De kunstdisciplines muziek, theater en dans

advertisement
BIJLAGE
Aanvullende achtergrondinformatie podiumkunsten
1. Wat zijn podiumkunsten?
De kunstdisciplines muziek, theater en dans vormen de podiumkunsten. Het gaat hier om
professionele kunsten, wat wil zeggen dat uitvoerenden met hun werkzaamheden salaris verdienen en
daartoe een kunstvakopleiding hebben gevolgd. Binnen de verschillende kunstdisciplines bestaat een
grote variëteit aan genres. Zo kennen we binnen de muziek bijvoorbeeld klassieke muziek,
hedendaagse en geïmproviseerde muziek (zoals jazz), popmuziek, etc. Binnen het theater bestaan
verschillende genres zoals het klassieke repertoiretoneel (veelal tekst), mime, muziektheater, etc.
De voorstellingen die tegenwoordig worden gemaakt laten zich niet altijd even gemakkelijk indelen in
een bepaald genre. In veel voorstellingen wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van verschillende
kunstdisciplines, we spreken dan over ‘cross-overs’. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er in een
dansvoorstelling ook (live) filmbeelden te zien zijn. Daarnaast zijn producties ook niet meer altijd
gebaseerd op een bepaald verhaal (literair werk, sprookje) dat ‘verbeeld’ wordt zoals het geval is bij een
klassieke balletvoorstelling als Romeo & Julia. Wanneer een bestaand verhaal wel het uitgangspunt
voor de voorstelling is, ‘vertalen’ makers dit vaak naar de huidige praktijk en geven er een eigen
invulling aan, zoals bijvoorbeeld een Romeo & Julia gesitueerd in onze huidige multiculturele
maatschappij. Een andere insteek kan zijn wanneer makers zich baseren op ervaringen van mensen,
het dagelijks leven, algemene thema’s, etc. Ze werken dan vaak op een associatieve manier en komen
al werkend tot een zogeheten ‘montage-voorstelling’. Voor de toeschouwer betekent het bijwonen van
dit soort verschillende voorstellingen vaak een andere ervaring. Bij de ene voorstelling is het verhaal
bekend en staat vooral het genieten van het vakmanschap van de podiumkunstenaars, het decor, etc.
centraal. Bij de montagevoorstellingen kan de bezoeker veel meer een eigen interpretatie geven aan
hetgeen hij aanschouwt en is het vaak de bedoeling van de maker om de toeschouwer aan te zetten tot
het nadenken over bepaalde zaken.
2. Terugblik provinciaal podiumkunstbeleid 2005-2008
Ketenbenadering (functies)
Een belangrijk uitgangspunt voor het huidige podiumkunstbeleid, is de ketenbenadering. De provincie
streeft naar zo compleet mogelijke functieketens binnen de disciplines theater, dans en muziek.
Compleetheid van de ketens wordt van belang geacht voor een aaneengesloten ‘culturele loopbaan’
van Brabantse makers en burgers. De provincie beschouwt de hierna te noemen functies als essentieel
voor de opbouw van de keten en hanteert deze als leidraad bij de invulling van het
podiumkunstenplan. Niet alle functies vallen onder directe verantwoordelijkheid van de provincie,
maar ze zijn van belang voor een complete culturele infrastructuur in Noord-Brabant.
Opleiding en deskundigheidsbevordering
Deze functie staat voor vakgerichte opleiding en professionalisering en is primair de
verantwoordelijkheid van het Rijk. Deze activiteiten zijn in sterke mate bepalend voor de kwaliteit van
de beroepsuitoefening in een sector. In Brabant kennen we HBO-kunstvakopleidingen op het terrein
van theater, dans en muziek (Fontys Hogescholen in Tilburg).
Ontwikkeling en experiment
De instellingen die deze functie vervullen (werkplaatsen en productiehuizen) vallen onder gedeelde
verantwoordelijkheid van het Rijk en provincie. Instellingen die op dit gebied actief zijn afficheren zich
als kweekvijver, werkplaats of laboratorium waar deelnemers onder artistieke begeleiding kunnen
1
exploreren, experimenteren, innoveren en initiëren. In Brabant kennen we een werkplaats annex
productiehuis voor theater en dans (Productiehuis Brabant) en voor muziek (Muzieklab Brabant). In
Brabant bestaan echter ook festivals die naast het presenteren van voorstellingen, ook jonge makers
kansen bieden door een voorstelling te (laten) produceren (Theaterfestival Boulevard, November
Music).
Productie (voor volwassenen en/of jeugd)
Dit betreft een verantwoordelijkheid van alle drie de overheden, waarbij de provincie Noord-Brabant
vanuit de eigen rol de verantwoording wil dragen voor het instandhouden en ontwikkelen van een
kwalitatief hoogwaardig en gespreid podiumkunstenaanbod in de provincie. Deze functie heeft
betrekking op de activiteiten die resulteren in een product dat bestemd is voor presentatie aan publiek.
In Brabant kennen we veel verschillende instellingen/gezelschappen die produceren. Vanuit het
provinciaal podiumkunstenplan worden momenteel diverse gezelschappen op de terreinen muziek,
theater en dans ondersteund.
