Recht Dag 3 25/09/07

advertisement
Recht Dag 3 25/09/07
I Het regime van goederen
II rechtsbescherming * administratief
* jurisdictioneel
I het regime van goederen p 283
Het regime van goederen is een klassiek leerstuk in het administratief recht. Het statuut van
goederen is een onzeker, moeilijk statuut. Het brengt onzekerheden met zich mee.
Het statuut is belangrijk ihkv PPS-constructies (publiek-private samenwerking).
De private partner merkt tal van onzekerheden, en dit verhoogt de kostprijs.
Oplossing: de wetgever kan een algemene regeling uitwerken
?? wie is bevoegd??
Principe:
de goederen van de overheid behoren in beginsel tot het privaat domein.
Al wat niet tot het openbaar domein behoort, behoort tot het privaat domein
(betreffende overheidsgoederen).
Waarom is het verschil belangrijk?
Goederen die behoren tot het openbaar domein vallen onder een ander juridisch regime dat
afwijkt van het burgerlijk recht.
Het privaat domein is de regel, het openbaar domein is de uitzondering!
Criteria voor de indeling openbaar domein p 285:
Het is de wetgever die bepaalt dat een welbepaald goed behoort tot het openbaar domein
(uitzonderlijke techniek).
Vb. overschakeling van federale overheidsbedrijven naar autonome overheidsbedrijven
(vb. De Post) zijn sommige goederen opgelijst als behorende tot het openbaar domein.
Algemene bepalingen
In het burgerlijk wetboek komen artikelen voor die de notie openbaar domein gebruiken. Dit
is echter onvolledig en ontoereikend.
In de jurisprudentie, arrest Hof van Cassatie 3 mei 1968 (p 285) stelt dat:
“ een goed behoort tot het openbaar domein doordat het door een uitdrukkelijke of impliciete
beslissing van de bevoegde overheid wordt bestemd tot het gebruik van allen, zonder
onderscheid van de persoon”.
In de Belgische rechtsleer: Definitie van WALINE
de notie openbaar domein wordt gekoppeld aan de notie openbare dienst
“Behoort tot het openbaar domein, elk goed dat aan een openbare rechtspersoon toebehoort
en hetzij omwille van zijn aard, hetzij wegens een bijzondere aanpassing, hetzij wegens het
historisch of wetenschappelijk belang ervan, nodig is voor een openbare dienst of voor de
tegemoetkoming aan een openbare noodwendigheid en dat in die functie door geen enkel
ander kan vervangen worden.”
Dit is een ruimere definitie.
Toch is de jurisprudentie niet altijd eenstemmig.
Bvb. de rechtspraak omtrent gerechtsgebouwen: is volgens de ene rechter openbaar domein,
volgens andere rechtspraak behoort dit niet tot het openbaar domein.
Uiteindelijk beslist in laatste instantie de rechter, tenzij de wetgever zelf een goed
uitdrukkelijk heeft geclassificeerd als behorende tot het openbaar domein.
Affectatie / desaffectatie p 287
Een goed wordt in openbaar domein opgenomen door zijn affectatie.
Door desaffectatie komt hieraan een eind. Een goed dat door affectatie tot het openbaar
domein behoort, kan enkel door een uitdrukkelijke beslissing van de overheid zijn status als
openbaar goed verliezen. Maw een goed houdt niet op tot het openbaar domein te behoren
door het louter feit dat het niet meer wordt gebruikt.
Affectatie kan uitdrukkelijk of impliciet zijn.
Vb. een stuk grond van de gemeente dat wordt omgevormd tot een park dat toegankelijk is
voor iedereen: hieruit blijkt impliciet de affectatie doordat het goed gebruikt wordt door allen.
Kritiek op deze definitie: ze is niet volledig accuraat en niet volledig.
vb. je kan moeilijk aannemen dat een gevangenis tot het openbaar domein behoort omdat een
uitdrukkelijke of impliciete beslissing van de overheid het gevangenisgebouw voor het
gebruik van allen zonder onderscheid van de persoon bestemd heeft.
Vlaamse PPS-projecten
http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/pps/PPS/pps_definitie_vlaamse.html
PPS - Vlaamse definitie
Vlaanderen beschikt sedert 18 juli 2003 over een PPS-decreet waarin een definitie voor een
PPS-project werd vastgelegd:
PPS-projecten zijn projecten die door publieke en privaatrechtelijke partijen, gezamenlijk en
in een samenwerkingsverband, worden gerealiseerd om een meerwaarde voor die partijen tot
stand te brengen.
Publiekrechtelijke partij:
de federale staat, een gemeenschap, een gewest, een lokaal bestuur of een rechtspersoon die
rechtstreeks of onrechtstreeks onder determinerende invloed staat van één of meer van die
overheden, wat blijkt uit:

ofwel het in hoofdzaak financieren of dekken van de werkzaamheden van deze
rechtspersoon;


ofwel het uitoefenen van een toezicht op het beheer van die rechtspersoon;
ofwel het aanwijzen van de leden van de bestuursorganen van die rechtspersoon voor
meer dan de helft.
Privaatrechtelijke partij:
alle rechtspersonen die geen publiekrechtelijke partij zijn.
Met betrekking tot het aspect meerwaarde, vermeldt het PPS-decreet dat die zowel financieel,
maatschappelijk of operationeel kan zijn. Met deze laatste vorm van meerwaarde wordt de
impact op zowel de overheid als private sector bedoeld.
Ihkv PPS kan de overheid beroep doen op de private sector voor bvb. financiering , de
overheid vraag aan de private partner mee te investeren, samen met de overheid.
Vb. infrastructuurontwikkelingswerken (wegen, bruggen, gemeenschappelijk stadsvervoer,..)
Dit zijn goederen die bestemd zijn voor een openbare dienst of voor het gebruik van allen en
krijgen dus het statuut van openbaar domeingoed.
Hier vraagt men de private sector te investeren in iets waar het geen zakelijke rechten op
heeft = moeilijke discussie. Daarom kunnen er privatieve gebruiksrechten op het goed
worden gevestigd. Dergelijke gebruiksrechten (domeinconcessies, stationeervergunning)
verlenen aan de private rechtspersoon precaire rechten (het goed is bestemd voor de openbare
dienst, de vergunning of concessie kan te allen tijde eenzijdig door de overheid gewijzigd
worden). (zie ook de ingebruikneming van goederen van het openbaar domein)
De Vlaamse regering heeft de mogelijkheid om zakelijke rechten te vestigen op de onroerende
goederen die tot het openbaar domein behoren, mits de gevestigde zakelijke rechten niet
onverenigbaar zijn moet de bestemming van deze goederen.
Voorwaarden:
 het project moet erkend zijn als Vlaams PPS project
 motivering = ! wanneer een zakelijk recht wordt gevestigd
 het zakelijk recht mag niet onverenigbaar zijn met de bestemming van het goed.
Beslagregeling (p 292)
Algemene regel = de goederen die behoren tot het publiekrechterlijke rechtspersonen zijn niet
vatbaar voor beslag. Art 1412 bis §1
2 Afwijkingen (Art 1412 bis §2)

goederen die door de openbare rechtspersoon zelf op een lijst zijn ingeschreven als
goederen die in aanmerking komen voor beslag.

indien een dergelijke lijst niet bestaat of indien de erin opgenomen goederen niet
volstaan tot voldoening van de schuldeisers, komen alle goederen voor beslag in
aanmerking die kennelijk niet nuttig zijn voor de uitoefening van de taak van de
betrokken rechtspersoon of voor de continuïteit van de openbare dienst.
Goederen die behoren tot het privaat domein (goederen van de openbare rechtspersoon)
vallen onder het burgerlijk recht maar er zijn bijzondere beschermingsregels.
Goederen die behoren tot het openbaar domein zijn onvervreemdbaar. Het goed is buiten de
handel, kan niet vervreemd worden zolang het voor gebruik door het publiek of voor de
werking van een openbare dienst bestemd is.
De goederen van het openbaar domein zijn onverjaarbaar: hypotheken, opstalrechten of
erfdienstbaarheden kunnen deze goederen niet bezwaren.
Goederen van het openbaar domein kunnen in beginsel niet verhuurd worden.
De ingebruikneming van de goederen van het openbaar domein (p 293)
Collectieve ingebruikneming: goederen van het openbaar domein die rechtstreeks ter
beschikking staan van allen.
Private ingebruikneming: er kunnen private rechten worden gevestigd op een openbaar
domein, dergelijke gebruiksrechten (domeinconcessies of stationeervergunning) verlenen aan
de particulier precaire rechten: het goed is bestemd voor een openbare dienst, de vergunning
of concessie kan ten allen tijde eenzijdig door de overheid gewijzigd worden. Dit moet wel in
het algemeen belang zijn en gemotiveerd worden.


