Stromen van levend water

advertisement
Stromen van levend water – T. Austin Sparks
HOOFDSTUK EEN
DE RIVIER DES LEVENS
Ons sleutelvers vinden we in Johannes 7:37 tot en met 39:
“En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende:
Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de
Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide
Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden;
want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.”
We willen vooral letten op de woorden “stromen van levend water”. Daaromheen
willen we enkele andere schriftgedeelten plaatsen. In de eerste plaats Genesis
2:10:
“Er ontsprong in Eden een rivier om de hof te bevochtigen, en daar splitste zij zich
in vier stromen.”
Dan Ezechiël 47:1:
“Toen bracht hij mij terug naar de ingang van het huis; zie, er stroomde water
onder de drempel van het huis uit, oostwaarts, want de voorzijde van het huis was
op het oosten; het water vloeide onder de rechter zijkant van het huis vandaan,
ten zuiden van het altaar.”
Kijk ook even naar de rest van het hoofdstuk om je geheugen wat op te frissen.
Dan gaan we weer naar Johannes, hoofdstuk 4:14:
“Wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen
in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een
fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.”
En tenslotte Openbaring 22:1 en 2:
“En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende
uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden
van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere
maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing
der volkeren.”
“Stromen van levend water.” Het commentaar van Johannes op deze woorden van
Jezus – geschreven lang nadat Jezus dit zei – was: “Dit zeide Hij van de Geest,
welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er
nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.” Het eerste gedeelte van dit
commentaar geeft ons de sleutel tot de betekenis van alle rivieren in de bijbel. Het
is de heilige Geest. Als we al die verwijzingen naar rivieren, bronnen en stromend
water, die we zojuist gelezen hebben, als symbolen zien van de heilige Geest, dan
hebben we bepaalde heel eenvoudig en duidelijk omlijnde gedachten van God.
1
Gods bedoeling voor Zijn volk
Dit is Gods gedachte voor Zijn volk: dat de heilige Geest als “stromen van levend
water” zou zijn. Dat is Gods bedoeling. Iets anders dan dat schiet te kort of is in
tegenspraak met Gods gedachte. De bijbel begint en eindigt ermee. In zekere zin
wordt de hele bijbel hierin samengevat: Gods gedachte en Gods bedoeling is
datgene wat bedoeld is met “stromen van levend water”. Dit alles geeft aan hoe
graag God wil geven, dat is Zijn aard. We zien God als iemand die verlangt te
geven, wiens natuur het is te geven, en wel overvloedig. Dat is het simpele
basisfeit
over
God,
dat
we
in
geloof
mogen
vastgrijpen.
Als we in een warm land zijn en fijn gaan picknicken, dan is het noodzakelijk dat
we water vinden. Maar als we veel ervaring hebben, gaan we er niet zomaar op uit
om water te zoeken. We kijken rond om te zien of er ergens groen is, gebladerte,
en we weten dan dat het water nooit ver weg kan zijn. Dus lopen we naar die
groene plek toe en ja hoor, we treffen een stroompje aan. En zo kun je ook altijd
zeggen of de Heer ergens werkelijk aanwezig is, of is geweest, aan het
“geestelijke” groen en het gebladerte. De Heer laat zo Zijn sporen na, dat is Zijn
aard,
Zijn
karakter.
Dit is dus Gods gedachte en uit de schriftplaatsen die we gelezen hebben, kunnen
we nog meer dingen opmerken over Gods gedachte en bedoeling, heel eenvoudige
dingen. Gods gedachte voor de individuele gelovige is dit: “als iemand dorst heeft
…” “Wie in Mij gelooft … uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien
…” Dat staat in het enkelvoud. De gedachte van God omtrent ons, individueel, is
dat uit ons stromen van levend water zullen vloeien. Die individuele kant zien we
heel duidelijk in het gesprek van de Heer met de vrouw bij de put van Sichar – “zal
in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.”
Maar dit is ook Zijn gedachte voor de gemeente. In de laatste hoofdstukken van
het boek Openbaring zien we de stad, met de rivier “midden op haar straat”. Als
dat een symbolische uitbeelding is van de gemeente, wat wij stellig geloven, dan is
Gods visie voor de gemeente aan het eind, dat er vanuit de gemeente, de stad,
een overstromende volheid is van levend water, van water des levens, en daar
werkt God in alles steeds naartoe. En wat waar is van de gemeente als geheel,
universeel, is natuurlijk ook bedoeld voor iedere plaatselijke uitdrukking daarvan.
Gods bedoeling voor iedere plaatselijke gemeente, waar dan ook, is dat uit hun
midden stromen van levend water zullen vloeien. U hebt de overeenkomst tussen
het boek Genesis en het boek Openbaring opgemerkt. In Genesis lezen we dat de
Here een hof plantte (Gen. 2:8). In Openbaring: “Wie overwint, hem zal Ik geven
te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is (Op. 2:7). De laatste
hoofdstukken van Openbaring laten ons de boom des levens zien bij de rivier van
het water des levens. De hof in Genesis is dus een voorafschaduwing van de
gemeente, en van het paradijs van God: Gods eeuwige gedachte, Zijn eeuwig
voornemen om iets te hebben van waaruit Zijn rivieren stromen.
Uitstroming het geheim van instroming
Laten we heel duidelijk zijn: als wij, individueel of collectief, plaatselijk of
universeel, onze “uitstroming” verliezen, verliezen we daarmee de rechtvaardiging
van ons bestaan! Dit punt van uitstroming moet met de grootste zorg bewaakt
worden! Het gevaar bestaat dat we ons alleen maar vullen, naar ons toe trekken,
niet alleen individueel, maar ook collectief. Wat wordt er ontzettend veel energie
besteed en activiteit en georganiseer en wat al niet met het proberen mensen naar
ons toe te trekken, bij elkaar te krijgen en iets groots te maken! Kijk maar naar
alle attracties die bedacht worden, al de inspanning om binnen te halen, te
brengen naar onze groep of organisatie en die op te bouwen. Dat is de
gebruikelijke manier toch, nietwaar? Het lijkt wel of men geen andere manier kent.
Maar dat is niet Gods manier; dat is nooit Gods orde geweest. Iets dergelijks vind
je absoluut niet in de bijbel. Gods weg is: giet jezelf uit en je zult ontvangen – het
2
komt terug. Als er maar genoeg uit je stroomt, een grote stroom, met kracht,
komt
het
terug,
in
overstromende
golven.
De Here zegt dit op een andere manier: “Geef en u zal gegeven worden” en Hij
vervolgde: “Een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw
schoot werpen” (Luc. 6:38). Weet u, dat is Gods principe – een levensprincipe. Wilt
u ontvangen, wilt u volheid, wilt u ruimer worden? Wilt u alles ontvangen wat
besloten ligt in “stromen van levend water”? Het komt door te geven; het is de
beloning voor uitgieten. Uiteraard heb je iets nodig om uit te gieten, om te geven,
maar dat brengt ons terug bij Gods gedachte. Johannes, deze oude man, neemt na
een lang leven van bediening, werk en dienstbetoon, aan het eind van zijn leven
deze woorden van de Here Jezus en zegt dan: “Dit is wat Hij bedoelde!” Lees het
goed en besef wat het inhoudt. Een oude man van wie je zou kunnen zeggen dat
hij aan het eind van zijn latijn is – hij heeft al die jaren gegeven en zal nu zo
langzamerhand wel uitgeput zijn, maar hij zegt: dit is wat Jezus bedoelde! De
heilige Geest is in de gelovige als een stroom van levend water dat uitgestort
wordt. Geve God dat wij zo ook tot het laatst toe nooit zullen uitdrogen.
Dit is wat de Heer bedoelt en dit is de eigenlijke aard van bediening. Het is het
geheim van het leven. Als we naar onszelf toe trekken, worden we een doel op
onszelf. Maar als we naar buiten gericht zijn en altijd de Here vragen om iets wat
we kunnen geven, worden we zelf verrijkt en verruimd. Het is het geheim van het
leven. Het is het geheim van dienen. Zie hoe vanaf de dag dat de rivier ontsloten
werd in Jeruzalem – de Pinksterdag – iedereen gekenmerkt werd door de
bereidheid om te geven. Petrus en Johannes, die naar de tempel gingen en de
verlamde zagen zitten die om een aalmoes vroeg, zeiden: “Zilver en goud bezit ik
niet, maar wat ik heb, geef ik u” (Hand. 3:6). Het is de gezindheid van geven die
de gemeente in de eerste tijd kenmerkte, omdat de rivier ontsprongen was.
Er is een verhaal over Thomas van Aquino en de paus uit zijn tijd. Thomas ging op
een dag naar de paus die bezig was een groot bedrag aan geld te tellen. De paus
zei: “Zie je, Thomas, de kerk kan niet meer zeggen: Zilver en goud heb ik niet.”
“Nee”, zei Thomas bedroefd, “helaas ook niet: Sta op en wandel.”
Het ware geheim van leven en bediening is het gevolg van de “uitstroming”, niet
de zelfzuchtige voldoening van de “instroming”. Als wij, persoonlijk of gezamenlijk,
proberen naar ons toe te trekken, worden de dingen gekunsteld; met andere
woorden, wij moeten alles doen en alles op alles zetten om het voor elkaar te
krijgen. Maar als wij bereid zijn te geven, onszelf uit te gieten zodat anderen
daardoor gezegend worden, is het niet gekunsteld of gemaakt – het is spontaan.
Kenmerken van levend water
Wat wij tot nu toe gezegd hebben heeft alles te maken met de functie, de functie
van de Geest, de functie van de gemeente, de functie van de individuele gelovige,
namelijk om een vat te zijn voor Gods volheid, waar deze volheid uitstroomt. We
willen nu iets meer zeggen over het wezen van dit leven, deze bediening, over de
kenmerken dus van de Geest als water. Ze zijn heel simpel. De definitie is dat het
levend water is. Dat is dat de uitwerking van het leven van de gelovige en van de
gemeente, plaatselijk en wereldwijd, is dat er overal leven komt. Dat is altijd de
toets. Dat is altijd het definitieve bewijs van de waarheid. Het is niet rationeel –
dat wil zeggen, we kunnen het niet beredeneren en met onze argumenten iemand
overtuigen dat wij gelijk hebben. Dat uiteindelijke bewijs van de waarheid is
vitaliteit, niet alleen wat het op zichzelf is, ook al is het waar, maar de uitwerking
ervan. Dat effect, die uitwerking, moet altijd leven zijn; leven en waarheid gaan
samen. Het bewijs van alles is te vinden in het leven dat het gevolg ervan is, kan
zijn, en als het de gelegenheid geboden wordt, ook zal zijn. De bedoeling van de
Heer is daarom dat onze aanwezigheid, de som van ons leven, zou moeten
betekenen dat anderen leven en dat er voorwaarden voor leven zijn geschapen.
Een volgend blijk van de rivier is vruchtbaarheid. Het is niet nodig om alle
schriftplaatsen op te noemen; u kent ze wel. Vruchtbaarheid is een wezenlijke
3
eigenschap voor levend water. We hebben in de bijbel minstens één voorbeeld van
water dat niet levend was – dat we “dood water” zouden kunnen noemen (2 Kon.
2:19-22). Er ontbrak een element en het gevolg was, zoals u weet, dat de
vruchten van de boom vielen voor ze rijp waren – niet één bereikte zijn einddoel.
Het was dood water! En de mannen van Jericho zeiden: “Het water is slecht.” Maar
de
profeet
veranderde
dat.
Wat geven wij? Dood water, zodat niets doorgaat en rijpt? Dat is niet Gods
gedachte. Levend water betekent vruchtbaarheid; het betekent productiviteit en
voortplanting; het betekent overvloed. “Langs de oever van de beek stonden aan
weerszijden zeer veel bomen” (Ez. 47:7). “Zeer veel bomen”. Dat is Gods gedachte
– dat als u en ik te zijner tijd van dit toneel verdwijnen, we een getuigenis
achterlaten in vele “bomen”, in veel levens, dat God met ons was en het water
door ons heen die levens aangeraakt heeft. Ook dit geldt zowel individueel als
collectief.
Het volgende kenmerk is frisheid. Levend water is fris water, vers water. Het feit
dat er iedere maand vrucht was, spreekt van versheid, nietwaar? Het lijkt bijna
alsof niets oud mocht worden. Ouderdom werd tijdig voorkomen. Voordat er
tekenen van ouderdom zichtbaar waren, werd er iets vers geproduceerd.
Er zijn andere illustraties in de bijbel van ditzelfde vernieuwingsprincipe. We lezen
over “opvaren met vleugelen als arenden”, “lopen zonder moe te worden”,
“wandelen zonder mat te worden”. Die zinsneden worden voorafgegaan door:
“Jongelingen worden moe en mat” (Jes. 40:30,31). Het is dus iets wat niet
natuurlijk is. In de jeugd verwacht je te lopen zonder moe of mat te worden, maar
hier is iets wat totaal anders is, dat daarbovenuit gaat – er is nieuwheid, frisheid,
vernieuwing, de hele tijd door. “Wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht.”
Dit
is
iets
wat
ons
geloof
mag
grijpen.
Dan het volgend punt: onverzettelijke volharding. “Stromen van levend water”. Er
is een enorme onverzettelijkheid in een grote rivier. Ik heb de Eufraat en de Tigris
gezien, waarvan gesproken wordt in Genesis 2:10. Wat een ongelofelijke
hoeveelheid water stroomt daar door, dat alles met zich meesleurt met grote
kracht en geweld. Alles wat in de weg staat wordt onverbiddelijk meegesleurd. Dit
is een beeld van de heilige Geest. Zo is Hij – stromen van levend water die
alsmaar doorgaan, onophoudelijk. Maar vergeet niet dat we moeten beseffen dat
dat eerst in ons moet zijn, en dan uit ons binnenste moet stromen. Prijs God voor
de telkens terugkerende vernieuwingen van de heilige Geest, die maken dat wij
door kunnen geven. Prijs God voor Zijn aanhoudend doorgaan! Waar zouden wij
zijn zonder de heilige Geest? Waar zouden we vandaag zijn als Hij niet zo
volhardend
doorgegaan
was?
Telkens
weer
is
Hij
er.
We willen nog iets opmerken: de aanwezigheid van bomen aan weerszijden die tot
geneesmiddel zijn. Hoeveel heeft het Woord te zeggen over het
genezingbrengende werk van de heilige Geest! Als we de heilige Geest Zijn gang
laten gaan, zal Hij altijd gezonde toestanden brengen. Alle kwaadaardige kwalen
en geestelijke ziekten die de gemeente aantasten, worden weggenomen als de
Geest vrij spel heeft. Ongezonde toestanden betekenen dat de heilige Geest
ergens gehinderd wordt. Deze volheid van goddelijk leven moet ons samen
geestelijk
gezond
maken,
vol
levenskracht
en
vol
groeikracht.
En tenslotte: Psalm 46:5: “Een rivier – haar stromen verheugen de stad Gods”. Er
is blijdschap bij de rivier.
De uitdaging
Dit alles is heel eenvoudig; het is maar een begin, een fundament. Maar het is een
uitdaging, een test, en misschien wel een berisping. Is het dat voor u? Voor mij
wel; het beproeft me, onderzoekt me, het spreekt tot mij en het zegt: “Dit is wat
de Here wil en dit is wat de Here voor ons bereid heeft en dit is wat de Here doet
als we Hem Zijn gang laten gaan. Maar ik wijs u op de woorden van de Here Jezus:
“Indien iemand dorst heeft … wie in Mij gelooft …” Deze woorden testen ons
4
geloof: gelooft u dat dit voor u mogelijk is, voor u? Gelooft u dat het ook in u zo
kan zijn? Of is dit zomaar een algemeen mooi groots idee, dat niet persoonlijk voor
u bedoeld is en kunt u onmogelijk zien hoe dit ooit waar kan zijn in uw leven? De
Here Jezus zegt heel simpel tot u persoonlijk: “Wie in Mij gelooft …” Voelt u zich
droog, uitgedroogd? Geloof kan die situatie veranderen. En het is niet alleen maar
geloof dat de situatie verandert, het is geloof in wat God gezegd heeft. Het is iets
waar geloof de hand op legt, iets wat je door geloof vast moet grijpen. “Wie gelooft
…
uit
zijn
binnenste
zullen
stromen
van
levend
water
vloeien.
Als dit niet waar is voor ons als Gods volk, individueel en collectief, hebben we
geen recht om te zeggen dat we Gods volk zijn. Het schijnt mij toe dat dit het hart
van de test en berisping van de Here is aan het adres van de gemeenten in Asia in
het begin van het boek Openbaring. Sommige daarvan waren erg met zichzelf
ingenomen, andere waren op andere manieren op zichzelf gericht. Het probleem
schijnt geweest te zijn dat de stromen niet uitvloeiden. “Als de stromen niet uit je
binnenste vloeien”, zegt de Here, “dan is het niet gerechtvaardigd dat jullie jezelf
een gemeente noemen, een volk van God.” Maar de troost, de bemoediging is dat
als God het als Zijn wil heeft laten zien en als Hij het tot de rechtvaardiging van
ons bestaan heeft gemaakt en Hij zeker voorzien heeft door Zijn Geest te geven –
en Hij geeft Zijn Geest niet met mate – dan kan het werkelijkheid worden, het is
mogelijk!
Ik geloof dat de Here het herstel hiervan verlangt in Zijn volk op nieuwe wijze.
Maar wij moeten te allen tijde heel zeker zijn van onze grond en we moeten ook
zeker zijn dat de Here het wil en dit bedoelt. Kunnen we echt aantonen dat de
Here dit bedoelt, dat dit de wil van God is? Als ik maar ten volle verzekerd ben dat
iets de wil van God is, dan kan ik verder. En het staat er. De Here heeft laten zien
dat Hij een God is die wil geven, en niet een klein beetje, en dat Hij Zichzelf door
ons heen wil uitgieten – alleen maar Zich uitgieten door ons heen. “Stromen van
levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” – dat is Zijn verlangen. Dat onze
overdenkingen dat mogen uitwerken, zodat alle droge kanalen vol worden, dat al
het dorre land doordrenkt zal worden en de lage stand van het water, de eb van
ons geestelijk leven, plaats maakt voor een springvloed. En op nieuwe wijze,
hoewel we van onszelf weten dat we absoluut niets zijn van onszelf, individueel en
collectief, zal het bekend worden dat de Here zo door ons heen werkt. Het is niet
teveel gezegd als we beweren dat er een grotere mate van leven uit ons kan
vloeien tot aan de einden der aarde, vanwege dat wat de Here in ons doet. Laten
we dat in geloof vasthouden.
HOOFDSTUK TWEE
DE RIVIER EN HET HUIS
We gaan nu naar één van de moeilijkste boeken in de bijbel, dat volgens mij toch
één van de rijkste is. Het is het boek Ezechiël. We willen eerst lezen hoofdstuk
1:1,4,5a,15,16,20,22,26; en daarna hoofdstuk 47. Dit is een rechtstreeks vervolg
op hoofdstuk 46. In vers 1 lezen we: “Hij bracht mij terug naar de ingang van het
huis” en dat brengt ons terug naar wat daar stond over het huis. En nu gaat de
schrijver verder: “… zie, er stroomde water onder de drempel van het huis uit,
oostwaarts, want de voorzijde van het huis was op het oosten; het water vloeide
onder de rechter zijkant van het huis vandaan, ten zuiden van het altaar.” We
moeten dit lezen in verband met de rest van het hoofdstuk en ook met het laatste
hoofdstuk,
hoofdstuk
48.
We
komen
daar
nog
op
terug.
Laten we eerst nog even teruggaan naar ons sleutelvers in Johannes 7:37-39: “En
op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien
iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift
zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van
de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de
Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.”
