden. Vanuit agrarische belangen kunnen vaste stuwen zijn aangebracht bij de monding van de sloot op de hoofdwatergang. Door deze stuwen tenminste 25 m landinwaarts te plaatsen, kunnen paai- en opgroeigebieden worden gerealiseerd, met behoud van agrarische belangen. Wanneer voldoende slootverbindingen aanwezig zijn, is aanleg van ondiepe oeverzones (maatregel 6) minder noodzakelijk. Bij het realiseren van open sloot-hoofdwatergangverbindingen moeten: de mondingen over een afstand van 25 m worden verbreed; de waterdiepte van de verbrede monding ligt tussen de diepte van de watergang en de sloot in. Hierdoor is een geleidelijke overgang naar de smallere sloot ontstaan waar een welige onderwatervegetatie groeit. Onder water lopen de oevers geleidelijk af. De oevervegetatie is hierdoor zeer gevarieerd en structuurrijk, van een open rietvegetatie op de diepste delen tot een bloemrijke op de ondiepere delen. 8 Ondiepe plassen of poelen in open verbinding met de watergang In open verbinding met bestaande watergangen kunnen poelen of ondiepe (langgerekte) plassen worden aangelegd. Het ondiepe water vormt een geschikt refugium voor opgroeiende vissen. In de poelen en plassen kan beheer en onderhoud tot een minimum beperkt worden, zodat door ontwikkeling van een weelderige water- en moerasvegetatie een geschikt leefgebied kan ontstaan voor bijvoorbeeld kroeskarper en grote modderkruiper. Wel is het belangrijk dat de open verbinding tussen deze plassen en de bestaande wateren gehandhaafd blijft; hiervoor dient met enige regelmaat beheer plaats te vinden. Op termijn (afhankelijk van de grootte iedere 5-15 jaar) in ook beheer van dergelijke plassen altijd noodzakelijk om volledige verlanding tegen te gaan. Wel moet bedacht worden, dat poelen in open verbinding met watergangen voor kwetsbare amfibieën ongeschikt zijn als voortplantingsplaats. Door aanwezigheid van vissen worden eieren en larven van amfibieën volledig gepredeerd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 125 vooroever oevervariatie poel Schematische voorstelling van mogelijkheden om de variatie van een watergang te vergroten, zodat de leefgebiedkwaliteit voor vissen verbeterd: poel in open verbinding met watergang; langgerekte plas bijvoorbeeld achter vooroever of ‘happen’ uit de oever om de oeverlengte te vergroten en meer structuurvariatie mogelijk te maken. 9 Happen uit de oever: meer oevervariatie Door happen uit de oever te nemen ontstaat meer oevervariatie. Het kan hierbij gaan om plaatselijke poelvormige verbredingen (zie foto), maar het kunnen ook kleinere happen zijn met een breedte van 1 tot enkele meters, bijvoorbeeld langs plassen. Voor extra variatie is het vooral van belang dat de happen niet te netjes worden afgewerkt. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 126 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 Poelvormige verbreding langs lijnvormige watergang (foto Natuurbalans). 10 Vergroten oever- en stromingsvariatie Door het maken van inhammen in oevers of door het plaatsen van driehoekskribben langs oevers ontstaat er meer variatie in de oeverstructuur en lokale stromingspatronen. De maatregel is vooral toepasbaar op stromende wateren. Relatief eenvormige waterlopen kunnen op deze wijze omgevormd worden naar een meer natuurlijke waterloop, waarbij voor vissen in het algemeen en stromingsminnende soorten in het bijzonder nieuwe leefgebiedmogelijkheden ontstaan. Door de inhammen/driehoekskribben wordt het stromingspatroon gevarieerder en kan een grotere variatie in bodemstructuur, –substraat en oeverlijn ontstaan. In snelstromende delen blijft vooral zand en grind liggen, in langzaam stromende delen kan sedimentatie van fijn zand en slib optreden. Om te sterke erosie van oevers te voorkomen, wordt de aanleg vaak gecombineerd met aanplant van bomen en struiken in de oever. Driehoekskribben worden op een onderlinge afstand van 5-7 keer de waterloopbreedte, om en om, tegen de oevers geplaatst. De kribben worden bij voorkeur gemaakt van natuurlijke materialen, zoals grind, stenen en hout. Op den duur kunnen de driehoekskribben zelf ook begroeid raken. 5.5 MAATREGELEN OM DE SCHUILMOGELIJKHEDEN TE VERGROTEN Veel watergangen zijn zeer eenvormig (standaard-profielen) en hierdoor arm aan structuur. Door deze structuurarmoede is er vaak een gebrek aan schuilplaatsen voor vissen. Schuilplaatsen in dergelijke watergangen bestaan op dit moment vooral uit duikers, waarin vissen zich soms massaal ophouden. Bij verschillende voorgaande maatregelen worden ook schuilplaatsen voor vissen gecreëerd. Extra schuilplaatsen kunnen worden gerealiseerd door aanplant van struiken NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 127 en bomen direct langs de watergang. Onder overhangende takken en tussen de wortels ontstaan geschikte schuilplaatsen. In het water hangende takken vormen voor een aantal soorten bovendien geschikte eiafzetplaatsen. 11 Aanbrengen beplantingen Door het in standhouden van bestaande bosjes langs watergangen en het aanbrengen van nieuwe beplantingen kunnen geschikte schuilmogelijkheden voor vissen worden gecreëerd. Afhankelijk van de landschappelijke inpassing kan gedacht worden aan: bomenrijen / singelbeplantingen; solitaire bomen / boomgroepen; aanplant van riet. Wanneer beplantingen als riet periodiek worden gemaaid en afgevoerd kan dit ook een gunstig effect hebben op het terugdringen van eutrofiëring. 12 Verwijderen van beplantingen Het is van belang oevers van wateren niet volledig met opgaande bomen te laten begroeien. Door de beschaduwing vermindert dit de mogelijkheden voor de ontwikkeling van water- en moerasvegetaties. Ook kan bladinval op den duur leiden tot ophoping van organisch materiaal. 13 Overwinteringsplaatsen Door in wateren enkele diepere delen uit te baggeren / uit te graven ontstaan geschikte overwinteringsplaatsen voor vissen. De overwinteringsplaatsen zijn zo breed mogelijk. De diepte is afhankelijk van de grondsoort, de bodemopbouw en grondwaterstromen. In zanderige gebieden met veel kwelwaterstromen zullen de gegraven diepe overwinteringsplaatsen snel vollopen met bagger en zand. Hierdoor kunnen de nabijgelegen oevers verzakken. Uitvoering van deze maatregel kan alleen na onderzoek plaatsvinden. De overwinteringsplaatsen zijn bij voorkeur tenminste 2,5 m diep (ten opzichte van het laagste peil!). 