Domeinconcessie: is een contractuele verbintenis, maar de overheid kan de concessie
eenzijdig wijzigen, kan tot schadevergoeding leiden. (vb. frietkot, terras,
parkeerterrein)
Stationeervergunning: is herroepbaar, geeft geen aanleiding tot schadevergoeding.
De onteigening p 297
Art 16 GW: “niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, in de
gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande
schadeloosstelling”
Regelt het eigendomsrecht, er moet een uitdrukkelijke rechtsgrond bestaan bij wet/dekreet of
ordonnantie.
De werkelijke schade wordt vergoed, rekening houdend met de objectieve en subjectieve
waarde van het goed en rekening houdend met de wederbelegging (je moet een goed kunnen
kopen met vergelijkbare waarde). (= de regel van de billijke schadeloosstelling). De
administratie kan pas in het bezit van het onteigende goed komen wanneer zij de door de
rechter vastgestelde vergoeding heeft uitbetaald. (= de regel van de voorafgaande
schadeloosstelling).
Verschil met eigendomsbeperking:
Het goed blijft eigendom maar het gebruik ervan wordt beperkt. Je bent wel nog eigenaar
maar hebt niet meer het volledige genot ervan.
Vb. een gebouw dat als monument wordt geklasseerd, een goed dat in een groene zone
ingetekend wordt.
Eigendomsbeperking valt niet onder art 16 GW., geen recht op schadevergoeding.
Wie mag overgaan tot onteigening? P 299








De Staat
Gemeenschappen
Gewesten
Provincies
Gemeenten
Openbare instellingen
Andere openbare rechtspersonen (vb. gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen)
Privaatrechterlijke personen (vb. exploitanten van mijnen…)
Bevoegdheid van de gewone rechter en de Raad van State p 306
De RvS is bevoegd om de wettigheid van een onteigeningsbesluit te controleren:
 Juiste overheid?
 Noodzakelijkheidscriterium
 Algemeen nut
 Welke procedure
De onteigende en alle belanghebbende derden kunnen het onteigeningsbesluit rechtstreeks
aanvechten voor de RvS zolang de gerechtelijke procedure niet is ingezet.
De opeising p 318
Ook voor opeising geldt het noodzakelijkheidscriterium, kan slechts in uitzonderlijke
gevallen, en er moet een wettelijke/dekreet/ordonnantie grondslag zijn.
Het is geen algemene regeling, er zijn verschillende wetten die in de verschillende domeinen
de opeising regelen.
2 soorten: burgerlijke en militaire opeising
Vb Burgerlijk:
Ihkv de gezondheidszorg: bij stakingsacties kan met overgaan tot de opeising van
medisch/paramedisch personeel
Ihkv de gemeentewet: op vraag van de voorzitter van het OCMW kan men onroerende
goederen opeisen om daklozen te huisvesten.
Erfdienstbaarheden tot algemeen nut p 343
Erfdienstbaarheden zijn beperkingen die in het algemeen belang aan de uitoefening van het
privaat eigendomsrecht gesteld zijn.
Er wordt door de overheid in het nut van het algemeen een erfdienstbaarheid gevestigd op
onroerende goederen die toebehoren aan een private rechtspersoon
Vb. voet- en jaagpad, ihkv ruimtelijke ordening, bescherming van monumenten en
landschappen, voor de aanleg van kabel, enz.
Dit wordt geregeld door bijzondere wetten en verordeningen.
Vergoeding?
In principe niet, tenzij voorzien in de wet. De wetgever bepaalt of er al dan niet in een
vergoeding voorzien worden. Vele wetten kennen een schadevergoeding toe: vb. planschade:
wanneer door verandering van de ruimtelijke ordening een stuk bouwgrond plots groene zone
wordt, wordt een billijke compensatie voorzien, geen volledige schadevergoeding.
Indien een vergoeding voorzien is, zijn de gewone hoven en rechtbanken bevoegd, niet het
administratief rechtscollege.
Wat als er geen compensatie voorzien is?
Men kan beroep doen op art 11 van de RvS, dat betreft de bevoegdheid van de RvS om
kennis te nemen van verzoekschriften.
De RvS heeft een restbevoegdheid: is bevoegd wanneer geen ander rechtscollega bevoegd is.
De rechtsbescherming tegen het optreden van het bestuur p 675
2 soorten rechtsbescherming:
 Preventief: hulpmiddelen door de wetgever gecreëerd om ervoor te zorgen dat op een
preventieve manier bestuurshandelingen rechtmatig zijn
2 belangrijke elementen:
- de motivering van bestuurshandelingen
- de openbaarheid van bestuur

Curatief: rechtsbescherming die geboden wordt aan de rechtsonderhorige die
geconfronteerd wordt met een bestuurshandeling waarvan hij meent dat ze niet
rechtmatig is
2 groepen:
- adminstratief beroep: rechtsbescherming bij hogere overheid
- jurisdictionele rechtsbescherming: naar een rechter die onafhankelijk van het bestuur
beslist (gewone rechter of administratief rechter)
Preventieve rechtsbescherming