5
“Stromen van levend water”. Om Ezechiël te begrijpen is het nodig om zeker te
weten dat de profetieën van Ezechiël echt een boodschap voor onze tijd bevatten,
voor ons, nu. Niet alleen dat er hier en daar interessante teksten staan die ons
kunnen helpen, maar dat we hier de belichaming van Gods boodschap voor ons
hebben. Als het dan zo is dat Ezechiël echt waarde heeft voor onze tijd, is dat
alleen op geestelijk vlak. Er is veel geschiedenis en veel profetie. Die profetie ging
al in vervulling terwijl Ezechiël zijn bediening vervulde. Maar het is van het
grootste belang te beseffen dat in ieder geval, hoe je de profetieën ook
interpreteert, hetzij historisch, profetisch of geestelijk, het historische en het
symbolische slechts een tijdelijke uitdrukking zijn van het geestelijke. Dat geldt te
allen tijde. Ik ken de verschillende interpretaties van deze profetieën, en ik zeg dit
niet zomaar. Het geestelijke is altijd aanwezig en dat is het allerbelangrijkste. Het
historische komt en gaat; het profetische heeft wel of niet een letterlijke
vervulling, maar het geestelijke is de eeuwige en geestelijke essentie. Om die
reden vinden we in Ezechiël niet alleen symbolen, maar een ware
vertegenwoordiging van dat geestelijke element in onze tijd. Dit zullen we zien als
we verder gaan en ik denk niet dat het moeilijk is om het duidelijk te maken.
De rivier en de troon
Ezechiël zegt dat hij van Godswege gezichten zag. We vragen ons dan af wat hij
gezien heeft. Hij zag de hemel geopend; door die open hemel zag hij een troon en
boven die troon “een gedaante, die er uitzag als een mens”. Dat was in de hemel.
Dan zag hij ook iets tussen de hemel en de aarde: het middel waardoor de
heerschappij van die troon uitgewerkt werd met betrekking tot de wereld,
gesymboliseerd in vuur, in levende wezens en in de raderen. Vanaf dat punt volgt
er een lange serie boodschappen met illustraties, gelijkenissen en tekenen om de
boodschappen duidelijk over te brengen. Daarna een huis en een rivier en het land
dat als erfenis verdeeld wordt en tenslotte een stad met als laatste woord: “De
Here is aldaar." Zelfs met dit simpele en beknopte overzicht is het niet moeilijk in
te zien dat dit betrekking heeft op meer dan alleen maar geschiedenis en tijdelijke
gebeurtenissen. Het gaat hier duidelijk om zaken van geestelijke betekenis.
In deze studie gaat het ons voornamelijk om de rivier – “stromen van levend
water”. En toch is het onmogelijk om de rivier alleen op zichzelf te bezien, want de
rivier heeft alles te maken met de rest. Het heeft te maken met de troon; het heeft
te maken met het huis, want het water stroomt van daaruit; en het heeft ook te
maken met het land, want dat wordt erdoor bevochtigd. De rivier kan dus alleen
begrepen worden en op zijn juiste waarde en betekenis geschat, als we de
samenhang
zien
met
die
andere
dingen.
We willen nu eerst de rivier zien in samenhang met de troon en het huis. Laat mij
u herinneren aan het commentaar van Johannes op de woorden van Jezus over de
“stromen van levend water” – “dit zeide Hij van de Geest”. En dat is het eigenlijke
onderwerp waarover we spreken, de Geest, hoewel we de symbolen gebruiken.
Dat commentaar van Johannes brengt ons heel dicht bij wat we hier in Ezechiël
aantreffen. Men zegt wel dat de apostel Johannes het “adelaars” aspect van de
cherubs, de levende wezens naar voren brengt. We laten dit nu rusten, maar ik wil
zeggen dat de boodschap van Johannes nauw verwant is aan wat we in Ezechiël
lezen. Hier is het uitgangspunt: “Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot
geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat
Jezus nog niet verheerlijkt was.” U moet eerst de Mens op de troon zien, voordat u
de rivier kunt hebben. Dat commentaar van Johannes, waarbij hij koos voor de
naam “Jezus”, introduceert meteen dit allesomvattende en allesbeheersende
wonder –Gods plan aangaande de mens. Het is een mens op de troon, of “een
gedaante, die er uitzag als een mens” en Johannes zegt: “Jezus was nog niet
verheerlijkt” en kiest daarbij voor de naam die Zijn menszijn weergeeft, Jezus.
De goddelijke gedachte met betrekking tot de mens – eerst met een hoofdletter M
en later met een kleine m – is dat door Hem de goddelijke volheid uitgegoten zou
6
worden op heel Zijn erfdeel. Denk u dat eens in! Dat God bepaald heeft Zich uit te
gieten in al Zijn volheid, op Zijn erfdeel, door de mens! Dat is wonderbaar! Als u
Efeze 1:20 opslaat, leest u: “… die Hij heeft gewrocht in Christus … en Hem te
zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht
en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze,
maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld” –
daar is de Mens op de troon – “en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de
gemeente, die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt” (Ef.
1:20-23). U kent in dit verband de Efezebrief: eerst Christus op de troon, daarna
het huis – de gemeente als Zijn lichaam – één nieuwe mens, de corporatieve mens
waarvan Hij het hoofd is, en dan uit Hem, in Zijn gemeente en door haar heen,
Zijn volheid, stromen van levend water.
De rivier en het huis
Om het beeld van de rivier ten volle te kunnen begrijpen, moeten we eerst
bepaalde dingen zien die Ezechiël zo duidelijk over het huis zegt. Want het huis is
verbonden met de rivier en omgekeerd. Als je een tekening maakt van dit huis
zoals Ezechiël het beschrijft, zie je eerst een groot vierkant terrein, en dan,
daarbinnen, zie je de buitenste voorhof, dan de binnenste voorhof en dan het huis
zelf met al haar vertrekken. Als je nu in dat grote vierkant diagonalen trekt van
hoek tot hoek, wat zie je dan in het centrum van alles, op het snijpunt? Daar ziet u
het altaar, en de rivier die daaruit stroomt. We laten het altaar nu even buiten
beschouwing, want dat is een ander onderwerp, maar zoals u ziet komt de rivier
rechtstreeks uit het middelpunt van alles – de rivier is centraal, strekt zich uit naar
al het andere en is daarom met al het andere verbonden. Dit is de heilige Geest,
die op alle terreinen werkt en met alles samenhangt.
a)
Het
huis
getoond
Eerst is daar de Geest die het huis laat zien, die het openbaart. U weet dat er heel
vaak in deze profetieën naar de Geest verwezen wordt. Hij domineert alle dingen –
alles geschiedt door de Geest: “Toen hief de Geest mij op …”, “de Geest nam mij
op …”, “de Geest voerde mij weg …”; alles was de werking van de Geest. In de
eerste
plaats
openbaart
de
Geest
dus
het
huis.
Voordat de ware betekenis van de volheid van leven gekend en gesmaakt kan
worden, en voordat deze tot een concrete werkelijkheid verwezenlijkt kan worden,
is het noodzakelijk dat het huis van God ten volle gezien wordt. De heilige Geest
heeft in de eerste plaats te maken met het huis van God. Daarvoor is Hij gekomen.
Dat is het doel van de Geest in deze bedeling. Pas op dat u niet afgetrokken wordt
van het doel van deze bedeling! Er zijn allerlei andere interessante en fascinerende
dingen over de toekomst en dergelijke, die niet het huidige doel van de heilige
Geest zijn. De mensen worden helemaal gefascineerd door deze bijzaken. Het
neemt hen volkomen in beslag en leidt hen af van het rechte spoor van het
specifieke werk van de Geest in onze tijd. We mogen nooit vergeten dat het de
gemeente is, het huis van God, die het doel van de Geest is en dat we nooit de
waarde en zegeningen van de volle stroom van de Geest kennen, tenzij we op één
lijn
zijn
met
het
doel
van
de
Geest,
het
huis
van
God.
Dat heeft uiteraard heel veel consequenties, maar het eerste werk van de Geest is
dat Hij de dienstknecht van God het huis laat zien. Het is iets groots, iets van het
uiterste belang, iets wezenlijks om het doel van de Geest in onze bedeling te
kunnen zien. Al het andere moet daarmee op één lijn komen. Zelfs in een werk
voor God, een goed werk, een aanbevelenswaardig werk, als het iets wordt wat op
zichzelf staat, niet in rechtstreeks verband met het centrale doel, en geen
wezenlijk deel van de volle bedoeling van de Geest in onze tijd, dan kan die
volheid van de Geest die de Heer zo verlangt bekend te maken niet gekend
worden, evenmin als die activiteiten van de Geest die bij deze bedeling horen.
7
b)
Het
huis
opgemeten
Het tweede punt is het opmeten van het huis, en dat wordt zeer gedetailleerd
gedaan! Zelfs de kleinste onderdelen worden gemeten en de verschillende
afmetingen worden vastgelegd. De Geest geeft de details aan van het huis van
God, waarbij Hij het grootse ontwerp van het huis van God terugbrengt tot de
details. Nu is het één ding om een algemeen idee of een algemene kennis van de
gemeente te hebben – zoals de apostel Paulus bijvoorbeeld – maar zelfs Paulus
geeft daarvan alle details, zelfs heel kleine. Toch zijn ze niet klein, omdat ze een
onderdeel van het huis vormen. Er is niets waarop “privé” geschreven staat, er is
niets dat er niet toe doet in het leven van hen die samen het huis van God vormen.
Elk detail is belangrijk! Waarom zo lang stilstaan bij die onderdeeltjes en zoveel
moeite doen om ze aandacht te geven, de maat ervan te nemen en die op te
schrijven? Waarom niet alles samengevat door te zeggen dat het geheel zó groot
is? Maar de Geest is uiterst precies, de Geest is zorgvuldig, de Geest slaat niets
over en ziet niets over het hoofd. Als wij al onzorgvuldig zijn en onze verhouding
met Gods kinderen niet zo belangrijk vinden en het voornemen van de Here en
Zijn belangen veronachtzamen, de heilige Geest zeker niet. In de mate waarin wij
het niet zo belangrijk vinden, frustreren we de Geest, we beperken de Geest, en
omdat Hij de Geest des levens is, schaden we ons eigen leven.
Paulus, die de grote meesterbouwer is, bespreekt zoveel details op elk terrein van
het leven – of beter gezegd, de Geest doet dat door Paulus heen. Wij moeten het
Woord van God ernstig nemen; dat is zo belangrijk. Lees uw bijbel en lees hem
aandachtig! Hoe vaak heb ik al gezegd dat je vaak goede christenen ziet die
duidelijk de Schriften op verschillende manieren geweld aandoen. De Schrift zegt
iets bepaalds en in hun leven is iets wat dat absoluut tegenspreekt. Waarom? Niet
omdat ze dat bewust doen. Ze hebben de Schrift niet gelezen! De heilige Geest
heeft het Woord gegeven en Hij waakt met jaloersheid over elk onderdeel ervan.
Als u en ik werkelijk onder de heerschappij van de Geest staan, spreekt Hij ons
aan op details. Geprezen zij God, Hij woont in ons en Hij stelt ons in staat om
aandacht te schenken aan de details.
c)
Het
huis
op
orde
Dan lezen we hoe de Geest het huis op orde brengt. Hij geeft aan waar het ene
detail hoort en wat de plaats van het andere is en wat de specifieke functie ervan
is. Overal geeft Hij plaats en functie en verhoudingen aan. Voor Hem is het één
compleet geheel, één goddelijke orde. Er is niets dat op zichzelf staat, niets wat de
harmonie verbreekt; het is één prachtig, symmetrisch geheel. Het huis van God is
op
orde.
Nu begrijpt u wel wat ik in het begin gezegd heb. Want je kunt er niet omheen dat,
als we de volheid van de rivier willen kennen, we onder de heerschappij van de
heilige Geest moeten komen voor de orde in het huis van God. Dit betekent niet
alleen in samenkomsten! Wij zijn het huis van God, altijd en overal, en niet alleen
als we samenkomen. Van hemels standpunt gezien zijn we nog steeds het huis van
God, zelfs als we niet samenzijn. En we zullen onze plaats moeten innemen onder
deze orde van Gods huis. Dit kunnen we niet sterk genoeg benadrukken, omdat
het iets heel ernstigs is, waarmee zoveel in ons leven samenhangt. Het betekent
het verschil tussen verruiming en beperking, of wij onder de heerschappij staan
van deze zeer ordelijke heilige Geest of niet. Als we onze plaats niet innemen of
die plaats verlaten, brengen we vreselijke schade toe aan het huis van God, en we
dwarsbomen het volledige plan van de heilige Geest in onze specifieke situatie. We
moeten heel zeker weten dat we zijn waar we zijn omdat de heilige Geest zelf ons
daar geplaatst heeft en ons daartoe gezalfd heeft en ons bekend gemaakt heeft
dat dit het is waartoe Hij ons geroepen heeft. We zijn er niet zomaar toevallig
terechtgekomen. We weten: dit is waar de heilige Geest mij geplaatst heeft, in
deze relatie, in deze kring, in dit gezelschap, in deze plaats, en door mij hier te
plaatsen heeft Hij een bedoeling met mijn plaats hier, en ik moet weten wat dat is
en blijven binnen mijn geordende plaats en mijn functie vervullen, wat die ook
8
moge
zijn.
En er zijn talloze functies. Dit huis heeft zoveel aspecten! – alle duidelijk
omschreven en toch hangen ze allemaal samen. De Geest moet ons onze plaats
aanwijzen, niet wijzelf. Laat geen mens, als mens, als onderdeel van een of andere
organisatie of instelling, u uw plaats aanwijzen, ook al gebeurt dit door
godvrezende mensen, het moet van de Geest komen.
d)
het
huis
getoond
In de vierde plaats zien we de Geest die een bevel geeft: “Gij mensenkind, wijs
(Eng.V toon) het huis Israëls dit huis, opdat zij schaamrood worden …” (Ez. 43:10,
S.V.). Dit is een bediening: je moet zelf gezien hebben voordat je kunt laten zien.
En wat is de beste manier om het huis te tonen? Niet erover praten, niet erover
denken, maar het zichtbaar maken. Wat de Heer wil is een presentatie van het
huis. Dit is het principe, om het huis daadwerkelijk zichtbaar te maken, hier en
daar en overal, zodat het volk van God kan zien waar de zegen van God is, waar
de rivier stroomt en waar het leven is, waar geestelijke volheid is. “Wijs het huis
Israëls dit huis.” Er is misschien wel nooit een tijd geweest dat er een grotere
behoefte was dat er een voorbeeld van het huis van God zou zijn, waar je de rivier
ziet
stromen;
waar
het
een
werkelijkheid
is.
Dit alles drukt de heerschappij van de Man en de troon uit – het is de Geest die
werkt met betrekking tot de verheerlijkte Mens op de troon. “De Geest was er nog
niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.” Johannes sprak in de verleden tijd;
dat was toen; maar hij kon er aan toegevoegd hebben: “Maar zo is het nu niet.
Jezus is nu verheerlijkt en de Geest is nu gegeven.” De Mens zit op de troon. Gods
aangewezen en uitverkoren werktuig waar Hij Zichzelf door uitstort, is die
verheerlijkte Mens, en dit alles is het werk van de Geest: om de rechten, Zijn
hoofdschap, het gezag en de ordening van die verheerlijkte Mens en van die
hemelse
troon
te
laten
zien.
Ik weet hoe zorgvuldig men moet zijn om bepaalde dingen te zeggen. Ik ben me
bewust dat er een andere interpretatie gegeven kan worden aan wat ik nu zeg.
Ziet u, de troon nu is de troon van een Mens – DE Mens. Gods gezag rust in een
verheerlijkte Mens. De heerschappij van de hemel is door een verheerlijkte Mens.
Dat was Gods gedachte toen Hij de mens maakte – “Alle dingen hebt Gij onder zijn
voeten onderworpen …” De heilige Geest werkt dat uit. En daarom is dit alles
essentieel voor de rivier. Dit is het punt dat ik de hele tijd wil benadrukken. Dit
alles is essentieel voor de rivier – het huis, de hemelse heerschappij in het huis,
het soevereine gezag van de heilige Geest in alle zaken die het huis betreffen.
Alles waarvan de rivier spreekt, heeft te maken met het huis, met de gemeente,
met het lichaam van Christus. Waar vinden we de soevereine heerschappij van de
Mens in de heerlijkheid uitgewerkt door de heilige Geest? Als het niet in de
gemeente is, is het nergens. Het is wezenlijk voor ons om op het fundament te
staan
van
het
huis
van
God.
De
naam
die
één
maakt
Uiteraard wordt deze gemeente, dit huis van God niet hier letterlijk op aarde
gevonden. Het is een hemels huis, het is een geestelijk huis. Maar het is een
realiteit;.het is niet zomaar een mooie gedachte. Als u en ik gezamenlijk onze
plaats innemen in de heilige Geest, zelfs al is het maar met één andere gelovige,
staan we op wat we zouden kunnen noemen “gemeentegrond”. Als we
samenkomen met een handjevol mensen in de naam van de Here Jezus – niet als
iets wat tot stand gebracht is door de mens, maar in de heilige Geest – staan we
op dezelfde grond. Dit geldt ook voor veel andere zaken. Het belangrijke hiervan is
dat God zulke grond erkent. “Waar twee of drie in Mijn naam vergaderd zijn …” –
niet “Waar twee of drie gezegd hebben: Laten we een samenkomst hebben, laten
we een gemeente oprichten” – maar “zijn vergaderd in (into) mijn naam, daar ben
Ik …” (Mat. 18:20). Dat is gemeentegrond. En dat loopt uit op: “De Here is aldaar”
(Ez. 48:35); en overal waar dat gezegd kan worden, daar is het huis, dat is de
gemeente. Het is een geestelijk iets, niet gearrangeerd of georganiseerd, niet iets
9
wat we besloten hebben te doen, maar, omdat we de Here toebehoren en Zijn
naam dragen die over ons uitgeroepen is en omdat we vergaderd zijn in die naam,
de naam die verenigt, daar is Hij aanwezig. De naam is de eenmakende factor.
Er staat hierover iets in Johannes 10. “Hij roept zijn eigen schapen bij name” (vers
3). Welke naam? Hij roept ze niet bij de naam Jan, Piet en Klaas en wat voor
andere naam ze ook mogen hebben. Dat betekent het niet. Er staat niet: “Hij roept
zijn eigen schapen bij hun namen”, maar “bij name”. Welke naam? De evangeliën
geven veel gelijkenissen en beelden, en nog niet de volle betekenis. Pas later
wordt de volle betekenis door de apostelen aangegeven. “De goede naam welke
over u aangeroepen is” (Jac. 2:7). “Dopen in de naam van de Here Jezus” (Hand.
19:5).
En
wij
worden
bij
Zijn
naam
geroepen.
Ik wil dit illustreren met iets dat ik in het Oosten gezien heb. Op een keer was ik
ergens waar het dor en woest was, en ik zag een paar herders die van
verschillende kanten kwamen met hun kudden, naar een bron toe. En toen ze daar
aankwamen, vermengden de kudden zich totaal terwijl de herders aan de kant
gingen zitten en rustpauze hadden. Ik dacht bij mezelf: al die schapen lopen door
elkaar nu; hoe zullen ze die ooit weer uitzoeken? Nadat ze uitgepraat waren,
gingen de herders uit elkaar in verschillende richtingen. Eén herder liep gewoon
weg en liet zijn kudde, vermengd met de andere achter. Op een in het oog vallend
punt keerde hij zich om en liet slechts één roep horen, één toon – ik
veronderstelde dat het een naam was – die ik onmogelijk kon imiteren. Het was
maar één bepaald geluid, en hij herhaalde het en de echo daarvan drong door tot
waar de schapen waren. Toen zag ik hoe de kudde zich opsplitste en zich
verdeelde, en alle schapen van deze herder gingen naar hem toe en volgden hem.
Hij had maar één woord gebruikt, één naam en die kenden ze! Hij riep hen – niet
bij al hun eigen namen – maar bij één naam en die naam maakte hen tot één,
maakte
hen
tot
een
kudde,
één
geheel
met
die
herder.