14 Gefaseerd / aangepast maai- en opschoningsbeheer Voor vissen is het van groot belang dat bij maai- en opschoningsbeheer niet alle wateren moerasvegetatie wordt verwijderd. Zonder een aangepast maai- en opschoningsbeheer hebben veel van de voorgaande maatregelen weinig zin. Maai – en opschoningsbeheer is noodzakelijk om de gewenste waterafvoer in stand te kunnen houden. Door gefaseerd maai- en opschoningsbeheer kan zowel de watervoerendheid van watergangen gegarandeerd worden én blijven er voor vissen voldoende schuil-, paai- en opgroeimogelijkheden gehandhaafd. 5.6 MAATREGELEN OM MIGRATIEBARRIÈRES OP TE HEFFEN 15 Vismigratievoorzieningen In laaglandbeken en rivieren is inmiddels de nodige ervaring opgedaan om migratiebarrières op te heffen door de aanleg van vispassages. Verschillende typen passages zijn hierbij in gebruik: V-vormige bekkentrap, Vertical-slot vistrap, cascadestuw en aalgoten. De toepassing van veel van deze vispassages is in polderpeilgebieden vrijwel onmogelijk. Bij de vispassages is namelijk een permanente doorstroming van water noodzakelijk voor het functioneren ervan. Een betere NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 128 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 mogelijkheid om stuwen e.d. passeerbaar te maken zijn De Wit-vispassages (dit is een gemodificeerde vertical-slot vistrap). 5.7 MAATREGELEN OM DE VISGEMEENSCHAP RECHTSTREEKS TE BEÏNVLOEDEN 16 Wegvangen van vissen Vooral in wateren met een aanzienlijke brasem en/of karperstand kan het zinvol zijn om een substantieel deel van deze vissen uit het water weg te vangen. Brasem en karper zijn grote bodemwoelende vissoorten die een belangrijk effect kunnen hebben op het watersysteem. Om maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit beter te laten werken en een visgemeenschap van heldere vegetatierijke wateren meer kansen te geven is het soms gewenst ook rechtstreekse ingrepen te doen in de visgemeenschap. In verschillende KRW-beoordelingen heeft een hoog biomassa-aandeel brasem- en/of karper een ongunstige invloed op de ecologische kwaliteit. 17 (Her)introductie van vissen In verschillende wateren staat o.a. de kroeskarper op als doelsoort. Deze vissoort van de Rode Lijst is in Nederland zeldzaam geworden. Goed ontwikkelde kroeskarperpopulaties met zowel jonge als oudere dieren komen nauwelijks meer voor. De kroeskarper is opgenomen in de Visserijwet en géén beschermde vissoort. Dit maakt het uitzetten van deze vissoort relatief gemakkelijk. Bij (her)introductie van vissen dient altijd eerst een studie gedaan te worden naar de kansrijkheid van de uitzet (ontwikkeling van een duurzame zich zelf instandhoudende populatie), evt. negatieve gevolgen voor andere (kwetsbare) (vis)soorten en op welke wijze de introductie in de tijd gevolgd gaat worden om het succes te beoordelen. 5.8 SAMENVATTEND OVERZICHT MAATREGELEN BIJ HEN/SED WATEREN In tabel 92 worden de belangrijkste effecten van de verschillende maatregelen samengevat. In tabel 93 wordt een samenvattend overzicht gepresenteerd van de voorgestelde maatregelen bij de verschillende HEN-SED wateren, zoals besproken in § 4.4. In de tabel wordt met een kleurcodering de urgentie aangegeven (deskundige inschatting). Bij een aantal wateren zijn, om uiteenlopende redenen, geen maatregelen noodzakelijk. Het gaat hierbij om wateren waar de doelvissoorten reeds voorkomen en habitatverbeterende maatregelen niet noodzakelijk zijn. Daarnaast gaat het om wateren met een intensief gebruik (veelal hengelsport) waar het niet zinvol is gerichte inrichtingsmaatregelen te treffen omdat hiermee de vestigingskansen voor doelvissoorten niet worden verbeterd. Bij enkele wateren wordt het verwijderen van vissen of de introductie van vissen (lees kroeskarper) aangegeven. Deze locaties worden nog apart toegelicht. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 129 Verwijderen vissen Voor de HEN-SED wateren ALBL0010 (waterparel Kinderdijk), BOMW0014 (Drielse wetering) en MAWA0058 (Hernens Meer) wordt het verwijderen van brasem en/of karper gezien als een mogelijkheid om de waterkwaliteit te verbeteren en de ontwikkeling van een diversere visgemeenschap te bevorderen. Of de maatregel ook daadwerkelijk moet en kan worden uitgevoerd hangt ook samen met andere gebruikersfuncties. Het Hernens Meer, in beheer bij Geldersch Landschap, is het enige water waarbij de visrechten niet zijn verpacht of verhuurd. Hier zijn de kansen om al op kortere termijn ingrepen in de visgemeenschap te realiseren waarschijnlijk het grootst. Ten aanzien van MAWA0082, Leigraaf Hernen, komt een aanzienlijke populatie uitheemse kreeften voor. Het is zinvol om op en rond deze locatie nader onderzoek te doen naar de dispersie van deze kreeften en naar mogelijkheden om kreeften uit het watersysteem te verwijderen. Introductie van vissen De locaties BENL0118 (slotensysteem komgronden Waardenburg), BENL0198 (Kraaiewiel Asperen), BOMW0021 (Kleine Wiel Munnikenland) en BOMW0051 (Aalpotwiel Munnikenland) zijn geschikt voor een uitzetexperiment met kroeskarper. De kroeskarper staat voor veel wateren op als doelvissoort. In tegenstelling tot andere doelvissoorten (grote modderkruiper, vetje, bittervoorn) komen van kroeskarper nog maar nauwelijks goed ontwikkelde populaties voor. De aangegeven locaties zijn voor kroeskarper geschikt omdat overige vissoorten over het algemeen in lagere dichtheden voorkomen. De kroeskarper valt onder de Visserijwet en kan relatief eenvoudig (met toestemming van de visrechthebbende) worden uitgezet. Wel is het noodzakelijk dat op de locaties aangegeven inrichting- en beheermaatregelen eerst worden uitgevoerd. Bij een uitzetexperiment is het van belang dat: er een plan van aanpak wordt opgesteld, dat negatieve gevolgen voor andere kwetsbare soorten onwaarschijnlijk zijn, dat de uitzet met een onderzoeksprogramma wordt gevolgd, om te beoordelen of een zich zelf instandhoudende populatie tot ontwikkeling komt. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 130 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + Bereikbaardheid deelleefgebieden + Winterverblijfplaatsen Baggeren Natuurontwikkeling bufferstroken langs watergangen verbeteren / uitbreiden RWZI's Helofytenfilters Aanleg ondiepe oeverzones Verbinding tussen primaire en secun./tert. watergangen Ondiepe poelen/plassen in open verbinding met hoofdwater Happen uit de oever: meer variatie Vergroten oever- en stromingsvariatie Aanbrengen beplantingen Verwijderen beplantingen Overwinteringsplaatsen Gefaseerd / aangepast maai- en opschoningsbeheer Migratiemogelijkheden (vispassages) Wegvangen van vissen (brasem en/of karper) (Her)introductie van vissoorten Paai-, opgroeigebieden, beschutting en schuilplaatsen Nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Ontwikkeling watervegetatie Maatregel / Effect Eutrofiëring Verontreiniging Tabel 92. Overzicht van de belangrijkste effecten van de maatregelen voor de ontwikkeling en instandhouding van een zo natuurlijk mogelijke visfauna. + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + adviesbureau voor natuur & landschap 131 Tabel 93. Overzicht van inrichting- en beheermaatregelen die gewenst zijn bij de onderzochte HEN-SED wateren om de habitatkwaliteit voor vissen te verbeteren (omschrijving maatregelnummer, zie tabel 92). maatregelnummer code 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 X ALMB0041 ALMB00061 ALMB00951 ALMB00071 ALMB01201 ALMB00621 ALMB00931 BENL03572 BENL03792 BENL03832 ALBL00102 ALMB0020 ALMB0055 ALMB0089 ALMB0121 ALMB0123 BENL0001 BENL0082 BENL0108 BENL0118 BENL0198 BOMW0014 BOMW0016 BOMW0021 BOMW0023 BOMW0030 BOMW0051 BOMW0162 GROO0019 GROO0041 MAWA0030 MAWA0058 MAWA0082 MAWA0142 Legenda: maatregel is zeer urgent maatregel is urgent maatregel op langere termijn gewenst geen inrichting- en beheermaatregelen noodzakelijk (kolom X) verwijderen van vissen (brasem en/of karper) is gewenst geschikte locatie voor herintroductie van kroeskarper 1: monsterpunten zijn gezamenlijk beschouwd; het betreft het waterlichaam kreken (NL09_15); 2: monsterpunten zijn gezamenlijk beschouw; het betreft de Zouweboezem (waterlichaam NL09_31). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 132 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 6 CONCLUSIE 6.1 KRW-BEOORDELING OPPERVLAKTEWATEREN In tabel 94 wordt een overzicht gegeven van de KRW-beoordelingen van de verschillende onderzochte wateren. KRW-type KRWbeoordeling ALBL0010 Waterparel Hoge Boezems Kinderdijk 203,9 M20 matig ALMB0020 Wiel Uppel 10,7 M11 ALMB0055 Kornse Boezem 99,2 M3 ALMB0089 Wiel Rijswijk 124,2 M16 ALMB0121 Hellegat 104,1 M1A ALMB0123 Vierbansche Gantel 120,8 M3 BENL0001 De Waai, Zijderveld 52,0 M11 BENL0082 Waterparel Wiel van Bassa 79,8 M20 BENL0108 De Regulieren 124,3 M1A BENL0118 Komgronden Waardenburg / Het Broek 51,3 M1A BENL0198 Kraaiewiel, Asperen 19,5 M16 BOMW0014 Drielse Wetering 124,3 M3 BOMW0016 Groote Wiel Munnikenland 0,3 M11 goed BOMW0021 Kleine Wiel Munnikenland 0,7 M11 matig BOMW0023 Kloosterwiel 25,6 M11 BOMW0030 Lieskampen (visvijver) 572,2 M3 BOMW0051 Aalpotwiel Munnikenland 0,7 M11 BOMW0162 Lieskampen 33,7 M1A GROO0019 Beekstroom 224,1 M1A MPCODE NAAM Doelvissoort Beoordeling * totale visbiomassa (kg/ha) Tabel 94. Overzicht van de KRW-beoordeling van de visgemeenschap (2011). Voor de met een * gemarkeerde wateren geldt een KRW-referentietype voor kunstmatige en sterk veranderde wateren. Voor de overige wateren gelden referentietypen voor natuurlijke wateren. Tevens is het KRW-type aangegeven en de totale, berekende netto-visbiomassa in kg/ha. Ook is een doelvissoort-beoordeling aangeduid. Alm Kreken Zouweboezem goed * goed * matig matig matig * goed * goed goed * ontoereikend goed * ontoereikend GROO0041 Ooyse Graaf MAWA0030 Spijkswiel 120,5 / 14,8 237,0 MAWA0058 Hernens Meer 502,4 M3 MAWA0082 Leigraaf Hernen 78,3 M3 MAWA0142 Wijchens Ven 191,3 M6A *: goed * goed matig * goed * goed M11 matig/goed M11 matig * goed * goed * goed beoordeling aanwezigheid doelvissoorten: (groen: alle doelvissoorten aanwezig; geel: een deel van de doelvissoorten aanwezig; rood: doelvissoorten niet aanwezig grijs: geen doelvissoorten aangegeven in Arcadis, 2006). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 133 De meeste wateren worden aan de hand van het aangegeven referentietype als goed beoordeeld. Voor een aantal wateren, die (voor een deel) in beheer zijn bij natuurbeherende instanties, gelden referentietypen van kunstmatige en sterk veranderde wateren, waarvan het ambitieniveau gering is. Zeker in dergelijke HEN/SED wateren zou de lat best hoger gelegd mogen worden en ligt een beoordeling aan een natuurlijk referentietype ons inziens meer voor de hand. Voorbeelden hiervan zijn: ALMB0055, ALMB0121, BENL0108, BENL0118, MAWA0058, MAWA0082 en MAWA0142. In de KRW-beoordeling van de M-typen zitten een aantal ondoorgrondelijkheden. Bij een evaluatie door Tauw (2010) zijn deze bij elkaar gezet en hier overgenomen. Kritische kanttekeningen kunnen geplaatst worden bij: • De vereiste, relatief hoge abundanties aan plantminnende en zuurstoftolerante vissoorten zijn voor de open water arealen van veel Nederlandse plassen en meren weinig realistisch, vooral gezien de ontbrekende peildynamiek, kunstmatige waterhuishouding en ontbrekende overstromingsvlaktes (Tauw, 2010). • Het vereiste relatieve aandeel baars+blankvoorn en de daarvoor benodigde milieuomstandigheden sluiten niet goed aan bij de Nederlandse situatie in ondiepe meren en plassen op klei of veen. (Tauw, 2010). Hier kan nog aan worden toegevoegd dat bepaalde deelmaatlatten niet onafhankelijk van elkaar zijn. Een hoge biomassa aan brasem of brasem+karper (geeft een lage beoordeling) zal altijd leiden tot een lage beoordeling voor blankvoorn+baars. Bij de deelmaatlatten wordt namelijk gewerkt met relatieve biomassa’s die met elkaar worden vergeleken. • Enkele vissoorten worden meegewogen in zowel de deelmaatlat ‘zuurstoftolerante soorten’ als in de deelmaatlat ‘plantminnende soorten’. Hiermee hebben abundantie en biomassa van een beperkt aantal soorten een zeer grote invloed op de (afgeleide) maatlatten (Tauw, 2010). Ten aanzien van deze categorie worden 3 vissoorten onderscheiden: zeelt, kroeskarper en grote modderkruiper. Zeelt is een grote vissoort waar de biomassa-invloed inderdaad extra kan gaan meewegen. Kroeskarper en grote modderkruiper zijn zeldzame, bedreigde soorten en hebben de hoogste biomassa veelal in specifieke wateren of deelhabitats waar andere vissen nauwelijks voorkomen. • De voor zuurstoftolerante vissoorten relevante zuurstofdynamiek komt in Nederland niet of nauwelijks voor en kan bovendien strijdig zijn met andere waterkwaliteitsdoelstellingen. Heroverweging van deze deelmaatlat, gericht op brede afweging van waterkwaliteitsdoelen, wordt aanbevolen (Tauw, 2010). Hier kan aan toegevoegd worden dat aanwezigheid van beschermde/bedreigde soorten (bijvoorbeeld Natura 2000 soorten) helemaal niet als factor in de KRW-beoordeling worden meegewogen. • In de deelmaatlatten is het belang van M-watertypen als migratieroute en/of deelleefgebied voor migrerende vissoorten niet meegenomen, waardoor in sommige situaties een ‘scheve’ beoordeling kan ontstaan. In sommige gevallen dienen ook migrerende vissoorten meegewogen te kunnen worden in deelmaatlatten, aangezien sommige natuurlijke M-typen deel uitmaken van migratieroutes (verbindingswateren) naar andere waterlichamen/watertypen (Tauw, 2010). • De indeling van de maatlatten in klassengrenzen is gebaseerd op niet goed navolgbare afwegingen. Er is geen documentatie beschikbaar van input van experts met betrekking tot klassengrenzen en wegingsfactoren. Daardoor is de wijze waarop deze zijn gekozen niet transparant en niet objectief te beoordelen. Het gevolg van de bovenstaande punten is onder meer dat voor Nederland nietrepresentatieve visgemeenschappen een hoge score geven bij de beoordeling van wateren en dat juist meer kenmerkende visgemeenschappen leiden tot een NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 134 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 negatieve score (Tauw, 2010). Hier kan aan worden toegevoegd dat er geen eenduidige afspraak is ten aanzien van klassegrenzen (moet bijvoorbeeld een exacte score van 0,6 gerekend worden tot de beoordeling matig of tot de beoordeling goed). 6.2 DOELVISSOORT-BEOORDELING Voor de meeste HEN/SED wateren zijn doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006). Voor sommige wateren gaat het hierbij om één vissoort, bij andere wateren zijn 5 vissoorten aangeduid. In § 4.3 en § 4.4 is per oppervlaktewater de doelvissoortbeoordeling uitgewerkt. Bij een aantal wateren zijn de geformuleerde doelvissoorten ons inziens weinig realistisch (bijvoorbeeld MAWA0082). Bij andere wateren liggen, mede gezien de KRW-referentietypen, andere doelvissoorten meer voor de hand, bijvoorbeeld de verschillende kreken van waterlichaam NL09_15, indien het KRW-referentietype als haalbaar wordt geacht (R8: zoet getijdenwater). In dat geval is het gewenst de doelvissoorten uit te breiden met rheofiele en diadrome soorten. Ook voor andere wateren worden suggesties gedaan om doelvissoorten te wijzigen of uit te breiden. Bij sommige wateren is gekozen voor uiterst algemene vissoorten. Bij deze HEN/SED wateren kan ons inziens beter gekozen worden voor vissoorten met wat meer ‘ambitie’, vooral ook voor het onderscheid met wateren waar geen specifieke ecologische doelstellingen gelden. Bij een aantal wateren staat kroeskarper op als doelvissoort. Deze Rode Lijst soort is inmiddels uiterst zeldzaam geworden. Voor een aantal (geïsoleerde) wateren is het ondenkbaar dat hier, ook na uitvoering van evt. beheer- en inrichtingsmaatregelen, natuurlijke (her)kolonisatie met deze vissoort kan optreden. Om de kroeskarper voor de toekomst te behouden zijn een aantal locaties als geschikt beoordeeld om hier een uitzetexperiment met kroeskarper te starten (BENL0118 , BENL0198, BOMW0021 en BOMW0051. De aangegeven locaties zijn voor kroeskarper geschikt omdat overige vissoorten over het algemeen in lagere dichtheden voorkomen. De kroeskarper valt onder de Visserijwet en kan relatief eenvoudig worden uitgezet. Wel is het noodzakelijk dat op de locaties aangegeven inrichting- en beheermaatregelen eerst worden uitgevoerd en de uitzetting ook wetenschappelijk begeleid wordt. 6.3 VISBIOMASSA ONDERZOCHTE OPPERVLAKTEWATEREN In tabel 94 is de berekende totale visbiomassa in kg per hectare voor de verschillende wateren aangegeven. De totale visbiomassa kan zeer sterk variëren. Gezien de dimensies van een aantal wateren, had hier zegenvisserij moeten plaats vinden van het open water. Echter door de zeer grote diepte (sommige wielen zijn meer dan 10 m diep) of de aanwezigheid van obstakels (wortelstokken en begroeiing van gele plomp/waterlelie, boomstronken en takken) was zegenvisserij hier beperkt of niet mogelijk. Het gaat hierbij om de volgende wateren: ALMB0020, ALMB0089, BENL001, BENL0082. In de wateren BENL0198, BOMW0051 en GROO0041 was zegenvisserij gezien de dimensies van het water vooraf ook gewenst. Door de plaatselijke omstandigheden biedt de uitgevoerde electrovisserij waarschijnlijk wel een representatief beeld voor het gehele water. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 135 Bij de berekening van de biomassa is de bemonsteringstechniek (electrovisserij voor deelgebied oeverzone; zegenvisserij voor deelgebied open waterzone) altijd betrokken op het aandeel van de deelgebieden in de totale oppervlakte van het oppervlaktewater. Daar waar in grotere (vlakvormige) wateren alleen electrovisserij is uitgevoerd, is de biomassa alleen berekend voor het aandeel oeverzone. In veel (vrij) smalle lijnvormige wateren is vaak een aanzienlijke visdichtheid aanwezig (ALMB0121, ALMB0123, BENL0108, BOMW0014, GROO0041 [slootvormig deel]. In deze wat smallere wateren kan het rendement van de visbemonstering hoger zijn geweest dan waar mee gerekend is. Bij een rendement van 20% telt ieder gevangen exemplaar 5 keer mee; bij een rendement van 80% telt ieder gevangen exemplaar 1,25 keer mee. Bij de biomassaberekening is zoveel mogelijk vast gehouden aan de rendementen zoals die zijn aangegeven in Bijkerk (2010). Daarnaast kunnen kleine watergangen ook daadwerkelijk geschikter zijn voor vissen. In kleine watergangen is het oever-aandeel relatief groot. Op korte afstand kunnen veel deelhabitats aanwezig zijn. In grote plassen is het aandeel open water zeer groot. Dit open water is vaak zeer eenvormig. Enkele wateren worden (werden) intensief gebruikt door de hengelsport. Ook in deze wateren is vaak sprake van een hoge visbiomassa (bijvoorbeeld MAWA0030 en BOMW0030 en MAWA0142). Het Hernens Meer (MAWA0058) valt hierbij uit de toon. In dit grote oppervlaktewater is een aanzienlijke dichtheid brasem en karper aangetroffen. Het water is echter niet in gebruik als hengelsportplas. Enkele wateren vallen op door hun zeer geringe biomassa. Het gaat om de 3 wielen in Munnikenland (BOMW0016, BOMW0021 en BOMW0051). Deze wielen liggen binnen natuurgebied. Hengelsportvisserij op de wateren is hier (al langere tijd?) niet toegestaan. Eén van deze wateren, BOMW0016, zal gebaggerd gaan worden. Wanneer de resterende vis uit dit water verdwijnt is het gewenst geen vissen terug te plaatsen. Het wiel biedt dan een gunstige voortplantingsplaats voor kamsalamander en leefgebied voor grote modderkruiper die in de nabijheid van dit wiel voorkomen. 6.4 BEHEER- EN INRICHTINGSMAATREGELEN Voor alle onderzochte wateren zijn zo nodig beheer- en inrichtingsmaatregelen aangegeven. Hierbij is ook rekening gehouden met evt. KRW-referentietypen die voor wateren zijn vastgelegd en aangegeven doelvissoorten (Arcadis, 2006). In § 4.3 en 4.4 zijn deze maatregelen per oppervlaktewater uitgewerkt. In § 5.8 (tabel 93) is een samenvattend overzicht van maatregelen per oppervlaktewater gepresenteerd. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 136 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 7 GERAADPLEEGDE LITERATUUR Arcadis, 2006. Waardevolle waternatuur in het Rivierenland. Uitvoeringsplan voor waterparels/HEN- en SED-waterraamwerk. In opdracht van Waterschap Rivierenland. Arcadis, ’s-Hertogenbosch. Bijkerk, R. (red.), 2010. Handboek Hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de ecologische beoordeling van Nederlandse zoete en brakke oppervlaktewateren. Rapport 2010 - 28, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Amersfoort. Brouwer, T., M. Dorenbosch, R. van Eekelen & J. Spier, 2010. Vissenatlas Noord-Brabant. Uitgeverij Profiel, Bedum. Crombaghs, B., G. Hoogerwerf & D. Schut, 2011. KRW gebiedspilot Het Meertje. Een evaluatie van KRW maatregelen en doelstellingen in relatie tot het ecologisch potentieel van Het Meertje. Natuurbalans-Limes Divergens BV, Nijmegen & Waterschap Rivierenland, Tiel. Tauw, 2010. KRW-maatlatten voor vis in ondiepe gebufferde M-watertypen. Bouwstenen voor de evaluatie van de referenties en maatlatten. Tauw, Utrecht; projectnummer4710435. Evers, C.H.M. & R.A.E. Knoben (red.), 2007. Omschrijving mep en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapportnummer 2007-32b, Utrecht. Hoogerwerf, G., 2007. Visstandbemonstering en visstandbeoordeling watergangen Waterschap Rivierenland 2006. Natuurbalans – Limes Divergens BV, Nijmegen. Hoogerwerf, G., T. Brouwer & P. van Hoof, 2008. Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen: Uitwerking van maatregel-protocollen ter bescherming van soorten (versie 3, juli 2008). Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen; in opdracht van Waterschap Rivierenland. Kalkman, V.J, 2008. De soorten van het leefgebiedenbeleid. EIS2008-04, EIS-Nederland, Leiden. Nie, H.W. de, 1997. Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen. Media Publishing Doetinchem. Scherpenisse-Gutter, M.C., R. Aukema, N. van Kessel, D. Schut & P.J.M. Verbeek, 2008. Monitoring Flora en fauna van de Alm 2003-2007. In opdracht van Waterschap Rivierenland. Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen. Van der Molen, D.T. & R. Pot (red.), 2007a. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water - aanvullingen. STOWA rapportnummer 2007-32, Utrecht. Van der Molen, D.T. & R. Pot (red.), 2007b. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water - aanvullingen. STOWA rapportnummer 2007-32 aanvulling, Utrecht. Van Kessel, N. & J. Kranenbarg (redactie) 2012. Vissenatlas Gelderland. Ecologie en verspreiding van zoetwatervissen in Gelderland. Uitgeverij Profiel, Bedum. NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 adviesbureau voor natuur & landschap 137 BIJLAGE 1. BESCHRIJVING HABITATKENMERKEN 10 100 100 cm 192 510 200 150 190 220 190 cm 60 80 60 40 170 70 70 110 cm 130 110 170 85 240 180 140 120 270 vertikaal Sechi zicht (indien bodem, cm vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak - matig waarde snel) Watervegetatie 60 95 50 bodem 50 0 0 0 0 0 emerse vegetatie % 80 submerse vegetatie % 10 drijvende vegetatie % algen op bodem % zwevende algen % drijvende algen % bodem bodem 0 0 90 <10 10 <10 30 20 50 90 0 20 40 70 ALMB0123 locatie 2 ALMB0121 5 100 cm ALMB0123 locatie 1 ALMB0089 6-12 10000 m diepte zonder sliblaag - midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang diepte zonder sliblaag - 2 m van oever diepte met sliblaag - 2 m van oever ALMB0055 traject2 125 80 breedte ALMB0055 traject1 8 80 ALBL0010 7 250 eenheid 120 Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang ALMB0020 NULMETING WATEREN DEELGEBIED ALBL EN ALMB 10 40 80 60 70 100 algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib % klei % zand % klei & zand, mix % gravel (grind, schelpen, fijn puin) % grof puin/grote stenen % harde kunstmatige bodem (beton, etc.) stortsteen bodem (oever of krib) % boomwortels % vegetatie % algen op bodem % bladeren en takken % 70 80 70 80 10 20 10 90 10 10 30 50 50 10 10 % 20 10 60 10 Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 138 % 0 30 0 60 10 <5 20 0 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 % vrij eroderend % begroeid met waterplanten, rietkraag oeverstructuur (% van totale lengte) kaal % beschoeid % (overhangende) grassen & kruiden % struiken & bomen % rietkraag & moeraszone % 60 10 breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): m 215 1 Kaal - geen begroeing % bebouwing en tuin % akker % grassen en kruiden % struiken % bomen % Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin % 5 weilanden intensief % 25 weilanden extensief % 40 akkers, mais & tuinbouw % 30 bos % ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras % ALMB0055 traject2 20 100 50 ALMB0123 locatie 2 glooiend 100 ALMB0123 locatie 1 % ALMB0121 % normprofiel ALMB0089 vertikaal ALMB0055 traject1 ALMB0020 ALBL0010 eenheid Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): 10 100 50 10 100 50 40 50 20 20 80 50 40 % NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 10 10 50 90 50 50 80 50 50 90 30 10 2-4 5-20 1 10 10 50 50 50 30 40 30 50 10 60 80 20 50 20 20 90 100 100 10 10 50 40 40 20 30 40 20 40 50 40 20 100 50 30 adviesbureau voor natuur & landschap 139 BENL0082 BENL0108 sloot 1 BENL0118 sloot 2 BENL0108 sloot3 BENL0108 sloot 4 BENL0108 sloot 5 2 2 4 3 3 1350 220480 350 50 60 50 50 30 cm 1500 900 90 100 60 100 120 diepte zonder sliblaag - 2 m van oever cm 150 120 diepte met sliblaag - 2 m van oever cm 400 200 vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel) cm 115 80 0 bode m 0 bode m 0 bode m 0 30 0 bode m 0 10 20 10 5 10 10 eenheid BENL0001 NULMETING WATEREN DEELGEBIED BENL Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang breedte m diepte zonder sliblaag - midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang cm waard e 0 Watervegetatie emerse vegetatie % submerse vegetatie % 10 10 50 40 drijvende vegetatie % 10 10 70 30 algen op bodem % zwevende algen % drijvende algen % 90 90 10 10 10 90 80 30 10 algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib % klei % 90 zand % 10 klei & zand, mix % gravel (grind, schelpen, fijn puin) % grof puin/grote stenen % harde kunstmatige bodem (beton, etc.) % stortsteen bodem (oever of krib) % boomwortels % vegetatie % algen op bodem % bladeren en takken % 100 100 0 50 90 10 10 Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 140 % <10 10 50 <5 0 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 % begroeid met waterplanten, rietkraag % BENL0108 sloot 5 vrij eroderend BENL0108 sloot 4 % BENL0108 sloot3 glooiend BENL0118 sloot 2 % BENL0108 sloot 1 % normprofiel BENL0082 vertikaal BENL0001 eenheid Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): 40 20 90 100 100 100 90 80 10 60 10 oeverstructuur (% van totale lengte) kaal % beschoeid % (overhangende) grassen & kruiden % struiken & bomen % 80 50 rietkraag & moeraszone % 10 20 breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): m Kaal - geen begroeing % bebouwing en tuin % akker % grassen en kruiden % struiken % bomen % 60 Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin % 20 weilanden intensief % weilanden extensief % akkers, mais & tuinbouw % bos % ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras % NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 10 20 10 90 95 95 95 90 10 <5 5 <5 10 0,2 0,3 0,3 0,5 0,1 10 5 40 90 95 <5 100 100 95 50 50 10 80 90 5 5 95 90 90 5 10 80 50 5 15 50 adviesbureau voor natuur & landschap 141 BENL0118 sloot1 BENL0118 sloot2 BENL0118 sloot3 BENL0198 4,5 2,5 62 cm 70 60 40 400 cm 100 90 90 430 eenheid 3 Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang breedte m diepte zonder sliblaag - midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang diepte zonder sliblaag - 2 m van oever cm diepte met sliblaag - 2 m van oever cm vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') cm stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel) 130 160 bodem bodem bodem 115 waarde 0 0 0 0 emerse vegetatie % 10 <5 submerse vegetatie % drijvende vegetatie % algen op bodem % zwevende algen % 10 drijvende algen % 10 Watervegetatie 95 60 40 40 90 40 30 algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib % 50 50 90 10 klei % 40 50 10 70 zand % klei & zand, mix % gravel (grind, schelpen, fijn puin) % grof puin/grote stenen % harde kunstmatige bodem (beton, etc.) % stortsteen bodem (oever of krib) % boomwortels % vegetatie % algen op bodem % bladeren en takken % 10 20 Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 142 % 0 0 10 20 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 % glooiend % vrij eroderend % begroeid met waterplanten, rietkraag % <5 kaal % 70 beschoeid % (overhangende) grassen & kruiden % struiken & bomen % rietkraag & moeraszone breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) BENL0198 % normprofiel BENL0118 sloot3 vertikaal BENL0118 sloot2 BENL0118 sloot1 eenheid Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): 100 90 70 10 30 95 oeverstructuur (% van totale lengte) 25 95 50 % <5 <5 50 40 m 0,3 0,2 0,2 4-6 100 100 100 60 Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing % bebouwing en tuin % akker % grassen en kruiden % struiken % 30 bomen % 30 40 Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin % weilanden intensief % weilanden extensief % akkers, mais & tuinbouw % bos % ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras % NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 20 100 90 30 20 100 10 30 adviesbureau voor natuur & landschap 143 BOMW0014 electro2 BOMW0016 BOMW0021 BOMW0023 Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang BOMW0014 electro1 eenheid NULMETING WATEREN DEELGEBIED BOMW 11-25 11-25 35 33 120 190 >600 40110 180 260 370 breedte m diepte zonder sliblaag - midden watergang cm 150 diepte met sliblaag - midden watergang cm 280 diepte zonder sliblaag - 2 m van oever cm 130 110 50 160 diepte met sliblaag - 2 m van oever cm 180 195 150 210 75 vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel) cm 120 110 50 180 100 waarde 0 0 0 0 0 emerse vegetatie % 60 70 20 submerse vegetatie % 10 10 drijvende vegetatie % algen op bodem % zwevende algen % drijvende algen % 450 70 Watervegetatie 20 10 10 30 90 60 40 algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? 