Openbaarheid van bestuur: slaat op bestaande documenten: wanneer je weet dat een
document openbaar is, gaat je met de noodzakelijke zorgvuldigheid te werk
Motiveringsplicht: op basis van de gekende motieven wordt de beslissing door een
rechter beoordeeld, hierdoor ga je 2x nadenken over de motieven.
Uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen (p 678)
De wet van 29 juli 1991!!!
De bestuurshandeling met individuele draagwijdte moet formeel gemotiveerd worden.
Bestuurshandeling = de eenzijdige rechtshandeling met individuele strekking die uitgaat van
een bestuur en die beoogt rechtsgevolgen te hebben voor één of meerdere bestuurden of voor
een ander bestuur.
De RvS stelt dat de formele motiveringsplicht een substantiële vormvereiste si.
Openbaarheid van bestuur (p 691)
Art 32 GW: “ ieder heeft het recht elk bestuursdocument te raadplegen en er een afschrift van
te krijgen” , openbaarheid erkent als grondwettelijk recht
Uitzondering hierop: in gevallen die bepaald worden in een wet/dekreet/ordonnantie.
Uitzonderingen worden beperkend geïnterpreteerd.
De Grondwet kan dus worden beperkt door federaal wetgevende macht, de dekreetgever of de
ordonnantiegevende macht.
Vb; uitzondering owv de bescherming van het auteursrecht = federale bevoegdheid
De wetgevers zijn elk voor zich bevoegd om de openbaarheid te regelen en te voorzien in
eigen rechtsbeschermingsmechanismes. Er bestaan ook andere systemen voor administratief
beroep voor de verschillende wetgevers.
De verschillende wetgevers gaan uit van de regel van de openbaarheid, de uitzonderingen op
deze regel zijn dan ook beperkend, opsomming.
Toepassingsgebied:
Ratione Personae (wie?) p 692: alle federale administratieve overheden + de administratieve
overheden van het gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau.
Ratione Materiae (wat?) p 696: alle informatie, in welke vorm dan ook, waarover de
overheid beschikt moet in beginsel openbaar gemaakt worden.
Actieve/passieve openbaarhied (p 697)
Actief: de overheid moet niet alleen vragen om informatie afwachten maar ook op eigen
initiatief informatie verstrekken
Passief: iedereen heeft het recht om elk bestuursdocument ter plaatse in te zien, erover uitleg
te krijgen en een mededeling in afschrift te ontvangen.
Uitzonderingen op de openbaarheid p 707
Het weigeren van openbaarheid is een administratieve handeling en er is dus
motiveringsplicht. Men moet concretiseren waarom men in een welbepaald geval de
openbaarheid niet toestaat.
Een belangenafweging (= relatief) tussen het fundamenteel recht op openbaarheid en
anderzijds het belang dat door de uitzondering wordt beschermd en op welke basis de
openbaarheid van een stuk zou worden geweigerd.
Bvb. de vraag aan de belastingen om toegang tot een bepaald document (vb omzendbrief)
wordt door de fiscale administratie geweigerd omdat de financiele en economische belangen
van de staat in geding komen: dit volstaat niet als motivatie, men moet motiveren waarom in
dit geval de belangen van de staat doorwegen op de belangen van het individu.
Absolute uitzondering: documenten in het bezit van het bestuur die vallen onder het
beroepsgeheim: hier is geen belangenafweging, het stuk MOET dan geweigerd worden.
De beroepsprocedures p 715
Georganiseerd administratief beroep: wordt georganiseerd door wet/dekreet/ordonnantie
Bepalen de samenstelling van het beroepscollege, de beroepsinstantie, de wijze waarop,
tijdsbepaling.
Je moet eerst het georganiseerd administratief beroep uitputten, dan kan je in beroep gaan bij
de RvS. Wanneer je het beroep niet uitput, wordt ervan uitgegaan dat je berust in je situatie,
beroep bij RvS is dan onontvankelijk.
De ombudsman p 721
Er zijn zowel op federaal niveau als op het niveau van de deelstaten ombudsdiensten.
 Worden gecreëerd door de wetgever
 Onafhankelijke instanties
 Verantwoording verschuldigd aan het parlement
 Bemiddelende rol
 Onderzoeksbevoegdheden
 Geen bindende beslissingen
 De rechtsonderhorige kan alsnog naar de rechter stappen
Curatieve rechtsbescherming: de administratieve en jurisdictionele beroepen
Administratief beroep = een beroep dat wordt ingesteld bij een orgaan van het actief bestuur
en dat ertoe strekt een beslissing van dat orgaan zelf te doen intrekken, te vernietigen of te
wijzigen.