Nu, dat is de letterlijke vervulling van wat Jezus zei: “Mijn schapen horen naar
mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij” (Joh. 10:27). Het is de Naam die verenigt
en één maakt – de Naam! Dat is gemeentegrond. We zijn samen verbonden door
de Naam. Als we op die grond staan, wandelen we in de weg van de Geest, de weg
des levens. U kent de rest van dat schriftgedeelte. “Ik geef hun eeuwig leven.” –
het is de weg des levens – “… en niemand zal ze uit mijn hand roven” – het is de
weg van veiligheid (:28). Dat is de betekenis van staan op wat wij noemen
gemeentegrond. Dit is ongelofelijk belangrijk, zowel voor veiligheid als voor
voedsel.
De rivier en de opstanding
Om terug te keren naar Ezechiël, dat is de weg van de rivier. “Stromen van levend
water.” Toen Jezus deze woorden uitsprak was Hij in de tempel en het was op het
loofhuttenfeest. U weet misschien dat het loofhuttenfeest één specifiek kenmerk
had dat geen enkel ander feest had. Het had een achtste dag; geen van de andere
feesten had die. De achtste dag was de “de laatste dag, de grote dag van het
feest” (Joh. 7:37) en het onderscheidde dat feest van al de andere. Wat is de
achtste dag? Het is voor christenen de eerste dag, de dag van de opstanding. Acht
is altijd het getal van de opstanding, en de achtste dag wordt de eerste. Dit is de
wet van het octaaf: de achtste is een herhaling van de eerste. De achtste dag is de
eerste dag: het is de dag van de opstanding en het is de dag van het leven, leven
in overvloed. “Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons
naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden
heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke,
onbevlekte en onverwelkelijke erfenis” (1 Pet. 1:3,4). Dat is de achtste dag van de
erfenis – de dag van opstanding – het loofhuttenfeest. Het is leven, overvloedig
leven. Het is “stromen van levend water”, in opstandingseenheid met Hem, door
geloof.
10
HOOFDSTUK DRIE
DE RIVIER EN DE TROON
“…
ik
zag
gezichten
van
Godswege”
(Ez.
1:1).
“En in het midden daarvan was wat geleek op vier wezens; en dit was hun
voorkomen: zij hadden de gedaante van een mens, ieder had vier aangezichten en
ieder van hen vier vleugels. Wat hun benen aangaat, deze waren recht; en hun
voetzolen waren als die van een kalf en fonkelden als gepolijst koper. Onder hun
vleugels
waren
mensenhanden
aan
hun
vier
zijden”
(Ez.
1:5-8).
“En ik zag naar de wezens en zie, op de grond naast de wezens, aan de voorzijde
van alle vier, was een rad. De aanblik en het maaksel van de raderen was als de
schittering van een turkoois; zij hadden alle vier een zelfde vorm; hun aanblik en
maaksel was, alsof er een rad was midden in een rad. Als zij gingen, konden zij
naar alle vier zijden gaan; zij keerden zich niet om als zij gingen. Hun velgen
waren hoog en ontzagwekkend; en bij alle vier waren deze velgen rondom vol
ogen. Als de wezens gingen, gingen de raderen naast hen; en als de wezens zich
van de grond verhieven, verhieven zich ook de raderen. Waarheen de geest wilde
gaan, gingen zij – waarheen de geest wilde gaan” (Ez. 1:15-20)
“Boven het uitspansel boven hun hoofden was wat er uitzag als lazuursteen, dat de
vorm had van een troon; en daarboven, op hetgeen een troon geleek, een
gedaante,
die
er
uitzag
als
een
mens”
(Ez.
1:26).
“Toen bracht hij mij terug naar de ingang van het huis; zie, er stroomde water
onder de drempel van het huis uit, oostwaarts” (Ez. 47:1).
We willen nu iets zien van het verband van deze “rivier van water des levens” met
de troon, en met de cherubs (wezens) en de raderen, die het symbolisch middel
zijn tot de uitoefening van de heerschappij van de troon, en met de Mens op de
troon. We hebben in het Nieuwe Testament de tegenhanger hiervan gezien: Jezus,
opgewekt en gezeten “ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij
en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende
eeuw” (Ef. 1:21 en 22). En vanuit deze verhoogde Heer stroomt op de dag van
Zijn verhoging en verheerlijking, Pinksteren, een rivier via het Huis, de gemeente,
naar alle volkeren. Het is nodig dat we duidelijk zien wat dit ons in onze tijd te
zeggen heeft.
De toestand van de gemeente raakt de hele schepping
Het boek Openbaring, dat in veel opzichten verwant is aan de profetieën van
Ezechiël, werpt enig licht op dit onderwerp. Het boek Openbaring werd speciaal
geschreven met betrekking tot de geestelijke afval van de gemeente – want alles
hangt samen met de gemeente, zelfs de volkeren en het koninkrijk van Satan.
Deze nemen een grote plaats in in dit boek, maar God begint met de gemeente,
vertegenwoordigd in de gemeenten, en eindigt met de gemeente, uitgedrukt in het
hemelse Jeruzalem, en alles wat daartussenin staat hangt samen met de
gemeente. Dit boek werd dus geschreven vanwege de afval en terugval van de
gemeente van haar oorspronkelijke positie, en het bevat één allesomvattend
argument dat alles afhangt van de geestelijke toestand van de gemeente.
Dat werpt licht op het boek Ezechiël, omdat het met hetzelfde doel geschreven
werd. Historisch hangt het samen met de afval en terugval van Israël. Maar dat
raakt ook de volkeren; alle koninkrijken hangen hiermee samen. Wat met dit volk
gebeurt, heeft zijn uitwerking op alle andere volken. Deze schepping is één geheel
en dat wat God in het middelpunt gezet heeft, Zijn eigen volk, is iets wat van
belang is voor de hele schepping. Paulus maakt dat uitdrukkelijk duidelijk als hij
zegt: “Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en
11
in barensnood is …” Waar wacht ze op? “Op het openbaar worden der zonen Gods”
(Rom. 8:22,19). Alles hangt samen met dit ene: Gods interesse in Zijn eigen volk,
Gods doel met Zijn eigen volk. Het volk van God is niet alleen het middelpunt van
Gods belangen, maar het beïnvloedt al het andere. De duivel weet dat, en wij
moeten dit ook weten. Hoe belangrijk is het dus dat het volk van de Here in goede
conditie is, zoals Hij dat bedoeld heeft. We kunnen onmogelijk het belang ervan
overdrijven of teveel benadrukken, dat de gemeente in een goede conditie is.
De rivier van het water des levens, die zoals we gezien hebben uit het commentaar
van Johannes, niets anders is dan de heilige Geest zelf, uitgedrukt in volheid, heeft
in de eerste plaats te maken met het volk van God, de gemeente, het huis van
God, en dan door hen met de volken. De bijbel maakt dat heel duidelijk in Genesis;
de rivier die uit de hof stroomt in Genesis 2:10 is dezelfde als die in Ezechiël 47.
Heel het land wordt beïnvloed door de rivier. En aan het eind, in Openbaring, is dat
ook zo. De rivier stroomt uit, geeft leven aan de boom, en “de bladeren van de
boom zijn tot genezing van de volkeren” (Op. 22:2). U ziet dus dat wat in het
binnenste van het volk van God is, moet uitstromen naar wat in deze wereld is om
het karakter te geven. De bedoeling van de Here is dat Zijn kinderen allereerst
leven en overvloed van Hem zullen ontvangen door de heilige Geest, en wel zo
overvloedig dat er stromen van levend water uit hun binnenste vloeien. Uiteraard
is het heel belangrijk om te ontvangen. “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot
Mij en drinke”. En dan, als hij zelf vol is, “zullen stromen van levend water uit zijn
binnenste vloeien”. Dit is de bedoeling van God.
De Cherubs
De cherubs, de “wezens”, zijn het middel waardoor het gezag van de troon wordt
uitgeoefend. Ze worden niet minder dan acht keer uitvoerig genoemd in de bijbel
en nog veel andere keren wordt naar hen verwezen. In Genesis staan ze buiten de
hof, om de weg naar de boom des levens te bewaken. In Exodus zijn ze in het
heiligdom, in rusttoestand; niet langer buiten, maar binnen. Wat dit betekent zien
we in een volgend hoofdstuk. In het boek Koningen staan ze en wachten: ze
wachten op de koning. In Jesaja 6 vliegen ze met een gloeiende kool. In
Openbaring 4 zingen en aanbidden ze. In Ezechiël, waar ze twee keer voluit
genoemd worden, in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 10, zien ze en gaan recht voor zich
uit – visie en actie – en zo overzien ze de hele situatie en doen er iets aan. We
merken op dat hun energie de energie van de heilige Geest is. De Geest is in hen –
de geest der wezens (1:20); en de geest is in de raderen – de actieve kracht en
energie is die van de Geest, die alles ziet en overal actief is met betrekking tot wat
er gezien wordt.
De raad van God in werking
Ik ga u niet vertellen wat de cherubs zijn. Er bestaan talloze interpretaties. De
meest recente en volledige is dat het symbolen zijn van de gemeente. Maar ik ga
dat zelfs niet zeggen. Wat ze ook zijn, ze zijn in ieder geval de belichaming van de
principes van de troon – de Mens op de troon die Zijn eeuwig voornemen uitwerkt.
Paulus vat dit alles in één zin samen: “Die in alles werkt naar de raad van zijn wil”
(Ef. 1:11). Het is de raad van God in werking. Dat te zien moet ons genoeg zijn.
Maar wat is het een machtig iets! Kijk naar al die kenmerken hier in het eerste
hoofdstuk van Ezechiël – kenmerken van actie, van leven. Het is overvloedig leven,
er zijn stormwinden, er zijn ratelende wielen, vele ogen, rennende voeten, er is
een consequent volhardend rechtuit gaan, er is vlammende bliksem, een gloeiende
kool, er zijn wolken en wervelwinden – onafgebroken activiteit. En wat betekent dit
allemaal? Het betekent tomeloze energie. “Die in alles werkt naar de raad van zijn
wil” – dat woord “werkt” komt van het Griekse werkwoord energeo, waar ons
woord energie vandaan komt – “die alle dingen ‘energetiseert’ naar de raad van
zijn wil”. En Paulus maakt heel duidelijk dat dat nu is, in deze bedeling.
12
Ik geloof dat we bij alle andere dingen die nodig zijn, dit ene in het bijzonder
moeten terugwinnen: we moeten weer terug naar een zekerheid en vertrouwen en
overtuiging dat, hoe de dingen ook lijken te zijn, het nog steeds zo is, ook
vandaag, dat God Zijn raad uitwerkt door alle dingen, boven alle dingen, achter
alle dingen – Hij gaat door. Ononderbroken in Zijn handelen, nooit afwijkend van
Zijn plan, met een ontzaglijke energie, werkt Hij in alle dingen naar de raad van
Zijn eigen wil. Soms, als we om ons heen kijken, vragen we ons af of God wel iets
doet en in onze bidstonden proberen we God zover te krijgen dat Hij iets doet. Wat
we ons moeten realiseren is dat God aan het werk is en wij moeten op één lijn
komen met Zijn handelen. Misschien doet Hij niet wat wij graag willen of wat wij
denken dat Hij zou moeten doen, of Hij doet het niet op de manier waarop Hij het
in onze ogen zou moeten doen. Hij gebruikt niet de middelen waarvan wij denken
dat Hij ze hoort te gebruiken – onze middelen, ons werk. Misschien doet Hij het
helemaal niet, maar Hij werkt naar Zijn doel toe, Zijn voornemen, aanhoudend,
volhardend, zonder af te wijken; en wat voor Gods volk nodig is, is dat het in de
rechte
sporen
komt
van
Zijn
eeuwige
handelwijze.
Want Hij gaat door, ook in onze tijd; we kunnen het min of meer zien in de wereld.
Maar of we het zien of niet, het feit blijft hetzelfde – of onze bijbel is niet correct
en Paulus had het bij het verkeerde eind! En het maakt mij blij als ik zie dat Paulus
pas ten volle Gods eeuwig voornemen zag toen hij niet langer de wereld rondreisde
en al zijn geweldige activiteiten onder de volken beknot werden. Toen schreef hij
deze brief aan de Efeziërs, waarin we lezen over de eeuwige raadslagen van God.
Is dat niet heerlijk? Als we uit ons werk gehaald worden, als we niet meer bezig
kunnen zijn met allerlei dingen, als we misschien fysiek niet in staat zijn iets te
doen, gaat God door. Soms denken we dat als wij stoppen, God ook wel zal
moeten stoppen, en als wij niet gaan, zal God ook wel niet kunnen gaan! O nee,
Hij gaat door – Hij gaat door! Dat we Zijn doen en laten mogen begrijpen en
daarin
binnengaan.
Dit is waar het hier in Ezechiël over gaat. In de eerste plaats zien we het middel:
vier levende wezens, vier aspecten. Vier is altijd het getal van wat universeel is. Je
hebt de vier winden, vier windrichtingen, en de vier jaargetijden. Alles wat
universeel is bestaat uit vier. Aan het eind van de bijbel lezen we dat de stad
vierkant is en dat de poorten open zijn aan de vier zijden – dat is de universele
heerschappij. God handelt, maar niet op menselijke manier. Hij laat Zich niet
vangen in ons klein hoekje. God heeft geweldige universele belangen op het hart
en
wij
hebben
ook
een
veel
ruimere
blik
nodig.
Dan de allesbeheersende factor. Dat is de Geest. “En zij gingen ieder recht voor
zich uit; waarheen de geest wilde gaan, gingen zij” (Ez. 1:12). De Geest bestuurt
alles.
In de derde plaats hebben we het allesomvattende kenmerk: de mens. Daar is de
Mens op de troon, maar ook het menselijke aspect van de cherubs. Let op hoe dit
gezegd wordt: “Zij hadden de gedaante van een mens” en dan volgen de andere
omschrijvingen. De leeuw, het rund, de adelaar, maar het gezicht van de mens is
het bepalende kenmerk van deze wezens, het middel om Gods raad uit te voeren.
Het gaat om de mens, het is door de mens, het is alles met het oog op Gods plan
met de mens. Het is een Mens die op de troon zit. Jazeker, God zelf, maar vergeet
niet dat God een Mens verheerlijkt heeft. Dat was Zijn plan vanaf het allereerste
begin. Nu heeft Hij Hem daar in heerlijkheid en nu is het Zijn voornemen en raad
om de mens gelijkvormig te maken aan het beeld van die Mens. Alles wat zich hier
afspeelt is Gods activiteit om een corporatieve en gezamenlijke mens te krijgen,
die
overeenkomt
met
de
Mens
die
verheerlijkt
is.
Wat een geweldig iets! God die krachtig werkt in ons leven, in geduldige
volharding. Wat een enorme energie schuilt er achter het geduld van God met ons!
We zouden geen dag door kunnen gaan als Zijn geduld niet gepaard ging met Zijn
tomeloze energie. Prijs God, lieve vrienden, God gaat recht toe, recht aan met ons
– laten we ons daarmee troosten. Ik dank God daarvoor! Vele malen ben ik op een
zijspoor terechtgekomen, ben ik van de rechte weg af gegaan. Ik heb mijn
13
jeneverstruiken opgezocht en ben in de schaduw daarvan gaan zitten, en heb
gezegd: “Het is genoeg, o Here, neem mijn leven maar weg, het dient nergens
toe”. Vele malen hebben we zo gehandeld en de moed verloren om wat we zagen
in onszelf, of de moeilijkheden in anderen of om de teleurstellingen onderweg. En
toch, hoe vaak we ook afgedwaald zijn, we zijn steeds terug gekomen, op de een
of andere manier. Niet door onze eigen beslissing of kracht, maar we zijn weer op
de been geholpen en we zijn weer doorgegaan. Het betekent eenvoudig dat God
niet opgeeft, God gaat door! Broeder of zuster, als u vandaag wanhoopt en
ontmoedigd bent, dan bent u dat, niet God. God gaat door. Geloof het. Klem u
hieraan vast: God gaat door, Hij heeft het nog niet opgegeven!
Laten we dit geloven en ons eraan vasthouden. God gaat door en Hij gaat recht op
Zijn doel af, aanhoudend, zonder af te wijken. Grijp dat vast! Het probleem was
dat Israël God had verlaten. Als we de moed verloren hebben, moge de Heer ons
vandaag helpen weer op te staan in geloof en ons opnieuw aan Hem vast te
klemmen. Prijs God, Hij heeft ons van Zijn Geest gegeven! We kunnen de Geest
vastgrijpen en het leven grijpen, zoals Paulus schrijft aan Timotheüs: “Grijp het
eeuwige leven” (1 Tim. 6:12). Dat leven gaat door. Hier is leven, volheid van leven
belichaamd of vertegenwoordigd in deze cherubs, deze wezens – en het gaat door.
Als u liever de beeldspraak van de rivier hebt – duik erin en laat u meenemen!
“Grijp het eeuwige leven”.
HOOFDSTUK VIER
DE RIVIER, DE TROON EN HET ALTAAR
“Toen bracht hij mij terug naar de ingang van het huis; zie, er stroomde water
onder
de
drempel
van
het
huis
uit
…”
(Ez.
47:1).
“Boven het uitspansel … een troon … en daarboven … een gedaante, die er uitzag
als een mens” (Ez. 1:26).
In de eerste plaats zien wij dat de rivier onder de drempel van het huis uit
stroomde, ten zuiden van het altaar. In een eerder hoofdstuk heb ik al gezegd, dat
als je een diagram van het hele tempelgebied zou tekenen zoals het beschreven is
in het boek Ezechiël, dan zie je dat dat gebied één groot vierkant was, en als je
diagonalen zou trekken van hoek tot hoek, zouden ze elkaar precies in het midden
van het vierkant kruisen, en dat is de positie van het altaar. De muur van het hele
tempelterrein was, zoals u weet, zes el breed en zes el hoog. Je komt ervan onder
de indruk dat het gebied om de tempel heen zo immens groot is in vergelijking
met de eigenlijke tempel, en in het bijzonder met het binnenste heiligdom. De
tempel, of het huis, is datgene waar alles om draait, alles wordt daardoor omvat.
Maar het gebied eromheen, dat het heiligt, is een enorm groot gebied, en daardoor
is er een enorme afstand tussen het huis van God en de wereld daarbuiten.
De ruimte tussen de gemeente en de wereld
Dit zegt heel duidelijk dat de wereld niet heel dichtbij hoort te zijn. En het huis van
God hoort niet heel dicht bij de wereld te zijn in verkeerde zin. Sommigen schijnen
te denken dat de aanwezigheid van die afstand, dat grote gebied van scheiding,
verlies aan invloed betekent. Hoe dichter je bij de wereld kunt komen en hoe meer
je de wereld in de gemeente kunt brengen, hoe groter waarschijnlijk je invloed op
de wereld is – een principe dat volkomen in strijd is met het Woord van God. De
Here Jezus zelf is de belichaming en de personificatie van de tempel van God, Gods
heiligdom, Gods huis, en het lijdt geen twijfel dat er, toen Hij temidden van deze
wereld wandelde, een zeer grote afstand was tussen Hem en de wereld, en
niemand kon die overbruggen tenzij hij wederom geboren werd. De mannen en
14
vrouwen van Zijn tijd begrepen Hem zelfs niet eens. Ze konden Hem niet naderen
in hun gedachten, in hun verstand; ze begrepen Hem niet, ze konden Hem niet
naar waarde schatten. Daar was die afstand. Hij wandelde met God zoals in de
hemel, terwijl Hij hier was, en Hij is het beeld van de gemeente van God. Diezelfde
principes
gelden
ook
binnen
de
gemeente.
Nu is dit op dit moment niet mijn onderwerp, maar het is iets om te benadrukken
en in gedachten te houden. Mijn punt is dat daar dat grote gebied om de tempel
was – en volgens Ezechiël 43:12 zal dat hele gebied aan alle kanten allerheiligst
zijn.