20 Bodemsubstraat modder / slib % 90 90 70 10 klei % 10 10 20 80 zand % klei & zand, mix % gravel (grind, schelpen, fijn puin) % grof puin/grote stenen % harde kunstmatige bodem (beton, etc.) % stortsteen bodem (oever of krib) % boomwortels % vegetatie % algen op bodem % 5 50 bladeren en takken % 5 10 50 0 40 10 Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 144 % 20 20 10 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 % normprofiel % glooiend % vrij eroderend % begroeid met waterplanten, rietkraag % BOMW0023 100 BOMW0021 70 BOMW0016 BOMW0014 electro2 vertikaal BOMW0014 electro1 eenheid Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): 100 10 100 30 verwijderd 90 oeverstructuur (% van totale lengte) kaal % beschoeid % (overhangende) grassen & kruiden % 60 30 20 struiken & bomen % 30 20 10 20 30 rietkraag & moeraszone % 10 40 70 80 70 breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) m 0,20,6 Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing % bebouwing en tuin % akker % grassen en kruiden % 80 40 struiken % 10 20 bomen % 10 40 40 10 40 50 10 90 10 20 80 Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin % weilanden intensief % weilanden extensief % akkers, mais & tuinbouw % bos % 30 ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras % 20 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 60 40 40 70 60 100 30 adviesbureau voor natuur & landschap 145 BOMW0051 BOMW0162 sloot2 BOMW0162 sloot3 3 3,5 60 60 60 cm 400 100 100 90 diepte zonder sliblaag - 2 m van oever cm 110 60 diepte met sliblaag - 2 m van oever cm 180 100 vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') cm 115 50 bodem 20 stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel) waard e 0 0 0 0 0 emerse vegetatie % 20 submerse vegetatie % drijvende vegetatie % 10 algen op bodem % 10 zwevende algen % drijvende algen % breedte m diepte zonder sliblaag - midden watergang cm diepte met sliblaag - midden watergang BOMW0162 sloot1 BOMW0030 4 370 eenheid 85 250 Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang 60 90 Watervegetatie 30 60 80 1 <10 1 25 1 <10 10 algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? 1 Bodemsubstraat modder / slib % 10 10 90 90 90 klei % 90 90 10 10 10 zand % klei & zand, mix % gravel (grind, schelpen, fijn puin) % grof puin/grote stenen % harde kunstmatige bodem (beton, etc.) % stortsteen bodem (oever of krib) % boomwortels % vegetatie % algen op bodem % bladeren en takken % 60 Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 146 % 20 80 70 0 40 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 BOMW0030 BOMW0051 BOMW0162 sloot1 BOMW0162 sloot2 BOMW0162 sloot3 90 100 100 80 % 10 10 % 30 eenheid 60 Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): vertikaal % normprofiel % glooiend % vrij eroderend begroeid met waterplanten, rietkraag 20 oeverstructuur (% van totale lengte) kaal % beschoeid % (overhangende) grassen & kruiden % 30 10 struiken & bomen % 40 30 rietkraag & moeraszone % 30 10 breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) m 0,51,5 50 30 100 60 30 70 10 0,1 Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing % bebouwing en tuin % akker % grassen en kruiden % 70 struiken % 20 bomen % 10 20 40 50 30 50 70 30 50 70 100 30 70 30 Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin % weilanden intensief % weilanden extensief % akkers, mais & tuinbouw % bos % ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras % NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 100 70 60 30 adviesbureau voor natuur & landschap 147 cm 30 120 30 cm 50 140 35 emerse vegetatie % submerse vegetatie % drijvende vegetatie % 20 algen op bodem % 25 zwevende algen % drijvende algen % MAWA0142 oost diepte zonder sliblaag midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang diepte zonder sliblaag - 2 m van oever diepte met sliblaag - 2 m van oever vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak matig - snel) Watervegetatie MAWA0142 west 2 120 60 100130 230 200 90 240 240 50 6 6,5 130 170 70 160 300 110 MAWA0098 50 MAWA0082 traject1 Dassenbaan MAWA0082 Flerdeweg GROO0041 lijnvormig 1 MAWA0058 GROO0041 plas m MAWA0030 GR000019 breedte Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang MAWA0026 eenheid NULMETING DEELGEBIED GROO & MAWAA cm 100 50 100 70 140 cm 105 50 120 100 150 cm bodem 45 80 42 40 70 70 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 15 20 60 20 0 0 <10 10 60 80 10 0 0 <10 0 0 algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib % klei % zand % klei & zand, mix % 30 100 40 10 10 60 90 30 20 30 20 10 100 10 90 10 60 90 veen 20 10 gravel (grind, schelpen, fijn puin) grof puin/grote stenen % harde kunstmatige bodem (beton, etc.) stortsteen bodem (oever of krib) boomwortels % % <10 vegetatie % 60 algen op bodem % bladeren en takken % % % Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 148 % 0 50 0 <10 10 20 0 <10 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 10 beschoeid % (overhangende) grassen & kruiden struiken & bomen % % 60 rietkraag & moeraszone % 40 30 60 100 80 50 10 20 MAWA0142 oost % 50 MAWA0142 west begroeid met waterplanten, rietkraag oeverstructuur (% van totale lengte) kaal 60 100 MAWA0098 % MAWA0082 traject1 Dassenbaan MAWA0082 Flerdeweg % vrij eroderend 100 100 MAWA0058 glooiend MAWA0030 % MAWA0026 % normprofiel GROO0041 lijnvormig GROO0041 plas GR000019 eenheid Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): vertikaal 30 % 10 50 10 40 0 10 100 100 90 20 70 90 40 10 breedte rietkraag in het water m (indien aanwezig) Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): % Kaal - geen begroeing 40 60 30 0-2 bebouwing en tuin % akker % grassen en kruiden % struiken % bomen % Aangrenzend landgebruik (0100 m waterlijn): bebouwing & tuin % 20 weilanden intensief % 20 weilanden extensief % akkers, mais & tuinbouw % bos % 30 ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras % 50 50 20 50 40 1-8 1-5 <10 20 80 40 80 70 50 40 10 20 20 20 30 10 60 Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 100 50 70 40 20 30 10 70 10 70 10 NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 50 10 100 100 20 40 70 30 30 40 20 70 10 50 30 adviesbureau voor