Geen rechtsprekende functie
Om geschillen te voorkomen of op te lossen
Gaat vooraf aan het jurisdictioneel beroep
2 hoofdcategorieën:
1. oneigenlijke beroepen (niet georganiseerd)
2. georganiseerd administratief beroep
Deze twee categorieën hebben met elkaar gemeen dat:
 de rechtsonderhorige wendt zich tot het orgaan van het actief bestuur
 dat beschikt niet over de bevoegdheid om een jurisdictionele beslissing te
nemen
 het geschil wordt niet definitief beslecht
 de burger heeft nadien nog de mogelijkheid om het geschil aan een rechter
voor te leggen.
De rechter heeft gezag van gewijsde, zijn beslissing bindt beide partijen. De rechter kan alleen
toetsen aan de wettigheid van de beslissing, het actief bestuur daarentegen kan niet alleen de
wettigheid maar ook de opportuniteit van de beslissing toetsen.
Het administratief beroep kan dus meer maar kan ook minder:
Meer: kan ook de opportuniteit toetsen
Minder: geen rechtsprekende bevoegdheid
Het willig of oneigenlijk beroep p 741
Willig beroep: De burger richt zich tot het orgaan dat de initiële beslissing genomen heeft met
het verzoek de beslissing te wijzigen of ongedaan te maken.
Hiërarchisch beroep: gericht tot de hiërarchische meerdere van de ambtenaar die de
beslissing nam.
Beroep op toezichthoudende overheid: Indien het beroep niet uitdrukkelijk georganiseerd is,
kan je toch naar de toezichthoudende overheid stappen, er is geen hiërarchische
gezagsverhouding, wel een verhouding tussen de toezichthoudende overheid en het
gedecentraliseerde bestuursorgaan.
!!!! bij een niet-georganiseerd beroep moet je de termijn in de gaten houden. Om naar de
RvS te gaan geldt een termijn van 60 dagen!!!
Het georganiseerd administratief beroep p 742
Wanneer door of krachtens een uitdrukkelijke bepaling in de wet, dekreet, ordonnantie in een
administratieve beroepsprocedure is voorzien spreekt men over een georganiseerd
administratief beroep.
2 mogelijkheden:
 de beroepsinstantie kan schorsen of vernietigen, dwz dat de zaak teruggaat naar de 1ste
overheid die de beslissing moet herbekijken
 in de plaatsstelling: de toezichthoudende overheid neemt zelf de beslissing die de
oorspronkelijke beslissing hervormt.
Beroep bij de RvS.
Het jurisdictioneel beroep p 751
 wordt ingesteld bij een rechtscollege
 heeft gezag van gewijsde
 bekleed met het vermoeden van waarheid
 de beslissingen zijn bindend
Kan alleen worden aangevochten met de gewone of buitengewone rechtsmiddelen waarin de
wet heeft voorzien;
RvS: kan de beslissing vernietigen (erga omnes), voor iedereen
De gewone rechter: kan enkel voor de betrokken partijen uitspraak doen (inter partis)
Geen precedentenrecht: de rechter is niet gebonden door beslissingen die genomen werden in
andere zaken. Het gezag van gewijsde is beperkt tot die ene zaak tussen de partijen.
Een jurisdictioneel beroep wordt ingesteld bij:



een gewone rechter (= de regel!)
een administratief rechtscollege
vb. de raad voor verkiezingsbetwistingen, de raad voor studievoortgangsbeslissingen
bij organen van het actief bestuur (uitzonderlijk):
vb. de bestendige deputatie (voor de oprichting van de raad voor
verkiezingsbetwistingen
vb. gewestelijk directeur belastingen bij uitspraak over bezwaarschriften nav een
belastingsaanslag (is nu hervormd, fiscale kamer rechtbank 1ste aanleg doet nu de
uitspraak)
Beroep: RvS als cassatierechter, minder mogelijkheden.
Het meest zekere criterium om te bepalen of men te maken heeft met een orgaan dat
jurisdictionele bevoegdheid heeft, is de wil van de wetgever: de tekst in de wet is duidelijk en
sluit elke twijfel uit.
Andere criteria voor een (adminstratief) rechtscollege of administratieve beroepsinstantie:
1. organieke criteria p 754
2. formele criteria p 756
3. materiële criteriap 764

Organieke criteria: de plaats die het orgaan inneemt in het betrokken bestel en
de waarborgen waarmee de procedure door de wetgever is omkleed.
Uiteindelijk beslist de rechter of het orgaan jurisdictionele bevoegdheid heeft.

Formele criteria: hebben betrekking op de procedurevoorschriften die door het
orgaan moeten worden nageleefd om tot zijn beslissing te komen: de
werkwijze, de mogelijkheid van tegenspraak, de openbaarheid van de
rechtszitting en de uitspraak, de verplichting om te beslissen en om de
beslissingen met redenen te omkleden.
De vereisten op het vlak van de motivering van de beslissing en de
tegensprekelijkheid en openbaarheid van de procedure zijn veel strenger bij
een jurisdictioneel beroep dan bij een louter administratieve procedure.