Precies in het midden van dat hele gebied, op het kruispunt van de diagonalen,
stond het altaar. Precies in het centrum van alles. Dat is het woord: de absolute
centraliteit van het kruis. Daar heeft God het geplaatst, daar hebben de Schriften
het geplaatst, dat is waar de apostelen het plaatsten. Het is het centrale punt van
al het nieuwtestamentische onderricht, centraal voor alle nieuwtestamentische
prediking. De enige centrale werkelijkheid die de apostelen en de eerste predikers
verkondigden, was een gekruisigde en opgestane Christus – het kruis in zijn twee
aspecten. Dit is een bekend feit, maar het is nodig dat we inzien dat het kruis het
middelpunt is van alle dingen, het goddelijk middelpunt.
De rivier en het altaar – de plaats van as
Dit is waar het om gaat: de rivier stroomt via het kruis. Met andere woorden, de
heilige Geest komt altijd via het kruis. De reden hiervoor is ons maar al te goed
bekend, leerstellig, maar we leren het zo langzaam in onze ervaring, dat het kruis
aan de ene kant een plaats van oordeel is, waar alles wat niet tot de nieuwe
schepping behoort tot as gereduceerd wordt. Het is het einde van alle dingen. We
leren het zo moeilijk omdat we het zo moeilijk naar waarde schatten. Maar we
weten het. We weten dat het de plaats van as is. As heeft geen leven in zich, geen
vrucht, er is geen toekomst voor as. As spreekt van een einde aan alle dingen. En
het kruis, van één kant gezien, is de plaats waar alles onder het oordeel komt en
tot
as
gemaakt
wordt.
In het eerste hoofdstuk van Ezechiël hebben we iets gezien van de enorme
activiteiten van God. U herinnert zich nog dat we de aandacht vestigden op het
samengaan van bliksem en brandend vuur. In het boek Openbaring, dat zoveel
licht over deze profetieën werpt, zien we zeven lampen van vuur (Eng. vert.). Het
is hetzelfde principe. De bliksemschichten of de lampen betekenen bekendmaking,
de bedekking wegnemen, openbaren, ontsluieren en manifesteren. Dat is wat het
kruis doet en het doet dat aldoor. De brandende lamp spreekt van het verteren
van wat er aan het licht komt, wat bekendgemaakt is. Ook dat doet het kruis.
Maar uiteraard is het aan de andere kant de plaats van het nieuwe begin. Daar uit
de as ontbloeit een nieuwe tuin. “En er was ter plaatse waar Hij gekruisigd was,
een
hof”
(Joh.
19:41).
Deze tweevoudige activiteit en uitwerking van het kruis is het belangrijke werk van
de heilige Geest. Hij daalt neer als de Geest des levens via het kruis. De symbolen,
de types en de beelden even terzijde latend, weten we hoe waar dat was in de
realiteit, in deze nieuwe bedeling die op de pinksterdag begon. Het was een nieuwe
tijd, een nieuwe dag, de dag dat Hij ons “door de opstanding van Jezus Christus uit
de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop” (1 Pet. 1:3). Ze
predikten Christus en die gekruisigd op de dag dat de rivier neerdaalde. Wat was
het belangrijkste accent in die prediking? “Die gij gekruisigd hebt, maar die God
heeft opgewekt uit de doden” (Hand. 4:10). “Gij hebt gekruisigd … God heeft
opgewekt” – de geschiedenis van het kruis in twee delen. Daarop daalde de Geest
neer. Telkens wanneer ze dit verkondigden of daarvan getuigden, gebeurde er iets
–
de
Geest
daalde
onmiddellijk
daarop
neer.
En dat doet Hij altijd; zo werkt Hij. Hij komt via het kruis en blijft daarbij. De rivier
kan verder stromen, misschien heel ver; het water ervan kan zich ver uitstrekken,
maar het wordt nooit van de bron afgesneden. Ongeacht hoe ver de rivier gaat,
15
ongeacht hoeveel die tot stand brengt, ongeacht hoeveel grondgebied overstroomd
wordt, ongeacht hoe lang haar geschiedenis is, de rivier neemt nooit een andere
weg dan die van het kruis, niet aan het begin en niet gedurende haar hele loop.
Wat ik bedoel is dat het kruis niet slechts iets is dat plaats vond in de geschiedenis
of in de ervaring op een bepaald punt in het verleden, en dat nu klaar is, voorbij;
je hoeft er niet meer over te praten als je al zolang christen bent. Dit is niet wat
het Woord van God ons leert. We zullen tot het laatste ogenblik van ons leven
ervaren, als we doorgaan met de Here, dat de heilige Geest nog steeds werkt door
middel van het kruis en dat iedere nieuwe ervaring van de Geest in leven en
volheid gebaseerd is op een nieuwe toepassing van het principe van het kruis.
De betekenis van “as”
Aan de ene kant is er as. Weet u iets van as? Misschien hebt u het gevoel dat alles
in uw leven in de as gelegd is. In uw eigen geestelijk leven van dit moment, uw
eigen ervaring of misschien in uw bediening, in het werk van God …, het is zo
droog, zo onvruchtbaar, zo dor. Het lijkt wel of alles dood is. Zo is het soms. Op
het ene moment lijkt de rivier in haar volle kracht te stromen en dan, op de een of
andere manier, lijkt het alsof de waterstroom opgedroogd is. Hoe verklaren we dit?
Of we het leuk vinden of niet, of we het begrijpen of niet, of we de Schriften op dit
punt kennen of niet, het blijft waar dat we in ons christelijk leven en bediening
zulke ervaringen van “as” hebben. Ze komen niet met regelmatige tussenpozen –
ze komen erg onregelmatig, maar ze komen en duren een korte of langere tijd.
Soms is het erg intensief en geconcentreerd in een korte tijd, maar het is zo hevig
dat je het niet veel langer kunt dragen. Soms duurt het maanden, of een jaar of
twee jaar – een tijd dat alles tot as gereduceerd lijkt. Hoort dit zo? Dat is de vraag.
Is dat normaal? Zegt u: “Nee, zeker niet”? Het spijt me voor u, maar ik ga u
zeggen
dat
het
zo
moet
zijn!
Nu moet zo’n bewering altijd genuanceerd worden. Dorheid en as kunnen het
gevolg zijn van een wezenlijke belemmering voor de heilige Geest. Dan is het
verkeerd. Het is niet de bedoeling van de Heer dat het zo is. Als we de heilige
Geest weerstaan hebben of ongehoorzaam zijn geweest, als wij ingegaan zijn
tegen het duidelijke onderwijs van het Woord van God en zijn principes, als we
koppig “nee” hebben gezegd op een punt waar de Heer ons wilde veranderen, dan
zal
er
as
zijn,
maar
niet
naar
Gods
wil.
Als er een tijd van as komt, zullen we moeten uitvinden of het een kwestie is van
onze eigen wil, van rebellie, van verzet, van niet bereid zijn om te aanvaarden wat
de Heer ons heeft laten zien; we moeten uitvinden of wij op de een of andere
manier de Geest weerstaan hebben. En als dat niet zo is, als we, na onze harten
voor het aangezicht van de Here onderzocht te hebben, in nederigheid, in
ootmoedigheid, in verbrokenheid en in volkomen openheid voor de heilige Geest,
voor Gods aangezicht kunnen zeggen: “Nee, dat is het niet” – dan moet er een
andere
verklaring
zijn.
Wat
heeft
dit
te
betekenen?
Zoals we al gezegd hebben is het principe van het kruis een blijvend principe; de
heilige Geest wijkt er nooit van af. Ons hele leven is dit zo, en het lijkt wel of Hij
het telkens weer nodig vindt, om redenen die Hij alleen weet, iets meer van de
oude schepping uit de weg te ruimen en plaats te maken voor een grotere mate
van Hemzelf. Het is een moeilijk en pijnlijk proces, maar zo is het nu eenmaal. We
gaan door tijden van groot geestelijk lijden en verdriet, waar alles afgelopen lijkt
te zijn. De Geest wil meer ruimte. Hij verlangt een dieper en breder kanaal. Hij wil
ons niet in de eerste plaats aan het eind van onszelf brengen, maar een grotere
plaats voor Zichzelf in ons hebben om ons zo tot een grotere volheid van Zijn leven
te brengen, van Zijn macht, zodat Zijn leven door ons heen kan stromen. En het is
waar dat die kanalen die het meeste leven en hulp voor anderen hebben, niet
ondiep zijn. Dit is een waar principe.
Ze zijn diep doorploegd en uitgebaggerd; er is een zeer drastisch werk in hen
16
gedaan.
Gods vrijgevigheid en de menselijke hebzucht
Dat is bedoeld voor onze troost, onze bemoediging. Wij kunnen er heel zeker van
zijn dat, zelfs wanneer ons hart volledig gericht is op de Here en onze eigen wil en
onze eigen kracht niet in de weg staan, er tijden van “as” zullen zijn. Maar de
bedoeling van de Here is ons te geven “hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie
in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest en men zal
hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN” (Jes. 61:3).
Dit doet ons denken aan de bomen langs de rivier in het gezicht van Ezechiël. De
heilige Geest, die de rivier is, geeft ons alles wat God ooit voor ons bedoeld heeft –
en dat is geweldig veel – via het kruis. We hebben in het begin gezegd dat de
rivieren in de bijbel – in Genesis, in Ezechiël, in Johannes en in Openbaring en
overal, rivieren en bronnen, die de Geest des levens typeren, te kennen geven dat
God de grote Gever is. Gods gedachte is geven, geven, geven, niet druppelsgewijs,
maar in stromen – stromen van levend water. Als God zó wil geven, moeten we
beseffen dat al Zijn geven bepaald wordt door het kruis. En alles wat de heilige
Geest
geven
wil,
geeft
Hij
via
het
kruis.
Ons vlees wil hebben. Ik denk dat dit diepgeworteld zit in de menselijke natuur en
ook de zondeval veroorzaakt heeft met al zijn droevige gevolgen, hebzucht. Het
doet er niet toe wie de persoon is: hetzij aan de positieve kant – het agressieve,
vastberaden type – of aan de negatieve kant – de heel erg nederige met zijn
minderwaardigheidscomplex, dat niets anders is dan een andere vorm van
hebzucht. Wat een zelfmedelijden komt er voort uit dit willen hebben!
Zelfmedelijden is een reactie; het is per slot van rekening niets anders dan
proberen naar onszelf toe te halen. Ook bij zo iemand is het een kwestie van
hebzucht. Het is universeel, het is in ons allen aanwezig. Het is het diepste in ons
wezen.
Maar God, die alles bezit, is precies het tegenovergestelde. Zijn hele aard is geven.
Wij willen de Here hebben. Zijn zegen hebben, de heilige Geest hebben, kracht
hebben – goddelijke dingen hebben. Waarvoor? Misschien wijzen we de suggestie
af dat wij ze voor onszelf willen hebben, maar wie kent het menselijk hart? Alleen
God. En daarom brengt Hij ons, voordat Hij ons kan geven wat Hij ons wil geven,
heel vaak eerst door een moeilijke tijd voordat Hij geeft. Hij pakt die persoonlijke
hebzucht aan tot wij daar komen waar wij zeggen: “Here, als U niet wilt dat ik dat
heb, dan wil ik het niet hebben.” Dat is een goede houding. Het is niet zo dat wij
koppig of recalcitrant worden, verre van dat. Het is eenvoudig dit: “Here, alleen als
U het wilt, alleen als U het wilt. Niet voor mij, voor U”. En dan antwoordt de Here.
“Op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn
woord beeft” (Jes. 66:2). De heilige Geest geeft alles wat Hij is komen geven via
het kruis.
De Geest verklaart het kruis
De heilige Geest verklaart als Leraar het kruis aan ons. Geldt dat niet voor de
bediening in het Nieuwe Testament? Bediening in en door de heilige Geest is
grotendeels een verklaring van het kruis. Het feit van het kruis zegt: Christus is
gestorven, Hij werd gekruisigd, Hij legde Zijn leven af. Maar wat betekent dit? We
hebben de brieven van het Nieuwe Testament nodig om te begrijpen wat dit
betekent. En de heilige Geest heeft ervoor gezorgd dat we daarin een volle
verklaring van het kruis hebben. We komen nergens tenzij en totdat we het kruis
verstaan
zoals
de
heilige
Geest
het
uitlegt.
Het was namelijk “door de eeuwige Geest” dat Christus Zichzelf geofferd heeft
(Hebr. 9:14). Door de leiding en kracht van de heilige Geest heeft Christus Zijn
leven afgelegd. De heilige Geest was daartoe nodig. Het was niet zomaar een
kwestie van iemand die zijn leven weggaf en erin toestemde dat het van hem
17
afgenomen werd. Wij weten dat de dood van de Here Jezus veel en veel meer was
dan dat. Het had te maken met de hele omvang van de satanische hiërarchie. Het
raakte elk aspect van de schepping, die zelf bevrijd moest worden van de
gebondenheid aan de vergankelijkheid, en het raakte de hele mensheid. Daarvoor
is de machtige Geest van God nodig om een mens zoiets door de dood te laten
doen. Wij kunnen de grootheid van het kruis van de Here Jezus niet overdrijven.
Maar aangezien het “door de eeuwige Geest” was dat Hij “Zichzelf als offer bracht”,
kan ook alleen de Geest, die Hem naar het kruis geleid heeft, de Geest die Hem
door de dood heen bracht, ons op de juiste wijze laten zien wat Hij bedoelde met
het kruis. De meeste mensen begrijpen de betekenis van de kruisiging en de dood
van Christus niet. Ze proberen die te verklaren en uit te leggen, maar zijn uiterst
verward. Dit komt eenvoudig doordat zij die dit alles beweren niet door de Geest
geleerd zijn. Als we door de Geest onderwezen worden, gaan we het kruis
begrijpen. Geen enkele bediening die door de heilige Geest geleid wordt, zal ooit
aan het kruis voorbijgaan of het kleineren. Het zal juist doen wat de heilige Geest
doet – het kruis in het centrum stellen van alle dingen.
Geestelijke mensen gevormd door het kruis
De heilige Geest maakt geestelijke mensen door het kruis. Het water komt via het
altaar. Het stroomt naar beneden door de voorhof en naar buiten, en aan de
oevers van de rivier staan heel veel bomen. De bomen dragen iedere maand hun
vrucht. Bomen in de bijbel zijn symbolen van mensen. De bijbel spreekt van
mensen als “terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN” (Jes. 61:3).
“Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen” (Ps. 1:3). Deze bomen zijn
symbolen van mensen die leven door de heilige Geest en als gevolg daarvan
vrucht dragen. Het zijn geestelijke mensen in het leven, de groenheid, de
vruchtbaarheid
van
de
Geest.
Dit is precies wat het gevolg was van Pinksteren. Plotseling waren er op die dag
geestelijke mannen, die hun leven ontleenden aan de rivier die stroomde. Het
waren mannen van geestelijke statuur, van geestelijk inzicht. Voordat de Geest
gekomen was, waren dezelfde mensen in het centrum van de gebeurtenissen –
Petrus en Jacobus en Johannes en de anderen – in het duister, compleet in de
mist! Ze konden onmogelijk de waarde zien van het sterven van Jezus. “Dat
verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen!” (Mat. 16:22). Met andere
woorden: als dit gebeurt is alles verloren, onze hoop is vervlogen. En wat een
wanhoop, wat een hopeloosheid in het gesprek van die twee op de weg naar
Emmaüs, omdat ze dachten dat Jezus gestorven was. Niemand van hen kon het
ook maar enigszins begrijpen; alles was dood, een donkere, donkere nacht.
Maar op de Pinksterdag begrepen ze het allemaal! Zij roemden erin en spraken
over niets anders! Ze hadden licht ontvangen over de betekenis van het kruis. Nu
zijn het geestelijke mensen, in ware zin wedergeboren mensen, met geestelijk
inzicht en geestelijke invloed. Ik denk dat er in hun hart dit wonderbare besef was:
“Weet je nog dat we geen sprankje hoop zagen toen Jezus gestorven was? Zo
dachten wij er toen over. Wat een verschrikkelijk iets was het kruis voor ons! Het
betekende voor ons het einde van alles, voor altijd. En kijk nu eens, hier zijn we –
het is nu juist het punt waarin we roemen! Is het niet heerlijk? Het kruis waarvan
we dachten dat het het einde voor ons was, is juist het begin. De heilige Geest
heeft juist dat waar wij zo bang voor waren, gebruikt om ons tot nieuwe mensen te
maken!”
Nieuw leven door het kruis
Overal brengt Hij leven door het kruis – overal. “En alle levende wezens … zullen
18
leven, overal waar de beek komt” (Ez. 47:9). Alles zal leven – dat is het werk van
de Geest. Overal komt er leven door het kruis. Laat de duivel je dat niet ontroven,
maar wees voorzichtig! Als je het kruis verkeerd interpreteert en toepast, betekent
dit een soort einde dat God nooit bedoeld heeft. Als je altijd maar weer naar
binnen kijkt in jezelf in een poging je zelfleven te kruisigen, pas je het kruis op
verkeerde wijze toe. Laat het over aan de heilige Geest! Je gelooft Gods waarheid
over het kruis; je ziet wat God ermee bedoelt; en dan geef je jezelf over aan de
heilige Geest, en zegt: “Dit kan ik niet. U moet het doen. Ik maak blunders als ik
doorga, ik maak fouten, ik glijd uit, het gaat vast en zeker mis. Ik zal telkens weer
naar de Heer terug moeten gaan en zeggen: het spijt me, maar wilt U alstublieft
hiervoor verantwoordelijk zijn – ik kan het niet!” Als u en ik het kruis gebruiken om
te proberen onszelf te kruisigen, worden we verschrikkelijk introvert. Er is een
valse opvatting van het kruis die leidt tot introspectie en wanhoop en dat heeft
God nooit bedoeld. Het kruis is niet bedoeld om ons op onszelf terug te werpen,
maar om ons te bevrijden uit onszelf tot een nieuw leven.
De Geest wil een volledig werk
Nog één ding. De heilige Geest heeft altijd een volledig werk voor ogen. Als
mensen stoppen na een gedeeltelijk werk, gebeurt er iets ernstigs. Als zij werk tot
iets op zichzelf maken, gebeurt er iets ernstigs. Als zij een bepaald onderricht
maken tot iets wat op zichzelf staat, of als ze een deel van de waarheid
behandelen alsof het het geheel was, gebeurt er iets ernstigs. Als we bijvoorbeeld
evangelisatie tot het belangrijkste punt maken, heeft dat ernstige gevolgen! Vroeg
of laat verdwijnt zo’n werk. Deze rivier heeft betrekking op het Huis: het begint te
stromen in het Huis – dat is in Christus en Zijn gemeente, als één Huis van God.
Als u iets van die volledige gedachte wegneemt – want het huis van God is de
volledige gedachte van God, het is Zijn lichaam, vervuld met Hem die alles in allen
volmaakt” (Ef. 1:23) – als u niet alles ziet in het licht van het Huis van God heeft
dat ernstige gevolgen. Er zijn grote bewegingen en ze staan los van het Huis van
God. Je volgt ze een bepaalde tijd en waar blijven ze? Ze zijn verdwenen. Als je de
leer over de heilige Geest – de zogenaamde pinksterleer – tot iets op zich maakt
en niet in het licht ziet van Gods volledige voornemen, krijg je een verschrikkelijke
verwarring, droevige situaties die een schande zijn voor de Heer.
De heilige Geest werkt in relatie met Gods volledige gedachte en doel. Hij beoogt
een volledig werk. Alleen als alles in het licht gezien wordt van Gods volledige
voornemen en doel, kan de heilige Geest in toenemende volheid Zijn werk doen.