natuur & landschap 149 ALMB0006 ALMB0007 ALMB0041 ALMB0062 ALMB0093 ALMB0095 breedte m 30-50 15 12-22 15-20 13 50-70 13 diepte zonder sliblaag - midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang diepte zonder sliblaag - 2 m van oever diepte met sliblaag - 2 m van oever vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak matig - snel) Watervegetatie cm 95 90 110 90 50 120 65 cm 125 130 135 110 110 145 95 cm 50 50 60 60 30 30 50 cm 53 65 65 65 50 32 65 cm bodem bodem 50 bodem bodem 75 bodem 0 0 zwak 0 0 zwak emerse vegetatie % submerse vegetatie % drijvende vegetatie % algen op bodem % zwevende algen % drijvende algen % Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang waarde 10 10 20 40 10 10 30 70 70 80 50 80 30 20 50 ALMB0120 eenheid NULMETING DEELGEBIED ALMB (§ 4.2) 10 algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib % klei % zand % klei & zand, mix % gravel (grind, schelpen, fijn puin) grof puin/grote stenen % 30 80 80 10 20 % 10 harde kunstmatige bodem % (beton, etc.) stortsteen bodem (oever of krib) % boomwortels % vegetatie % algen op bodem % bladeren en takken % 20 Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 150 % 20 30 0 30 30 <10 10 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 ALMB0006 ALMB0007 ALMB0041 ALMB0062 ALMB0093 ALMB0095 ALMB0120 50 90 50 80 100 60 70 50 10 50 20 % 10 50 90 50 80 % 10 % 80 50 10 50 20 breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing m 0-5 2-3 1 2 2-3 bebouwing en tuin % akker % grassen en kruiden % 90 90 100 50 100 struiken % 10 10 bomen % Aangrenzend landgebruik (0100 m waterlijn): bebouwing & tuin % 10 weilanden intensief % 40 weilanden extensief % akkers, mais & tuinbouw % bos % 30 ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras % 20 eenheid 30 Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): vertikaal % normprofiel % glooiend % vrij eroderend % begroeid met waterplanten, rietkraag oeverstructuur (% van totale lengte) kaal % beschoeid % (overhangende) grassen & kruiden struiken & bomen rietkraag & moeraszone 40 % 60 100 40 1 % NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 20 100 80 30 20 100 50 100 50 50 50 50 100 50 adviesbureau voor natuur & landschap 151 BENL0383 BENL0477 m 30 diepte zonder sliblaag - midden watergang cm >200 diepte met sliblaag - midden watergang cm ? diepte zonder sliblaag - 2 m van oever cm 90 100 50 85 diepte met sliblaag - 2 m van oever cm 140 140 >170 140 vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') cm stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel) waarde Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang BENL0379 breedte eenheid BENL0357 NULMETING DEELGEBIED BENL (§ 4.2) 50 35 7-10 ? 100 ? 170 30 20 30 60 zwak 0 0 0 10 Watervegetatie emerse vegetatie % 10 20 submerse vegetatie % 10 10 drijvende vegetatie % algen op bodem % zwevende algen % drijvende algen % 10 10 20 100 100 100 100 30 20 20 20 algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib % klei % zand % klei & zand, mix % gravel (grind, schelpen, fijn puin) % grof puin/grote stenen % harde kunstmatige bodem (beton, etc.) % stortsteen bodem (oever of krib) % boomwortels % vegetatie % algen op bodem % bladeren en takken % Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag) NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 152 % adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 vertikaal % normprofiel % glooiend % vrij eroderend % begroeid met waterplanten, rietkraag % BENL0477 BENL0383 BENL0379 BENL0357 eenheid Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): 100 100 100 100 oeverstructuur (% van totale lengte) kaal % beschoeid % (overhangende) grassen & kruiden % struiken & bomen % 10 rietkraag & moeraszone % 90 100 100 breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) m 1 >5 10 100 100 70 30 Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing % bebouwing en tuin % akker % grassen en kruiden % 70 struiken % 30 bomen % 80 20 Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin % weilanden intensief % weilanden extensief % akkers, mais & tuinbouw % bos % ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras % NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011 50 50 40 50 60 100 50 adviesbureau voor natuur & landschap 153 BIJLAGE 2. KRW-BEOORDELING FYSISCH-CHEMISCHE PARAMETERS Overzicht fysisch-chemische Rivierenland, 2011). beoordeling van oppervlaktewateren (bron: Waterschap MTR locatie KRW-type N P Cl ZGET O2 ALBL0010 M20 N matig slecht ALMB0020 M11 N ontoereikend matig ALMB0055 M3 K GEP GEP ALMB0089 M16 N ontoereikend GET ALMB0121 M1a K matig GEP MEP ALMB0123 M3 K GEP matig MEP BENL0001 M11 N ZGET GET BENL0118 M1a K matig matig BENL0198 M16 N GET GET ZGET BOMW0016 M11 N matig GET ZGET BOMW0021 M11 N matig matig ZGET BOMW0023 M11 N GET slecht BOMW0030 M3 K GEP GEP BOMW0051 M11 N matig GET BOMW0162 M1a K matig matig MEP GROO0019 M1a K matig GEP MEP GROO0041 M11 N ZGET MAWA0030 M11 N GET MAWA0058 M3 K GEP GEP MAWA0082 M3 K GEP GEP MEP pH Temp zicht CHLFa Na ZGET NH4 ZGET ZGET ZGET goed goed goed matig ZGET ZGET goed goed matig MEP MEP MEP goed goed goed ZGET ZGET ZGET goed goed matig MEP MEP MEP goed goed goed MEP MEP MEP goed goed goed ZGET ZGET ZGET goed goed goed GEP MEP MEP goed goed goed ZGET ZFET goed goed goed ZGET ZGET goed goed matig ZGET ZGET goed goed matig ZGET ZGET ZGET MEP MEP MEP ZGET ZGET ZGET goed goed goed GEP MEP MEP goed goed goed GEP MEP MEP goed goed goed GET ZGET ZGET GET goed goed goed GET ZGET ZGET GET goed goed goed MEP matig MEP MEP GEP goed goed goed MEP MEP MEP MEP matig goed goed matig MEP MEP GEP goed goed goed goed goed goed KRW-type: aanduiding referentietype KRW met vermelding of het hierbij gaat om een natuurlijk water (N) of een sterk veranderd of kunstmatig (K) water; KRW: N, P,Cl, O2, pH, temperatuur en zicht getoetst aan KRW-normen; MTR: Chlorofyl-A, Na, NH4 getoetst aan MTR-normen (maximaal toelaatbaar risiconiveau). NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV 154 adviesbureau voor natuur & landschap Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011