Spreiding / presentatie
Deze functie behelst activiteiten die de verspreiding en presentatie (uitvoering, vertoning) van kunsten/of cultuurproducten aan publiek betreffen. Hierbij valt te denken aan theaters, schouwburgen,
festivals en media. De exploitatie van podia is primair de verantwoordelijkheid van gemeenten.
Advies / begeleiding
Hieronder vallen de diensten die erop gericht zijn individuen of organisaties te ondersteunen bij het
professioneel uitoefenen van hun functie. Te denken valt aan koepelorganisaties en
belangenverenigingen, maar ook aan steunfunctie-instellingen zoals Bram (muziek) en de Vereniging
van Brabantse Filmtheaters (VBF). Tweede lijns-ondersteuning betreft een verantwoordelijkheid van
de provincies.
Beleidsregel professionele podiumkunsten en film
Op grond van de beleidsregel professionele podiumkunsten en film vindt de uitvoering van het
podiumkunstbeleid plaats. Het algemene doel van de beleidsregel is om door middel van
ondersteuning bij te dragen aan een kwalitatief sterk en levendig cultureel klimaat, waarbij met name
belang wordt gehecht aan ontwikkeling en versterking van het aanbod in de provincie Noord-Brabant.
Hiertoe kennen we de volgende subsidieregelingen:
 Vierjarige subsidies; dit budget wordt besteed aan meerjarige subsidies voor professionele
podiumkunstinstellingen. Hierdoor worden Brabantse podiumkunstinstellingen gedurende een
periode van vier jaar in de gelegenheid gesteld om het aanbod in Brabant te ontwikkelen en de
Brabantse culturele infrastructuur te versterken. De meerjarige subsidies zijn opgenomen in
het provinciaal podiumkunstenplan;
 Incidentele subsidies; dit budget is specifiek bedoeld voor projectsubsidies voor professionele
podiumkunsten en film. Hiertoe kunnen instellingen twee maal per jaar een aanvraag
indienen. Aanvragen worden voor een artistiek-inhoudelijke beoordeling voorgelegd aan de
adviescommissie kunsten;
 Programmeringsubsidies; dit budget wordt besteed aan het meerjarig subsidiëren van de
programmering van het kleinschalige, gesubsidieerde aanbod op het terrein van theater en
dans op Brabantse podia.
Evaluatie
Vierjarige subsidies
Vanuit het huidige podiumkunstenplan worden gedurende de periode 2005-2008 zeventien
podiumkunstinstellingen gesubsidieerd, wat heeft geleid tot een gevarieerd en gespreid aanbod op het
gebied van dans, theater en muziek in en buiten de provincie. In 2005 en 2006 waren deze
instellingen gezamenlijk verantwoordelijk voor de presentatie van ruim 2000 voorstellingen en een
2
bereik van 185.000 bezoekers. Uit de monitorgesprekken die de adviescommissie kunsten heeft
gevoerd met deze instellingen komen de volgende bevindingen naar voren, die door de provincie zijn
meegenomen bij de totstandkoming van de kaderstellende notitie podiumkunsten:
 financiële positie: een aantal (kleine tot middelgrote) gezelschappen zijn, ondanks de structurele
subsidie van de provincie, voor het maken van voorstellingen sterk afhankelijk van incidentele
middelen vanuit fondsen, sponsoring, etc. Deze financiële afhankelijkheid blijkt vaak lastig voor de
continuïteit van de organisatie en ‘dwingt’ tot het maken van een keuze tussen het produceren van
voorstellingen en het verstevigen van de organisatie;
 afzet voorstellingen: dit blijkt voor veel gezelschappen een lastige kwestie en heeft onder meer te
maken met het niveau van de uitkoopsommen, de publieke belangstelling, de reisverplichting en de
werkwijze van theaterprogrammeurs. De gezelschappen hebben te maken met toegenomen
concurrentie van commercieel aanbod, vooral bij het wegzetten van voorstellingen op landelijk
niveau. Opvallend is dat podia en bemiddelingsinstanties steeds minder bereid zijn tot het nemen
van (artistieke) risico’s;
 samenwerkingsverbanden: over het algemeen vindt er regelmatig afstemming en samenwerking
(soms meerjarig) plaats tussen instellingen / gezelschappen / festivals uit het kunstenplan onderling
en tussen deze en andere organisaties binnen Noord-Brabant. Hierbij kan gedacht worden aan
kunstvakopleidingen, theaters, bemiddelingsinstanties, etc. Naast het feit dat alle organisaties een
sterk netwerk in de eigen provincie hebben opgebouwd, zijn de meeste organisaties ook in de rest
van Nederland en sommigen ook op internationale schaal actief.
Incidentele subsidies
Gedurende de afgelopen jaren zijn in totaal 349 aanvragen ingediend, waarvan er 152 zijn
gehonoreerd. Gemiddeld is hiertoe jaarlijks een investering gepleegd van € 367.000,--. Het grootste
deel van de aanvragen betreft filmprojecten, gevolgd door aanvragen voor theater, muziek en dans.