Materiële criteria:
- de mate van specificiteit van de ihkv het beroep genomen beslissing
- het voorwerp van de beslissing
- het gezag van de beslissing
Gevolgen van het onderscheid tussen een jurisdictioneel beroep en een administratief
beroep
1. op het vlak van het beëindigen van het bestaan van de handeling:
Jurisdictioneel: gezag van gewijsde
iedere overheid is door de uitspraak gebonden; ook iedere partij is door de uitspraak
gebonden (kan inter partes of erga omnes)
Administratief: geen gezag van gewijsde
3 procédés van beëindiging:
- vernietiging
- opheffing
- intrekking
2. op het vlak van de waarborgen voor de rechtzoekende
Jurisdictioneel:
- formeel gemotiveerd
- ontsnapt aan het gezag van de hiërarchische en de toezichthoudende overheid
Administratief:
- geen formele motivering tenzij door de wet voorgeschreven
- band van afhankelijkheid met de hiërarchische en toezichthoudende overheid
3. gevolgen van procedurele aard
Rechtsbescherming p 790
België kent een jurisdictioneel pluralisme: er bestaat een dubbele rechtsmacht, die van de
hoven en de rechtbanken en die van de administratieve rechtsprekende organen.
Nadeel:
er kunnen bevoegdheidsdiscussies zij
de procesgang kan lang duren
verschillende visies in verschillende jurisprudenties, andere interpretaties van
eenzelfde wetsbepaling
Voordelen:
- administratief rechtscollege behandelt enkel geschillen met de overheid, zijn
gespecialiseerd, dit is een garantie voor een goede rechtspraak
- mogelijkheid tot vernietiging erga omnes
- opportuniteitsbeginsel is mogelijk
Het instellen van administratieve rechtscolleges is een aan de federale wetgever
voorbehouden aangelegenheid. Art 146 en 161 GW
De burgerlijke en administratieve rechtscolleges kennen elk hun eigen pyramide:
Burgerlijk:
Administratief:
http://www.advocaat.be/page.aspx?pId=649&mIda=385&mIdb=445&mIdc=499&mIdd=0
De begrippen Subjectieve en Objectieve geschillen p 795
Er bestaan 2 soorten subjectieve rechten: burgerlijke en politieke.
 Burgerlijke rechten worden nooit toevertrouwd aan een rechtscollege dat niet tot de
rechterlijke macht behoort.
 Politieke rechten kunnen wel worden toevertrouwd aan een rechtscollege dat niet tot
de rechterlijke macht behoort. (p800)
Onderscheid burgerlijke en politieke rechten: organiek criterium: wanneer de wetgever de
beslechting van een geschil omtrent een subjectief recht toewijst aan een rechtscollege dat niet
tot de rechterlijke macht behoort, dan is het een politiek recht.
Politieke rechten an sich: kiesrecht, recht op een job bij de overheid,…
Er bestaan geen objectieve rechten!
Er is wel een subjectieve of een objectieve geschillenbeslechting.
 Subjectief geschil: berust op een subjectief recht, wanneer de overheid over een
gebonden bevoegdheid beschikt: er is geen beleidsruimte op dit vlak. De gewone
rechter beslist hierover.
Vb. recht op pensioen, op wedde, werkloosheidsuitkeringen, …