Hij stopt als we Hem beperken door “dingen”, of het nu om werken of om leringen
gaat. Hij eist met betrekking tot Zijn volledig voornemen vrij spel, niets mag in de
weg staan. De mate van de Geest die wij kennen is in verhouding met de mate van
het voornemen van God in ons leven. Als we slechts een deel zien van wat God
Zich heeft voorgenomen en we willen niet verder gaan dan dat, hebben wij slechts
een beperkte mate van de Geest. Als we in overeenstemming met Gods volle
voornemen wandelen, hebben we de volle medewerking van de heilige Geest.
De rivier hangt dus in de eerste plaats samen met het kruis om de weg open te
houden, het kanaal te verdiepen en te verwijden, en in de tweede plaats met het
Huis, omdat alles in Gods plan, zowel in deze bedeling als tot in alle eeuwigheden,
te maken heeft met wat wij noemen het Huis van God, de gemeente, het
wonderbaarlijke goddelijke meesterwerk dat God ontworpen heeft “vóór eeuwige
tijden”. In dit geweldige werk moeten wij betrokken zijn als we de heilige Geest
ten volle willen ervaren.
HOOFDSTUK VIJF
DE RIVIER VAN OVERVLOEDIGE GENADE
19
“Hoe kostelijk is uw goedertierenheid, o God; daarom schuilen de mensenkinderen
in de schaduw uwer vleugelen; zij laven zich aan het vette van uw huis, Gij drenkt
hen
met
de
stroom
van
uw
liefelijkheden”
(Psalm
36:8,9).
“Wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen
in eeuwigheid, maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een
fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven”
(Joh. 4:14).
“En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende:
Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de
Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Joh.
7:37,38).
“En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende
uit
de
troon
van
God
en
van
het
Lam”
(Op.
22:1).
“En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie
dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet” (Op. 22:17).
We laten Ezechiël een ogenblik rusten om ons te richten op de simpele betekenis
van deze rivier des levens, en alle wonderbare goddelijke beloften in verband
daarmee. We willen allereerst het feit herhalen dat alles wat er gezegd wordt over
de rivier des levens, Gods rivier, en over de mensenkinderen die volop kunnen
drinken en zo tot kanalen gemaakt worden van het leven in volheid, laat zien hoe
het christenleven moet zijn. We doen deze simpele uitspraak op gezag van Gods
eigen Woord. Zo hoort het te zijn en zo kan het zijn en dat is waar God in heeft
voorzien.
Waardoor
wordt
het
christenleven
zo?
Ook hierin geeft de Schrift een volledig antwoord. God heeft Zijn heilige Geest
gegeven, en door de hele bijbel heen is water het symbool van de heilige Geest als
de Geest des levens, water, niet in druppels, maar in stromen. “Stromen van
levend water”, zei Jezus en Johannes voegt eraan toe als een commentaar: “Dit
zeide Hij van de Geest …” God heeft de heilige Geest speciaal gezonden om het
christenleven zo te maken. Wat is de rivier? Het is de rivier des levens. Jezus zei:
“Ik ben gekomen opdat ze leven hebben en dat in overvloed” (Joh. 10:10); niet
een klein stroompje, maar in overvloed. Dat was Zijn gedachte over het
christenleven. Wat is deze volheid van leven, deze volheid van de Geest? Het
antwoord vinden we in een van de brieven van Paulus: “… opdat gij vervuld wordt
tot alle volheid Gods” (Ef. 3:19). Het is dus de volheid van God en deze tekst zegt
dat het Gods wil is, Zijn bedoeling, dat wij vervuld worden tot al deze volheid.
Nog een vraag. Wat is Gods motief achter het geven van deze rivier? Wat is de
verklaring ervoor? En het antwoord is in één woord: genade. De rivier is niets
anders dan de rivier van Gods genade. Hier verwijst ook Johannes naar,
terugkijkend op een lang leven, de lange periode sinds hij voor het eerst in
aanraking kwam met Jezus, als hij zegt: “Uit zijn volheid hebben wij allen
ontvangen, zelfs genade op genade” (Joh. 1:16). Het is een tuimelende rivier. Het
is iets wonderlijks voor een oude man van negentig, om, nadat hij velen tot deze
genade had zien komen, het samen te vatten in dit getuigenis: “Immers, uit zijn
volheid hebben wij allen ontvangen, zelfs genade op genade” en bij “wij allen”
dacht hij kennelijk aan een groot aantal. Wij hebben allen gedronken tot
verzadiging toe en hebben nog nauwelijks de rivier van genade aangeraakt. Of
denk aan de woorden van Paulus als hij zegt: “… waar evenwel de zonde toenam
(overvloedig was), is de genade meer dan overvloedig geworden” (Rom. 5:20).
Het Griekse woord zegt hier “superovervloedig”. We weten wat een overstroming
betekent, als een rivier tot ver buiten zijn oevers treedt. Ja, de zonde was
overvloedig, maar de genade was meer dan overvloedig.
Efeze, de brief van volheid
Om te kunnen zien wat dit betekent, deze overvloedige genade, deze rivier van
genade, gaan we naar de brief aan de Efeziërs. U weet dat dit een brief is van
volheid, geschreven in superlatieven. De taal struikelt over zichzelf als Paulus iets
20
probeert te zeggen van de geweldige dingen die hij ziet. Het is de taal van
overstromende volheid. We lezen in hoofdstuk 3:20: “oneindig veel meer dan wij
bidden of beseffen” (Eng. vert.: “exceeding abundantly”) – de ene na de andere
golf, overweldigend. En we lezen in 3:18,19: “zult gij dan, samen met alle heiligen,
in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te
kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat”. Het is de brief van
goddelijke
volheid
voor
het
volk
van
God.
En die goddelijke volheid wordt op veel heerlijke manieren naar voren gebracht.
Deze brief geeft ons inzicht in dingen die we nergens anders in de bijbel kunnen
vinden: de overweldigende gedachten van God voor Zijn volk, van vóór eeuwige
tijden, en de uitverkiezing van dat volk voor Hemzelf, waarbij Hem een groot doel
voor ogen staat. God stapt uit de eeuwigheid de tijd binnen om hen te vinden en
hen boven de tijd uit te tillen en hen binnen te brengen in de eeuwigheid, met
grootse plannen en bedoelingen. We hebben hier de wonderbare openbaring van
Gods gedachte over ons voordat wij er waren, over Zijn roeping voor ons in de tijd
en over het grote doel van die roeping dat gerealiseerd moet worden door alle
eeuwen
heen.
Als u ingegaan bent op de roep van Jezus Christus en op de genade van God, zult
u ontdekken als u verdergaat, dat u betrokken bent geraakt in iets geweldigs, iets
dat immens groot is, iets dat boven uw bevattingsvermogen uitgaat. Hier komt
Ezechiël op wonderbare wijze ons te hulp. Weet u nog wel hoe de rivier onder de
drempel van het huis uitstroomde, via het altaar, door dat hele heilige terrein en
verder naar beneden door het land, terwijl hij steeds breder en dieper werd. De
profeet zegt dat de man in het visioen hem naar de rivier bracht en door het water
deed gaan. Aanvankelijk reikte dat tot de enkels. Daarna werd hij verder geleid tot
het tot de knieën reikte en toen opnieuw tot aan de heupen en daarna was het
water zo hoog dat men erin zwemmen kon, en de laatste beschrijving is: ”Een
beek
die
men
niet
kon
doorwaden”
(Ez.
47:1-5).
Dat is heerlijk! Als dit de rivier van goddelijke genade is, is het meer dan u en ik
ooit kunnen omvatten of beheersen, meer dan wij met onze armzalige, beperkte
capaciteit kunnen opnemen. Het is altijd meer, ongeacht wat de nood is. Het gaat
altijd ons bevattingsvermogen te boven. Hebt u dat al ontdekt? Ik ben het aan het
ontdekken. Bent u nog nooit op een punt geweest waar u aan uzelf wanhoopte –
waar u dacht dat de genade van God u waarschijnlijk niet meer kon helpen? Maar
u ontdekt dat deze rivier altijd groter is dan u denkt. U kunt deze rivier van genade
nooit bevatten. Ik zei u al dat het iets immens groots was. Het gaat terug tot voor
eeuwige tijden en door tot in alle eeuwigheden. Het is even grenzeloos als de
eeuwigheid.
Genade de basis van alles
Laten we weer teruggaan naar de Efezebrief, de brief van volheid. Eén van de
meest gebruikte woorden is het woord “genade”. Het is geen lange brief – u kunt
hem in twintig minuten doorlezen – en dan komt u het woord genade niet minder
dan twaalf keer tegen. Laten we eens kijken wat deze brief te zeggen heeft over
genade met betrekking tot volheid. “God echter … heeft ons, hoewel wij dood
waren door de overtredingen, mede levend gemaakt met Christus, (door genade
zijt gij behouden) en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in
de hemelse gewesten in Christus Jezus” (Ef. 2:4-6). “Door genade zijt gij
behouden”. De apostel zet dat tussen haakjes, maar het is iets heerlijks, iets
geweldigs! “Hoewel wij dood waren” – dood voor God, dood voor al Gods plannen,
dood voor de volle betekenis van ons bestaan vanuit Gods standpunt; ja, “dood
door onze overtredingen, heeft Hij ons mede levend gemaakt met Christus”. Maar
de apostel zegt er uitdrukkelijk bij dat het alles door genade was. “Door genade
zijt
gij
behouden.”
Dat
is
de
basis
van
alles.
Hij gaat nu verder en zegt wonderbare dingen. Bijna meteen begint hij over de
eeuwige volheid. Hij neemt ons mee terug en hij neemt ons mee verder en vertelt
21
ons enige verbazingwekkende dingen over dit christelijke leven. Maar de basis van
dit alles staat hier tussen haakjes, alsof hij wilde zeggen: “Laten we heel duidelijk
zijn, zodat ze niet te hard van stapel lopen, maar precies weten wat de basis van
dit alles is – genade”. De basis van alles is genade. Laten we het heel simpel
zeggen, maar met grote nadruk, dat wat je ook doet, hoe lang je ook doorgaat, en
hoopt en strijdt en wacht, je nooit om je basis heen kunt; het blijft altijd genade.
Want genade is genade! God heeft gezegd dat het genade is – het moet genade
zijn. Je kunt het nooit anders maken. Genade opent de deur en wordt de toegang
tot al deze volheid. De rivier van genade brengt ons daar in.
Genade, het doel van alles
“… om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom van zijn genade te tonen
naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus” (2:7).
En om het veilig te stellen: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof”
(:8). Wat een uitspraak! Ik heb vaak gezegd dat deze brief onuitputtelijk is. Elk
klein zinnetje houdt je een leven lang bezig, zonder overdrijving. Luister nog maar
eens: “Om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom van zijn genade te
tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus.” Kunt u dat bevatten?
Het gaat ons verstand te boven, het is adembenemend. Elke poging om het te
begrijpen en uit te leggen schiet onherroepelijk tekort. Door de verlichting en
leiding van de heilige Geest, de eeuwige Geest, die alle dingen wist voordat de
mens geschapen werd en alles weet wat de toekomst zal brengen, werd deze man
Paulus geleid om deze woorden op te schrijven als het doel waar alles op uitloopt.
De basis van alles is genade; het uiteindelijke doel van alles is genade. Genade is
de bron van de rivier en de loop van de rivier, die ons opneemt, ons roept en ons
redt door genade. Hier is het doel van de rivier – ons mee te voeren in de
komende eeuwen en ons te maken tot middel in Zijn hand om de overweldigende
rijkdom van Zijn genade te tonen. Wat geweldig groot is de genade van God!
Genade om Christus te verkondigen
We gaan nu naar het volgende hoofdstuk.
“… gij hebt immers gehoord van de bediening door Gods genade mij met het oog
op u gegeven; … waarvan ik een dienaar geworden ben naar de genadegave Gods,
die mij geschonken is naar de werking van zijn kracht. Mij, verreweg de geringste
van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de
onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen” (3:2,7,8).
Hier lezen we over de uitverkiezende genade voor bediening. Het was een geweldig
iets waar deze man toe geroepen werd. Hij dacht bij zichzelf: wat geweldig groot is
deze roeping die God mij gegeven heeft! Wat een geweldig voorrecht dat ik hiertoe
uitverkoren ben – ik, verreweg de geringste van alle heiligen! Te bedenken dat ik
hiervoor
gekozen
ben!
Dat
is
alleen
genade.
Nu zijn u en ik zeker geen Paulussen. We behoren niet tot dezelfde categorie als
hij. Maar we hebben dezelfde boodschap en dezelfde gezegende opdracht. Niet één
van ons is niet geroepen om de genade van God aan de heidenen te verkondigen.
Het kan zijn aan het volk waarin we geboren zijn, maar misschien ook aan andere.
Maar als volk van God, als deel van de gemeente, het lichaam van Christus, is
onze functie, ons bestaan, bedoeld om de genade van God bekend te maken. Het
is zelfs genade dat we dat mogen doen! Wat een geweldige genade is het dat wij,
ook al is dat op heel kleine schaal, anderen mogen bedienen met de dingen van
Christus.
Dit is de uitverkiezende genade van God, soevereine genade. Waarom kiest Hij
22
mij? Waarom geeft Hij deze eer aan mij – ik ben immers de geringste van alle
heiligen? Kunt u uzelf in deze categorie plaatsen? Ik denk dat er onder ons
sommigen zijn die zich net zo voelen. Paulus heeft niet gezegd: “De geringste van
alle predikers of leraars”, maar “De geringste van alle heiligen”, van alle
christenen. Voelt u zich ook zo? Ja, zonder geveinsde nederigheid, zonder
gespeelde zachtmoedigheid kunnen we onszelf al zo zien; misschien voelen we ons
volkomen waardeloos. Maar de soevereine genade kijkt naar de meest waardeloze
en zegt: “Het is mogelijk, zelfs voor jou, om Mijn genade in die mate te kennen dat
je daar eerlijk met anderen over kunt spreken zonder onecht te zijn, zonder dat
iets in je leven dit tegenspreekt.”
De voorzienende genade
We gaan door naar het volgende hoofdstuk.
“Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate,
waarin Christus haar schenkt” (4:7).
Hier lezen we over een ander werk van de genade. Genade roept ons. Genade leidt
ons binnen in Gods geweldige voornemen, in overeenstemming met Zijn doel voor
de komende eeuwen “om de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar
zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus”. Het volgende aspect is dat
genade ons iets te doen geeft – een boodschap om over te brengen. En dan
hebben we de genade met ons die er volledig in voorziet. “Maar aan een ieder
onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate waarin Christus haar
schenkt.” Genade voorziet op wonderbare wijze in alles waar God ons toe roept en
wat
Hem
voor
ogen
staat.
De apostel kende die genade persoonlijk! Er was een tijd dat hij in moeilijkheden
was, in alles in de druk, om raad verlegen, vervolgd, ter aarde geworpen,
gehandicapt en gedwarsboomd door iets in zijn leven. Het was niet een of andere
zonde, niet iets verkeerds, maar waarschijnlijk een lichamelijke ziekte. Hij
omschreef het als “een doorn in het vlees, een engel des satans om hem met
vuisten te slaan” (2 Cor. 12:7). Het drukte hem de hele tijd naar beneden. Hij zei:
“Hoe kan ik in vredesnaam mijn dienst vervullen, hoe kan ik alles doen waartoe
God mij geroepen heeft, zolang dit voortdurend in de weg staat? Het lijkt zo
tegenstrijdig. Het schijnt niet te verenigen met de roeping. Aan de ene kant hoor ik
een stem die zegt: God heeft je hiertoe geroepen en aan de andere kant merk ik
dat
Hij
mij
deze
moeilijke
handicap
gegeven
heeft.”
Paulus zat echt met dat probleem, die schijnbare paradox. Hij zegt: “Ik riep de
Here hierover aan en zei: ‘Here, neem het weg, dit is een belemmering, een
beperking.’ Geen antwoord. En ik zei opnieuw: ‘Heer, neem het weg!’ Geen
antwoord. En ik kwam voor de derde keer terug – “Driemaal heb ik de Here
hierover gebeden” – ‘Here, neem het weg.’ En de Here zei niet: ‘Nee, dat doe Ik
niet’, maar Hij heeft tegen mij gezegd: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht
openbaart zich eerst ten volle in zwakheid”. ‘Zonder het weg te nemen, zal Ik het
mogelijk voor je maken om alles te doen wat Ik je wil laten doen. Je hebt
misschien beperkingen, misschien moeilijkheden; bepaalde dingen lijken nederlaag
te voorspellen, maar ondanks dat kan de genade je in staat stellen het te doen.”
Deze dingen kunnen noodzakelijk zijn, zoals Paulus inzag, “opdat ik mij niet te zeer
zou verheffen.” Misschien zijn ze nodig om ons voor trots te bewaren, die meer
dan wat ook een bediening schipbreuk zou doen lijden. Trots vernietigt
bruikbaarheid voor God veel eerder dan ziekte of zwakheid of “een engel des
satans die mij met vuisten slaat”. Laten we daarvoor op onze hoede zijn, koste wat
het kost, en steunen op de genade die ervoor zal zorgen dat het werk klaar komt.
23
De invloed van genade
“Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed woord hebt, tot
opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen” (4:29).
De uitwerking van genade in ons leven is dat we ons op de juiste manier gedragen
en op de juiste manier spreken, dat we goed en hoffelijk zijn, dingen zeggen die
genade brengen aan anderen, zodat zij, vanwege het werk van genade in ons, ook
gekenmerkt worden door de genade van God. Dit is de invloed van de genade in
ons leven. De genade van God die in uw en mijn leven werkt, betekent een invloed
op anderen, zodat zij ook onder de invloed van die genade komen en andere
mensen
worden.
“Geen liederlijk woord kome uit uw mond”. Vanwege het werk van genade in u
gebruikt u niet dezelfde woorden die anderen gebruiken. Maar daar houdt het niet
mee op. Uw aanwezigheid maakt dat andere mensen aanvoelen dat het verkeerd is
om iets dergelijks te zeggen, en zo te praten, en zelfs goddeloze mensen
gebruiken hun liederlijke woorden niet meer in uw aanwezigheid. De genade van
God in uw leven is een weerhouding voor hen. En als ze zich toch laten gaan,
voelen ze zich achteraf rot! “Ik wou dat ik je geheim kende. Hoe is het mogelijk
dat je, als je slecht behandeld wordt, geen lelijke woorden gebruikt. Je beheerst
je!” Dat is een simpel begin van een werk van genade in anderen vanwege het
werk van genade in u – de uitwerking van genade op andere mensen nadat het
eerst in ons gewerkt heeft. “Opdat zij die het horen genade ontvangen”. Dat is de
beste bediening die er is, nietwaar? – veel beter dan preken en praten en andere
mensen zeggen wat ze wel of niet moeten doen. Laat hun de genade van God zien,
zodat ze onder de invloed daarvan komen en veranderd mogen worden. Genade is
effectief. Het is niet iets passiefs. Het is iets dat invloed op anderen heeft.
De zegen van de genade
Tenslotte: “De genade zij met allen, die onze Here Jezus Christus onvergankelijk
liefhebben” (6:24).
“De genade zij met allen …” Dit is een onderdeel van wat wij de “Zegen” noemen.
“Vrede zij de broeders en liefde met geloof, van God de Vader en van de Here
Jezus Christus.” Ja, maar het is een zegen van genade! Een zegen is niet slechts
een formule die aan het eind van een samenkomst wordt uitgesproken. Het is een
zegen die we meedelen aan anderen. En wij horen een zegen te zijn. Wij moeten
de genade van God zijn in deze wereld, de zegen van God voor anderen. Het is zo
gemakkelijk iets uit te spreken dat wij de “zegen” noemen. Maar de man die deze
brief beëindigde met deze woorden, gebruikte niet zomaar vrome taal om zijn brief
op een mooie manier af te sluiten. Hijzelf was een zegen. En u en ik zijn onder de
zegen van de genade van God gekomen in deze mens Paulus. Nu is diezelfde
genade voor ons, zodat wij tot zegen zouden zijn. Niet slechts dat we om een
zegen bidden voor anderen, en ook niet dat we zegeningen uitspreken over
anderen, maar dat we een zegen zijn – de zegen van de genade van God.
