Beleid Raad van de Orde ten aanzien van arbeidsovereenkomst

advertisement
Beleid Raad van de Orde ten aanzien van arbeidsovereenkomst stagiaires / kosten
beroepsopleiding advocaten (BA) / relatie- en boetebeding
Roermond, 22 januari 2015
1. Kosten beroepsopleiding advocaten (BA)
Bij besluit van de Algemene Raad van 1 december 2014 is de richtlijn arbeidsvoorwaarden stagiaires
(inclusief salarissen) vastgesteld. In deze richtlijn staat over de vergoedingen, waaronder de kosten
van de beroepsopleiding advocaten (BA) en andere verplichte opleidingsmaatregelen het
navolgende:
‘Werkgever en stagiaire dienen uitdrukkelijk te bepalen wie de kosten voor de beroepsopleiding
advocaten en andere verplichte opleidingsmaatregelen voor zijn rekening neemt. In beginsel komen
de kosten van de beroepsopleiding advocaten voor rekening van de werkgever. De algemene raad
kan zich echter (kantoor)situaties voorstellen waarbij het niet onredelijk is dat de stagiaire een deel
van de kosten op zich neemt. Dit standpunt is mede ingegeven door de vernieuwing van de
beroepsopleiding advocaten in 2013 en de veranderende markt, waardoor de algemene raad een
bepaalde mate van flexibiliteit in de verdeling van de kosten mogelijk acht. De inhoud van de concrete
regeling is ter beoordeling van de raad van de orde.
Werkgever en stagiaire kunnen ook een regeling opnemen in de arbeidsovereenkomst waarbij de
stagiaire bij tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst een gedeelte van de kosten van de
beroepsopleiding advocaten terugbetaalt als het initiatief tot beëindiging van de
arbeidsovereenkomst bij de stagiaire ligt (en bijvoorbeeld niet is gelegen in de aankondiging van de
werkgever dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd gaat worden). Werkgever en stagiaire kunnen
in de arbeidsovereenkomst een staffel afspreken voor de gedeeltelijke terugbetalingsregeling. De
inhoud van de concrete regeling is opnieuw ter beoordeling van de raad van de orde.
Alle door de stagiaire verworven praktijkinkomsten vloeien in de kantoorkas. De stagiaire is niet
gehouden tot enige bijdrage in de kantoorkosten.’
De Raad van de Orde dient de concrete regelingen te beoordelen. Ter beoordeling van deze
regelingen heeft de Raad van De Orde het navolgende beleid ontwikkeld.
Bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kunnen, in geval de stagiaire binnen een periode
van vijf jaar na indiensttreding opzegt of een dringende reden voor ontslag op staande voet geeft, de
kosten voor de BA voor rekening van de stagiaire komen volgens de volgende staffel:
-
bij beëindiging tijdens de stage dan wel binnen één maand na afloop van de stage: 100%
bij beëindiging gedurende de resterende duur van het eerste jaar na de stage: 50%
bij beëindiging gedurende het tweede jaar na de stage: 25%
bij beëindiging na twee jaar na afloop van de stage: 0%
Zegt de werkgever op, dan komen de kosten in beginsel volledig voor rekening van de werkgever.
Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd c.q. voor de duur van de stage keurt de Raad van de
Orde niet goed dat de kosten van de BA volledig voor rekening van de stagiaire komen. Indien de
stagiaire opzegt of een dringende reden voor ontslag op staande voet geeft, dan komen de kosten
voor de BA voor rekening van de stagiaire volgens de volgende staffel:
-
binnen het eerste jaar van de stage, dan komt maximaal 90% van de in rekening gebrachte
kosten voor rekening van de stagiaire
binnen het tweede jaar van de stage, dan komt maximaal 60% van de in rekening gebrachte
kosten voor rekening van de stagiaire
binnen het derde jaar van de stage, dan komt maximaal 30% van de in rekening gebrachte
kosten voor rekening van de stagiaire
Indien de stagiaire na afloop van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een
arbeidsovereenkomst als advocaat-medewerker met een marktconforme beloning1 krijgt
aangeboden en de betreffende stagiaire deze weigert, dan acht de raad het niet redelijk dat de
kosten van de BA volledig voor rekening van de stagiaire komen. De stagiaire wordt geacht ieder jaar
een deel daarvan ‘terugverdiend’ te hebben: na het eerste jaar 25%, na het tweede jaar 50% en na
het derde jaar 75%, zodat na afloop van de stage nog een bedrag van 25% voor rekening van de
stagiaire komt.
Indien het kantoor van de stagiaire na afloop van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen
arbeidsovereenkomst als advocaat-medewerker aan de stagiaire aanbiedt, dan komen de kosten in
beginsel volledig voor rekening van de werkgever.
De Raad van de Orde kan in voorkomende gevallen van het bovenstaande afwijken.
2. Inzake relatie- en boetebeding
Afgezien van de vraag of een relatiebeding bij een tijdelijk contract vanaf 1 januari 2015 nog is
toegestaan, dient de Raad van de Orde een relatiebeding (met een looptijd van maximaal één jaar)
goed te keuren.
De Raad van de Orde komt in arbeidsovereenkomsten tegen dat aan het relatiebeding een
boetebeding is gekoppeld, op grond waarvan de (voormalige) stagiaire aanzienlijke bedragen
verbeurt bij overtreding van het relatiebeding.
De Raad van de Orde wijst ieder boetebeding af. De Raad van de Orde is van oordeel dat per geval
beoordeeld dient te worden of het (voormalig) kantoor schade lijdt doordat de cliënt ervoor kiest
rechtsbijstand te verkrijgen van de (voormalige) stagiaire. Voor de goede orde wijst de Raad van de
Orde erop dat een beroep op een relatiebeding met ingang van 1 januari 2015 nog slechts is
toegestaan als sprake is van zwaarwegende beroeps- of bedrijfsbelangen.
Namens de Raad van de Orde,
mr. E.H.M.H. Prickartz, Deken.
1
Onder een marktconforme beloning verstaat de Raad van de Orde dat het salaris hoger dient te zijn dan het
salaris van een derdejaars stagiaire, waarbij ten minste een verhoging aan de orde dient te zijn overeenkomstig
de verhoging van het salaris van een tweede naar een derdejaars stagiaire. Dit conform de richtlijnen van de
Nederlandse Orde van Advocaten.
Download