Objectief geschil: de overheid heeft wel beleidsruimte
vb. bij een benoeming voldoen 10 kandidaten aan de vereisten en men mag er uit
kiezen, er is nog een beoordeling mogelijk = objectief geschil => naar RvS
Wanneer de benoeming echter gepaard gaat met een vergelijkende selectie moet men de 1ste in
rang nemen (geen keuze mogelijkheid), gebonden bevoegdheid => gewone rechter (subjectief
geschil)
Gevolgen van deze tweedeling:
De problematiek rond schadeloosstelling die het gevolg is van rechtmatig/onrechtmatig
overheidshandelen zal beslecht worden in de gewone rechtscolleges = burgerlijk recht op
schadeloosstelling!
3 belangrijke artikelen: 144, 145 en 146 p 794/800
Regelen de bevoegdheidsafbakening tussen de gewone hoven en rechtbanken en de
administratieve rechtscolleges.
Art 144 GW
Geschillen over burgerlijke rechten behoren bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de
rechtbanken.
Art 145 GW
Geschillen over politieke rechten behoren ook tot de bevoegdheid van de gewone rechtbanken
behoudens de bij wet gestelde uitzonderingen.
1956 Hof van Cassatie: er bestaan slechts twee soorten subjectieve rechten: burgerlijke en
politieke.
Art 146 GW
Bevoegdheid van de RvS berust hierop.
Rechtsbescherming door de gewone rechter tegen het onrechtmatig optreden van het
bestuur
Art 159 GW
De hoven en rechtbanken passen de algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en
verordeningen alleen toe in zoverre zij met de wetten overeenstemmen.
= de exceptie van onwettigheid (p 812)
De rechter moet de toepassing van een onwettige bestuurshandeling weigeren.
Verschil arrest RvS:
-
Arrest vh RvS dat een administratieve beslissing vernietigd: erga omnes
Gewone rechter op grond van art 159: inter partes
Beroep tot nietigverklaring RvS: binnen de 60 dagen
art 159: zonder beperking van termijn
De aansprakelijkheidsvordering tegen de overheid p 836
niet behandeld in de les, maar wel aangehaald
I De jurisprudentiële evolutie inzake overheidsaansprakelijkheid
-
Voor het cassatiearrest van 5 november 1920
wanneer de administratie handelde als een private rechtspersoon kon zij aansprakelijk
gesteld worden, wanneer zij handelt als een drager van de openbare macht, was die
aansprakelijkheid uitgesloten.
-
Het arrest van het Hof van Cassatie van 5 november 1920
een bestuur dat, in strijd met de wet, een burgerlijk recht van een enkeling aantast,
pleegt een wederrechterlijke en foutieve daad die aanleiding kan geven tot
schadeloosstelling.
-
Rechtspraak na het cassatiearrest van 5 november 1920
* het onderscheid tussen de materiele uitvoering van de bestuurlijke beslissing en de
uitoefening van de beslissingsmacht.
Het bestuur werd geacht enkel een fout te hebben begaan voor zover de voorafgaande
beslissing slecht werd uitgevoerd. Een correcte uitvoering van een gebrekkige
beslissing werd niet als fout bestempeld.
* naar een controle van interne wettigheid: het toetsen van de motieven van de
overheidsbeslissing, en haar conformiteit met het doel en de geest van de toegepaste
rechtsregel.
* het criterium van het verschalkt vertrouwen: een nieuw aansprakelijksheidscriterium
(arresten met betrekking tot het wegenbeleid)
-
Het verkeerstekenarrest van 7 maart 1963: de introductie van de algemene
voorzichtigheidsplicht
Wanneer de overheid de schijn wekt dat een bepaalde weg veilig is, en hij is het niet,
dan wordt de overheid geacht een fout te hebben begaan.
Dit cassatiearrest beoordeelt de overheidsaansprakelijkheid vanuit de optiek van de
algemene verplichting van voorzichtigheid die voor iedereen geldt.
-
Aansprakelijkheid voor het verordenend overheidsoptreden
Het koepokinentingsarrest
verdere uitbouw van de voorzichtigheidsplicht: het zorgvuldigheidsbeginsel.
-
Het verband tussen het foutbegrip en een door de RvS gesanctioneerde onwettigheid
de verzoeker die zijn schade bewijst en het oorzakelijk verband aantoont tussen die
onwettige en derhalve foutieve beslissing en de door hem geleden schade, heeft recht
op een schadeloosstelling.
-
De overheidsaansprakelijkheid voor het optreden van de gerechtelijke macht
het Hof van Cassatie heeft de aansprakelijkheid van de Staat aanvaard voor
ambtsfouten van magistraten.
-
Foutloze overheidsaansprakelijkheid
de theorie van het verstoorde evenwicht (de kanaal- en schoorsteenarresten)
-
De aansprakelijkheid van de gemeente wegens samenscholingen
II De toerekenbaarheid aan de overheid van door haar personeel verrichte handelingen

Niet alle door de ambtenaar gemaakte fouten of nalatigheden zullen de
publiekrechterlijke persoon worden aangerekend. Welk criterium zal bepalen wanneer
de overheid aansprakelijk gesteld zal kunnen worden?





