Hoofdstuk 8 Traditional Agricultural Geography Zowel in de kern als in de periferie gebieden is het bedrijven van de landbouw achteruitgegaan. De landbouw is geïntensifieerd door het gebruik van chemische, mechanische en biotechnische middelen, waardoor het wordt geïntegreerd in het globale economische systeem. Er zijn twee soorten landbouw; Agrarian (culturele agrarische bevolkingsgroep die in een pachtstelsel voorziet in eigen levensbehoefte), en agriculture (wetenschap, kunst en arbeid voor de ontginning van gewassen voor de zelfvoorziening en winst). Hoe is landbouw ontstaan? Voor de landbouw kwam men aan eten door jagen en verzamelen, dit werd vervangen door Subsistence agriculture (landbouw voor zelfvoorziening) deze vorm bestaat nog steeds in enkele delen van de wereld, deze vorm werd weer vervangen door Commercial agriculture (landbouw alleen voor verkoop). Subsistence agriculture wordt beoefent op 3 manieren: shifting cultivation, intensive subsistence agriculture and pastoralism. - Shifting cultivation (Het vruchtbaar houden van de grond door het afwisselen van de gecultiveerde velden) Deze vorm valt samen met Crop rotation. Komt voor in de tropen. Arbeidsextensief, maar kan slechts kleine bevolking voeden. Weinig veranderd door de eeuwen heen. De bodems in de tropen zijn voedingsarm, zodat er op de gronden meestal niet meer als vijf jaar wordt verbouwd, dan ong. 20 jr. rust. Bodemuitputting veroorzaakt door de planten en de hevige regenbuien die de nutriënten uitspoelen. Het maken van een nieuw stuk grond gebeurd door de brandcultuur, dit zorgt voor meer nutrienten in de bodem, en als de bodem gereed is voor gebruik noemt met het Swidden (land dat gemaakt is door brandcultuur en klaar is voor gebruik). De akkers wordt door de mens zelf bewerkt (geen ploeg, paard etc.). Intertillage (het verbouwen van verschillende soorten gewassen) verkleint het risco voor rampen en vergroot de nutriënten balans. De arbeidsverdeling bij shifting cultivation is; mannen: grond vrijmaken, bomen kappen, en branden. vrouwen: zaaien en oogsten. Sommige gebieden vrouwen ook ambachtelijk werk voor touristen. Beperkingen shifting cultivation: alleen voor kleine bevolking, niet praktisch en veel milieu schade. Voordelen: bij braak opkomst veel nutriënten, door intertillage veel verscheidenheid, geen dure input en voedsel het hele jaar door. - Intensive Subsistence Agriculture (effectieve en efficiente landbouw, arbeidsintensief en gebruik van mest, op een klein stukje land met een grote opbrengst. Kan grote bevolkingsgroepen onderhouden, hoge landbouwdichtheid op een klein stukje land. Kenmerkend zijn de d.m.v terrassen gevormde rijstvelden. Elk stukje land wordt elk jaar weer gebruikt en vruchtbaar gehouden door meststoffen. Beperkingen: door bevolkingsstijging stukken land kleiner. Bij veel regenval rijst, anders andere soorten granen. Bij deze vorm van landbouw wordt ook gedaan aan double cropping (meer dan een keer per jaar zaaien en oogsten) - Pastoralism (bestaanswijze waarin dieren worden gefokt om de mens te voorzien in behoeften als voedsel, onderdak en kleren). Komt voor in de koude en droge klimaten als woestijnen, savannes(grasland) en steppes(licht bebost en begrast), in Noord en Zuid Afrika, Midden Oosten en Azië. Twee vormen: Plaatsgebonden of nomadistisch. Het type dier dat men heeft hangt af van hun cultuur en geografische omstandigheden. Een bekende vorm van pastoralism is transhumance (verplaatsin van zomerse hooglanden naar winterse laaglanden. Vrouwen doen soms in het voorjaar aan akkerbouw. Pastoralism probeert mee te doen aan globalisatie, steeds moeilijker door ruimtegebrek. Agricultural Revolution and Industrialization Er bestaan drie landbouwrevoluties - De 1e landbouwrevolutie was van 10.000 voor tot de 20e eeuw. Vervanging van jagen en verzamelen door landbouw. Er ontstonden complexe samenlevingen. (Zie H4 P161/164). Onstond in Europa en ZO Azië. - De 2e lanbouwrevolutie was van 1650 tot nu. Onstond in West Europa en Noord Amerika. Essentiële factoren waren: Verbeteringen in uitvoer als gewassen en vee Vernieuwingen als de os voor de ploeg Nieuwe invoer, zoals mest en drainage systemen Vlak voor de industriële revolutie, landbouw op hoogtepunt, gebruik van rotatiesysteem in samenhang met meststoffen en verbeterd grond. Feodale leenstelsel verdween en landbouw werd privé-systeem. Door industriële revolutie werd landbouw gebruikt voor commerciële doeleinden. Verbeteringen door i.r. werden gelijk doorgevoerd naar de landbouw. B.v. transport, machines. De internationale handel in de landbouw kwam op gang door de i.r. - De 3e landbouwrevolutie, van 1928 tot nu kwam vooral voort uit de nieuwe wereld. Verschil tussen 3e en 2e landbouwrevolutie is slechts een niveauverschil bestaande uit drie fasen: Mechanisatie (vervanging van mens door machine), Kwam na WOII op gang. Chemical Farming (gebruik van kunstmest, gif, pestides om productie te verhogen) Food Manufacturing (geheel van produktieproces voordat het produkt de markt op gaat). Ook kwam langzaam de agricultural industrialization (boerderij is slechts een schakel in het gehele produktieproces) op gang, welke drie belangrijke ontwikkelingen met zich mee bracht: Machines vervangen arbeidskracten / of arbeiders werden beter benut Vernieuwde invoerprodukten als kunstmest, kruisingszaad, chemische middelenen biotechnologie Vervangingsmiddelen voor landbouwgewassen De groene revolutie (export van technologische pakketen als kunstmes, en zaden van de kern naar de periferie om de landbouw globaal te laten stijgen) begint in de jaren 60. Global Restructuring of Agricultural Systems In de laatste eeuw ontstaat Globalized Agriculture (systeem, waarbij de voedselproductie sterk afhankelijk is van de economy en globale organisaties) Er zijn drie processen die een rol spelen bij de globalisatie van de landbouw: De politiek, economy en technologie zijn mondiaal in hun omvang Handel en financiën, met betrekking tot landbouw zijn mondiaal De productiesystemen zijn mondiaal Door de globalisatie worden ook problemen als overschotten, prijzen en erosie, mondiaal, waardoor er wereldorganisaties zijn opgezet zoals de WTO, de EU en die ASEAN. Staat probeert de winstgevende landbouw staande te houden door subsidies te geven, of overschotten over te nemen. Probleem, door subsidies blijft het overschot. Met subsidies zorgt een staat ervoor dat de koop en verkoop van producten hoog blijft, hetgeen goed is voor de nationale economie. Kerngebieden hebben ook invloed in periferie gebieden door daar te proberen de opbrengst te verhogen ( globaal wordt locaal). Overal probeert men de landbouw opbrengsten te verbeteren. Er kwamen drie nieuwe landbouwvormen bij: Agribusiness, food chains en integratie van de landbouw met de fabrieken, diensten, economie en handelssectoren. - Agribusiness (geheel van produktieproces met economische en politieke relaties) laat zien dat TNC belangrijk zijn voor de afhandeling van de complexiteit van produtie en distributie processen op verschillende locaties. - Food chain (vijf gekoppelde sectoren, met vier externe krachten) geeft de complexiteit weer tussen producers en consumenten, en tussen regio’s en plaatsen. Veel traditionele landbouwbedrijven in de periferie zijn vervangen door dure kapitaalintensieve bedrijven. - Landbouwbedrijven zijn veel meer onderdeel van de handels en economiesector geworden en is een groeiende bedrijfstak in de primaire sector. Food regimes (links die bestaan in de voedselproductie, consumptie, kapitale investeringen en aangroeiende mogelijkheden) Naast de beschrijving van de voedsel keten beschrijft de voedsel regimes ook de manier waarop één soort gewas dominant is gedurende een periode. Begin 19e eeuw was de 1e food regime ontstaan door de onafhankelijkheid van de staten en de groeiende kolonialisme. Het voedsel bestond uit tarwe en vlees. Door goedkope invoer van voedsel uit de periferie, werkeloosheid in kerngebieden. Oplossing industrialisatie. Na 1960 veranderde de regime in groente en fruit, die werden aangemoedigd door regering en winkeliers. Social and Technological Change in Global Agricultural Restructuring Door de veranderingen in de landbouw ontstonden ook sociale veranderingen tussen landeigenaars en kleine boeren, tussen kern en periferie, man en vrouw etc. Voorbeeld: De farm crisis ( economische ondergang van duizenden familie bedrijven in de V.S.). Dit komt doordat er in 1970 een agrarische boom was die niet zolang aanhield als men dacht, men de schulden niet meer kon terugbetalen en met overschotten kwam te zitten. Op gebied van technologie kwamen er ook steeds nieuwe ontwikkelingen waaronder biotechnologie, recombinant DNA technologie. Deze processen verlagen de kosten en verkomen uitputting van de wereldvoorraad. Beperkingen: gekloonde planten zijn gevoeliger voor ziektes. Nadelen: door biotechnologie planten overal te verbouwen zodat het alleen recht van de periferie verdwijnt, periferie heeft ook geen geld voor biotechnologie, bedrijven nemen boerderijen over van de staat (privatisering), verlies van banen. The environment and agricultural industrialization Invloed van de natuur op de landbouw: Door industrialisatie weinig invloed. Alleen nog plaatsgebonden. Invloed van de landbouw op de natuur: Veel groter, kunstmest en gif, zorgen voor verontreinigd water en grond. Grootste probleem is landdegradatie en gronduitputting. Oorzaak: verkeerd gebruik van de landbouwgrond, vooral in de periferie, waardoor desertificatie optreed. Oplossing: World Wildlife Fund die zorgt voor natuurparken. Helpt niet in de periferie. Conclusion De traditionele vormen van landbouw bestaan nog steeds, maar worden veelal vervangen door geglobaliseerde vormen van landbouw. De staat speelt zowel mondiaal als locaal een belangrijke rol bij het produktieproces. De globalisering van de landbouw brengt zowel positieve als negatieve effecten met zich mee.