Vanuit deze subsidieregeling ondersteunt de provincie eenmalige projecten op het terrein van de
podiumkunsten en draagt daarmee op flexibele wijze bij aan een levendig podiumkunstklimaat.
Programmeringsubsidies
Gedurende de periode 2006-2008 ontvangen acht theaters in Brabant programmeringsubsidie van de
provincie. Met deze subsidie programmeren zij jaarlijks gemiddeld twintig kleinschalige voorstellingen
op het terrein van theater en dans. De meeste theaters hebben een structurele relatie (bijvoorbeeld met
betrekking tot premièrevoorstellingen) met Brabantse gezelschappen uit dezelfde stad. Over het
algemeen constateren de theaters dat er een stijgende lijn in bezoekersaantallen is waar te nemen. Het
grote voordeel van deze subsidieregeling vinden de theaters dat het een meerjarige subsidie betreft, wat
hen in staat stelt om langere tijd vooruit te kunnen programmeren.
Samengevat trekken wij, op basis van diverse evaluatiegesprekken met de instellingen uit het
podiumkunstenplan en de adviescommissie kunsten, ten behoeve van ons beleid 2009-2012 de
conclusie dat het huidig beleid op hoofdlijnen gecontinueerd dient te worden, maar dat op een aantal
onderdelen accenten gelegd moeten worden.
3. Landelijke ontwikkelingen
Oude situatie
Sinds het einde van de tachtiger jaren van de vorige eeuw maken het Rijk, provincies en grote steden
afspraken over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele infrastructuur. De afspraken
vinden plaats op het niveau van landsdelen. Brabant is onderdeel van landsdeel Zuid. De overige
3
landsdeelpartners zijn de BrabantStad-steden, de provincie Zeeland, de provincie Limburg en de
steden Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen. De afspraken worden vastgelegd in een convenant met
een looptijd van vier jaar. Aanhangsel bij het convenant is een lijst van instellingen uit het landsdeel
die voorkomen in de Rijks-Cultuurnota; het overzicht van instellingen dat meerjarige subsidie van het
Rijk ontvangt. Convenant en Cultuurnota hebben dezelfde looptijd.
Onder het vorige kabinet zijn plannen ontwikkeld voor aanpassing van de Cultuurnota systematiek.
Het aantal instellingen onder ministeriële verantwoordelijkheid was in de loop der tijd explosief
gegroeid. Er zaten heel kleine tussen, die steeds alle zelfde processen moesten doorlopen als de grote
culturele boegbeelden. De discussie met de tweede kamer ging nauwelijks over cultuurbeleid, maar
concentreerde zich op belangenbehartiging voor individuele instellingen die de Cultuurnota niet
dreigden te halen.
Nieuwe situatie vanaf 2009
Met ingang van de nieuwe cultuurnota periode wordt de ministeriële verantwoordelijkheid beperkt tot
die podiumkunstinstellingen, die tezamen de culturele basisinfrastructuur vormen. Dit betreffen
instellingen die een specifieke functie in het landelijk bestel vervullen of een kernfunctie innemen in de
regionale en stedelijke basisinfrastructuur. De overige instellingen, meestal kleinere
productiegezelschappen in de podiumkunsten en festivals, worden verwezen naar het Nederlands
Fonds voor podiumkunsten (NFP+). Dit fonds verdeelt Rijksgeld als zelfstandig bestuursorgaan,
projectmatig of als bijdrage in de totale activiteiten van een instelling. In deze nieuwe systematiek is de
Cultuurnota een document met uitgangspunten voor het te voeren cultuurbeleid. Dit wordt door de
Tweede Kamer vastgesteld. Op basis daarvan maakt het ministerie een Subsidieplan, de lijst van
onder directe ministeriële verantwoordelijkheid te subsidiëren instellingen. Het Subsidieplan is een
uitvoeringskwestie en wordt niet meer met het parlement bediscussieerd.
Op dit moment zijn er 15 Brabantse podiumkunstinstellingen opgenomen in het cultuurconvenant. In
de basisinfrastructuur is vanaf 2009 naar verwachting ruimte voor 6 Brabantse instellingen; de overige
instellingen uit het huidige cultuurconvenant zijn aangewezen op het fonds. Hieronder een overzicht
van de instellingen die zijn opgenomen in het huidig cultuurconvenant en de verwachte toekomstige
indeling van deze instellingen in het nieuwe subsidiebestel.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Instellingen cultuurconvenant 2005-2008
Het Brabants Orkest
Het Zuidelijk Toneel
Station Zuid
Productiehuis Brabant
Muzieklab Brabant
Theater Artemis
Theaterfestival Boulevard
November Music
IVC
Muziekcentrum ’s-Hertogenbosch
De Wetten van Kepler
Paul van Kemenade Quintet
Paradox
Palinckx
Capella Pratensis
Vanaf 2009
Basisinfrastructuur
Basisinfrastructuur
Basisinfrastructuur
Basisinfrastructuur
Basisinfrastructuur
Basisinfrastructuur
NFP+
NFP+
NFP+
NFP+
NFP+
NFP+
NFP+
NFP+
NFP+
4
5
Download