Verschil tussen persoonlijke fout en dienstfout
Een ontleding van de hoedanigheid van de ambtenaar: orgaan of aangestelde
* orgaan = het personeelslid dat een deel van het gezag uitoefent in naam van de
overheid
* aangestelde = de ambtenaar die geen deel heeft aan de gezagsuitoefening
Het vereiste verband tussen daad en ambt:
* de ambtenaar-orgaan heeft een handeling gesteld die hij als overheidsorgaan kon of
moest stellen
* de ambtenaar-orgaan heeft een fout begaan in de uitoefening van zijn taak
Dit verband wordt voor de ambtenaar-orgaan vrij streng beoordeelt.
Voor de aangestelde ambtenaar wordt de vereiste band tussen ambt en daad op meer
soepele wijze beoordeeld.
Procedure voor de strafrechter: wanneer de door een ambtenaar-orgaan begane fout
tegelijk een strafbare handelswijze is, zal de overheid hiervoor niet ter verantwoording
geroepen worden door de strafrechter.
Persoonlijke aansprakelijkheid/ burgerrechterlijke aansprakelijkheid van en voor
ambtenaren
De Raad van State p 927
Art 14 RvS wet: afdeling administratie (bestuursrechtspraak) heeft een dubbele
vernietigingsbevoegdheid:
 Beroep wegens machtsoverschrijding: de RvS kan beslissingen van organen van het
actief bestuur vernietigen
 Administratief cassatieberoep: de RvS heeft de bevoegdheid om beslissingen van
jurisdictionele aard te vernietigen.
De afdeling bestuursrechtspraak doet uitspraak bij wijze van arrest over de beroepen tot
nietigverklaring (ook tegen impliciete/ stilzwijgende beslissingen) en omschrijft de
vernietigingsgronden.

Substantiële voorvereisten werden niet nageleefd:
* niet naleven van de vormvoorschriften
* niet naleven onderhandelingsprocedures

Machtsoverschrijding: aangetast door een externe of interne onwettigheid
* externe onwettigheid: een beslissing zonder dat de bevoegde instantie bevoegd is
(= machtsoverschrijding)
* interne onwettigheid: het bestuur neemt een beslissing maar miskend hierbij een
hogere rechtsregel
vb; een subsidie kan enkel voor erkende ondernemingen, wanneer je dan een subsidie
geeft aan een niet erkende instelling bega je een interne onwettigheid.

Machtsafwending: bevoegdheden worden aan een administratieve overheid verleend
met het oog op een welbepaalde finaliteit (altijd in het algemeen belang)
vb. subsidie gecreëerd voor een bepaalde onderneming, een bepaald doe maar wordt
aan een ander soort onderneming of doel gegeven.
Dit is zeldzaam, er zijn weinig uitspraken hierover door de RvS.
Je kan niet naar de RvS gaan in het belang van de wet. Je moet een persoonlijk, individueel en
actueel belang aantonen. Je moet aantonen dat je een voordeel zal halen bij een vernietiging,
dat je een nadeel hebt als het niet vernietigd wordt.
De sanctie (rechtshandeling vernietigd erga omnes ex tunct) grijpt zo in op de rechtsordening
en op het belang van de rechtszekerheid: daarom moet je ook binnen een redelijke termijn (=
60 dagen na kennisgeving) beroep aantekenen bij de RvS.
Na deze 60 dagen is het beroep onontvankelijk voor de RvS.
Onwettigheid kan dan wel nog ter sprake gebracht worden, zowel voor de rechter als voor de
RvS op basis van art 159 GW (= de exceptie van onwettigheid).
Het gevolg is dan anders: de rechter kan de onwettige bepaling buiten toepassing laten, maar
de beslissing blijft bestaan, de vernietiging kan niet meer gevraagd worden na de termijn van
60 dagen.
Art 17 RvS wet: schorsingsbevoegdheid
In afwachting van een uitspraak tot vernietiging wordt het bestreden besluit geschorst.
Schorsingsprocedure : gewoon of bij hoogdringendheid
In beide gevallen moet je een persoonlijk, individueel, actueel en rechtstreeks belang
aantonen
+ een moeilijk te herstellen nadeel
+ een ernstig middel.
Bij hoogdringendheid moet je ook de dringende noodzaak aantonen.
Gevolg: in afwachting van de vernietiging is er geen uitvoering van de geschorste maatregel.
De gewone rechter is gebonden door een vernietigingsarrest van de RvS, het heeft een erga
omnes karakter. De fout is bewezen, je moet wel nog de schade en het oorzakelijk verband
bewijzen.
De rechter is niet gebonden door een verworpen vernietigingsberoep. De gewone rechter kan
toch nog oordelen dat het besluit onwettig was en het buiten beschouwing laten.
De betrokken overheid moet, bij het nemen van een nieuwe beslissing, rekening houden met
de redenen waarom de RvS vernietigd heeft. Wanneer je dezelfde onwettigheid begaat bij een
nieuwe beslissing, schend je het gezag van gewijsde en bestaat de mogelijkheid tot een
dwangsom.
Dwangsom: de overheid moet die betalen, dit komt in een fonds waarvan de middelen worden
aangewend voor de uitbouw van de rechtsbedeling.
Het verschil met de dwangsom in het burgerlijk recht: hier gaat de dwangsom rechtstreeks
naar de benadeelden.
Download