De genade van God is iets groots: ze is bij machte te redden, te bewaren, te
gebruiken en ons tot een zegen te maken. Als we op de genade van God ingaan,
komen we in iets dat geweldig is, iets dat nooit en te nimmer door iets anders wat
we hebben gecompenseerd kan worden. En daarom was de apostel bezorgd en bad
dat de gelovigen de genade van God niet zouden missen. Wij bidden dat ook voor
ieder die nog niet het eigendom van de Heer is – dat ze de genade van God niet
zullen missen. Dit gunstbewijs is vrij beschikbaar voor ons en, omdat het genade
is, vraagt het geen basis waarop het kan werken. We hoeven niets te doen, alleen
in geloof het te aanvaarden. Geloven in de betrouwbaarheid van God. Dat is alles.
Je legt alleen maar de genade terug als je op de een of andere wijze redeneert: “Ik
24
ben niet goed genoeg.” Dat sluit de genade buiten, nietwaar? Want genade is juist
wat het is omdat wij niet goed genoeg zijn! We zouden haast kunnen zeggen dat
het een vereiste is dat we niet goed genoeg zijn. Er zou helemaal geen genade zijn
als we goed genoeg waren. Genade vooronderstelt dat we niet goed genoeg zijn en
dat
we
daar
niets
aan
kunnen
veranderen.
Misschien redeneert u: “Maar als ik begin zal ik het niet kunnen afmaken” – en je
sluit genade weer buiten, omdat niemand van ons ooit één dag heeft kunnen leven
zonder de genade van God, zoals we maar al te goed weten. We ontvangen
genade om verder te gaan. “Maar ik zal nooit van nut kunnen zijn voor God – o
nee, hoe zou ik ooit de Here kunnen dienen.” Als je dat zegt zet je de genade
buiten de deur. Vraag de mensen die het meest door God gebruikt zijn, vraag deze
man Paulus, die zo machtig gebruikt werd. Was het omdat hij zo’n goede opleiding
had gehad, zo intelligent was, en zo’n krachtige wil had? Hij zal tegen u zeggen:
“Zeker niet; dat alles zou me niet verder hebben kunnen brengen. Niets anders
dan de genade van God heeft me mijn bediening doen vervullen.” U zegt: “Ik denk
dat die grootse roeping waar u het over hebt, mij te hoog gegrepen is. Voor
sommige mensen lukt het misschien wel, maar ik kan onmogelijk geloven dat het
voor mij van toepassing is.” Wanneer u dat zegt sluit u opnieuw de genade buiten
de deur, want het is de genade die het mogelijk maakt. Het was genade die onze
naam heeft geschreven in het boek des levens van het Lam, en de genade die met
ons
begonnen
is,
zal
het
ook
volmaken.
Het is alles uit genade. Werp uzelf op de genade van God. Ik ben er zeker van dat
sommigen van ons die de Here al lang kennen, ontdekt hebben dat dit het enige is
en we willen het opnieuw doen: ons alleen maar in de rivier werpen en ons door de
stroom mee laten nemen – de rivier van Zijn genade.
HOOFDSTUK ZES
GEEST EN LEVEN
“De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik
tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven” (Joh. 6:63).
Deze twee woorden, geest en leven, spreken in de eerste plaats van de natuur en
in de tweede plaats van de uitwerking daarvan: geestelijk zijn van nature en leven
als het gevolg daarvan.
Geestelijk zijn veroorzaakt scheiding
De context van ons vers laat duidelijk zien dat deze twee inderdaad tot scheiding
leidden. Het was in de eerste plaats een scheiding tussen Christus en de Joden als
zodanig. Maar in de tweede plaats was het een scheiding tussen Christus en een
aantal van Zijn discipelen die slechts aanhangers waren, uiterlijke volgelingen – ze
waren niet “toegevoegd” tot Hem in geestelijk opzicht. “Niemand kan tot Mij
komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke” (:44). Er waren
kennelijk vrij veel mensen die zichzelf bij Hem aansloten, die met Jezus optrokken.
Waar je Hem vond, zag je hen ook altijd – dezelfde bekende gezichten die er altijd
waren en ook belangstelling hadden. En toch waren ze niet op geestelijke wijze
door de Vader tot Hem getrokken. Er was geen innerlijke verandering. Als Hij
begon te spreken over diepere geestelijke dingen, kwamen ze tot de ontdekking
dat ze Hem niet langer konden volgen, want ze waren innerlijk geen discipelen.
“Van toen af keerden velen van zijn discipelen terug en gingen niet langer met
Hem mee” (:66). Ze haakten gewoon af. Zijn woorden vonden, omdat ze geestelijk
waren, geen corresponderende geestelijke grond, en daarom brachten ze
scheiding. Het is belangrijk om dit op te merken, want het geeft over veel dingen
licht.
25
Het was in de eerste plaats een scheiding tussen geestelijk zijn en materialisme.
Als we over materialisme spreken, denken we gewoonlijk aan iets grofs, iets wat te
maken heeft met de wereld van de handel, van financiën enzovoort – dat terrein
van de wereld, maar het heeft een veel bredere toepassing. Materialisme omvat
alles wat gezien, getast en geproefd kan worden door de natuurlijke zintuigen. Het
is het materiële in tegenstelling tot het geestelijke, het zichtbare tegenover het
onzichtbare, het tijdelijke tegenover het eeuwige, het aardse tegenover het
hemelse.
In de tweede plaats is het ook de scheiding tussen geestelijk zijn en het
“ceremonialisme”. Uiteraard is ceremonialisme alleen maar een aspect van
materialisme – het religieuze aspect. Deze zeer ceremoniële schriftgeleerden,
Farizeeën, oversten en priesters in Israël waren heel erg materialistisch, zoals we
weten. Alles was aan de buitenkant. Het was een scheiding tussen alles wat te
maken had met de uiterlijke vormen en procedures van religieuze instellingen, en
geestelijk
zijn.
In de derde plaats was het de scheiding tussen geestelijk zijn en mystiek; een
scheiding die heel reëel is, maar vaak erg moeilijk te traceren en te definiëren. U
weet dat de godsdienst van het Oude Testament grotendeels een godsdienst was
van symbolen. We zouden kunnen zeggen dat het volledig in een allesomvattend
systeem van symboliek gegoten was. We komen daar later nog op terug. Het is zo
gemakkelijk om symboliek te interpreteren als mystiek en dat aan te zien voor
geestelijk. Al deze oudtestamentische symbolen, waar we zo meteen meer over
gaan zeggen, zijn zo mysterieus! Je kunt ook zeggen, zo mystiek! Dat komt op
hetzelfde neer. En dan worden ze fascinerend, speciaal voor een bepaald soort
mensen. En ze worden opgepakt en diepzinnig uitgelegd. Dit gebeurt heel veel. En
het blijft een soort mysterieuze fascinatie die tot niets leidt. Het is allemaal even
fantastisch. Het mysterieuze is fascinerend. U moet er diep over nadenken. Dat is
aantrekkelijk voor bepaalde soorten mensen. Maar wat heb je na al je studie van
types en symbolen? Waar leidt het toe? Hoeveel echte geestelijke groei komt er uit
voort? Hoeveel hiervan blijft alleen maar verstandelijk genot? Mystiek en geestelijk
zijn zijn twee volslagen verschillende dingen – het zijn twee verschillende
werelden. Mystiek is in het christendom ingeslopen en wordt aangezien voor
geestelijk zijn. Maar het heeft er niets mee te maken. Het is erg belangrijk om dit
in
te
zien.
We kunnen alles samenvatten door te zeggen dat het de scheiding is tussen wat
van de Geest is en wat van de ziel is. De oudtestamentische godsdienst van het
volk Israël was volkomen van de ziel, dat wil zeggen, het was iets wat door de
natuurlijke mens gewaardeerd kon worden. Hij kon toekijken en zelfs eraan
deelnemen zonder een ander mens te worden. Hij kon er volkomen door in beslag
genomen worden, zodat het het allerbelangrijkste in het leven was, en toch
maakte het geen enkel verschil in zijn leven. Het is van de ziel. Wat van de Geest
is, is wezenlijk anders. Het behoort niet alleen tot een volkomen andere wereld,
het heeft ook een totaal andere uitwerking. De Here Jezus zei: “De Geest is het die
levend maakt, het vlees doet geen nut.” Natuurlijk bedoelde Hij met het vlees niet
het lichaam, maar “het natuurlijke leven”. Hij zegt tegen deze godsdienstige
mensen die het Oude Testament hadden met zijn vormen en symboliek, zijn
typologie en al het andere: “In de wereld van de geestelijke dingen kom je
nergens met de ziel en het natuurlijke leven.”
Geestelijk zijn – de toets en de waarheid
De toets van al het religieuze is: in hoeverre bereikt het werkelijk zijn doel,
namelijk het maken van geestelijke mannen en vrouwen, geestelijke en levende
mensen? Hierin ligt de toets van alles. Alles wat deze godsdienstige Joodse natie
bezat – en dat was een zeer grote rijkdom – maakte hen niet geestelijk en daarom
niet tot levende mensen in de ware zin van het woord. We lezen in dit hoofdstuk in
Johannes dat de Here Jezus hier de vinger bij legt – dat er een geweldige kloof is
26
tussen dit alles en werkelijk geestelijk zijn. En dan noemt Hij de toets. De waarde
van alle dingen, van onze bijbelkennis, van alle rijkdom die we ontleend hebben
aan bijbelstudie, van alle dingen die we doen in de naam van de Here, van elke
instelling en alle middelen voor christelijk dienstbetoon, wordt getoetst door deze
ene vraag: in hoeverre brengt het geestelijke mannen en vrouwen voort? Dit is
een uiterst noodzakelijke uitdaging voor het hedendaagse christendom. In het
christendom zoals wij het kennen, kunnen we werkelijk geestelijke mensen
onderscheiden en mensen die dat niet zijn, hoewel belijdende christenen. Merk op
dat al het andere, alles wat anders is dan geestelijk, of geestelijke mannen en
vrouwen, levend zoals Jezus dat bedoelt, “niet de waarheid” is, zoals Hij zegt.
Voortdurend maakte Hij dit onderscheid in het Johannes evangelie. Misschien wel
het bekendste voorbeeld hiervan vinden we in Johannes 4 in het gesprek met de
Samaritaanse vrouw. Op een bepaald punt werd het gesprek nogal pijnlijk, te
persoonlijk, en zij verandert van onderwerp. Ze zag dat Hij een “religieuze man”
was en sneed daarom een religieus onderwerp aan: “Onze vaderen hebben op
deze berg aangebeden en gijlieden zegt dat te Jeruzalem de plaats is waar men
moet aanbidden. Jezus antwoordde: "Geloof Mij, vrouw, de ure komt dat gij noch
op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. God is geest en wie
Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. De Vader zoekt zulke
aanbidders”
(4:21-24).
De berg Gerizim, de tempel van de Samaritanen, en Jeruzalem, de tempel van de
Joden, vertegenwoordigden het hele godsdienstige systeem in dat land. Deze
tempel is materieel; het is aards, het is ceremonieel en de Here Jezus veegt
eenvoudig dat alles van de tafel. Hij zegt: “Dat is niet de waarheid; de waarheid is
alleen dat wat geestelijk is. Dat is de enige waarheid.” “In geest en in waarheid.”
Zie maar hoe vaak Hij dat benadrukt. Het is de kern van Johannes 6. Wat is de
waarheid volgens Jezus? Alleen dat wat wezenlijk geestelijk van aard is.
Geestelijk zijn betekent zien
Het eerste dat we over geestelijk zijn willen opmerken is dat je ogen moet hebben
om te kunnen zien. Kijk naar het verband van de woorden uit Johannes 6:
“En zij zeiden: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij
kennen? Hoe zegt Hij nu: Ik ben uit de hemel nedergedaald?” (vers 42).
Dit is veelzeggend. Weet u, deze godsdienstige mensen met al hun religieuze
verantwoordelijkheid, kenden Hem alleen op aardse wijze. Ze hadden geen flauw
idee van Hem op hemelse wijze. Hij zegt herhaaldelijk: “Ik ben van de hemel
neergedaald”, “Ik ben het brood dat uit de hemel nedergedaald is”. “O”, zeggen
ze, “dit gaat ons begrip te boven, dit is klinkklare onzin!” Het was juist op dit punt
dat ten eerste de Joden en daarna Zijn discipelen zich van Hem afkeerden. Ze
konden niet verder zien dan het aardse en tijdelijke. Ze kenden Hem alleen op die
beperkte manier van het vlees en absoluut niet op een hemelse manier. Dit
spreken over iemand die uit de hemel neerdaalde was voor hen volkomen buiten
hun
gezichtsveld.
Het allereerste kenmerk van geestelijk zijn is zien. Dat is duidelijk bij de cherubs
waar we eerder over spraken. We hebben nog lang niet alles daarover gezegd en
komen er nu weer op terug. We weten dat een van de opvallendste kenmerken
van de cherubs hun ogen waren, die alles zagen, alles begrepen. Wat zijn cherubs?
In de eerste plaats zijn het geen engelen en ook geen andere hemelse wezens. Het
zijn eigenlijk helemaal geen bestaande wezens. Er zijn geen geschapen schepselen
in de hemel, noch op de aarde of waar dan ook, die met hen overeenkomen.
De cherubs zijn een symbolische uitdrukking van geestelijke gedachten, goddelijke
gedachten. Wij in onze praktische westerse wereld gebruiken toch nog heel veel
symbolen. Daarzonder zouden we niet erg ver komen in bijvoorbeeld onze
27
wiskunde! Dit gold vooral voor de antieke wereld, waar symboliek normaal was
voor alle dingen. En God heeft ervoor gekozen om Zijn eeuwige waarheden en
geestelijke principes weer te geven in de vorm van oosterse symbolen. Jezus zelf
sprak over hemelse en geestelijke waarheden in gelijkenissen. Johannes gebruikte
in het boek Openbaring veel symbolen. Paulus en Petrus geven geestelijke
principes en waarheden weer in metaforen. Paulus gebruikt veel en interessante
metaforen, maar slechts als middel om geestelijke waarheden te verklaren. Als de
bijbel in de eerste plaats geschreven was voor de moderne westerse wereld, zou er
veel minder symboliek gebruikt zijn. Maar God heeft ervoor gekozen om deze
middelen
en
deze
methoden
te
gebruiken.
Maar Hij die ze gegeven heeft moet ze ook interpreteren. Toen de heilige Geest
goddelijke waarheden en principes op deze wijze weergaf, heeft Hij nooit bedoeld
dat ze een doel in zichzelf zouden worden. Er lag een bedoeling achter en alleen
Hij, de heilige Geest, kan die verklaren. Zonder Hem zijn ze niet uit te leggen. Er is
altijd het gevaar dat men deze dingen interpreteert zonder de heilige Geest, en het
resultaat is mystiek. Als symbolen en types zijn ze fascinerend, maar het blijven
abstracte ideeën. Er is geen praktische toepassing. Er is geen geestelijk resultaat.
We willen nu onder de leiding van de heilige Geest de praktische waarheid achter
deze symbolen zien. Ons bezig zijn met de bijbel moet altijd leiden tot praktische
resultaten. “De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven”, niet
slechts interessant en fascinerend.
De principes van de cherubs in Handelingen
De cherubs (of de wezens) symboliseren onder andere vier hoofdkenmerken. In de
eerste plaats hemelse en geestelijke heerschappij in de schepping, zoals we dat
zien in het aspect van de leeuw. In de tweede plaats hemelse en geestelijke
kracht, uitgedrukt in het aspect van het rund. In de derde plaats hemelse en
geestelijke “intelligentie”, weergegeven door het mensaspect van de wezens. En
tenslotte het symbool van hemelse en geestelijke soevereiniteit, in de zin van
absolute vrijheid van beweging – de arend. Een adelaar met zijn vleugels spreekt
van compleet vrij zijn van aardse banden. Hij zweeft waar hij wil. Het lijkt wel of
de hele wereld en de hemel van hem zijn. Deze volledige bewegingsvrijheid en
absolute soevereiniteit zijn er het symbool van dat de heilige Geest absolute
soevereine vrijheid vraagt om te doen zoals Hij wil, wat Hij wil en hoe Hij wil.
Deze vier principes zijn wezenlijk voor het leven. De cherubs zijn “levende wezens”
omdat zij deze principes belichamen. In het Nieuwe Testament, in Handelingen,
zien we de praktische uitdrukking van dit alles. De Mens zit op de troon en deze
principes
zijn
werkzaam
in
de
gemeente
en
door
de
gemeente.
In de eerste plaats zien we hier de absolute heerschappij van de hemel (de leeuw).
Maar we zien ook in dit boek enorme kracht zoals van het rund, waarvoor alles
moet wijken. Wat er ook in de weg mag komen, het zal moeten wijken. Er is hier
een kracht die beslist niet verklaard kan worden op aardse gronden. De
instrumenten van deze kracht zijn mensen die niet in tel zijn in deze wereld. Ze
hebben geen status of prestige, geen titel of reputatie, en toch moet alles voor hen
wijken. Een vijandelijke macht steekt de kop op en het schijnt even alsof die gaat
overwinnen. Maar lees verder, lees tot aan het einde. Hier werkt de sterkte van de
hemel in mensen die niets in deze wereld te betekenen hebben.
Wat betreft geestelijke en hemelse intelligentie, dat is volmaakt duidelijk in het
boek Handelingen. De betrokken mensen ontvangen een kennis en een inzicht
rechtstreeks uit de hemel. We hebben al iets gezegd over de geweldige
verandering in hun begrip. Ze begrepen alles verkeerd en verklaarden het naar
hun eigen inzicht tot de komst van de heilige Geest. Toen kwam er een totale
omkeer in hun zienswijze en mentaliteit. Ze zagen de dingen volkomen anders. Ze
hadden hemelse en geestelijke “intelligentie” ontvangen. Dit wordt door heel veel
in het Nieuwe Testament bevestigd, nietwaar? “… dat gij moogt staan, volmaakt en
verzekerd bij alles wat God wil” (Col. 4:12b). “… totdat wij allen de eenheid des
28
geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben” (Ef. 4:13).
Het vierde dat we noemden is zelfs nog duidelijker in Handelingen: de absolute
soevereine heerschappij en voortgang van de heilige Geest, die onmogelijk te
stuiten is. Zelfs al zouden het de apostelen zijn die ertegenin gingen, de heilige
Geest zal dat onmiddellijk afwijzen en zeggen: “Ik verlang absolute vrijheid van
jullie tradities, van jullie interpretaties, van jullie geijkte manier van doen. Ik
verlang absolute vrijheid om Mijn gang te gaan. Als je daar niet in mee kunt
komen,
dan
moet
Ik
je
achterlaten.
Ik
ga
door.”
Dit alles is heel praktisch. Het boek Handelingen is een heel praktisch boek,
nietwaar? Wat de levende wezens, de cherubs, symboliseerden, is hier
daadwerkelijk in werking. En wat is het gevolg? Leven! Wat een leven! Alles leeft.
Als de hemelse orde en de hemelse principes echt gevolgd worden, dan is daar
leven. En de levende wezens, de cherubs, vertegenwoordigen deze principes.
De cherubs in de hof
We willen nu iets meer zien van de cherubs en hun functie in het Oude Testament.
We zien ze voor het eerst in Genesis 3:24: “En Hij verdreef de mens en Hij stelde
ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich
heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken.” Wat is hun
plaats en functie hier? We zien drie dingen: a) de mens is buiten de hof, b) de
boom des levens is in de hof en c) de cherubs staan daartussenin, tussen de
verbannen en buitengesloten mens en de boom des levens. Zoals gezegd
vertegenwoordigen de cherubs het geestelijk element van de heerschappij over de
schepping. We zien duidelijk dat ze de zondige en gevallen mens belemmeren om
die plaats van heerschappij in te nemen. De mens was daartoe geschapen en in de
hof geplaatst – om namens God over de schepping te heersen. Maar hij heeft
gezondigd en is verbannen en nu staan de cherubs, de belichaming van hemelse
principes van heerschappij, hem in de weg. Ze blokkeren zijn pad; ze sluiten hem
buiten zijn plaats als Gods vertegenwoordiger om over de schepping te heersen.
De vier dingen die we genoemd hebben over de cherubs zijn de kenmerken en de
rechten van de Geest van God. Het zijn hemelse heerschappij, hemelse en
geestelijke kracht, hemelse en geestelijke kennis en inzicht, hemelse en
geestelijke vrijheid om te gaan waar Hij wil. Maar de mens heeft deze principes,
deze rechten van de heilige Geest geschonden. Hij heeft in principe tegen de
heilige Geest gezondigd. Deze zelfde dingen blokkeren zijn pad en zeggen: “Je
hebt geen plaats in dit koninkrijk, je hebt geen gezag hier, je hebt geen kracht
hier, je hebt geen kennis hier, je hebt geen vrijheid om te gaan waar je wilt; je
bent buitengesloten. Het koninkrijk is wezenlijk hemels en geestelijk, alleen
geestelijke mensen kunnen hier binnenkomen. De wetten van dit geestelijke
koninkrijk maken het ongeestelijke mensen onmogelijk daarin een plaats te
hebben.”
Als verantwoordelijke mensen in het werk van God, moeten we deze wetten
serieus onder ogen zien. En er zijn wetten. Als ze in acht genomen waren zou de
gemeente, het christendom, totaal anders zijn. De schending van deze wetten
heeft geresulteerd in een ontzaglijke, verschrikkelijke ramp. Alleen geestelijke
mannen en vrouwen hebben een plaats hier, of recht, of gezag, of kennis, of
vrijheid om de dingen van het koninkrijk der hemelen aan te raken. Het evangelie
zegt het met andere woorden: “U moet uit de Geest geboren zijn.” “Wat uit het
vlees geboren is, is vlees” – en is dus buitengesloten. “Wat uit de Geest geboren
is, is geest.” Dus staan de cherubs daar, omdat zij de wetten van het hemelse
koninkrijk vertegenwoordigen, en zeggen met klem: “Kijk! Jullie die de hemelse
wetten geschonden hebben, zijn buitengesloten. Jullie kunnen geen leven hebben;
jullie
zijn
in
de
dood.”
Maar aan de andere kant verklaren ze vanwege hun positie ook dat als wij het
koninkrijk, dat gekenmerkt wordt door eeuwig leven willen binnengaan, en onze
plaats van heerschappij weer willen innemen – wat in het bijzonder de roeping is
29
van de gemeente in de komende eeuwen, en wat hetgene is waarvoor de Here ons
probeert klaar te maken – dan is het noodzakelijk dat wij geestelijke mannen en
vrouwen zijn. Want alleen geestelijke mensen – of zullen we het in het enkelvoud
zeggen, alleen de geestelijke mens – kan krachtens geestelijk en hemels leven,
terugkeren tot zijn door God bedoelde functie van heerschappij. “Gij doet hem
heersen over de werken uwer handen” (Ps. 8:7). “Doch thans zien wij nog niet, dat
hem alle dingen onderworpen zijn; maar wij zien Jezus” – let op de naam Jezus –
“… met heerlijkheid en eer gekroond” (Hebr. 2:8,9). We zien de Vertegenwoordiger
van deze hele nieuwe mensheid op de plaats die God voor die mensheid bedoeld
had,
en
nog
steeds
bedoelt.
Dit eerste schriftgedeelte over de cherubs heeft ons maar één ding te zeggen: de
mens die niet geestelijk is, is buitengesloten, en alles wat niet volgens de hemelse
en geestelijke principes is, staat buiten Gods bestel.
De cherubs in de tabernakel
Vervolgens zien we de cherubs in Exodus 25 en 26. Er is veel over dit gedeelte te
zeggen, maar we kunnen nu niet in details treden. In de eerste plaats zien we dat
er verandering is, een belangrijke verandering. De cherubs zijn niet buiten, ze zijn
binnen. Bovendien zijn ze daar permanent en ze zijn er in rust. Vervolgens willen
we opmerken dat dit gedeelte over de priesterdienst gaat. De overheersende
kenmerken van dit hele oudtestamentische gedeelte zijn de priester en het altaar.
En dat verklaart de plaats van de cherubs. Het belangrijke woord hier is
middelaarschap: het bloed van verzoening, het reinigingswater, de zalfolie. Deze
dingen gaan samen met de cherubs daarbinnen (in het heiligdom). Ze zijn
ingeweven in het gordijn, het voorhangsel: het witte linnen, gerechtigheid in de
mens; blauwpurper, het hemelse in de mens; roodpurper, koninklijke waardigheid
in de mens; scharlaken, het lijden van de Mens. Dit zijn de vier elementen van de
cherubs daarbinnen. Ze bedekken het verzoendeksel – de plaats van het bloed der
verzoening, de plaats waar God spreekt, de plaats van het verbond. Het omvat
alles wat er bedoeld wordt met “een nieuwe schepping in Christus”.
Hier spreken ze van de verlossing van alle dingen voor God – de verlossing van de
hemelse, geestelijke orde; de verklaring dat door de verlossing van de hemelse
orde de mens weer verenigd is met God. Het beeld in Genesis sprak van scheiding
tussen de mens en God. De mens was buitengesloten, verbannen. Er was een
onoverkomelijke barrière. Maar hier zien we een heel ander beeld: ze zijn weer
samen. De cherubs op het voorhangsel verklaren: God en de mens zijn samen, in
een geestelijke relatie, in een hemelse orde. De eenheid is hersteld. Alles is tot
rust gekomen. Ik veronderstel dat er geen stillere plaats op aarde was dan binnen
het voorhangsel. Alles sprak van vrede, van rust, van harmonie.
En daarom gaat de priesterlijke dienst door. Het is de bediening van verzoening.
Eerst betekenen de cherubs scheiding, dan verzoening. Wat verloren gegaan was
in
Genesis,
vinden
we
hier
in
Exodus
weer
terug.
Als God een waarachtige hemelse en geestelijke orde heeft, op basis van wat
Christus gedaan heeft aan het kruis, wat gebeurt er dan? Mensen worden gered! In
onze tijd is het gebruikelijk speciale acties te ondernemen, heel veel moeite te
doen om mensen tot behoudenis te brengen. Ik bedoel dit niet als kritiek. Het lijkt
wel of het zo wel gedaan moet worden, vanwege de gemeente zoals die is. Maar
als God een gemeente had met deze hemelse natuur, deze hemelse ordening, dan
zou het normaal zijn dat er voortdurend mensen gered werden. “En de Here
voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.”
Maar de Here moet wel datgene hebben waaraan Hij toe kan voegen.
De cherubs in de tempel
30
Hier
waren
de
cherubs:
1.
In
het
heilige
der
heiligen
(1
Kon.
6:23;
2
Kron.
3:10).
2. Op de muren van het huis (1 Kon. 6:29; 2 Kron. 3:7).
3. Op de deuren van het heilige der heiligen (1 Kon. 6:32).
4.
Op
de
deuren
van
de
tempel
(1
Kon.
6:35).
5.
Op
het
voorhangsel
(2
Kron.
3:14).
6.
Op
de
koperen
zee
(1
Kon.
7:29,36).
Twee van deze cherubs waren van goud, twee waren van olijfhout met goud
overtrokken. Twee is het bijbelse symbool voor een volledig getuigenis. “Als twee
van u op de aarde iets eenparig zullen begeren …” (Mat. 18:19). Twee van goud
spreekt van de kostbaarheid van wat hier gesymboliseerd wordt. Twee van
olijfhout, overtrokken met goud, spreekt van de mens, bekrachtigd door de heilige
Geest. We weten dat olijfolie van de Geest spreekt, de olijfboom van de kracht van
de Geest in de mens naar Gods plan. De ogen van twee van de cherubs zijn op het
bloed gericht; de andere twee overzien de plaats van de priesterdienst in de
tempel. Let er op hoe groot deze twee zijn. Hun vleugels strekken zich uit over de
hele
breedte
van
het
huis.
Wat
betekent
dit
alles?
In de eerste plaats geestelijk en hemels leven vanwege het werk van Christus.
Twee cherubs kijken naar het verzoendeksel op de ark, besprengd met het
kostbare bloed. Hun ogen zijn dus op Christus, Gods Zoon, Gods Mens – de
belichaming van Gods gedachten, van de goddelijke natuur – in Zijn volbrachte
verzoeningswerk. Deze twee zijn voorovergebogen en kijken daarnaar. Leven komt
alleen als we ten volle het werk van Christus, Zijn machtig werk aan het kruis
bezien.
Nooit
anders.
In de tweede plaats hemelse principes in de dienst van de Here. Het tweede paar
cherubs is de uitdrukking en belichaming van ijver en bereidheid om te dienen, te
gaan in gehoorzaamheid om de geringste goddelijke aanwijzing uit te voeren. Ze
staan; ze zitten niet. Hun vleugels zijn uitgespreid, niet opgevouwen. En ook
worden hier hun voeten genoemd. Niet in Genesis of Exodus, maar wel in
Kronieken, Ezechiël en Jesaja. Hier zien we de actieve kant – het gaat om
dienstbetoon. Ze zijn een uitdrukking van de bereidheid om Gods wil uit te voeren.
Hun ogen zijn gericht op de plaats van dienst, het huis (2 Kron. 3:13). Het is de
uitdrukking van leven – leven in dienstbetoon – met betrekking tot het heiligdom,
gebaseerd
op
alles
wat
het
huis
betekent.
De tempel is het oudtestamentische type van Gods geestelijk huis. Petrus spreekt
van een geestelijk huis van levende stenen, tot het brengen van geestelijke offers
(1 Pet. 2:5). Dat zijn wij; dat is de gemeente. In de gemeente moeten ook deze
principes zijn die uitgedrukt worden in de cherubs, die alle dingen bedekken, zich
over alles uitstrekken, alles beheersen, alles omvatten. Ze zijn daar in de dienst
van God, op grond van het werk van Christus, om de motieven en principes van
Zijn eigen leven – op grond daarvan dienen ze. Daarom moet ook vandaag de
dienst in het huis van God in de allereerste plaats geestelijk zijn, verricht door
geestelijke mensen. Het moet op grond van het gezag zijn dat alleen Christus
geeft. Het moet in de kracht zijn die van Hem komt. Het moet gebaseerd zijn op
het inzicht dat de Geest geeft. En het moet onder de volledige heerschappij van de
Geest zijn, die zegt: “Niet jullie gedachten, niet jullie ideeën, niet wat jullie
denken;
Ik
moet
vrij
spel
hebben,
Ik
moet
vrij
zijn.”
Samengevat zien we dat het hier in Koningen en Kronieken om dienstbetoon gaat,
gebaseerd op Christus en die gekruisigd. Alleen dat is dienstbetoon.
De principes in de praktijk
Misschien vindt u dit alles maar moeilijk te begrijpen. Toch is het in de praktijk
heel reëel. Als u een echte dienstknecht van de Heer wilt zijn en binnengaat in het
voorrecht van Zijn eeuwige roeping, zult u deze vier principes ontdekken onder de
31
leiding
van
de
heilige
Geest.
In de eerste plaats ontdekt u dat alle gezag bij Hem berust – de heerschappij moet
op Zijn schouders zijn. En voorzover u en ik het op onze eigen schouders nemen,
zullen we het gewicht daarvan moeten dragen, en het zal ons breken. We zullen
ontdekken
dat
we
buiten
staan.
In de tweede plaats merken we dat menselijke kracht niets kan uitrichten in
geestelijke dingen. We hebben een ander soort kracht nodig. Toen Jezus zei: “Het
vlees doet geen nut”, bedoelde Hij dat je het werk nooit kunt doen in de kracht
van je verstand of van je wil of in de kracht van je gevoelens. En de kracht van het
lichaam, al ben je nog zo sterk, zal het je ook nooit doen lukken. Alleen geestelijke
kracht, kracht van boven. En in die les hebben we de hele bijbel samengevat, in
zijn
principes
van
Gods
manier
van
werken
en
dienen.
In de derde plaats leren we dat we niets weten tenzij de heilige Geest ons
onderricht. Een van de diepste lessen die we moeten leren in de dienst van God is
dat we van nature niets weten! Als we denken dat we iets weten, beperkt ons dat.
En tenslotte, als we iets leren dan is het wel dat de heilige Geest Zijn eigen weg
vereist. Het loopt slecht voor ons af als we de heilige Geest in de weg treden!
De weg van het leven, van de “levende wezens”, is deze hemelse weg, waar deze
hemelse dingen waar worden, en dat is geestelijk zijn. U zegt: “Wie is geestelijk?
Wie is een geestelijke man of vrouw? Laat me er één zien!” Dan zal ik je mee
moeten nemen naar iemand die volledig onder de heerschappij van de Heer staat
in zijn leven, iemand die in alle dingen de Here raadpleegt en niets zonder Hem
doet, iemand die zich voortdurend bewust is van de noodzaak om elk beetje kracht
van de Here te betrekken en geen kracht in zichzelf heeft, iemand die altijd bereid
is om te leren en maar al te goed weet dat hij niets weet, tenzij de Heer het hem
bekend maakt, en iemand die de Here volkomen vrij laat om te doen zoals Hij wil.
Dat is een geestelijk persoon. En hoe meer het zo is, hoe meer leven er is, hoe
groter
de
mate
van
geestelijk
zijn.
Geest en leven, deze twee vinden we van Genesis tot Openbaring. We hebben nog
niets gezegd over de cherubs in het boek Openbaring. Dat willen we in een volgend
hoofdstuk doen en we zullen ontdekken dat het slechts een samenvatting is van
alles wat voorafging.
HOOFDSTUK ZEVEN
HET LEVEN DAT OVERWINT
“Ik ben … de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle
eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk” (Op. 1:17,18).
“En midden in de troon en rondom de troon waren vier dieren …” (Eng. vert. “vier
levende wezens” Op. 4:6).
Als we deze schriftplaatsen bekijken in hun context en in het licht van het hele
boek Openbaring, dan zien we hoe ze spreken van een geweldige overwinning.
Uiteraard is het boek Openbaring, dat de climax van de bijbel is, het boek van de
uiteindelijke overwinning van het Lam. Hier zien we een absolute overwinning op
elk terrein. Maar die overwinning moeten we zien in het licht van degene die zegt:
“Ik ben de levende” en van de vier levende wezens, en het is duidelijk dat het om
leven
gaat.
Het
is
de
overwinning
van
het
leven.
Deze woorden van de Here zelf spreken van een immense triomf. “Ik ben de
levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en
Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.” Dat is een overwinning, de
overwinning van het leven door de Levende. Dat geldt ook in het geval van de vier
levende wezens. Eindelijk zijn we dan aangeland in de hemel, in de troon! Het is
een geweldige overwinning. Het is de uitkomst van een immense en langdurige
strijd – de strijd om het leven, die in de hof begon en hier in Openbaring beëindigd
32
wordt.
Leven – waar het om gaat in de bijbel
We kunnen de bijbel verdelen in een aantal secties die elkaar geestelijk opvolgen.
En allemaal, van het begin tot het einde, gaan ze om dat ene punt, leven. Alle
moeiten, alle moeilijkheden en alle strijd hebben hiermee te maken. Al die
bijbelgedeelten zijn slechts aspecten van dat ene onderwerp en die ene strijd.
I. IN HET OUDE TESTAMENT
A. Aspecten van het leven
Er is allereerst een kort inleidend gedeelte, dat dit onderwerp van het leven en de
strijd daaromtrent inleidt: de eerste drie hoofdstukken van Genesis. Wat
plaatsvindt in de hof heeft alles te maken met dat leven, dat eeuwige leven en
wordt symbolisch aangegeven met de boom des levens. En zo begint de strijd. Het
is een langdurige strijd die zich voortsleept door alle eeuwen heen, door de hele
bijbel heen, totdat we aan het einde komen. Maar het einde is de overwinning van
de boom des levens! Het leven heeft overwonnen.
1)
Verzoening,
de
priester
Het eerste belangrijke gedeelte van het Oude Testament loopt van Genesis 4 tot
het eind van Deuteronomium en geeft ditzelfde onderwerp in een nieuwe vorm.
Het is de test betreffende het leven, nu niet in het geval van individuele mensen,
maar in collectieve vorm. Eerst van het menselijk geslacht en dan van het volk. Dit
gedeelte gaat grotendeels over de veertig jaar van Israël in de woestijn. Het getal
veertig duidt altijd op een periode van testen, van beproeving. En dit gedeelte is
de geschiedenis van een volk dat getest wordt met betrekking tot leven. Maar hier
is leven verbonden met verzoening; dat is het centrale thema. De symbolen van
deze periode zijn de priester en het altaar. Centraal staan het grote feest, de grote
offeranden, het verzoendeksel en het bloed der besprenging. De hele kwestie van
leven berust op verzoening en het volk wordt op dat punt op de proef gesteld. Aan
het slot van Deuteronomium is het volk in de dood: het hele volk, op twee na,
komt om in de woestijn. Ze hebben de toets niet doorstaan. De waarde van het
grote verzoenende werk heeft hun geen overwinning gebracht.
2)
Gezag,
de
koning
Het tweede gedeelte loopt van Jozua tot Esther. Het leven wordt nu op andere
wijze getoetst. Het allesbeheersende element is nu gezag. Het begint meteen in
het boek Jozua, als Jozua een man ziet staan met een uitgetrokken zwaard, die
zegt dat hij de vorst van het heer des Heren is, aan wie Jozua zich moet
onderwerpen. Op dat moment is de hele kwestie: wie heeft het gezag. Het
symbool van deze hele periode is de troon en de koning, en dat heeft alles te
maken met leven. Het punt van leven is nu verbonden met goddelijk gezag onder
het volk van God. De hemelse heerschappij is nu in hun midden gevestigd.
3)
Herstel,
de
profeet
We slaan nu even het gedeelte van Job tot en met het Hooglied over en gaan naar
het laatste gedeelte van het Oude Testament, van Jesaja tot Maleachi, dat weer
een ander aspect naar voren brengt: de test van de oproep van de profeten. En
wat is die oproep? Het volk is afgeweken van God, hun geestelijk leven is op een
laag niveau. De oproep van de profeten is de oproep om tot de Here terug te keren
en het volk wordt getoetst door deze oproep van de profeten. Het symbool hier is
de profeet, de man. En de uitkomst van de test is opnieuw de dood, omdat het
33
leven opnieuw afgewezen werd.
B. Het kruis, de grondslag van leven
Samengevat zien we dat het Oude Testament ons leert dat de volheid van leven
zoals God de mensen wil doen ervaren, is gebaseerd op het werk van het kruis, de
grote, heerlijke verzoening en het plaatsvervangend werk van Hem die dood is
geweest en levend geworden. We kunnen niet genoeg benadrukken dat er slechts
één ding van wezenlijk belang is, voor God en voor de mens, en dat is de kwestie
van eeuwig leven. Leven en volheid berust dus in de eerste plaats op het kruis en
wat het kruis betekent. Wij kunnen dat leven alleen kennen en bezitten en daarin
groeien als het kruis de grondslag is in ons leven als een toegepaste realiteit. Als
het niet slechts een leerstelling is die we aanvaarden en waar we mee instemmen,
maar
iets
wat
een
krachtig
werk
in
ons
doet.
Want het kruis staat tegenover wat er in Genesis gebeurde. In de hof werd de hele
natuur van de mens veranderd. Hij werd een ander schepsel dan wat God gemaakt
en bedoeld had. Alles ging mis en er is voor hem geen oplossing, hij kan niet
genezen worden. Als hij dat leven terug wil hebben dat hij verspeeld heeft, moet
hij sterven en de nieuwe mens moet binnenkomen, een ander mens, naar Gods
hart en bedoeling. Dat is de boodschap van het kruis: de zonde verzoend, de
zondaar uit de weg, plaats makend voor de nieuwe mens.
1)
Het
altaar
Het ontvangen van dat leven is gebaseerd op het kruis, maar ook onze groei. We
hebben gezegd hoe in de tempel van Ezechiël een rivier via het altaar stroomt.
Leven is altijd ten nauwste verbonden met het altaar, en dat blijft zo tot het einde
toe. In de mate waarin u en ik de wet van de dood van Christus in ons laten
werken, in diezelfde mate, en in die mate alleen, zal de wet van de opstanding van
Christus in ons werken. Die twee gaan altijd samen. Meer dood betekent meer
leven – een diepere dood, een dieper leven. De Geest van God is heel praktisch en
houdt dat in evenwicht.
2)
De
troon
Maar hier blijft het niet bij. Leven hangt ook af van het absolute gezag van de Heer
in ons leven. Behalve het altaar is ook de troon wezenlijk – volledige onderwerping
aan de heerschappij van Christus. Ten tijde van de koningen hing alles af van het
koningschap. Als dat was zoals God bedoelde, was er overvloedig leven! Denk aan
de laatste jaren van David en de veertig jaar van Salomo’s regering. Wat een
leven! Wat een volheid! Wat een demonstratie van de heerlijkheid die volgt als
God Zijn troon op zijn plaats heeft, als de regering naar Zijn hart is, als het volk
blij is met zijn koning en hem als zodanig eert, en hem volkomen onderdanig is!
Maar als het mis gaat met de troon, als het koningschap ontaardt, verandert alles.
Laten we koning Uzzia als voorbeeld nemen. In het begin van zijn regering was
alles goed en het bleef zo, totdat… Totdat hij voorspoedig was! O, het gevaar van
voorspoed! Toen werd zijn hart trots en hij werd iemand; het zelfleven en het ‘ik’
staken de kop op. En het einde van Uzzia, een groot koning, was dat hij stierf,
door God geslagen met melaatsheid. De troon werd door het slijk gehaald. Maar
dan… “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en
verheven troon” (Jes. 6:1). Tegenover een corrupte troon en eenzelfde toestand
van het volk, zien we een hemelse troon opgericht. De test van het leven hangt nu
samen
met
de
troon.
Het is duidelijk dat dit een heel praktische toepassing heeft. De heerschappij, het
gezag, de troon van de Here is niet zomaar een abstract idee. Het is een heel
praktisch iets en heeft alles te maken met de tempel, het huis van God. Leven
hangt ten nauwste samen met onze volledige onderwerping aan het gezag van de
Here in Zijn huis, dat is Zijn gemeente, in Zijn tempel, die nu een geestelijk
34
Lichaam is. Wat een geweldige zegeningen vloeien hieruit voort. Ik heb mensen
vaak horen zeggen: “Ik kan de Here niet genoeg danken voor de zegeningen die ik
ontvangen heb door Zijn volk” – waar Hij Here is. Maar aan de andere kant, kijk
naar het christendom waar geen Koning is en ieder doet wat goed is in zijn eigen
ogen. Er is geen gezag en niemand weet wat hij eigenlijk moet doen. Het is een
droevige toestand. Dat is geen leven. Leven hangt ten nauwste samen met dit
punt
van
goddelijk
gezag
dat
de
Here
zelf
ingesteld
heeft.
We zien in de geschiedenis van Israël dat het einde de dood was. Het ging zelfs
mis met Salomo. En wat een tragedies volgden er met betrekking tot de troon!
Wat een duister einde aan de periode van de koningen! En dat alles omdat de
troon aan de kant werd gezet, omdat het principe van autoriteit verworpen werd.
3)
De
profetische
bediening
van
herstel
Daarna volgt de periode van de profeten. Wat heeft die ons te zeggen? Dit: hier
zijn mannen met een boodschap van God om het volk terug te brengen – ze te
onderwijzen en op te bouwen, om hen tot een volk te maken vol van de kennis des
Heren. We komen daarop terug als we naar het Nieuwe Testament gaan.
II. IN HET NIEUWE TESTAMENT
In het Nieuwe Testament, van Mattheüs tot Judas, zien we deze drie elementen in
hun geestelijke tegenhangers. Tenslotte wordt in het boek Openbaring alles
samengevat in volheid.
A. Aspecten van leven
1)
Het
kruis;
de
priester
In de eerste plaats de evangeliën. Waar gaat het daar om? Elk heeft zijn eigen
boodschap en elk een verschillend aspect, maar ze hebben één onderwerp
gemeenschappelijk: het offer van het verzoenende Lam, Christus, die de mensen
wordt aangeboden als het offer voor de zonde. En dat niet alleen, maar ook als
middelaar, de priester. Dat alles heeft te maken met leven: leven door Hem die
Zichzelf stelt als offer, als middelaar, als verlosser. Het kruis vat de evangeliën
samen.
2)
De
Troon,
de
Koning
We gaan nu naar het boek Handelingen en wat zien we daar? We zien de troon en
de Koning op de troon. Hij is verhoogd, Hij is gezeten aan de rechterhand van de
Majesteit in de hemelen. De Koning is daar. En wat een leven zien we in
Handelingen omdat Jezus op de troon is! Strijd? Jazeker, een enorme tegenstand,
maar er is overwinning omdat Hij op de troon is!
3)
Onderricht
en
herstel:
profetische
bediening
Dan vinden we van Romeinen tot Judas alles waardoor Gods volk opgebouwd moet
worden. Alle onderricht, al het licht, al de openbaring die we in deze brieven
vinden, is bedoeld voor opbouw. Dit alles heeft te maken met leven, leven
gebaseerd op het kruis, leven verbonden met het absolute gezag van het
soevereine Hoofd Christus, leven samenhangend met onze groei, onze
ontwikkeling tot volwassenheid, door onderricht, door de prediking van het
volledige Woord van God. Dat is het centrale punt in al die brieven. Het is een
kwestie van leven of dood. Dat is heel duidelijk in bijvoorbeeld Romeinen,
nietwaar?
En
het
geldt
ook
voor
alle
andere
brieven.
Laten we niet denken dat het leven in ons vanzelf wel groeit – zonder dat we er
iets voor hoeven te doen. Het gebeurt alleen als we onderwezen worden in de
dingen van de Heer, en het licht dat de Heer geeft gehoorzamen. Als het Woord
35
van de Here in ons midden is, en we laten ons leven er niet door veranderen,
smoren we dat leven in ons. De bedoeling van al het onderwijs is dat het leven in
ons toeneemt – het moet levend onderwijs zijn. Al is er nog zoveel onderricht en
zijn er nog zoveel samenkomsten of conferenties, het heeft geen waarde als het
niet
leidt
tot
meer
leven.
Dit correspondeert met het profetische gedeelte van het Oude Testament: het
moet Gods volle raad en plan voor Zijn volk herstellen en Zijn volk daarin binnen
brengen, en zo Zijn leven in hen doen toenemen.
B. De drie grondslagen van het leven
Het leven is dus gebaseerd op deze drie factoren. Dit moet heel duidelijk voor ons
zijn. Het rust in de eerste plaats op de grote actieve werking van het kruis in ons
leven.
In de tweede plaats rust het op de absolute heerschappij van Christus als Hoofd,
heel praktisch in ons leven. Het is niet alleen maar een kwestie van Jezus Christus
“Heer” noemen. Hij heeft gezegd dat sommigen Hem “Heer” noemden en niet
deden wat Hij zei (Luc. 6:46). Dat was huichelarij. Nee, als Jezus Heer is, betekent
dat absolute onderdanigheid en onderwerping aan Hem, en Hij maakt dat op
verschillende,
heel
eenvoudige
manieren
heel
praktisch.
In de derde plaats hangt de kwestie van leven samen met het weten van alles wat
de Heer ons wil laten weten en van alles waarin Hij voorzien heeft. Kunnen wij dat
ook niet enigermate uit onze eigen ervaring bevestigen? We wachten op de Here
met Zijn Woord in de hand, misschien mediteren we over een bekend gedeelte en
dan plotseling zien we iets wat we nog nooit eerder gezien hadden, en dat zien
brengt leven voort. Het doet iets! Ik ken dat uit mijn eigen leven. Iets wat ik al
heel vaak gelezen had, kreeg plotseling een nieuwe betekenis die ik niet eerder
gezien had en het deed de rivier van leven stromen. Het betekent leven voor ons
en
dat
is
wat
de
Here
bedoelt.
Het leven hangt dus samen met ons kennen en al deze brieven in het Nieuwe
Testament geven ons kennis. Paulus zegt ons telkens weer heel duidelijk dat het
de bedoeling van de Heer is dat wij de volle kennis van Zijn Zoon bereiken. In het
Grieks staat er niet gewoon “kennis”, het is volledige kennis, in de N.B.G. ook wel
vertaald met rechte kennis. Er is vanaf het begin kennis die leven is. “Dit nu is het
eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die
Gij gezonden hebt” (Joh. 17:3). Dat is het begin, maar het is alleen maar het
begin. Er is een verdere, diepere kennis die veel groter is en die veel meer leven
betekent. En daar gaan deze brieven over.
Openbaring: overwinnend leven
We gaan nu naar het boek Openbaring en vinden alles daar terug. Alles, van
Genesis tot Maleachi, wordt hier samengevat. Elke test heeft zijn definitieve
antwoord gekregen. De duivel is uitgeschakeld. Het antwoord op de zonde was
“het Lam dat geslacht is” (Op. 5:12). Het definitieve antwoord op alle anarchie en
rebellie is gegeven – de Koning is op de troon, in het volle licht. “Zeven vurige
fakkels branden voor de troon, dit zijn de zeven geesten Gods.” En de vier levende
wezens (N.B.G. dieren), vol ogen van voren en van achteren – symbool van
volmaakte kennis, volmaakt zien, volmaakte openbaring – staan overwinnend om
de troon (4:5,6). Hier is de overwinning van de Zoon door het kruis; hier is de
heerschappij van de heilige Geest, de geest des levens. De hele bijbel is hier in
Openbaring samengevat. Er is nu volheid van leven, overwinnend leven. Het
laatste beeld in Openbaring is: “En hij toonde mij een rivier van water des levens,
helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam” (22:1).
36
Het volk van God; de belichaming van Zijn opstanding
Als dit waar is en geen theorie of mooie ideeën, dan worden wij betrokken in iets
groots, in deze enorme controverse van alle eeuwen. De duivel probeert alles om
te voorkomen dat iemand dit leven ontvangt en het in de kiem te smoren en uit te
doven in mensen die het ontvangen hebben. Op alle mogelijke manieren probeert
hij in zijn grote duivelse wijsheid dit leven tegen te houden indien mogelijk. Het
einde is dat God triomfeert, maar nu is er deze strijd. En wij zijn erin betrokken
omdat het om het getuigenis van Jezus gaat – dat getuigenis van overwinnend
leven moet in ons vlees en bloed worden. Begrijpt u dat? De enige vraag, zowel
voor de gemeente als voor individuele christenen is of de absolute overwinning van
Christus in de opstanding in ons belichaamd en uitgedrukt wordt – of de
opstanding van de Here Jezus niet alleen een onderdeel van onze geloofsbelijdenis
is, maar deel uitmaakt van het hele wezen van de christen. Om die reden heeft de
Here Zijn volk of Zijn gemeente nooit beschermd tegen zeer ernstige tegenspoed
en alle mogelijke tegenstand, om de simpele reden dat het de taak van de
gemeente en het volk van God is om het getuigenis van Jezus te belichamen en zo
de kracht van Zijn opstanding tot uitdrukking te brengen. Als wij geestelijke
mensen zijn, die wandelen in de weg van Gods voornemen, hebben we herhaalde
en veelzijdige ervaringen van wat op de dood lijkt – het einde van alles.
Leven uit de dood – ervaringen van Paulus
Er zijn dingen, hetzij in onszelf of buiten onszelf om, die ons tot volslagen wanhoop
kunnen brengen, tot het eind. Als er iemand was die ooit met deze kwestie van
leven te maken heeft gehad, was het Paulus wel. Hij kon over opstanding spreken
als niemand anders. Als je alles wilt samenvatten wat Paulus gezegd heeft over de
opstanding van Jezus als een levende ervaring van de gelovige, vind je dat in
Efeziërs 1:18-20. “… zodat gij weet … hoe overweldigend groot zijn kracht is aan
ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht, die Hij heeft
gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan
zijn
rechterhand
…”
Overweldigend grote kracht in de opstanding, door Christus uit de doden op te
wekken … “aan ons die geloven”. Dat is een geweldige uitspraak. De man die
zoiets kan zeggen, zal toch zeker nooit iets negatiefs zeggen. En toch zegt deze
man: “… zodat we zelfs aan ons leven wanhoopten, ja, voor eigen besef achtten
wij ons als ter dood verwezen …” Aha, maar daar hield hij niet op. De zin gaat
verder met “opdat wij niet op onszelf ons vertrouwen zouden stellen, maar op God,
die de doden opwekt” (2 Cor. 1:8,9). Vanuit wanhoop in een nieuwe ervaring van
opstanding; vanuit een toestand waar alles afgelopen leek te zijn en hij het zou
moeten opgeven, in nog een machtige ervaring van opstanding. En het bleef niet
bij deze ene ervaring. Aan het eind van zijn leven, met alles wat hij tot dan toe
had gekend van de kracht van Zijn opstanding, zegt hij nog steeds: “Dit alles om
Hem te kennen en de kracht van zijn opstanding” (Fil. 3:10). Hier zien we een man
die verschrikkelijke dingen heeft meegemaakt zijn hele leven door (lees de
opsomming maar van zijn ervaringen van veel doodsgevaar. 2 Cor. 11:23-27). “In
doodsgevaren menigmaal”, zegt hij en hij vertelt ons hoe. En toch is hij de
volkomen belichaming van overwinning over de dood – van opstanding.
Mijn punt is dit: of we het leuk vinden of niet, zo ontstaat een getuigenis en om die
reden laat de Here zulke ervaringen toe voor Zijn volk. Daarom heeft Hij soms een
gemeente door diepe wateren laten gaan, door schaduwen des doods. En toch,
wanneer het lijkt of Satan de absolute overwinning behaald heeft en de gemeente
heeft weggespoeld, dan komt ze weer tevoorschijn en dat niet alleen, maar sterker
dan daarvoor. Het is het oude getuigenis van Israël in Egypte: “Maar hoe meer
men hen onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich” (Ex. 1:12). Dat is
het principe van opstanding: niet alleen weer tot leven komen, maar een machtige
toename. Het is de Here. Bij God hangt alles ten nauwste samen met dit
37
wezenlijke punt, leven, zodat zichtbaar wordt wat het is. Het is onvernietigbaar
leven en zo moet het gemanifesteerd worden. En u en ik, de gemeente, moeten
een uitdrukking daarvan zijn, de belichaming. Dat is het getuigenis. Het is niet een
aantal leerstellingen; het getuigenis is “Jezus is dood geweest en nu levend!”
Dit blijkt duidelijk uit de geschiedenis van Gods volk, op heel veel manieren, van
het begin tot het einde. Bent u het eigendom van de Here, hebt u Zijn leven
ontvangen? Misschien komt u meer dan eens op een punt waar u wanhoopt aan
het leven, waar het lijkt alsof alles voorbij is en er geen hoop meer is. Maar geloof
me, God bedoelt het niet als een einde. Gods bedoeling is dat er meer leven zal
zijn dan er tevoren ooit was. Dat is Zijn manier om het getuigenis te laten klinken.
Het is heel goed om tegen de duivel te strijden, maar vergeet niet dat het
eigenlijke antwoord aan de vorst van de dood is dat je het leven vasthoudt. Het
zijn geen woorden, het is leven. Het is niet de manier waarop we de duivel met
woorden aanvallen, het is het leven in ons dat het antwoord is. Zo zien we in het
boek Openbaring alles wat zich alle eeuwen door tegen de Here verzet heeft, tot
volle ontwikkeling komen en daarna verbroken en vernietigd worden. Want het
leven heeft getriomfeerd. Ja, het is een ernstige zaak. Het brengt heel wat strijd
met zich mee, veel uren van moeite en wanhoop. Maar alleen zo is er een
getuigenis van leven. We zouden dit leven niet kennen als we niet het
tegenovergestelde om ons heen zagen. Dat is het getuigenis. En zo schrijft
Johannes in zijn eerste brief: “Dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven
gegeven en dit leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven” (1 Joh.
5:11,12). Dit is het getuigenis: leven.
Het herstel van het leven
Dat is de essentie van alles wat we hebben willen zeggen in deze hoofdstukken.
Tenslotte zijn de “levende wezens”, met alles wat ze symbolisch betekenen in hun
verschillende aspecten, levende wezens. Hun belangrijkste kenmerk is dat ze
levend zijn. Bovendien heeft hun leven een machtige uitwerking. Ik ben zo blij met
de betekenis van Ezechiëls visioen in dit verband. Dat was een grote hulp voor mij.
Weet u, in de tijd van Ezechiël was alles misgegaan. Het volk van God had Hem de
rug toegekeerd, Hem verworpen. Ze hadden zich met andere goden ingelaten –
overal was afgoderij. De heerlijkheid van de Here was van hen geweken. Het was
een droevige toestand. En op dat moment zien we de levende wezens, de cherubs
in
actie.
In de hof van Eden staan ze bij de toegang tot de hof om de weg tot de boom des
levens te bewaken. In de tabernakel en de tempel zijn ze in rust op het
verzoendeksel, op het voorhangsel en de gordijnen en elders. Overal zijn ze in
rust. En in Ezechiël zijn ze in grote beroering. Alle dingen in dit visioen van
Ezechiël spreken ervan dat er iets gedaan moet worden. Er is geen rust hier, alles
is in beweging, een toonbeeld van geweldige energie. Er is bijna een geest van
bezorgdheid vanwege de situatie. Deze hele kwestie van leven heeft tot een
verschrikkelijk conflict geleid. Hier is een situatie waar een antwoord op moet
komen. Alles wat er nu gebeurt onder het volk van God moet op de een of andere
wijze overwonnen worden, omdat het van dood spreekt. En daarom worden de
levende
wezens
bijzonder
actief
–
ze
zijn
een
en
al
actie.
Ik ben blij dat het zo is, dat als er dingen misgaan, de Here bij wijze van spreken
niet bij de pakken neerzit en het opgeeft en zegt: “Het heeft geen zin, we kunnen
er niets meer aan doen.” Nee, het is het moment dat de Heer reageert. Misschien
heb ik het mis, maar ik heb het gevoel dat de “levende wezens” in onze tijd volop
in actie komen. De Here zegt ons daardoor dat Hij het niet zomaar accepteert, dat
Hij niet uit het veld geslagen is. De situatie is niet teveel voor Hem. Er komt een
antwoord, het is niet het einde. Het einde wordt veel en veel beter!
Geloven we dat? Zo niet, dan kunnen we beter alles maar opgeven. Maar God is in
beweging met dat ene doel voor ogen: de volle stromen van de rivier des levens,
absoluut triomferend, in u en in mij. Tegenover de wanhoop aan onszelf en de
38
hopeloze situatie zoals we die zien – hoe donker die ook is – laten we geloven dat
God ondanks alles ten volle Zijn getuigenis zal hebben dat Hij Jezus uit de doden
heeft opgewekt – en dat in individuele mensen en in de gemeente van Zijn
uitverkorenen. Moge de Here ons helpen om het te geloven.
“Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, STROMEN VAN LEVEND WATER zullen uit
zijn binnenste vloeien.”
[ Hoofdmenu ] [ Huidig onderwerp ]
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn
boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen
staat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo
te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.
39
Download